Oostenrijkse uitvoeringsvoorschriften belastingverdrag Nederland-Oostenrijk

[Regeling vervallen per 25-11-2007.]
Geraadpleegd op 29-03-2024.
Geldend van 18-06-1997 t/m 24-11-2007

Oostenrijkse uitvoeringsvoorschriften belastingverdrag Nederland-Oostenrijk

De staatssecretaris van Financiën

Besluit:

Door plaatsing in de Staatscourant het navolgende ter kennis van belanghebbende inwoners van Nederland te brengen:

Artikel 1. Aanspraken van inwoners van Nederland

[Regeling vervallen per 25-11-2007]

Aan het op 1 september 1970 tussen Nederland en Oostenrijk gesloten Verdrag tot het vermijden van dubbele belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen en naar het vermogen (Trb. 1970, nr. 169), zoals dit is gewijzigd bij het op 18 december 1989 te 's-Gravenhage gesloten Protocol tot wijziging van het genoemde Verdrag (Trb. 1990, nr. 13) met inachtneming van de bij brieven van 30 november 1990 en 4 december 1990 tussen Nederland en Oostenrijk getroffen ministeriële regeling (hierna: het Verdrag), kunnen inwoners van Nederland onder meer de volgende aanspraken ontlenen, geregeld in de hieronder tussen haakjes vermelde artikelen van het Verdrag:

  • a. vermindering tot 15 percent van de Oostenrijkse belasting op dividenden, betaald door een lichaam dat inwoner van Oostenrijk is ( artikel 10, tweede lid);

  • b. vermindering tot 5 percent van Oostenrijkse belasting op dividenden, indien deze dividenden worden genoten door een Nederlands lichaam dat onmiddellijk of middellijk ten minste 25 percent bezit van het kapitaal van het Oostenrijkse lichaam dat de dividenden uitkeert ( artikel 10, derde lid);

  • c. vrijstelling van Oostenrijkse belasting op interest (daaronder begrepen uitdelingen op winstdelende obligaties), afkomstig uit Oostenrijk ( artikel 11);

  • d. vrijstelling van Oostenrijkse belasting op royalty's, afkomstig uit Oostenrijk ( artikel 13, eerste lid), behalve in het geval dat de genieter van de royalty's middellijk of onmiddellijk voor meer dan 50 percent deelneemt in het kapitaal van het Oostenrijkse lichaam dat de royalty's betaalt, in welk geval de Oostenrijkse belasting de helft van het wettelijke belastingtarief, doch in ieder geval 10 percent van het brutobedrag van de royalty's niet mag overschrijden ( artikel 13, tweede lid).

De in de onderdelen a tot en met d van dit artikel bedoelde verminderingen of vrijstellingen zijn niet van toepassing, indien de genieter van de dividenden, de interest of de royalty's in Oostenrijk een vaste inrichting heeft en het aandelenbezit uit hoofde waarvan de dividenden worden betaald, de vordering uit hoofde waarvan de interest verschuldigd is of het recht of de zaak uit hoofde waarvan de royalty's verschuldigd zijn, tot het bedrijfsvermogen van die vaste inrichting behoort ( artikel 10, zevende lid, respectievelijk artikel 11, derde lid, en artikel 13, vierde lid).

Artikel 2. Oostenrijkse regeling

[Regeling vervallen per 25-11-2007]

Ter uitvoering van artikel 1 is van Oostenrijkse zijde de volgende regeling getroffen:

  • a. Dividenden en interest andere dan die bedoeld in onderdeel c van dit artikel

    • 1. De Oostenrijkse belasting wordt bij de uitbetaling der opbrengsten ten volle ingehouden. De belanghebbende inwoner van Nederland kan teruggaaf van de op grond van de bepalingen van het Verdrag niet-verschuldigde belasting verzoeken. Daartoe moet een formulier R-HOL 1 in tweevoud worden ingevuld en ondertekend en vervolgens worden ingediend bij het hoofd van de eenheid van de Belastingdienst binnen wiens ambtsgebied hij woont of gevestigd is.

    • 2. Het vorenbedoelde hoofd voorziet het eerste exemplaar van het ingediende formulier van de vereiste verklaring omtrent de woonplaats van de belanghebbende en draagt zorg voor doorzending van dit exemplaar naar de bevoegde Oostenrijkse belastingautoriteit. Het tweede exemplaar van het formulier blijft bij het vorenbedoelde hoofd berusten.

    • 3. Bij de invulling van een formulier R-HOL 1 is het volgende in acht te nemen:

      Verschillende in de loop van een kalenderjaar verkregen aanspraken op terugbetaling dienen zoveel mogelijk in één verzoek te worden opgenomen. Het is toegestaan in één verzoek aanspraken op te nemen die betrekking hebben op drie kalenderjaren.

      Afzonderlijke verzoeken moeten worden ingediend voor zover de in Oostenrijk gevestigde schuldenaren van de opbrengsten aldaar niet door hetzelfde Finanzamt in Körperschaftsteuer worden aangeslagen. Indien een vertegenwoordiger het verzoek namens de belanghebbende ondertekent, dient een volmacht daartoe bij het verzoek te worden overgelegd. Tot staving van het verzoek om terugbetaling van de Oostenrijkse belasting moeten bij het verzoek de bewijsstukken met betrekking tot de plaatsgevonden uitbetaling van of creditering voor de opbrengsten worden overgelegd (dividend- of couponnota, bewijs van uitbetaling aan de kassa).

