Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften

Geraadpleegd op 09-05-2024.
Geldend van 01-01-2012 t/m 31-12-2012

Wet van 3 juli 1989, houdende administratiefrechtelijke afdoening van inbreuken op bepaalde verkeersvoorschriften

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is regels vast te stellen om op zichzelf niet ernstige gedragingen in strijd met verkeersvoorschriften, gesteld bij of krachtens de Wegenverkeerswet en enkele andere wetten, in plaats van op strafrechtelijke wijze op administratiefrechtelijke wijze af te kunnen doen;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Hoofdstuk I. Begripsbepalingen

Artikel 1

  • 1 In deze wet wordt verstaan onder:

    Onze Minister: Onze Minister van Veiligheid en Justitie;

    aanhangwagen, motorrijtuig, kenteken en rijbewijs: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994;

    bestuurder: alle weggebruikers behalve voetgangers;

    kentekenregister: het register, bedoeld in artikel 42 van de Wegenverkeerswet 1994;

    gedraging: een gedraging als bedoeld in artikel 2, eerste lid;

    administratieve sanctie: de aan de Staat te betalen geldsom, bedoeld in artikel 2;

    adres: aanduiding van straatnaam, huisnummer, plaatsnaam en postcode van het woonhuis van de betrokkene.

  • 2 In deze wet wordt mede verstaan onder:

    bestuurder: degene die wordt geacht een motorrijtuig onder zijn onmiddellijk toezicht te doen besturen;

    kenteken: het kenteken waaronder een motorrijtuig in het buitenland is geregistreerd, het registratienummer, vermeld op het registratiebewijs, afgegeven voor een motorrijtuig gebezigd ten behoeve van de strijdkrachten, alsmede enig ander registratienummer waaronder een motorrijtuig in Nederland mag worden geregistreerd;

    kentekenregister: een buitenlands register betreffende aldaar geregistreerde motorrijtuigen, de registratie betreffende motorrijtuigen gebezigd ten behoeve van de strijdkrachten, bijgehouden door Onze Minister van Defensie, alsmede enig andere registratie betreffende motorrijtuigen, waarvan de houder gerechtigd is deze in Nederland te voeren;

    rijbewijs: een door het bevoegde gezag in het buitenland afgegeven rijbewijs, alsmede een door het militaire gezag afgegeven rijbewijs.

Hoofdstuk II. Toepassingsgebied van de wet

Artikel 2

  • 1 Ter zake van de in de bijlage bij deze wet omschreven gedragingen die in strijd zijn met op het verkeer betrekking hebbende voorschriften gesteld bij of krachtens de Wegenverkeerswet 1994, de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen, de Provinciewet of de Gemeentewet, kunnen op de wijze bij deze wet bepaald administratieve sancties worden opgelegd. Ingeval een administratiefrechtelijke sanctie wordt opgelegd zijn voorzieningen van strafrechtelijke of strafvorderlijke aard uitgesloten.

  • 2 Als gedragingen in de zin van het eerste lid worden niet beschouwd die gedragingen waarbij letsel aan personen is ontstaan of schade aan goederen is toegebracht.

  • 3 Voor elke gedraging bepaalt de in het eerste lid bedoelde bijlage de aan de Staat te betalen geldsom. Deze geldsom kan per gedraging niet meer zijn dan het bedrag van de geldboete van de eerste categorie.

  • 4 De in het derde lid bedoelde geldsom wordt voor personen die ten tijde van de gedraging nog geen zestien jaar oud waren, gehalveerd.

  • 5 De in het eerste lid bedoelde bijlage kan bij algemene maatregel van bestuur worden gewijzigd. De voordracht van deze algemene maatregel van bestuur wordt niet eerder gedaan dan vier weken nadat het ontwerp aan beide kamers der Staten-Generaal is overgelegd.

  • 6 Een algemene maatregel van bestuur, als bedoeld in het vijfde lid, wordt vastgesteld op voordracht van Onze Minister en Onze Minister van Infrastructuur en Milieu.

Artikel 2a

De titels 4.4, 5.1 en 5.4 van de Algemene wet bestuursrecht zijn niet van toepassing op het opleggen en de inning van een administratieve sanctie en de administratiekosten op grond van deze wet.

Hoofdstuk III. Administratieve sanctie

Artikel 3

  • 1 Met het toezicht op de naleving van de in artikel 2, eerste lid, bedoelde voorschriften zijn belast de bij algemene maatregel van bestuur aangewezen ambtenaren.

  • 2 De in het eerste lid bedoelde ambtenaren zijn bevoegd tot het opleggen van een administratieve sanctie ter zake van de door hen of op geautomatiseerde wijze vastgestelde gedragingen aan personen die de leeftijd van twaalf jaren hebben bereikt.

  • 3 De officier van justitie in het arrondissement waar de in het eerste lid bedoelde ambtenaren optreden, houdt toezicht op de wijze waarop zij van de hun verleende bevoegdheid gebruik maken. Hij kan daaromtrent beleidsregels vaststellen. Bij algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld omtrent het toezicht op de wijze waarop de in het eerste lid bedoelde ambtenaren van de hun verleende bevoegdheid gebruik maken en de intrekking van die bevoegdheid.

  • 4 Het College van procureurs-generaal houdt toezicht op de bij deze wet geregelde handhaving van verkeersvoorschriften. Het geeft daartoe bevelen aan de hoofden van de arrondissementsparketten.

Artikel 4

  • 1 De administratieve sanctie wordt opgelegd bij een gedagtekende beschikking. De beschikking bevat een korte omschrijving, onder verwijzing naar de aanduiding in de bijlage, van de gedraging ter zake waarvan zij is gegeven en het voor die gedraging bepaalde bedrag van de administratieve sanctie, de datum en het tijdstip waarop, alsmede de plaats waar de gedraging is geconstateerd. Bij ministeriële regeling worden het model van de beschikking en dat van de aankondiging van de beschikking vastgesteld, of de eisen waaraan het model moet voldoen.

  • 2 Zo mogelijk wordt aanstonds een aankondiging van de beschikking uitgereikt aan degene tot wie zij zich richt, of wordt deze achtergelaten in of aan het motorrijtuig. De bekendmaking van de beschikking geschiedt binnen vier maanden nadat de gedraging heeft plaatsgevonden, door toezending van de beschikking aan het adres dat betrokkene heeft opgegeven of, indien dat niet mogelijk is en de gedraging heeft plaatsgevonden met of door middel van een motorrijtuig waarvoor een kenteken is opgegeven, aan het adres dat is opgenomen in het kentekenregister. Indien de brief onbestelbaar blijkt te zijn, wordt de beschikking gezonden naar het in de basisadministratie persoonsgegevens vermelde adres, tenzij dit hetzelfde is als hetgeen is opgenomen in het kentekenregister. Indien de brief ook op het in de basisadministratie persoonsgegevens opgenomen adres onbestelbaar blijkt te zijn, wordt de beschikking geacht aan de betrokkene bekend te zijn.

  • 3 In een geval als bedoeld in artikel 31, eerste lid, geschiedt de bekendmaking door uitreiking van de beschikking aan betrokkene. De weigering de beschikking in ontvangst te nemen, schort de bekendmaking daarvan niet op.

  • 4 De beschikking vermeldt de dag waarop krachtens artikel 23 de sanctie uiterlijk moet zijn voldaan. Tevens vermeldt de beschikking dat de sanctie dient te worden voldaan door middel van de toegezonden acceptgiro dan wel op een in die beschikking aangeduide plaats, alsmede de verhogingen die krachtens artikel 23, tweede lid, en artikel 25 op de administratieve sanctie vallen, indien deze niet tijdig wordt voldaan.

