Regeling instelling Commissie stikstofbemesting

[Regeling vervallen per 11-06-2004.]
Geraadpleegd op 20-04-2024.
Geldend van 14-02-1991 t/m 10-06-2004

Regeling instelling Commissie stikstofbemesting

De minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,

handelende in overeenstemming met de ministers van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, en van Verkeer en Waterstaat;

Overwegende, dat het wenselijk is om voor de landbouw stikstofbemestingsgiften en overige maatregelen omtrent stikstofemissies naar grond- en oppervlaktewater te kwantificeren en vast te leggen, mede in relatie tot de in het Nationaal Milieubeleidsplan (Kamerstukken II, 1988/1989, 21,137), de Structuurnota Landbouw (Kamerstukken II, 1988/1989, 21,148), de derde Nota waterhuishouding (Kamerstukken II, 1988/1989, 21,250), het Plan van aanpak beperking ammoniakemissie van de landbouw (bijlage bij Kamerstukken II, 1988/1989, 18.225, nr. 32), het Rijnactieprogramma (bijlage bij Kamerstukken II, 1987/1988, 12.872, nr. 37) en het Noordzee-actieprogramma (Kamerstukken II, 1988/1989, 17,408, nrs. 44 en 45) genoemde milieudoelstellingen voor de landbouw;

Overwegende, dat het in dat verband wenselijk is over te gaan tot de instelling van een commissie die de ministers van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer en van Verkeer en Waterstaat zal adviseren omtrent de noodzaak en mogelijke invulling van bovengenoemde maatregelen:

Besluit:

Artikel 1

[Regeling vervallen per 11-06-2004]

In deze regeling wordt verstaan onder:

Onze ministers:

de ministers van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, van Volkshuisvesting. Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer en van Verkeer en Waterstaat.

Artikel 2

[Regeling vervallen per 11-06-2004]

  • 1 Er is een commissie van deskundigen inzake stikstofbemestingsgiften en overige maatregelen omtrent stikstofemissies naar grond- en oppervlaktewater, hierna te noemen: de commissie.

  • 2 De commissie heeft tot taak het adviseren van Onze ministers ten aanzien van:

    • a. de kwantificering en vastlegging van stikstofbemestingsgiften en overige maatregelen omtrent stikstofemissies naar grond- en oppervlaktewater waarbij de in het Nationaal Milieubeleidsplan, de Structuurnota Landbouw, de derde Nota waterhuishouding, het Plan van aanpak beperking ammoniakemissie van de landbouw, het Rijnactieprogramma en het Noordzee-actieprogramma genoemde milieudoelstellingen aangaande stikstof kunnen worden gerealiseerd, mede in relatie met de op fosfaat gebaseerde regelgeving voor dierlijke mest en het bestaande beleid ten aanzien van ammoniak;

    • b. de verschillende mogelijkheden om de milieudoelstellingen te bereiken en alle bijbehorende landbouwkundige gevolgen;

    • c. de wijze waarop eventuele afwenteling van milieuproblemen van het ene naar het andere milieucompartiment kan worden voorkomen, waarbij tevens de natuuraspecten in de beschouwing worden betrokken;

    • d. de mogelijkheid tot fasering van de voorgestelde maatregelen;

    • e. voorstellen voor onderzoek dat noodzakelijk is voor realisatie van de in onderdeel a genoemde doelstellingen, uitgewerkt voor de jaren 1991 en 1992.

  • 3 De commissie dient bij de formulering van de in het tweede lid genoemde aspecten rekening te houden met:

    • a. de mate van inpasbaarheid van de voorgestelde maatregelen in de bedrijfsvoering;

    • b. de mate van controleerbaarheid en handhaafbaarheid van de voorgestelde maatregelen.

Artikel 3

[Regeling vervallen per 11-06-2004]

  • 1 Tot voorzitter, tevens lid van de commissie wordt benoemd.

    • -

      dr. ir. J. H. J. Spiertz van het Centrum voor Agrobiologisch Onderzoek.