    • 4. De formulieren R-HOL 1 zijn, behalve bij het Bundesministerium für Finanzen te Wenen, op aanvraag kosteloos verkrijgbaar bij de Belastingdienst/Centrum voor facilitaire dienstverlening, Afdeling Logistiek reprografisch centrum, Postbus 1314, 7301 BN Apeldoorn.

    • 5. Verzoeken om teruggaaf van Oostenrijkse belasting moeten binnen een tijdvak van drie jaren na het einde van het kalenderjaar waarin de opbrengsten betaalbaar zijn geworden, worden ingediend bij het hoofd van de eenheid van de Belastingdienst bedoeld in onderdeel a, eerste lid, van dit artikel.

  • b. Bijzondere regeling voor deelnemingsdividenden

    In gevallen van dividendbetalingen waarop het bepaalde in artikel 10, derde lid, van het Verdrag betrekking heeft (zie artikel 1, onderdeel b) kan het Bundesministerium für Finanzen op verzoek van het Oostenrijkse lichaam dat de dividenden betaalt, een vereenvoudiging van de procedure tot het verkrijgen van belastingvermindering toestaan. Het belanghebbende Nederlandse lichaam dient zich hiertoe te wenden tot het Oostenrijkse lichaam waarvan het Nederlandse lichaam dividenden ontvangt.

  • c. Interest andere dan die bedoeld in onderdeel a van dit artikel

    Van 1 januari 1984 tot 1 juli 1987 werd in Oostenrijk een bronbelasting (Zinsertragsteuer) ingehouden op rente-opbrengsten uit deposito's bij kredietinstellingen, alsmede rente-opbrengsten uit andere schuldvorderingen op kredietinstellingen waaraan een transactie ten grondslag lag. Bovendien werden door de Zinsertragsteuer getroffen rente-opbrengsten uit waardepapieren voor zover het vorderingsrechten in Oostenrijkse valuta betrof die door Oostenrijkse ingezetenen na 31 december 1983 zijn uitgegeven.

    Op 1 juli 1987 werd de Zinsertragsteuer weer afgeschaft.

    Vanaf 1 januari 1989 wordt in Oostenrijk een bronheffing (de zogenaamde Kapitalertragsteuer) van 10 percent geheven op onder meer rente-opbrengsten uit:

    • -

      deposito's bij Oostenrijkse banken;

    • -

      andere schuldvorderingen op binnenlandse kredietinstellingen waaraan een transactie ten grondslag ligt;

    • -

      waardepapieren van binnenlandse emittenten, die een vorderingsrecht inhouden, voor zover deze waardepapieren in Oostenrijkse valuta na 31 december 1983 zijn uitgegeven, dan wel in andere valuta voor zover uitgegeven na 31 december 1988;

    • -

      converteerbare obligaties en winstdelende obligaties;

    • -

      hoofde van participaties in beleggingsinstellingen en participaties in vergelijkbare buitenlandse beleggingsinstellingen.

    Als uitzondering hierop wordt echter geen bronheffing ingehouden, indien onder meer:

    • -

      crediteur en debiteur dezelfde persoon zijn;

    • -

      de interest niet hoger is dan het percentage dat geldt voor spaartegoeden met een wettelijke opzegtermijn;

    • -

      de crediteur een binnenlandse dan wel een buitenlandse bank is;

    • -

      de debiteur een buitenlandse vaste inrichting van een Oostenrijkse bank is;

    • -

      De effecten en coupons uit hoofde waarvan de interest verschuldigd is, bij een Oostenrijkse bank in bewaring zijn gegeven, mits tevens een verklaring wordt afgegeven waaruit blijkt dat de interest inkomen vormt dat kan worden toegerekend aan een binnenlandse of een buitenlandse onderneming;

    • -

      de interest verschuldigd is aan een beleggingsinstelling of aan een pensioen- of ondersteuningsfonds;

    • -

      de interest verschuldigd is uit hoofde van effecten uitgegeven door internationale financiële organisaties.

    Niet-inwoners van Oostenrijk zijn echter alleen aan heffing op uit Oostenrijk afkomstige rente-opbrengsten onderworpen, voor zover deze door Oostenrijkse banken zijn betaald naar aanleiding van inleg bij een bank of op overige vorderingen op banken, waaraan een transactie ten grondslag ligt. Dit lijdt uitzondering voor zover de belastingplichtige aannemelijk maakt dat de rente-inkomsten zijn te beschouwen als inkomsten van een binnenlandse of een buitenlandse onderneming: alsdan wordt geen bronbelasting ingehouden. De Oostenrijkse belasting wordt bij de uitbetaling van de interest ten volle ingehouden. De in Oostenrijk gevestigde bank- of kredietinstelling mag echter op een daartoe gedaan verzoek de betalingen van de interest aan de in Nederland wonende gerechtigde doen zonder inhouding van Oostenrijkse belasting, indien de in Nederland wonende gerechtigde bij zijn verzoek voegt een door hem ingevuld woonplaatsformulier ZS-NL 1, dat voorzien moet zijn van een gedateerde en ondertekende bevestiging omtrent de woonplaats van het hoofd van de eenheid van de Belastingdienst binnen wiens ambtsgebied hij woont of gevestigd is. De formulieren ZS-NL 1 zijn, behalve bij het Bundesministerium für Finanzen te Wenen, voor belanghebbenden ook verkrijgbaar bij de Belastingdienst/Centrum voor facilitaire dienstverlening, Afdeling Logistiek reprografisch centrum, Postbus 1314, 7301 BN Apeldoorn.