Artikel 5

Indien is vastgesteld dat de gedraging heeft plaatsgevonden met of door middel van een motorrijtuig waarvoor een kenteken is opgegeven, en niet aanstonds is vastgesteld wie daarvan de bestuurder is, wordt, onverminderd het bepaalde in artikel 31, tweede lid, de administratieve sanctie opgelegd aan degene op wiens naam het kenteken ten tijde van de gedraging in het kentekenregister was ingeschreven. Daarbij wordt hij gewezen op het bepaalde in artikel 8.

Artikel 5a

Indien is vastgesteld dat de gedraging heeft plaatsgevonden met of door middel van een motorrijtuig, waarmee een aanhangwagen waarvoor een kenteken is vereist, wordt voortbewogen, dan wel waaraan een aanhangwagen waarvoor een kenteken is vereist, is gekoppeld, en niet aanstonds is vastgesteld wie daarvan de bestuurder is, wordt, onverminderd het bepaalde in artikel 31, tweede lid, de administratieve sanctie opgelegd aan degene op wiens naam het kenteken van het motorrijtuig ten tijde van de gedraging in het kentekenregister was ingeschreven. Indien het kenteken van het motorrijtuig niet is vastgesteld, wordt, onverminderd het bepaalde in artikel 31, tweede lid, de administratieve sanctie opgelegd aan degene op wiens naam het kenteken van de aanhangwagen ten tijde van de gedraging in het kentekenregister was ingeschreven. In beide gevallen wordt hij gewezen op het bepaalde in artikel 8.

Artikel 5b

  • 1 Indien is vastgesteld dat de gedraging heeft plaatsgevonden met of door middel van een motorrijtuig waarmee een niet-kentekenplichtige aanhangwagen wordt voortbewogen, dan wel waaraan een niet-kentekenplichtige aanhangwagen is gekoppeld, en niet aanstonds is vastgesteld wie daarvan de bestuurder is, wordt, onverminderd het bepaalde in artikel 31, tweede lid, de administratieve sanctie opgelegd aan degene op wiens naam het kenteken van het trekkend motorrijtuig ten tijde van de gedraging in het kentekenregister was ingeschreven.

  • 2 Indien is vastgesteld dat de gedraging heeft plaatsgevonden met of door middel van een kentekenplichtige aanhangwagen, wordt de administratieve sanctie opgelegd aan degene op wiens naam het kenteken van de aanhangwagen ten tijde van de gedraging in het kentekenregister was ingeschreven. Indien het kenteken van de aanhangwagen niet is vastgesteld, dan wel indien de aanhangwagen niet kentekenplichtig is, wordt de administratieve sanctie opgelegd aan degene die ten tijde van de gedraging eigenaar of houder was van de aanhangwagen.

  • 3 Indien sprake is van een geval als bedoeld in het eerste of tweede lid dan wordt daarbij gewezen op het bepaalde in artikel 8.

Hoofdstuk IV. Administratief beroep en bezwaar bij de officier van justitie

Artikel 6

  • 1 Tegen de oplegging van de administratieve sanctie kan degene tot wie de beschikking is gericht, beroep instellen bij de officier van justitie in het arrondissement waar de gedraging is verricht. Indien niet kan worden vastgesteld in welk arrondissement de gedraging is verricht, kan beroep worden ingesteld bij de officier van justitie in het arrondissement van de woonplaats van de betrokkene.

  • 2 Onverminderd artikel 6:5 van de Algemene wet bestuursrecht vermeldt het beroepschrift de geboortedatum, de geboorteplaats en het geboortejaar van degene die het beroep heeft ingesteld, en het nummer van zijn giro- of bankrekening, indien hij die heeft.

Artikel 8

De officier van justitie vernietigt de beschikking indien, in het geval van artikel 5 onderscheidenlijk artikel 5a, degene op wiens naam het kenteken in het kentekenregister is ingeschreven:

  • a. aannemelijk maakt dat tegen zijn wil door een ander van het motorrijtuig onderscheidenlijk de aanhangwagen gebruik is gemaakt en dat hij dit gebruik redelijkerwijs niet heeft kunnen voorkomen,

  • b. een voor een termijn van ten hoogste drie maanden schriftelijk bedrijfsmatig aangegane huurovereenkomst overlegt waaruit blijkt wie ten tijde van de gedraging de huurder van het motorrijtuig onderscheidenlijk de aanhangwagen was, dan wel

  • c. een vrijwaringsbewijs, bedoeld in artikel 1, onderdeel i, van het Kentekenreglement, of een verklaring als bedoeld in de artikelen 31 tot en met 33 van het Kentekenreglement, overlegt waaruit blijkt dat hij ten tijde van de gedraging geen eigenaar of houder meer was van het betrokken motorrijtuig onderscheidenlijk de betrokken aanhangwagen.

In de onder a, b en c bedoelde gevallen is de officier van justitie bevoegd tot het opleggen van een administratieve sanctie aan degene die de gedraging heeft verricht of aan degene die de huurder van het motorrijtuig onderscheidenlijk de aanhangwagen was, dan wel aan degene aan wie het motorrijtuig onderscheidenlijk de aanhangwagen werd overgedragen. De artikelen 4, 6 en 7 zijn alsdan van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat de beschikking uiterlijk binnen acht maanden nadat de gedraging heeft plaatsgevonden wordt bekendgemaakt.

Hoofdstuk V. Beroep bij de kantonrechter van de rechtbank

Artikel 9

  • 2 Het beroep kan worden ingesteld ter zake dat:

    • a. de gedraging niet is verricht of dat, buiten het geval van artikel 5, degene tot wie de beschikking is gericht, de gestelde gedraging niet heeft verricht;

    • b. de officier van justitie had moeten beslissen dat de omstandigheden waaronder de gedraging heeft plaatsgevonden, het opleggen van een administratieve sanctie niet billijken dan wel dat hij, gelet op de omstandigheden waarin de betrokkene verkeert, een lager bedrag van de administratieve sanctie had moeten vaststellen;

    • c. de officier van justitie ten onrechte de beschikking niet op grond van artikel 8 heeft vernietigd.

Artikel 10

De officier van justitie brengt het beroepschrift en de op de zaak betrekking hebbende stukken ter kennis van de rechtbank van het arrondissement waarin de gedraging is verricht, dan wel, in het geval bedoeld in artikel 6, eerste lid, tweede volzin, bij de rechtbank van het arrondissement waarin de woonplaats van de betrokkene is gelegen.

Artikel 11

  • 1 Het beroepschrift en de op de zaak betrekking hebbende stukken worden door de officier van justitie aan de rechtbank ter kennis gebracht binnen zes weken nadat de indiener zekerheid heeft gesteld voor de betaling van de sanctie en de administratiekosten, dan wel nadat de termijn daarvoor is verstreken.

  • 2 Indien de officier van justitie geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift tegemoetgekomen is, kan de in het eerste lid bedoelde termijn zonodig met vier weken worden verlengd.

  • 3 De zekerheid wordt door de indiener bij het Centraal Justitieel Incassobureau te Leeuwarden, bedoeld in artikel 1 van het Besluit Instelling Centraal Justitieel Incassobureau, gesteld, hetzij door middel van de aan betrokkene toegezonden accept-giro, hetzij anderszins door storting op de rekening van het Centraal Justitieel Incassobureau. De officier van justitie wijst de indiener van het beroepschrift na de ontvangst ervan op de verplichting tot zekerheidstelling en deelt hem mee dat de zekerheidstelling dient te geschieden binnen twee weken na de dag van verzending van zijn mededeling. Indien de zekerheidstelling niet binnen deze termijn is geschied, wordt het beroep door de kantonrechter niet-ontvankelijk verklaard, tenzij redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.

