Investeringspremieregeling zeescheepvaart 1991/1992

[Regeling vervallen per 04-03-2004.]
Geraadpleegd op 19-04-2024.
Geldend van 23-05-1997 t/m 03-03-2004

Investeringspremieregeling zeescheepvaart 1991/1992

De Minister van verkeer en waterstaat,

Overwegende dat een gezonde zeescheepvaartsector voor ons land van groot belang is;

Overwegende dat het gewenst is de concurrentiepositie van de in Nederland geregistreerde vloot te versterken;

Overwegende dat de ervaringen met de verschillende Investeringspremieregelingen zeescheepvaart hebben aangetoond dat het verbeteren van de structuur van de zeescheepvaartsector door het gericht stimuleren van investeringen in zeeschepen hiertoe een goed middel is;

Besluit:

Artikel 1

[Regeling vervallen per 04-03-2004]

Voor het bepaalde in en krachtens deze regeling wordt verstaan onder:

a. ‘investeren’ en ‘bedrijfsmiddelen’:

hetgeen daaronder wordt verstaan voor de toepassing van artikel 10 en artikel 11, lid 1, laatste volzin van de Wet op de Inkomstenbelasting 1964 (Stb. 1990, 103), jo artikel 8 van de Wet op de Vennootschapsbelasting 1969 (Stb. 469);

b. ‘zeeschepen’:

schepen met een signalementslengte van meer dan 25 meter, die op grond van artikel 3 van de Zeebrievenwet (Stb. 1963, 229) de Nederlandse vlag voeren of zullen gaan voeren, en die grotendeels zijn bestemd en worden gebruikt voor de vaart ter zee.

Artikel 2

[Regeling vervallen per 04-03-2004]

Deze regeling is van toepassing op investeringen in zeeschepen ten behoeve van de handelsvaartsector, met inbegrip van de zeesleep- en bevoorradingsvaart. In het kader van dit artikel worden hieronder niet verstaan visserij-, bagger-, bergings- en offshorevaartuigen, aannemersmaterieel en zeilschepen.

Artikel 3

[Regeling vervallen per 04-03-2004]

  • 1 Met inachtneming van het bepaalde in deze regeling kan op aanvraag voor investeringen in zeeschepen gedaan in de periode van 1 april 1990 tot en met 31 december 1992, aan degene die investeert een investeringspremie worden verstrekt, al dan niet onder het stellen van nadere voorwaarden.

  • 2 Voor investeringen gedaan in de periode van 1 april 1990 tot 1 januari 1992 dienen de aanvragen na 1 januari 1991 doch uiterlijk voor 15 maart 1991 te zijn ingediend.

    Voor investeringen gedaan in de periode van 1 januari 1991 tot 1 januari 1993 dienen de aanvragen na 1 september 1991 doch uiterlijk voor 1 januari 1993 te zijn ingediend.

  • 3 Voor investeringen, waarvan de initiële investeringsverplichting kleiner is dan 10 miljoen ecu of is aangegaan na 1 januari 1991 doch voor 15 december 1991, bestaat de investeringspremie uit vijf jaarlijkse termijnen van 2.0% van het geïnvesteerde bedrag.

    Voor investeringen, waarvan de initiële investeringsverplichting groter is dan 10 miljoen ecu en is aangegaan na 14 december 1991 doch voor 1 januari 1993, bestaat de investeringspremie uit twee jaarlijkse termijnen van respectievelijk 8,0% en 2,0% van het geïnvesteerde bedrag.

    De eerste termijn wordt zoveel mogelijk twee maanden na de definitieve toekenning van de investeringspremie uitbetaald.

  • 4 Het per zeeschip toe te kennen premiebedrag is niet hoger dan f 7.500.000,- en is niet hoger dan de maximaal toelaatbare steun in het kader van de Zevende Richtlijn van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 21 december 1990 betreffende steunverlening aan de scheepsbouw.

