Besluit Korps Mobiele Colonnes 1989

Geraadpleegd op 19-04-2024.
Geldend van 21-09-1989 t/m heden

Besluit Korps Mobiele Colonnes 1989

De minister van Defensie en de staatssecretaris van Binnenlandse Zaken,

In overeenstemming met de ministers van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur en van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer;

Overwegende, dat het in verband met de reorganisatie van de rampenbestrijding wenselijk is nieuwe regels vast te stellen met betrekking tot het Korps Mobiele Colonnes;

dat het Korps Mobiele Colonnes – dat is opgericht bij koninklijk besluit van 14 november 1955, nr. 41 (Stcrt. 1955, 233) – bij koninklijk besluit van 1 februari 1963, nr. 58 (Stcrt. 1963, 30) met ingang van 1 maart 1963 is opgenomen in de organisatie van de Koninklijke landmacht;

dat het Korps Mobiele Colonnes is bestemd om taken te vervullen in het kader van de rampenbestrijding;

dat enerzijds de minister van defensie met betrekking tot het Korps Mobiele Colonnes als onderdeel van de krijgsmacht bevoegdheden en verantwoordelijkheden heeft en anderzijds de minister van Binnenlandse Zaken, gelet op zijn verantwoordelijkheid voor de rampenbestrijding, er van verzekerd dient te zijn dat het Korps Mobiele Colonnes doelmatig wordt voorbereid op zijn taak en deze doelmatig zal kunnen vervullen;

Besluiten:

Functie van het Korps Mobiele Colonnes

Artikel 1

Het Korps Mobiele Colonnes is een militaire eenheid, die ressorteert onder de Bevelhebber der landstrijdkrachten, en is bestemd om taken te vervullen in het kader van de rampenbestrijding en in het kader van de drinkwatervoorziening in buitengewone omstandigheden.

Artikel 2

Het Korps Mobiele Colonnes is belast met:

  • a. redding;

  • b. geneeskundige hulpverlening;

  • c. gewondentransport;

  • d. nooddrinkwaterleidingvoorziening;

  • e. waterzuivering.

Taken en bevoegdheden van de minister van Binnenlandse Zaken

Artikel 3

De minister van Binnenlandse Zaken stelt in overeenstemming met de minister van Defensie en met inachtneming van het bepaalde in artikel 9, de hoofdlijnen vast van de organisatie van het Korps Mobiele Colonnes alsmede van de wijze waarop de taken, bedoeld in artikel 2, worden uitgevoerd.

Artikel 4

De minister van Binnenlandse Zaken geeft in overeenstemming met de minister van Defensie en met inachtneming van het bepaalde in artikel 9, met betrekking tot het Korps Mobiele Colonnes regels over de met betrekking tot de opleiding te stellen eindeisen en de geoefendheid van het personeel.

Artikel 5

  • 1 De minister van Binnenlandse Zaken draagt met betrekking tot het Korps Mobiele Colonnes, met inachtneming van het bepaalde in de artikelen 3 en 4 en de hem voor het Korps Mobiele Colonnes ter beschikking staande financiële middelen, zorg voor:

    • a de aanschaf, de opslag en magazijnruimte, het beheer, het onderhoud en het herstel van de materiële uitrusting van het Korps Mobiele Colonnes voor zover deze in het bijzonder bestemd is voor de taken, bedoeld in artikel 2, onder a tot en met c;

    • b de magazijnruimte voor de opslag van het militaire materieel met uitzondering van het materieel dat in het bijzonder is bestemd voor de uitvoering van taken, bedoeld in artikel 2, onder d en e.

  • 2 De minister van Binnenlandse Zaken draagt er zorg voor, dat het in het eerste lid, onder a, bedoelde materieel dat noodzakelijk is voor de taakuitvoering en de voorbereiding daarop, ter beschikking wordt gesteld van de commandant van het Korps Mobiele Colonnes.

Artikel 6

De minister van Binnenlandse Zaken bevordert dat het Korps Mobiele Colonnes tijdens de daarvoor geschikte herhalingsoefeningen kan deelnemen aan oefeningen die door de overige bij de rampenbestrijding betrokken diensten en organisaties worden gehouden.

Taken en bevoegdheden van de minister van Defensie

Artikel 7

  • 1 De minister van Defensie draagt met betrekking tot het Korps Mobiele Colonnes, met inachtneming van het bepaalde in de artikelen 3 en 4 en van de hem voor het Korps Mobiele Colonnes ter beschikking staande financiële en materiële middelen, zorg voor:

    • a het vaststellen van de organisatie;

    • b de voorziening met het benodigde personeel;

    • c de opleiding en oefening van het personeel;

    • d het vaststellen van de materiële uitrusting voor zover deze niet in het bijzonder is bestemd voor de taken, bedoeld in artikel 2;

    • e de aanschaf, het beheer, het onderhoud en het herstel van de onder d bedoelde uitrusting;

    • f de voorzieningen die nodig zijn om in geval van oorlog, oorlogsgevaar of andere buitengewone omstandigheden het Korps Mobiele Colonnes gereed te stellen;

    • g al het overige dat voor de vorming, de instandhouding en een doelmatige taakuitoefening is vereist.