  • 4 Alle op een beroepschrift betrekking hebbende stukken worden, indien zekerheidstelling heeft plaatsgevonden, nedergelegd ter griffie van de rechtbank. Hiervan wordt door de griffier mededeling gedaan aan degene die het beroep heeft ingesteld. De betrokkene of zijn gemachtigde kan binnen een door de kantonrechter bepaalde en aan hem door de griffier medegedeelde termijn, deze stukken inzien en daarvan afschriften of uittreksels vragen. Op de voor de verstrekking van afschriften en uittreksels aan de betrokkene of zijn gemachtigde in rekening te brengen vergoedingen is het ter zake bepaalde bij of krachtens de Wet griffierechten burgerlijke zaken van overeenkomstige toepassing.

Artikel 12

  • 1 De kantonrechter stelt, alvorens te beslissen, partijen in de gelegenheid om op een door de kantonrechter bepaalde dag en uur op een openbare zitting hun zienswijze nader toe te lichten. Zij worden daartoe door de griffier opgeroepen. De oproep aan degene die het beroep heeft ingesteld wordt gericht aan het in het beroepschrift vermelde adres.

  • 2 Degene die het beroep heeft ingesteld, kan zich ter zitting doen bijstaan of doen vertegenwoordigen door een advocaat of door een daartoe schriftelijk door hem gemachtigde.

  • 3 Ter zitting kunnen getuigen en deskundigen worden meegebracht, ten einde door de kantonrechter te worden gehoord. Deze kan ambtshalve of op verzoek ook andere personen als getuige of deskundige horen.

  • 4 De kantonrechter kan bevelen, dat getuigen niet zullen worden gehoord en tolken niet tot de uitoefening van hun taak zullen worden toegelaten dan na het afleggen van de eed of belofte.

  • 5 Zij leggen in dat geval ten overstaan van hem de eed of belofte af; de getuigen: dat zij zullen zeggen de gehele waarheid en niets dan de waarheid; de tolken: dat zij hun plichten als tolk met nauwkeurigheid zullen vervullen. De deskundigen zijn verplicht hun taak onpartijdig en naar beste weten te verrichten.

Artikel 13

  • 1 Indien de kantonrechter bevindt dat het beroep ontvankelijk is en dat de beslissing van de officier van justitie niet of niet ten volle gehandhaafd kan worden, verklaart de kantonrechter het beroep geheel of gedeeltelijk gegrond en vernietigt of wijzigt het daarbij de bestreden beslissing.

  • 2 De beslissing van de kantonrechter is met redenen omkleed en wordt hetzij terstond, hetzij uiterlijk veertien dagen nadien, op een openbare zitting uitgesproken.

  • 3 De beslissing wordt in het proces-verbaal der zitting aangetekend. De aantekening bevat de gronden waarop de beslissing berust. Een afschrift van de aantekening van de beslissing wordt toegezonden aan partijen.

Artikel 13a

  • 2 In geval van een veroordeling in de kosten ten behoeve van een partij aan wie ter zake van het beroep op de kantonrechter, het bezwaar of het administratief beroep een toevoeging is verleend krachtens de Wet op de rechtsbijstand, wordt het bedrag van de kosten betaald aan de griffier.

  • 3 Indien een partij in verband met de beroepsprocedure een toevoeging is verleend op grond van de Wet op de rechtsbijstand, betaalt de griffier de toe te kennen vergoeding aan de rechtsbijstandverlener. De rechtsbijstandverlener stelt de belanghebbende zoveel mogelijk schadeloos voor de door deze voldane eigen bijdrage. De rechtsbijstandverlener doet aan de Raad voor rechtsbijstand opgave van een kostenvergoeding door het bestuursorgaan.

  • 4 In geval van een veroordeling in de kosten ten behoeve van de indiener van het beroepschrift worden de kosten door de Staat der Nederlanden vergoed.

Artikel 13b

  • 1 In geval van intrekking van het beroep omdat de officier van justitie geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, kan de officier van justitie op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 13a in de kosten worden veroordeeld. Het verzoek wordt gedaan tegelijk met de intrekking van het beroep. Indien aan dit vereiste niet is voldaan, wordt het verzoek niet-ontvankelijk verklaard. Het verzoek wordt bij de officier van justitie ingediend.

  • 2 De kantonrechter stelt de verzoeker zo nodig in de gelegenheid het verzoek schriftelijk toe te lichten en stelt de officier van justitie in de gelegenheid een verweerschrift in te dienen. Hij stelt hiervoor termijnen vast. Indien het verzoek mondeling wordt gedaan, kan de kantonrechter bepalen dat het toelichten van het verzoek en het voeren van verweer onmiddellijk mondeling geschieden.

  • 3 Indien het toelichten van het verzoek en het voeren van verweer mondeling zijn geschied, sluit de kantonrechter het onderzoek.

  • 4 Indien het verzoek schriftelijk wordt toegelicht, nodigt de kantonrechter partijen uit ter zitting te verschijnen. Indien partijen daarvoor toestemming hebben gegeven, kan de kantonrechter bepalen dat het onderzoek ter zitting achterwege blijft. De kantonrechter kan ook ambtshalve besluiten het verzoek buiten zitting af te doen. De kantonrechter sluit vervolgens het onderzoek.

Hoofdstuk VI. Hoger beroep bij het gerechtshof te Leeuwarden

Artikel 14

  • 1 Degene die bij de rechtbank beroep heeft ingesteld, alsmede de officier van justitie, kunnen tegen de beslissing van de kantonrechter hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Leeuwarden, tenzij de opgelegde administratieve sanctie bij die beslissing niet meer bedraagt dan € 70.

  • 2 Eveneens kan degene die bij de rechtbank beroep heeft ingesteld doch daarin met toepassing van het bepaalde in artikel 11, derde lid, niet-ontvankelijk is verklaard, tegen die beslissing hoger beroep instellen op de grond dat de kantonrechter ten onrechte heeft geoordeeld dat de zekerheid niet dan wel niet tijdig is gesteld dan wel ten onrechte niet heeft geoordeeld dat de indiener redelijkerwijs niet geacht kan worden in verzuim te zijn geweest.

Artikel 15

  • 1 In afwijking van artikel 6:4 van de Algemene wet bestuursrecht geschiedt het instellen van hoger beroep door het indienen van een beroepschrift bij de rechtbank van de kantonrechter tegen wiens beslissing het beroep is gericht.

  • 2 Nadat de termijn voor het instellen van hoger beroep is verstreken, zendt de griffier van de rechtbank het ingekomen beroepschrift met de stukken van het geding en een afschrift van de beslissing onverwijld ter griffie van het gerechtshof te Leeuwarden in.

Artikel 16

  • 1 Het gerechtshof beslist, behoudens het bepaalde in het tweede lid, in enkelvoudige kamers.

  • 2 De oudste in rang van de voorzitters van de meervoudige kamers regelt de verdeling van de werkzaamheden over de kamers. Indien de voorzitter de zaak niet vatbaar acht voor afdoening door een enkelvoudige kamer, wijst hij voor de behandeling van de zaak de meervoudige kamer aan.

  • 3 De voorzitter is bevoegd een reeds door een meervoudige kamer in behandeling genomen zaak op voordracht van die kamer te verwijzen naar een enkelvoudige kamer.

  • 4 Een enkelvoudige kamer kan een zaak in iedere stand van het geding naar een meervoudige kamer verwijzen.

Artikel 18

  • 1 Nadat het hoger beroep is ingesteld treedt de advocaat-generaal van het ressortsparket te Leeuwarden als partij in de plaats van de officier van justitie.

  • 2 De officier van justitie verstrekt de advocaat-generaal van het ressortsparket te Leeuwarden de nodige inlichtingen.