  • 2 Tot plaatsvervangend voorzitter, tevens lid van de commissie wordt benoemd:

    • -

      dr. ir. J. J. Neeteson, van het Instituut voor Bodemvruchtbaarheid.

  • 3 Tot secretaris-rapporteur, tevens lid van de commissie worden benoemd:

    • -

      drs. P. C. Meewissen, van het Informatie- en Kenniscentrum, afdeling Milieu, Kwaliteit en Techniek;

    • -

      ir. F. R. Goossensen, van het Informatie- en Kenniscentrum, afdeling Veehouderij en Milieu.

  • 4 Tot leden van de commissie worden benoemd:

    • -

      ir. C. G. E. M. van Beek, van het Keuringsinstituut voor Waterleiding Artikelen;

    • -

      ir. P. J. M. van Boheemen, van het Informatie- en Kenniscentrum, afdeling Veehouderij en Milieu;

    • -

      ir. W. van Duijvenbooden, van het Rijks Instituut voor Volksgezondheid en Milieuhygiëne;

    • -

      ir. D. W. de Hoop, van het Landbouw Economisch Instituut;

    • -

      dr. ir. B. H. Janssen, van de Landbouw Universiteit Wageningen,

    • -

      drs. W. J. ter Keurs, van de Rijksuniversiteit Leiden;

    • -

      ir. W. Luten, van het Proefstation voor de Rundveehouderij;

    • -

      ir. H. G. van der Meer, van het Centrum voor Agrobiologisch Onderzoek;

    • -

      ir. M. Miedema, van het Informatie- en Kenniscentrum, afdeling Milieu, Kwaliteit en Techniek:

    • -

      ir. J. H. A. M. Steenvoorden, van het Instituut voor Onderzoek van het Landelijk Gebied;

    • -

      ir. E. J. B. Uunk, van de Dienst Binnenwateren Rijksinstituut Zuivering Afvalwater;

    • -

      ir. W. P. Wadman, van het Instituut voor Bodemvruchtbaarheid.

  • 5 Bij ontstentenis van de leden kunnen zij zich laten vervangen.

  • 6 De secretaris-rapporteur heeft in de vergaderingen van de commissie een raadgevende stem. Hij is voor de uitoefening van zijn taak uitsluitend verantwoording verschuldigd aan de commissie.

  • 7 De voorzitter, de secretaris-rapporteur en de overige leden van de commissie kunnen te allen tijde ontslag nemen door een schriftelijke kennisgeving aan de minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij.

Artikel 4

[Regeling vervallen per 11-06-2004]

De commissie legt haar bevindingen neer in een uiterlijk 1 november 1990 aan Onze ministers uit te brengen rapportage.

Artikel 5

[Regeling vervallen per 11-06-2004]

De voorbereidende stukken die betrekking hebben op de adviezen als bedoeld in artikel 1 worden ter beschikking gehouden van Onze ministers.

Artikel 6

[Regeling vervallen per 11-06-2004]

  • 1 Het beheer van de bescheiden betreffende de werkzaamheden van de commissie geschiedt met inachtneming van de bepaling van het Besluit algemene secretarie-aangelegenheden rijksadministratie (Stb. 1980, 182) op overeenkomstige wijze als bij het ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij.

  • 2 De bescheiden worden na beëindiging van de werkzaamheden van de commissie opgeborgen in het archief van het ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij.

Artikel 7

[Regeling vervallen per 11-06-2004]

De commissie wordt ingesteld tot 1 januari 1992.

Artikel 8

[Regeling vervallen per 11-06-2004]

  • 1 Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag van haar bekendmaking in de Staatscourant en werkt terug tot 15 april 1990.

  • 2 Deze regeling kan worden aangehaald als ‘Regeling instelling Commissie stikstofbemesting’.

's-Gravenhage, 14 juni 1990

De

minister

van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,
Voor deze,
De

secretaris-generaal

,

T. H. J. Joustra

Naar boven