  • 2 De minister van Defensie draagt er zorg voor, dat voor de dienst bij het Korps Mobiele Colonnes niet alleen personeel van de Koninklijke landmacht, doch ook personeel van de Koninklijke marine en van de Koninklijke luchtmacht wordt aangewezen.

Artikel 8

De minister van Defensie draagt met inachtneming van het bepaalde in de artikelen 4 en 6 zorg voor dat het Korps Mobiele Colonnes kan deelnemen aan oefeningen met de overige bij de rampenbestrijding betrokken diensten en organisaties.

Taken en bevoegdheden van de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer en van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur

Artikel 9

  • 1 De minister van Binnenlandse Zaken oefent zijn bevoegdheden, bedoeld in de artikelen 3 en 4, voor zover deze betrekking hebben op de medische aspecten van de taken van het Korps Mobiele Colonnes, bedoeld in artikel 2, onder b en c, uit in overeenstemming met de minister van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur.

  • 2 De minister van Binnenlandse Zaken oefent zijn bevoegdheden, bedoeld in artikel 3, voor zover deze betrekking hebben op de nooddrinkwaterleidingvoorziening dan wel de waterzuivering uit in overeenstemming met de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer.

  • 3 De minister van Binnenlandse Zaken oefent zijn bevoegdheden, bedoeld in artikel 4, voor zover deze betrekking hebben op de nooddrinkwaterleidingvoorziening dan wel de waterzuivering uit in overeenstemming met de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer en na overleg met de minister van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur.

Artikel 10

  • 1 De minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer draagt in overeenstemming met de minister van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur en met inachtneming van het bepaalde in de artikelen 3 en 4 zorg voor de keuze van nieuw aan te schaffen materieel dat in het bijzonder is bestemd voor de nooddrinkwaterleidingvoorziening en de waterzuivering.

  • 2 De minister van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur draagt met betrekkingt tot het Korps Mobiele Colonnes in overeenstemming met de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer en met inachtneming van het bepaalde in de artikelen 3 en 4 zorg voor:

    • a de aanschaf, de opslag en magazijnruimte, het beheer, het onderhoud en het herstel van de materiële uitrusting van het Korps Mobiele Colonnes voor zover deze in het bijzonder is bestemd voor de nooddrinkwaterleidingvoorziening en de waterzuivering;

    • b de magazijnruimte voor de opslag van het militaire materieel dat in het bijzonder is bestemd voor de uitvoering van taken, bedoeld in artikel 2, onder d en e.

  • 2 De minister van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur draagt er in overeenstemming met de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer zorg voor, dat het in het tweede lid, onder a, bedoelde materieel dat noodzakelijk is voor de taakuitoefening en de voorbereiding daarop, ter beschikking wordt gesteld van de commandant van het Korps Mobiele Colonnes.

Begroting, financiering, programmering

Artikel 11

  • 1 De ministers van Defensie en van Binnenlandse Zaken voeren jaarlijks tijdig overleg over de voorbereiding van de artikelen van hoofdstuk X van de Rijksbegroting welke betrekking hebben op het Korps Mobiele Colonnes. Zij verschaffen elkaar daartoe de nodige informatie.

  • 2 De minister van Defensie zendt de ontwerp begrotingsartikelen, bedoeld in de artikelen 8 en 10 van de Comptabiliteitswet 1976 (Stb. 671), welke betrekking hebben op het Korps Mobiele Colonnes, niet toe aan de minister van Financiën dan na overleg met de minister van Binnenlandse Zaken en met de coördinerend minister voor de civiele verdediging.

  • 3 De ministers van Defensie en van Binnenlandse Zaken plegen overleg over de uitvoering van de begrotingsartikelen welke betrekking hebben op het Korps Mobiele Colonnes en verschaffen elkaar daartoe de gewenste informatie.

De inzet van het Korps Mobiele Colonnes

Artikel 12

  • 1 Het Korps Mobiele Colonnes stelt op verzoek van de minister van Binnenlandse Zaken, na mobilisatie door de zorg van de minister van Defensie, gereed in de omgeving van de door de minister van Binnenlandse Zaken aangewezen plaatsen.

  • 2 Van de gereedstelling, bedoeld in het eerste lid, doet de commandant van het Korps Mobiele Colonnes mededeling aan de minister van Binnenlandse Zaken, die de commissarissen van de Koningin inlicht.

Artikel 13

  • 1 Behoeft een burgemeester in geval van oorlog, oorlogsgevaar of andere buitengewone omstandigheden bijstand van het Korps Mobiele Colonnes, dan richt hij daartoe een verzoek tot de commissaris van de Koningin in de betrokken provincie.