Artikel 19

  • 1 De griffier van het gerechtshof zendt een door hem voor eensluidend getekend afschrift van het beroepschrift onverwijld toe aan degene, die mede tot het instellen van hoger beroep gerechtigd was.

  • 2 Deze kan binnen vier weken nadat het afschrift is verzonden, bij het gerechtshof een ondertekend verweerschrift indienen.

  • 3 De griffier van het gerechtshof zendt een door hem voor eensluidend getekend verweerschrift onverwijld aan degene die hoger beroep heeft ingesteld. Deze kan binnen twee weken nadat het afschrift van het verweerschrift is verzonden schriftelijk een nadere toelichting geven op zijn beroep. Indien een nadere toelichting gegeven wordt, stelt het gerechtshof de in het eerste lid bedoelde persoon in de gelegenheid hierop eveneens binnen twee weken te reageren.

  • 4 Partijen kunnen afschriften van of uittreksels uit door hen omschreven stukken verkrijgen. Op de voor de verstrekking van afschriften of uittreksels in rekening te brengen vergoedingen is het bij of krachtens de Wet griffierechten burgerlijke zaken bepaalde van overeenkomstige toepassing.

Artikel 20

Het gerechtshof kan partijen en zonodig getuigen en deskundigen opdragen binnen een bepaalde termijn schriftelijk inlichtingen te geven of onder hen berustende stukken in te zenden.

Artikel 20a

  • 1 Een partij kan schriftelijk verzoeken om een behandeling ter zitting. Zodanig verzoek wordt ingediend bij het beroepschrift of, indien een verweerschrift is ingediend, uiterlijk binnen twee weken na verzending daarvan door het gerechtshof aan de wederpartij.

  • 2 De voorzitter van de kamer die de zaak in behandeling heeft bepaalt dag en uur van de behandeling ter zitting.

  • 3 De zitting is openbaar.

Artikel 20b

Indien de zaak op een zitting zal worden behandeld worden de stukken van het geding neergelegd ter griffie van het gerechtshof. Hiervan wordt door de griffier mededeling gedaan aan partijen, onder vermelding van de termijn waarbinnen deze stukken aldaar kunnen worden ingezien en dat daarvan afschriften of uittreksels kunnen worden gevraagd. Op de voor de verstrekking van afschriften of uittreksels in rekening te brengen vergoedingen is het bij of krachtens de Wet griffierechten burgerlijke zaken bepaalde van overeenkomstige toepassing.

Artikel 20c

  • 1 Indien de zaak op een zitting zal worden behandeld worden partijen uitgenodigd ter zitting. De oproep aan degene die hoger beroep heeft ingesteld wordt gericht aan het adres opgegeven in het beroepschrift in hoger beroep dan wel, in geval de officier van justitie hoger beroep heeft ingesteld, aan het door de betrokkene in het verweerschrift of in het beroepschrift bij de rechtbank opgegeven adres.

  • 2 Degene aan wie de administratieve sanctie is opgelegd, kan zich ter zitting laten bijstaan of zich door een gemachtigde laten vertegenwoordigen.

  • 3 Ter zitting kunnen getuigen of deskundigen worden meegebracht ten einde door het gerechtshof te worden gehoord. Het gerechtshof kan ambtshalve of op verzoek ook andere personen als getuige of deskundige horen.

  • 4 Het gerechtshof kan bevelen dat getuigen niet zullen worden gehoord en tolken niet tot de uitoefening van hun taak zullen worden toegelaten dan na het afleggen van de eed of belofte.

  • 5 Ze leggen in dat geval ten overstaan van de voorzitter de eed of belofte af;

    de getuigen: dat zij zullen zeggen de gehele waarheid en niets dan de waarheid;

    de tolken: dat zij hun plichten als tolk met nauwkeurigheid zullen vervullen.

    De deskundigen zijn verplicht hun taak onpartijdig en naar beste weten te vervullen.

  • 6 Van het verhandelde ter zitting wordt proces-verbaal opgemaakt, hetwelk door de voorzitter en de griffier wordt vastgesteld en ondertekend.

Artikel 20d

  • 1 Indien het gerechtshof het beroepschrift ontvankelijk acht, bevestigt het gerechtshof de beslissing van de kantonrechter, hetzij met overneming, hetzij met verbetering van de gronden, of doet het, met gehele of gedeeltelijke vernietiging van de bestreden beslissing van de kantonrechter, hetgeen de kantonrechter zou behoren te doen.

  • 2 Indien de beslissing van de kantonrechter moet worden vernietigd op de in artikel 14, tweede lid, genoemde grond wijst het gerechtshof de zaak terug naar de rechtbank, tenzij door betrokkene de behandeling van het beroep door het gerechtshof zelf is verlangd. In geval van terugwijzing doet de kantonrechter recht met inachtneming van het arrest van het gerechtshof.

  • 3 Het arrest van het gerechtshof is met redenen omkleed. Het wordt op een openbare zitting uitgesproken. Indien de zaak ter zitting is behandeld wordt het arrest aangetekend in het proces-verbaal van die zitting en wordt het uiterlijk veertien dagen na de sluiting van het onderzoek ter zitting uitgesproken. Indien de zaak niet ter zitting is behandeld wordt het arrest op een door de voorzitter te bepalen dag uiterlijk zes weken nadat de laatste van de in artikel 19 bedoelde termijnen is verstreken uitgesproken.

  • 5 Een afschrift van het arrest wordt toegezonden aan partijen.

Hoofdstuk VII. Vervallen zekerheidstelling

Artikel 21

  • 1 De verplichting tot zekerheidstelling vervalt nadat ten aanzien van de opgelegde administratieve sanctie een onherroepelijke beslissing is genomen.

  • 2 Indien de in het eerste lid bedoelde beslissing inhoudt dat de opgelegde administratieve sanctie geheel of gedeeltelijk blijft gehandhaafd, wordt de verschuldigde administratieve sanctie op de zekerheidstelling verhaald.

Hoofdstuk VIII. De inning van de administratieve sanctie

Artikel 22

  • 1 Met de inning van de administratieve sancties is de officier van justitie belast.

  • 2 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden omtrent de inning voorschriften gegeven. Deze voorschriften hebben in ieder geval betrekking op de plaats en wijze van betaling van de administratieve sanctie, de administratiekosten, de verantwoording van de ontvangen geldbedragen, alsmede op de kosten van verhaal, de invorderingskosten daaronder begrepen.

  • 3 Een ieder is verplicht desgevorderd onverwijld aan de officier van justitie, die met de inning van de administratieve sanctie is belast, de inlichtingen te verstrekken welke naar het redelijk oordeel van het openbaar ministerie noodzakelijk zijn ten behoeve van de toepassing van het eerste lid van dit artikel. De artikelen 217 en 218 van het Wetboek van Strafvordering zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 23

  • 1 Uiterlijk binnen twee weken nadat een beschikking waarbij een administratieve sanctie is opgelegd, onherroepelijk is geworden, moeten de administratieve sanctie en de administratiekosten zijn voldaan.

  • 2 De sanctie wordt van rechtswege met vijftig procent verhoogd indien deze niet tijdig geheel wordt voldaan.

Artikel 24

Degene aan wie een administratieve sanctie is opgelegd, is tot betaling van het ingevolge artikel 23 verhoogde bedrag verplicht binnen vier weken nadat de officier van justitie hem over de gewone post een aanmaning heeft toegezonden.

Artikel 25

  • 1 Indien degene aan wie een administratieve sanctie is opgelegd nalatig blijft de sanctie en de daarop gevallen verhoging geheel te voldoen binnen de in de aanmaning gestelde termijn van vier weken, wordt het inmiddels verschuldigde bedrag van rechtswege verder verhoogd met honderd procent van het bedrag van de sanctie en de daarop inmiddels gevallen verhoging, en kan door de officier van justitie verhaal worden genomen op de goederen, de inkomsten en het vermogen van degene aan wie een administratieve sanctie is opgelegd, overeenkomstig het bepaalde in de artikelen 26 en 27.