Artikel 4

[Regeling vervallen per 04-03-2004]

Met inachtneming van het bepaalde in de overige artikelen kan een investeringspremie worden verstrekt, indien aan de volgende vereisten is voldaan:

  • a. de investering dient te passen in de gewenste structuurverbetering van de Nederlandse zeescheepvaartsector;

  • b. bij aanschaf van een zeeschip dient het investeringsbedrag ten minste f 4 000 000 te zijn;

  • c.

    • 1. bij een investering, niet zijnde een aanschaf van een zeeschip, in een zeeschip met een brutotonnage van 4000 brt/gt of meer dient het investeringsbedrag ten minste f 3 000 000 te zijn;

    • 2. bij een investering, niet zijnde een aanschaf van een zeeschip, in een zeeschip met een brutotonnage van minder dan 4000 brt/gt dient het investeringsbedrag ten minste f 750 000 te zijn;

  • d. de investeerder dient sedert 1 januari 1985 hier te lande daadwerkelijk het zeescheepvaartbedrijf uit te oefenen;

  • e. de investering mag niet bijdragen tot kennelijke overcapaciteit op de betreffende markt; en

  • f. de onderneming van de investeerder dient financieel-economisch gezond te zijn en blijvende mogelijkheden tot rendement te bieden; de investering dient eveneens mogelijkheden tot rendement te bieden.

In bijzondere gevallen, ter beoordeling van de minister van Verkeer en Waterstaat, kan van het gestelde onder d worden afgeweken. Het voldoen aan de vereisten a, e en f staat ter beoordeling van de minister van Verkeer en Waterstaat.

Artikel 5

[Regeling vervallen per 04-03-2004]

Een investeringspremie wordt niet verstrekt:

  • a.

    • 1. voor een investering, zijnde een aanschaf van een zeeschip, indien de leeftijd van het schip op het moment van eigendomsoverdracht meer dan vijf jaar bedraagt;

    • 2. voor een investering, niet zijnde een aanschaf van een zeeschip, indien de leeftijd van het schip op het moment van aanvaag van de verbouwingswerkzaamheden meer dan vijf jaar bedraagt;

    • 3. voor een investering in een op voorraad gebouwd zeeschip, waarbij in bijzondere gevallen, ter beoordeling van de minister van Verkeer en Waterstaat, van de hiervoor genoemde leeftijdsgrenzen kan worden afgeweken;

  • b. voor hulpmateriaal, tenzij dat hulpmateriaal in directe combinatie met de aanschaf van het zeeschip wordt aan geschaft en het noodzakelijk is voor de normale functievervulling van het schip en het zich blijvend aan boord bevindt;

  • c. voor de aanschaf van een nieuw zeeschip of voor een verbouwing, indien met inachtneming van de bepalingen van de geldende richtlijn scheepsbouw van de Europese Gemeenschappen:

    • -

      niet tijdig offerte is aangevraagd bij de voor de uitvoering van de opdracht in aanmerking komende Nederlandse werven, dan wel

    • -

      de bestelling of de verbouwing van het zeeschip bij een buitenlandse werf plaatsvindt, terwijl naar het oordeel van de minister van Verkeer en Waterstaat tijdig een concurrerende offerte is uitgebracht door een Nederlandse werf.

    Een buitenlandse offerte die gebaseerd is op kennelijke prijsdumping wordt niet in aanmerking genomen; of

  • d. indien de investeringspremie zou cumuleren met enige steun welke is verleend dan wel waarop aanspraak bestaat krachtens voorgaande investeringspremieregelingen ten behoeve van de zeescheepvaart.