  • 2 De commissaris van de Koningin beslist over het verzoek tot bijstand als bedoeld in het eerste lid, en doet hiervan mededeling aan de minister van Binnenlandse Zaken.

Artikel 14

  • 1 Indien de commisaris van de Koningin niet kan voldoen aan een verzoek van de burgemeester om bijstand van het Korps Mobiele Colonnes als bedoeld in artikel 13, eerste lid, wendt hij zich tot de minister van Binnenlandse Zaken.

  • 2 De minister van Binnenlandse Zaken beslist over een verzoek tot bijstand als bedoeld in het eerste lid, en stelt de commandant van het Korps Mobiele Colonnes van zijn beslissing in kennis. Deze treft de nodige voorzieningen.

  • 3 De minister van Binnenlandse Zaken beslist over een verzoek tot bijstand van onderdelen, belast met de nooddrinkwaterleidingvoorziening en de waterzuivering, in overeenstemming met de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer.

Artikel 15

  • 1 De commandant van de voor bijstand aangewezen eenheid stelt zich, op last van de commandant van het Korps Mobiele Colonnes, onder het opperbevel van de burgemeester die de bijstand heeft verzocht.

    Hij is gehouden de aanwijzingen op te volgen van degene die met de operationele leiding van de rampbestrijding is belast.

  • 2 De uitvoering van taken door de eenheden van het Korps Mobiele Colonnes geschiedt met inachtneming van de voor militairen geldende regels.

Slotbepalingen

Artikel 16

  • 1 De ministers van Defensie en van Binnenlandse Zaken verschaffen elkaar wederzijds de gewenste informatie over de voorbereiding op en de uitvoering van de taken en organisatie van het Korps Mobiele Colonnes in het kader van de rampenbestrijding. Beide ministers wijzen daartoe ambtenaren aan.

  • 2 De minister van Binnenlandse Zaken verschaft de minister van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur alle gewenste informatie over de voorbereiding op en de uitvoering van de medische aspecten van de taak van het Korps Mobiele Colonnes, bedoeld in artikel 2, onder b en c.

  • 3 De minister van Binnenlandse Zaken verschaft de ministers van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer en van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur alle gewenste informatie over de voorbereiding op en de uitvoering van de taak van het Korps Mobiele Colonnes met betrekking tot de nooddrinkwaterleidingvoorzieningen en de waterzuivering.

Artikel 17

  • 1 Met betrekking tot alle onderwerpen die het Korps Mobiele Colonnes betreffen en niet betrekking of mede betrekking hebben op de in de volgende leden genoemde taken, vindt steeds indien daartoe naar het oordeel van de ministers van Binnenlandse Zaken of van Defensie aanleiding bestaat tussen hen overleg plaats.

  • 2 Met betrekking tot alle onderwerpen die het Korps Mobiele Colonnes betreffen en betrekking hebben of mede betrekking hebben op de medische aspecten van de taak, vindt steeds indien daartoe naar het oordeel van de ministers van Binnenlandse Zaken, van Defensie of van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur aanleiding bestaat, tussen hen overleg plaats.

  • 3 Met betrekking tot alle onderwerpen die het Korps Mobiele Colonnes betreffen en betrekking hebben of mede betrekking hebben op de nooddrinkwaterleidingvoorziening of de waterzuivering, vindt steeds indien daartoe naar het oordeel van de ministers van Binnenlandse Zaken, van Defensie, van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer of van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur aanleiding bestaat, tussen hen overleg plaats.

Artikel 18

De ministers van Binnenlandse Zaken en van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur dragen er zorg voor, dat het door hun zorg opgeslagen en beheerde materieel toegankelijk is voor door de minister van Defensie aan te wijzen ambtenaren.

Artikel 19

  • 1 De beschikkingen van de ministers van Defensie en van Binnenlandse Zaken van 8 maart 1963, nr. 262.579/16U (stcrt. 1963, nr. 50) en van 1 juli 1966, nr. 262.579/18H, en van de ministers van Defensie, van Binnenlandse Zaken en van Volksgezondheid en Milieuhygiëne van 2 augustus 1974 (Stcrt. 1974, nr. 187) worden ingetrokken.

  • 2 Bepalingen in voorschriften die verwijzen naar een of meer beschikkingen bedoeld in het eerste lid, blijven van kracht totdat zij worden vervangen of ingetrokken.

Artikel 20

Dit besluit treedt in werking op 21 september 1989.

Deze beschikking, waarvan afschrift wordt gezonden aan de Algemene Rekenkamer, wordt met de daarbij behorende toelichting gepubliceerd in de Nederlandse Staatscourant.

's-Gravenhage, 10 november 1989

De

minister

van Defensie,

F. Bolkestein

De

Staatssecretaris

van Binnenlandse Zaken,

D. IJ. W. de Graaff-Nauta

Naar boven