  • 2 Door de officier van justitie kan verhaal worden genomen gedurende twee jaar nadat ten aanzien van de administratieve sanctie een onherroepelijke beslissing is genomen.

  • 3 Het recht om verhaal te nemen vervalt door het overlijden van degene aan wie een administratieve sanctie is opgelegd.

Artikel 26

  • 1 Verhaal op de goederen van degene aan wie de administratieve sanctie is opgelegd geschiedt krachtens een dwangbevel, medebrengende het recht om die goederen zonder vonnis aan te tasten.

  • 2 Het dwangbevel wordt in naam des Konings uitgevaardigd door de officier van justitie in het arrondissement Leeuwarden. Het wordt ten uitvoer gelegd als een vonnis van de burgerlijke rechter.

  • 3 Tegen de tenuitvoerlegging van het dwangbevel kan verzet worden gedaan, hetwelk niet gericht zal kunnen zijn tegen de beslissing waarbij de administratieve sanctie werd opgelegd. Verzet wordt gedaan bij een met redenen omkleed verzetschrift. Het verzetschrift wordt binnen twee weken na de betekening van het dwangbevel ingediend bij de rechtbank van het arrondissement waar het adres is van degene aan wie de administratieve sanctie is opgelegd. Wordt binnen twee weken na de betekening tot inbeslagneming overgegaan, dan wordt het verzetschrift binnen een week na de dag van inbeslagneming ingediend. Bij het verzetschrift worden het dwangbevel en een afschrift van het exploit van betekening van het dwangbevel overgelegd.

  • 4 Degene aan wie de administratieve sanctie is opgelegd, is een griffierecht verschuldigd. De griffier wijst de indiener van het verzetschrift op de verschuldigdheid van het griffierecht en deelt hem mee dat het verschuldigde bedrag binnen twee weken na de dag van verzending van zijn mededeling dient te zijn bijgeschreven op de rekening van de rechtbank dan wel ter griffie te zijn gestort. Indien het bedrag niet binnen deze termijn is bijgeschreven of gestort, wordt het verzet niet-ontvankelijk verklaard, tenzij redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.

  • 5 Indien de in het derde lid bedoelde stukken niet zijn overgelegd, deelt de griffier de indiener van het verzetschrift mee dat deze stukken binnen twee weken na de dag van verzending van zijn mededeling ter griffie dienen te zijn overgelegd. Indien dit laatste niet binnen deze termijn is geschied, wordt het verzet niet-ontvankelijk verklaard, tenzij redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.

  • 6 De griffier brengt het verzetschrift en de daarop betrekking hebbende stukken ter kennis van de officier van justitie in het arrondissement Leeuwarden, ten einde hem in de gelegenheid te stellen daarover de nodige opmerkingen te maken. De officier van justitie stelt de betrokken gerechtsdeurwaarder ervan in kennis dat verzet is gedaan. De kantonrechter geeft zo spoedig mogelijk na afloop van deze termijn, na zo nodig degene aan wie de administratieve sanctie is opgelegd te hebben gehoord, althans opgeroepen om te verschijnen, zijn met redenen omklede beschikking, welke onverwijld aan degene die het verzet heeft gedaan en aan de officier van justitie in het arrondissement Leeuwarden wordt medegedeeld. De artikelen 13a en 13b zijn van overeenkomstige toepassing, met uitzondering van de laatste volzin van artikel 13b, eerste lid.

  • 7 Indien de kantonrechter het verzet gegrond oordeelt, houdt de beschikking tevens in dat aan de indiener van het verzetschrift het door hem betaalde griffierecht wordt vergoed door de griffier. In de overige gevallen kan de kantonrechter bepalen dat het betaalde griffierecht wordt vergoed.

  • 8 Ten aanzien van derden die bij een inbeslagneming van goederen daarop geheel of gedeeltelijk recht menen te hebben, zijn de bepalingen van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering van toepassing.

  • 9 De kosten van het verhaal krachtens dit artikel worden op gelijke voet als de administratieve sanctie op degene aan wie deze sanctie is opgelegd verhaald. Onder de kosten van het verhaal zijn begrepen de invorderingskosten.

Artikel 26a

  • 1 De officier van justitie in het arrondissement Leeuwarden, alsmede degene aan wie de administratieve sanctie is opgelegd, kunnen tegen de beschikking van de kantonrechter binnen twee weken na de verzending van de mededeling van de beschikking van de kantonrechter hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Leeuwarden. Het beroepschrift wordt ingediend bij de griffie van de rechtbank die de beschikking heeft gegeven.

  • 2 Degene aan wie de administratieve sanctie is opgelegd, is in zijn beroep slechts ontvankelijk na voorafgaande zekerheidstelling van het nog verschuldigde bedrag en van al de kosten. De zekerheid wordt gesteld bij het Centraal Justitieel Incassobureau te Leeuwarden, bedoeld in artikel 1 van het Besluit Instelling Centraal Justitieel Incassobureau, door storting op de rekening van het Centraal Justitieel Incassobureau. De griffier van de rechtbank wijst de indiener van het beroepschrift op de verplichting tot zekerheidstelling en deelt hem mee dat de zekerheidstelling dient te geschieden binnen twee weken na de dag van verzending van zijn mededeling. Indien de zekerheidstelling niet binnen deze termijn is geschied, wordt het beroep niet-ontvankelijk verklaard, tenzij redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.

  • 3 Degene aan wie de administratieve sanctie is opgelegd, is eveneens een griffierecht verschuldigd. De griffier van de rechtbank wijst de indiener van het beroepschrift op de verschuldigdheid van het griffierecht en deelt hem mee dat het verschuldigde bedrag binnen twee weken na de dag van verzending van zijn mededeling dient te zijn bijgeschreven op de rekening van de rechtbank dan wel ter griffie te zijn gestort. Indien het griffierecht niet binnen deze termijn is bijgeschreven of gestort, wordt het beroep niet-ontvankelijk verklaard, tenzij redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.

  • 4 Nadat de zekerheidstelling en de bijschrijving of de storting van het griffierecht hebben plaatsgevonden of nadat de termijnen voor het stellen van de zekerheid en de betaling van het griffierecht ongebruikt zijn verstreken, zendt de griffier van de rechtbank het beroepschrift met de daarop betrekking hebbende stukken en een afschrift van de beschikking van de kantonrechter onverwijld ter griffie van het gerechtshof in.

  • 7 Afschrift van de beschikking wordt door de griffier van het gerechtshof gezonden aan degenen die tot het instellen van hoger beroep gerechtigd waren.

Artikel 27

  • 1 Verhaal kan zonder dwangbevel worden genomen op:

    • a. inkomsten in geld uit arbeid van degene aan wie een administratieve sanctie is opgelegd;

    • b. pensioenen, wachtgelden en andere uitkeringen waarop degene aan wie de administratieve sanctie is opgelegd, aanspraak heeft;

    • c. het tegoed van een rekening bij een bank als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht, waarover degene aan wie de administratieve sanctie is opgelegd te eigen bate vermag te beschikken.