    In de gevallen waarin om welke reden dan ook bij de uitbetaling van de interest belasting is ingehouden, kan de in Nederland wonende gerechtigde zich met een verzoek om teruggaaf van de ingehouden niet-verschuldigde belasting wenden tot het Oostenrijkse Finanzamt in de Körperschaftsteuer, dat met de aanslagregeling voor de vennootschapsbelasting van de schuldenaar van de interest is belast.

    Het hiervoor bedoelde verzoek is niet aan een bepaalde vorm gebonden. Het zal uiteraard de gegevens dienen te bevatten die voor de beoordeling van het verzoek nodig zijn. Tot staving van het verzoek verdient het aanbeveling de bewijsstukken met betrekking tot de plaatsgevonden uitbetaling van of creditering voor de interest bij te voegen alsmede een ingevuld woonplaatsformulier ZS-NL 1, dat voorzien moet zijn van een gedateerde en ondertekende bevestiging omtrent de woonplaats van het bevoegde hoofd van de eenheid van de Belastingdienst in Nederland. Voor het verkrijgen van teruggaaf van Oostenrijkse belasting op interest mag de betrokken inwoner van Nederland ook het formulier R-HOL 1 gebruiken. In dat geval moet met het formulier R-HOL 1 op dezelfde wijze worden gehandeld als is voorgeschreven in onderdeel a van dit artikel. Het verzoek om teruggaaf moet worden ingediend binnen een termijn van drie jaar na het einde van het kalenderjaar waarin de belasting is ingehouden.

  • d. Royalty's

    De in Oostenrijk wonende of gevestigde schuldenaar van royalty's die toekomen aan een inwoner van Nederland, is op grond van het Verdrag gerechtigd de verschuldigde bedragen zonder inhouding van belasting, of onder inhouding van belasting naar een verlaagd tarief, aan de Nederlandse rechthebbende te vergoeden. Een verzoek daartoe kan derhalve door de Nederlandse rechthebbende tot de Oostenrijkse schuldenaar van de opbrengsten worden gericht. Aangezien de Oostenrijkse schuldenaar tegenover de Oostenrijkse belastingadministratie aansprakelijk is voor eventueel ten onrechte niet-ingehouden belasting, mag verwacht worden dat hij niet bereid zal zijn de betalingen aldus te verrichten en dat hij derhalve bij de betaling de Oostenrijkse belasting inhoudt. In dat geval kan de rechthebbende zich tot de Oostenrijkse belastingadministratie wenden met het verzoeken om teruggaaf van de ingehouden niet-verschuldigde belasting.

    Het in de vorige alinea bedoelde verzoek is niet aan een bepaalde vorm gebonden. Het zal uiteraard de gegevens dienen te bevatten die voor de beoordeling van het verzoek nodig zijn. Het verzoek moet worden ingediend binnen een termijn van drie jaren na het einde van het kalenderjaar waarin de opbrengst is betaald.

Artikel 3. Intrekking

[Regeling vervallen per 25-11-2007]

De beschikking van de staatssecretaris van Financiën van 25 april 1984, nr. 084-763 (Stcrt. van 1 mei 1984, nr. 84), zoals deze is gewijzigd bij de beschikking van 11 februari 1986, nr. 086-265 (Stcrt. van 11 februari 1986, nr. 29), wordt ingetrokken. De bepalingen van die beschikking blijven evenwel van toepassing met betrekking tot deelnemingsdividenden als bedoeld in artikel 10, derde lid, van het Verdrag, die betaald of betaalbaar zijn gesteld vóór 1 januari 1991.

Artikel 4. Inwerkingtreding

[Regeling vervallen per 25-11-2007]

  • 1 Deze regeling kan worden aangehaald als: Oostenrijkse uitvoeringsvoorschriften belastingverdrag Nederland-Oostenrijk.

  • 2 Zij treedt in werking met ingang van de tweede dag na die van de dagtekening van de Staatscourant waarin zij is geplaatst.

  • 3 Zij vindt met inachtneming van het bepaalde in artikel 2, onderdeel a, lid 5, artikel 2, onderdelen c en d, laatste volzin, en artikel 3 toepassing met betrekking tot dividenden, interest en royalty's die betaald of betaalbaar zijn gesteld op en na 1 januari 1969.

De

staatssecretaris

van Financiën,

M. J. J. van Amelsvoort

Naar boven