Artikel 6

[Regeling vervallen per 04-03-2004]

Het zeeschip ter zake waarvan investeringspremie wordt verstrekt dient:

  • a. gedurende een periode van ten minste zes jaren na ingebruikneming van het zeeschip dan wel na de heringebruikneming in geval van een investering niet zijnde een aanschaf van een zeeschip in Nederland geregistreerd te staan en de Nederlandse vlag te voeren;

  • b. te worden beheerd door een natuurlijk persoon die zijn woonplaats in Nederland heeft, dan wel een naar Nederlands recht opgerichte rechtspersoon die in Nederland is gevestigd; tevens dient de beheerder sedert 1 januari 1985 hier te lande daadwerkelijk het zeescheepvaartbedrijf uit te oefenen.

    Het beheer dient gedurende de onder a genoemde periode in administratief-organisatorisch, financieel-economisch, sociaal en technisch opzicht daadwerkelijk in Nederland plaats te vinden; en

  • c. met inachtneming van het vrije verkeer van werknemers binnen de Europese Gemeenschappen zoveel mogelijk met Nederlanders dan wel met Nederlandse ingezetenen te worden bemand, voor zover het gaat om de functies waarvoor bij of krachtens de Wet op de zeevaartdiploma's (Stb. 1935, 456) en het Schepelingenbesluit (Stb. 1937, 242) een diploma vereist is, dan wel de functie waarvoor het getuigschrift als scheepstechnicus vereist is, waarbij in bijzondere gevallen, ter beoordeling van de minister van Verkeer en Waterstaat, van de onder b genoemde datum kan worden afgeweken.

Artikel 7

[Regeling vervallen per 04-03-2004]

  • 1 De uitbetaling van de investeringspremie wordt, al dan niet na opschorting, beëindigd en de reeds uitbetaalde termijnen worden geheel teruggevorderd, met rente en kosten:

    • a. indien binnen de periode van de toekenning van de investeringspremie tot en met zes jaar na de ingebruikneming van een zeeschip dan wel na de heringebruikneming in geval van een investering, niet zijnde een aanschaf van een zeeschip:

      • 1. de ter verkrijging van de premie verstrekte gegevens zo onjuist of onvolledig blijken, dat op de aanvraag een andere beslissing zou zijn genomen, als bij de beoordeling daarvan de juiste omstandigheden bekend waren geweest,

      • 2. in geval van verkoop binnen de gestelde zesjaarsperiode van het zeeschip aan een direct of indirect gelieerde partij, of

      • 3. de ingebruikneming van een nieuw zeeschip niet binnen drie jaar na de datum van ondertekening van de bouwovereenkomst plaatsvindt.

      In bijzondere gevallen, ter beoordeling van de minister van Verkeer en Waterstaat, kan deze termijn worden verlengd;

    • b. indien, afgezien van de gevallen, bedoeld onder a. binnen de periode van de toekenning van de investeringspremie tot en met twee jaar na de ingebruikneming van een zeeschip dan wel na de heringebruikneming in geval van een investering, niet zijnde een aanschaf van een zeeschip:

      • 1. blijkt dat niet is of wordt voldaan aan de vereisten genoemd in artikel 6,

      • 2. de op grond van artikel 3, eerste lid, bij de toekenning gestelde nadere voorwaarden niet worden nageleefd,

      • 3. zaken waarvoor investeringspremie krachtens dit besluit is toegekend, worden vervreemd anders dan door verkoop van het zeeschip aan een direct of indirect gelieerde partij, of

      • 4. anderszins duidelijk is dat de met de premietoekenning beoogde doelstellingen door toedoen van de investeerder niet of niet meer worden bereikt.

  • 2 De uitbetaling van de investeringspremie wordt, al dan niet na opschorting, beëindigd en de toegekende premie wordt gedeeltelijk teruggevorderd, zonder rente en kosten, indien één of meer van de gevallen, bedoeld in het eerste lid onder b, zich voordoen na het tweede jaar binnen een periode van zes jaar na de ingebruikneming van een zeeschip dan wel na de heringebruikneming in geval van een investering, niet zijnde een aanschaf van een zeeschip.