  • 2 Verhaal met toepassing van het eerste lid geschiedt door middel van een schriftelijke kennisgeving van het openbaar ministerie dat met de inning van de administratieve sanctie is belast. De kennisgeving bevat een voor de uitoefening van het verhaal voldoende aanduiding van degene aan wie de administratieve sanctie is opgelegd, en vermeldt welk bedrag uit hoofde van de beschikking nog verschuldigd is, dan wel bij welke rechterlijke uitspraak de administratieve sanctie is opgelegd, alsmede de plaats waar de betaling moet geschieden. Zij wordt verstrekt aan degene onder wie het verhaal wordt genomen, en betekend aan degene aan wie de administratieve sanctie is opgelegd. In het laatste geval zijn de artikelen 529 tot en met 532 en de artikelen 585 tot en met 588, 589 en 590 van het Wetboek van Strafvordering van overeenkomstige toepassing.

  • 3 Door de verstrekking van de kennisgeving is degene onder wie het verhaal wordt genomen, verplicht tot onverwijlde betaling aan de officier van justitie van het in de kennisgeving bedoelde bedrag voor zover degene aan wie de administratieve sanctie is opgelegd op hem een opeisbare vordering heeft of verkrijgt. De officier van justitie bepaalt de termijn waarbinnen de betaling moet geschieden. De verplichting tot betaling vervalt zodra het uit hoofde van de beschikking verschuldigde bedrag is betaald of verhaald en uiterlijk wanneer acht weken na de dag van verstrekking van de kennisgeving zijn verstreken.

  • 4 Degene onder wie het verhaal wordt genomen, kan zich niet tegenover de officier van justitie beroepen op het tenietgaan of de vermindering van zijn schuld aan degene aan wie de administratieve sanctie is opgelegd door betaling of door verrekening met een tegenvordering dan in de gevallen waarin hij daartoe ook bevoegd zou zijn geweest bij een op het tijdstip van de betekening overeenkomstig het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering gelegd beslag onder derden. Indien een andere schuldeiser op de vordering waarop het verhaal wordt genomen, beslag heeft gelegd, is artikel 478 van het Wetboek van overeenkomstige toepassing. Het verhaal wordt voor de toepassing van de artikelen 33 en 301 van de Faillissementswet met een beslag onder derden gelijkgesteld.

  • 6 Iedere belanghebbende kan binnen een week na de betekening van de in het tweede lid bedoelde kennisgeving bij met redenen omkleed verzetschrift verzet doen tegen het verhaal. Artikel 26, derde tot en met negende lid, en artikel 26a zijn van overeenkomstige toepassing.

  • 7 De kosten van het verhaal krachtens dit artikel worden op gelijke voet als de administratieve sanctie op degene aan wie deze sanctie is opgelegd verhaald. Onder de kosten van het verhaal zijn begrepen de invorderingskosten.

Artikel 27a

Bij algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald dat de staat geldbedragen, verkregen uit de tenuitvoerlegging van administratieve sancties, op een daarbij vast te stellen grondslag en naar daarbij vast te stellen regelen ten goede laat komen aan een rechtspersoon die krachtens het publiekrecht is ingesteld.

Artikel 28

  • 1 De officier van justitie te Leeuwarden kan, indien niet of niet volledig verhaal overeenkomstig de artikelen 26 en 27 heeft plaatsgevonden, bij de kantonrechter van de rechtbank van het arrondissement waar het adres is van degene aan wie de administratieve sanctie is opgelegd een vordering instellen om te worden gemachtigd om per gedraging waarvoor een administratieve sanctie is opgelegd het dwangmiddel gijzeling toe te passen van degene aan wie de administratieve sanctie is opgelegd, voor ten hoogste één week. Indien degene aan wie de administratieve sanctie is opgelegd ingeschreven staat op een in de basisadministratie persoonsgegevens opgenomen adres, maar niet op dat adres woonachtig is, dan wel indien degene aan wie de administratieve sanctie is opgelegd geen bekende woon- of verblijfplaats in Nederland heeft, geschiedt de instelling van de bovenbedoelde vordering door de officier van justitie in het arrondissement Leeuwarden bij de rechtbank te Leeuwarden. Een verleende machtiging om gijzeling toe te passen kan tot uiterlijk vijf jaar nadat de opgelegde administratieve sanctie onherroepelijk is geworden, worden uitgevoerd.

  • 2 Op de vordering wordt niet beslist dan nadat degene aan wie de sanctie is opgelegd door de kantonrechter is gehoord, althans behoorlijk is opgeroepen. Tegen de beslissing staat geen rechtsmiddel open.

  • 3 De officier van justitie te Leeuwarden of de ambtenaar die door hem is belast met de toepassing van de gijzeling heeft voor het in gijzeling stellen van de betrokkene toegang tot elke plaats.

  • 4 De toepassing van het dwangmiddel wordt gestaakt, zodra het verschuldigde bedrag aan de instantie, belast met deze toepassing, is betaald. De toepassing van het dwangmiddel heft de verschuldigdheid niet op.

  • 5 Bij algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld omtrent de tenuitvoerlegging van de gijzeling als bedoeld in het eerste lid.

Artikel 28a

Indien niet of niet volledig verhaal overeenkomstig de artikelen 26 en 27 heeft plaatsgevonden, kan de officier van justitie te Leeuwarden het rijbewijs innemen van degene aan wie de administratieve sanctie is opgelegd. De officier kan tot uiterlijk vijf jaar nadat de opgelegde administratieve sanctie onherroepelijk is geworden van zijn bevoegdheid gebruik maken. De inneming van het rijbewijs duurt ten hoogste vier weken.

Artikel 28b

Indien niet of niet volledig verhaal overeenkomstig de artikelen 26 en 27 heeft plaatsgevonden, kan de officier van justitie te Leeuwarden het voertuig waarmee de gedraging heeft plaatsgevonden buiten gebruik stellen of, indien dit voertuig niet wordt aangetroffen, een soortgelijk voertuig waarover degene aan wie de administratieve sanctie is opgelegd, vermag te beschikken. De officier kan tot uiterlijk vijf jaar nadat de opgelegde administratieve sanctie onherroepelijk is geworden van zijn bevoegdheid gebruik maken. De buitengebruikstelling duurt ten hoogste vier weken.

Artikel 29

  • 1 Indien degene wiens voertuig buiten gebruik kan worden gesteld door de officier van justitie te Leeuwarden niet terstond voldoet aan het overeenkomstig artikel 23, tweede lid, en artikel 25 verhoogde bedrag van de administratieve sanctie, is de officier van justitie bevoegd het voertuig op kosten van de betrokkene naar een door hem aangewezen plaats te doen overbrengen en in bewaring te doen stellen. Het voertuig wordt tussentijds aan de rechthebbende teruggegeven tegen betaling van het bedrag van de administratieve sanctie en de daarop gevallen verhogingen, alsmede van de kosten van overbrenging en bewaring.

  • 2 De officier van justitie is tevens bevoegd om in het in het eerste lid bedoelde geval aan het voertuig een mechanisch hulpmiddel te doen aanbrengen, waardoor wordt verhinderd dat het voertuig wordt weggereden. Het mechanisch hulpmiddel wordt tussentijds niet verwijderd dan nadat het bedrag van de administratieve sanctie en de daarop gevallen verhogingen, alsmede de kosten van het aanbrengen en van het verwijderen ervan zijn voldaan.

  • 3 Indien twaalf weken na de aanvang van de buitengebruikstelling de rechthebbende zijn voertuig niet heeft afgehaald, wordt hij geacht zijn recht op de zaak te hebben opgegeven en is de officier van justitie bevoegd het voertuig om niet aan een derde in eigendom te doen overdragen, te doen verkopen of te doen vernietigen. Gelijke bevoegdheid bestaat ook binnen de bedoelde termijn, zodra het gezamenlijke bedrag van de opgelegde administratieve sanctie, de daarop gevallen verhoging, de kosten van het aanbrengen en het verwijderen, alsmede de kosten van overbrenging en bewaring, vermeerderd met de voor de verkoop, de eigendomsoverdracht om niet of de vernietiging geraamde kosten, in verhouding tot de waarde van het voertuig naar zijn oordeel onevenredig hoog zou worden.

