Personeelsleden van ESTEC

Geraadpleegd op 25-04-2024.
Geldend van 03-01-1990 t/m heden

Personeelsleden van ESTEC

1. De salarissen en emolumenten die de personeelsleden van de vestiging van ESA te Noordwijk (ESTEC) genieten, zijn op grond van het eerste lid van artikel XVIII van Bijlage 1 (voorrechten en immuniteiten) bij het Verdrag tot oprichting van een Europees Ruimte Agentschap (b.w. IFZ-420.00.00) en artikel 24 van de Overeenkomst tussen Nederland en ESA inzake de oprichting en het functioneren van het Europese Centrum voor Ruimtevaarttechniek (b.w. IFZ-420.01.00), vrijgesteld van heffing van nationale inkomstenbelasting en onderworpen aan een interne belasting.

De door het Agentschap betaalde jaargelden en pensioenen zijn echter wel belastbaar voor de inkomstenbelasting (artikel XVIII, tweede lid).

2. Nederland kan volgens bovengenoemde artikelen met de vrijgestelde salarissen en emolumenten rekening houden bij het berekenen van de belasting die verschuldigd is over inkomsten uit andere bronnen (het zgn. progressievoorbehoud). Ingevolge artikel 40 van de Algemene Wet inzake rijksbelastingen dient van deze mogelijkheid gebruik te worden gemaakt. Voor de toepassing van het progressievoorbehoud wordt verwezen naar artikel 31 van de Uitvoeringsbeschikking Algemene wet inzake rijksbelastingen 1964.

3. Tot op heden wordt voor de toepassing van het progressievoorbehoud ten aanzien van personeelsleden van ESTEC een met ESRO gesloten overeenkomst (het zgn. packagedeal) gehanteerd. Hierop heeft betrekking de aanschrijving van 7 augustus 1967, nr. B7/10884 (IB’65-90). Die Overeenkomst sluit niet meer aan bij de huidige omstandigheden en is om die reden in overleg met vertegenwoordigers van ESA/ESTEC herzien en zo veel mogelijk in overeenstemming gebracht met nadien voor vergelijkbare internationale organisaties getroffen regelingen.

4. Voor de toepassing van het progressievoorbehoud ten aanzien van personeelsleden van ESTEC dienen de volgende elementen van het totaal aan salaris en emolumenten in aanmerking te worden genomen:

  • a. het bedrag aan salaris en emolumenten, waarop de tabel van de interne belasting wordt toegepast (derhalve vóór de inhouding van de interne belasting), verminderd met de werknemersbijdrage in de pensioenvoorziening;

  • b.

    • de household allowance;

    • de depedant allowance;

  • c. het gedeelte van de bijdrage in de ziektekostenverzekering dat door het Agentschap wordt gedragen.

    Gelet op de omstandigheid, dat de werkgeversbijdrage in de ziektekostenverzekering van het ESTEC-personeel niet op eenvoudige wijze en binnen een redelijke termijn na afloop van een kalenderjaar kan worden vastgesteld, keur ik goed dat deze werkgeversbijdrage wordt gesteld op het bedrag dat ter zake op het salaris van het personeelslid wordt ingehouden.

5. In het onder letter a van punt 4 bedoelde bedrag is in voorkomende gevallen de zgn. leaving allowance opgenomen. Op deze uitkering, die betreft de terugbetaling van pensioenpremies vóórdat pensioenrechten zijn ontstaan, is het eerste lid van genoemd artikel XVIII van toepassing.

In het geval waarin het betrokken personeelslid, op grond van een overgangsregeling, heeft geopteerd om niet deel te nemen in de pensioenregeling van ESA, bestaat bij vertrek recht op een eenmalige uitkering uit het zgn. Provident Fund, van welk Fund de financiering is geregeld op een wijze vergelijkbaar met de pensioenregeling. Die uitkering is niet belastbaar voor de inkomstenbelasting.

Het deel van de bijdrage in het Provident Fund dat door ESA wordt gedragen is als emolument begrepen in het in punt 4, letter a bedoelde bedrag. Het deel van de bijdrage dat ten laste van het personeelslid komt, is niet aftrekbaar voor de vaststelling van dat bedrag.

6. De in artikel XVIII bedoelde interne belastingregeling voorziet niet in een aftrek van kosten van verwerving.

Bij de aanslagregeling kan de in de artikelen 35, 36 en 37 van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 voorziene kostenaftrekregeling worden toegepast.

7. Met betrekking tot de toepassing van artikel XX van bovengenoemde Bijlage I en het eerste lid van artikel 25 van de Overeenkomst tussen Nederland en ESA inzake de oprichting en het functioneren van het Europese Centrum voor Ruimtevaarttechniek, deel ik u mede dat het in die artikelen bedoelde eigen stelsel van sociale zekerheid is ingevoerd. Degenen op wie dat stelsel van toepassing is, kunnen derhalve als niet verzekerd ingevolge de sociale verzekeringswetten worden beschouwd.

8. De in deze aanschrijving neergelegde regeling vindt met terugwerkende kracht toepassing vanaf het belastingjaar 1981.

Reeds onherroepelijk vaststaande aanslagen kunnen vanaf dat belastingjaar ambtshalve worden herzien.

De aanschrijving van 7 augustus 1967, nr. B7/10884 (IB’65-90) heeft per 1 januari 1981 zijn belang verloren.

Dit besluit dient ter vervanging van het besluit van 26 maart 1986, nr. 086-696.

Naar boven