    De omvang van de terug te vorderen premie wordt berekend naar rato van het aantal maanden, verstreken na het tweede jaar na (heringebruikneming tot het moment, waarop de aanleiding voor de terugvordering zich voordeed, zodanig dat 100 % bij aanvang van het derde jaar aflopend tot nihil aan het einde van het zesde jaar wordt teruggevorderd.

  • 3 Beëindiging van de uitbetaling van de investeringspremies en terugvordering van de reeds uitbetaalde termijnen vindt niet plaats in geval van verlies van het schip of zodanige beschadiging van het schip, dat het ‘constructive total loss’ is.

  • 4 De investeerder dient de Directeur-Generaal Goederenvervoer onverwijld in kennis te stellen van alle gegevens betreffende de investering en het zeeschip, die van belang kunnen zijn in verband met de in het eerste en tweede lid genoemde opschortings- en terugvorderingsgronden.

Artikel 8

[Regeling vervallen per 04-03-2004]

  • 1 [Red: Vervallen.]

  • 2 De aanvragen om toekenning van een investeringspremie worden beoordeeld door een ambtelijke commissie, die de minister van Verkeer en Waterstaat ter zake adviseert. De commissie kan van de investeerder de door haar noodzakelijk geachte gegevens voor de beoordeling van de aanvraag verlangen.

  • 3 Indien het investeringsbedrag niet is uitgedrukt in Nederlandse guldens kan de minister van Verkeer en Waterstaat bij de toekenning van de investeringspremie een maximum omrekeningskoers vaststellen.

  • 4 Bij de toekenning van de premie door de minister van Verkeer en Waterstaat wordt het investeringsbedrag, waarover premie wordt verleend, in afwachting van de definitieve vaststelling, voorlopig vastgesteld mede aan de hand van de door de aanvrager ingediende gegevens. Het voorlopig vastgestelde investeringsbedrag is bepalend voor de maximale investeringspremie, die kan worden toegekend, met in achtneming van de in artikel 3, vierde lid, vermelde limiet. De definitieve vaststelling van het investeringsbedrag door de minister van Verkeer en Waterstaat vindt plaats mede aan de hand van een uitgebreide specificatie van het met het gepremieerde project gemoeide fiscaal geactiveerde investeringsbedrag. Deze specificatie dient gewaarmerkt te zijn door een externe accountant en dient binnen twee jaar na de (her)ingebruikneming van het zeeschip te worden toegezonden aan de Directeur-Generaal Goederenvervoer.

    Indien het voor premiëring definitieve vastgestelde investeringsbedrag hoger is dan het voorlopig vastgestelde investeringsbedrag kan over het meerdere geen aanspraak worden gemaakt op aanvullende premie.

  • 5 De Directeur-Generaal Goederenvervoer en door hem aan te wijzen instanties dienen op hun verzoek, ten tijde en ter plaatse van hun keuze, door de investeerder in de gelegenheid te worden gesteld inlichtingen in te winnen of te doen inwinnen welke voor een juiste uitvoering van deze regeling noodzakelijk worden geacht.

Artikel 9

[Regeling vervallen per 04-03-2004]

  • 1 Voor de toepassing van deze regeling geldt een maximaal te premiëren investeringsvolume van 1 miljard gulden, te weten in 1991 en 1992 elk jaar 500 miljoen gulden.

  • 2 Voor zover dit voor een goede uitvoering van de regeling noodzakelijk is kunnen nadere regels worden gesteld.

Artikel 10

[Regeling vervallen per 04-03-2004]

Deze regeling kan worden aangehaald als: Investeringspremieregeling zeescheepvaart 1991/1992.

Artikel 11

[Regeling vervallen per 04-03-2004]

Deze regeling treedt in werking op 1 januari 1991.

Deze regeling en de bijbehorende toelichting worden gepubliceerd in de Staatscourant en in afschrift gezonden aan de Algemene Rekenkamer.

's-Gravenhage, 13 december 1990

De

minister

van Verkeer en Waterstaat

J. R. H. Maij-Weggen

Naar boven