  • 4 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld omtrent de overbrenging, bewaring, eigendomsoverdracht om niet, verkoop, vernietiging, de berekening van de kosten van overbrenging en bewaring, alsmede omtrent hetgeen verder voor de uitvoering van dit artikel noodzakelijk is.

Artikel 30

  • 1 Degene wiens rijbewijs kan worden ingenomen door de officier van justitie te Leeuwarden, is verplicht op eerste vordering van de officier van justitie het rijbewijs in te leveren op een door de officier van justitie te bepalen tijdstip en aan te wijzen plaats.

  • 2 De termijn, bedoeld in artikel 28a, vangt aan op het tijdstip waarop de inlevering van het rijbewijs heeft plaatsgevonden.

  • 3 Indien aan de verplichting tot inlevering van het rijbewijs niet wordt voldaan, is de officier van justitie bevoegd dat rijbewijs op kosten van de in het eerste lid bedoelde persoon te doen inleveren. Afdeling 5.3 van de Algemene wet bestuursrecht is niet van toepassing.

  • 4 De officier van justitie doet van het tijdstip, bedoeld in het eerste en in het tweede lid, onverwijld mededeling aan de beheerder van het rijbewijzenregister in de zin van de Wegenverkeerswet 1994. De officier van justitie doet op gelijke wijze mededeling van het tijdstip waarop het rijbewijs is teruggegeven.

Hoofdstuk IX. Voorlopige maatregelen

Artikel 31

  • 1 Indien de in artikel 3, eerste lid, bedoelde ambtenaren bij de uitoefening van de in artikel 3, eerste lid, omschreven bevoegdheid bevinden dat de bestuurder geen bekende woon- of verblijfplaats in Nederland heeft, dan wel geregistreerd staat voor het niet voldoen van een hem eerder overeenkomstig de bepalingen van deze wet opgelegde administratieve sanctie, kunnen zij vorderen dat het bedrag van de opgelegde en van de reeds verschuldigde administratieve sanctie en van de administratiekosten terstond zal worden voldaan dan wel dat zekerheid wordt gesteld dat het bedrag van de bedoelde sanctie tijdig zal worden voldaan.

  • 2 Indien de in artikel 3, eerste lid, bedoelde ambtenaren hebben vastgesteld dat de gedraging heeft plaatsgevonden met of door middel van een motorrijtuig waarvoor een kenteken is opgegeven, en niet aanstonds is vastgesteld wie daarvan de bestuurder is en waarvan aannemelijk is dat de kentekenhouder geen bekende woon- of verblijfplaats in Nederland heeft, dan wel dat de kentekenhouder geregistreerd staat voor het niet voldoen van een hem eerder overeenkomstig de bepalingen van deze wet opgelegde sanctie, zijn zij bevoegd bij wijze van voorlopige maatregel het voertuig naar een door hen aangewezen plaats te doen overbrengen en in bewaring te stellen, dan wel aan het voertuig een mechanisch hulpmiddel te doen aanbrengen, waardoor wordt verhinderd dat het voertuig wordt weggereden. Zij kunnen vorderen dat, alvorens het voertuig aan de bestuurder wordt teruggegeven, naast de kosten van overbrenging en bewaring, eveneens het bedrag van de opgelegde administratieve sanctie en de administratiekosten en van de eerder overeenkomstig de bepalingen van deze wet opgelegde en inmiddels verschuldigde administratieve sanctie en de administratiekosten zal worden voldaan.

  • 3 Voldoening van het bedrag van de opgelegde administratieve sanctie en van de administratiekosten laat de bevoegdheid tegen de beschikking van de ambtenaar beroep in te stellen als omschreven in de artikelen 6 en 9 onverlet. Wordt het beroep gegrond verklaard, dan wordt het bedrag van de administratieve sanctie en van de administratiekosten teruggegeven. Artikel 29, derde en vierde lid, is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 32

Indien aan de in artikel 31, eerste lid, bedoelde vordering niet wordt voldaan, is de ambtenaar bevoegd bij wijze van voorlopige maatregel het voertuig in bewaring te stellen, totdat het bedrag van de opgelegde en van de reeds verschuldigde administratieve sanctie en van de administratiekosten, alsmede de inmiddels daarop gevallen kosten van de inbewaringstelling zijn voldaan. Daartoe kan hij op kosten van de bestuurder het voertuig naar een door hem aangewezen nabijgelegen plaats overbrengen of doen overbrengen en aldaar in bewaring doen stellen. Zo nodig roept hij hierbij de hulp van de sterke arm in. Artikel 29, derde en vierde lid, is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 33

  • 1 Van iedere inbewaringstelling maakt de betrokken ambtenaar proces-verbaal op. Hij zendt dit proces-verbaal binnen vierentwintig uur aan de officier van justitie in het arrondissement waar de inbewaringstelling is geschied. Een afschrift van het proces-verbaal wordt gelijktijdig uitgereikt of toegezonden aan de bestuurder, alsmede aan degene aan wie het kenteken van het motorrijtuig is opgegeven. Daarbij wordt hij gewezen op het bepaalde in artikel 29, derde lid.

  • 2 Tegen een inbewaringstelling kan elke belanghebbende beroep instellen bij de rechtbank op grond dat

    • a. de inbewaringstelling met een algemeen verbindend voorschrift strijdt;

    • b. de ambtenaar van zijn in artikel 32 omschreven bevoegdheid op een kennelijk onredelijke wijze heeft gebruik gemaakt.

  • 4 Het beroepschrift wordt ingediend bij de officier van justitie in het arrondissement waar de inbewaringstelling is geschied. De officier van justitie brengt het beroepschrift en de op de zaak betrekking hebbende stukken ter kennis van de rechtbank van het arrondissement waar de inbewaringstelling is geschied.

  • 5 Het beroepschrift en de op de zaak betrekking hebbende stukken worden door de officier van justitie aan de rechtbank ter kennis gebracht binnen vier dagen nadat de indiener zekerheid heeft gesteld voor de betaling van de sanctie, dan wel nadat de termijn daarvoor is verstreken.

  • 6 De kantonrechter beslist zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen vier weken na de dag waarop het beroepschrift bij de officier van justitie is ingediend. Ten aanzien van de behandeling van het beroepschrift en de uitspraak zijn de artikelen 11, tweede, derde en vierde lid, 12, 13, 13a en 13b van overeenkomstige toepassing.

  • 7 Indien de kantonrechter het beroepschrift gegrond acht, gelast hij de onmiddellijke teruggave van het voertuig.

  • 8 Het instellen van beroep schorst de bevoegdheid van de officier van justitie, bedoeld in artikel 29, derde lid, tot de dag na die waarop de kantonrechter zijn beslissing heeft gegeven.

Hoofdstuk X. Overige bepalingen

Artikel 34

  • 1 Met geldboete van de tweede categorie wordt gestraft:

    • a. hij die niet voldoet aan vordering van een krachtens artikel 3, eerste lid, aangewezen toezichthouder;

    • b. hij die de gegevens waarop de in het eerste lid bedoelde vordering betrekking heeft, onjuist opgeeft;

    • c. hij die niet voldoet aan de in artikel 30 omschreven verplichting.

  • 2 Het strafbare feit is een overtreding.

Artikel 35

Bij algemene maatregel van bestuur kunnen voorschriften worden gegeven omtrent hetgeen verder ter uitvoering van deze wet nodig is.

Artikel 36

  • 2 Indien het verzetschrift wordt ingetrokken omdat de officier van justitie geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het verzetschrift is tegemoetgekomen wordt het door de indiener betaalde griffierecht aan hem vergoed door de desbetreffende officier van justitie. In de overige gevallen kan de desbetreffende officier van justitie, indien het verzet wordt ingetrokken, het betaalde griffierecht geheel of gedeeltelijk vergoeden.

Hoofdstuk XI. Slotbepalingen

Artikel 44

Deze wet kan worden aangehaald als: Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te 's-Gravenhage , 3 juli 1989

Beatrix

De Minister van Justitie,

F. Korthals Altes

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

N. Smit-Kroes

Uitgegeven de zevenentwintigste juli 1989

De Minister van Justitie a.i.,

G. J. M. Braks

Bijlage , bedoeld in artikel 2 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften

     

Afdeling A. Verkeer te land

     

Categorie-indeling B:

     

1 – Bestuurders van motorvoertuigen op meer dan twee wielen, en bestuurders van brommobielen voor zover het de bepalingen van het RVV 1990 betreft;

     

2 – Bestuurders van motorvoertuigen op twee wielen;

     

3 – Bromfietsers en snorfietsers;

     

4 – Fietsers en bestuurders van gehandicaptenvoertuigen met of zonder motor;

     

5 – Voetgangers;

     

6 – Overige weggebruikers;

     

7 – Gezagvoerders/schippers;

     

8 – Een ieder.

       
     

NB De categorieën 1 tot en met 4 gelden in voorkomend geval mede voor bestuurders van één van de op die categorieën betrekking hebbende voertuigen, indien daarmee een aanhangwagen wordt voortbewogen

     

Feit

Overtreden artikel

Tarief in euro per feit en categorie

         

1

2

3

4

5

6

7

8

     

Nummers K 006 – K 175: Wegenverkeerswet 1994 (WVW 1994); Reglement Rijbewijzen (RR)

                 

K

010

 

als weggebruiker geen gevolg geven aan een aanwijzing door een opsporingsambtenaar gegeven

12 lid 1 WVW 1994

340

340

230

130

100

130

 

 

K

025

 

als bestuurder van een motorrijtuig rijden terwijl het kentekenbewijs niet behoorlijk leesbaar is

36 lid 3 sub d WVW 1994

40

40

40

 

 

 

 

 
     

het kenteken niet behoorlijk zichtbaar aanwezig hebben op of aan

40 lid 1 WVW 1994

 

 

 

 

 

 

 

 

K

030

a

– een motorrijtuig

 

120

120

85

 

 

 

 

120

K

030

b

– de aanhangwagen

 

120

 

85

 

 

 

 

120

K

035

 

het ongeldig verklaarde kentekenbewijs niet binnen de bepaalde termijn inleveren bij de minister van Verkeer en Waterstaat

57 lid 3 WVW 1994

 

 

 

 

 

 

 

220

     

als houder van een kentekenbewijs niet op eerste vordering van een daartoe aangewezen persoon dat bewijs of één of meer delen van dat bewijs overgeven, omdat (voor) het voertuig waarvoor het kentekenbewijs is afgegeven

 

 

 

 

 

 

 

 

 

K

040

a

– de verschuldigde belastingen en rechten niet zijn voldaan

60 lid 1 sub a WVW 1994

 

 

 

 

 

 

 

120

K

040

b

– niet voldoet aan de bij of krachtens de Wegenverkeerswet 1994 gestelde eisen

60 lid 1 sub b WVW 1994

 

 

 

 

 

 

 

120

K

040

e

– niet voldoet aan de in het kentekenbewijs vermelde voorschriften

60 lid 2 WVW 1994

 

 

 

 

 

 

 

120

     

voor een kentekenplichtig motorrijtuig van 3500 kg of minder

 

 

 

 

 

 

 

 

 

K

045

a

– is geen keuringsbewijs afgegeven

72 lid 1 WVW 1994

120

 

 

 

 

 

 

120

K

045

b

– heeft het keuringsbewijs zijn geldigheid verloren

72 lid 2 sub b WVW 1994

120

 

 

 

 

 

 

120

     

voor een kentekenplichtig motorrijtuig of aanhangwagen van meer dan 3500 kg

 

 

 

 

 

 

 

 

 

K

046

a

– is geen keuringsbewijs afgegeven

72 lid 1 WVW 1994

390

 

 

 

 

 

 

390

K

046

b

– heeft het keuringsbewijs zijn geldigheid verloren

72 lid 2 sub b WVW 1994

390

 

 

 

 

 

 

390

     

het afgegeven keuringsbewijs

 

 

 

 

 

 

 

 

 

K

050

a

– voldoet niet aan de vastgestelde eisen inzake inrichting en uitvoering

72 lid 2 sub a WVW 1994

40

 

 

 

 

 

 

40

K

050

b

– is niet behoorlijk leesbaar

72 lid 2 sub c WVW 1994

40

 

 

 

 

 

 

40

     

als bestuurder van een motorrijtuig rijden terwijl het rijbewijs

 

 

 

 

 

 

 

 

 

K

060

a

– niet voldoet aan de gestelde eisen

107 lid 2 sub a WVW 1994

40

40

25

 

 

 

 

 

K

060

e

– zijn geldigheid heeft verloren door het verstrijken van de geldigheidsduur, waarbij de geldigheidsduur één jaar of minder is verstreken

107 lid 2 sub b WVW 1994

85

85

55

 

 

 

 

 

K

060

c

– niet behoorlijk leesbaar is

107 lid 2 sub c WVW 1994

85

85

55

 

 

 

 

 

K

065

a

als bestuurder beneden de 18 jaar een motorrijtuig besturen (buitenlander met rijbewijs)

110 lid 1 WVW 1994

120

120

 

 

 

 

 

 
     

rijonderricht geven in het kader van de opleiding voor het praktijkexamen voor de rijbewijscategorie AM, tweewielige bromfiets, terwijl deze niet is voorzien van

110b WVW 1994 jo. 7a RR

 

 

 

 

 

 

 

 

K

090

aa

– een op de voorgeschreven wijze aangebrachte aanduiding

 

 

 

 

 

 

 

 

85

     

rijonderricht geven voor rijbewijs B terwijl het lesmotorrijtuig niet is voorzien van

 

 

 

 

 

 

 

 

 

K

090

a

– een dubbele bediening c.q. een onderbreker

110b WVW 1994 jo. 8 sub a RR

 

 

 

 

 

 

 

240

K

090

b

– een binnen en een buitenspiegel ten behoeve van de rij-instructeur

110b WVW 1994 jo. 8 sub b RR

 

 

 

 

 

 

 

240

K

090

c

– een op de voorgeschreven wijze aangebrachte aanduiding

110b WVW 1994 jo. 8 sub c RR

 

 

 

 

 

 

 

85

     

rijonderricht geven in het kader van de opleiding voor het praktijkexamen voor de rijbewijscategorie AM, drie- of vierwielige bromfiets, terwijl deze niet is voorzien van

110b WVW 1994 jo. 7a RR

 

 

 

 

 

 

 

 

K

090

bb

– een dubbele bediening c.q. onderbreker

 

 

 

 

 

 

 

 

240

K

090

cc

– een binnen- en buitenspiegel ten behoeve van de rijinstructeur

 

 

 

 

 

 

 

 

240

K

090

dd

– een op de voorgeschreven wijze aangebrachte aanduiding

 

 

 

 

 

 

 

 

85

K

106

 

rijonderricht geven terwijl de leerling de leeftijd van 18 jaren nog niet heeft bereikt

110b lid 1 sub b WVW 1994

 

 

 

 

 

 

 

170

K

107

 

rijonderricht geven met een motorrijtuig dat is ingericht voor het vervoer van meer dan 8 personen terwijl de leerling nog geen 21 jaar is

110b lid 1 sub b WVW 1994

 

 

 

 

 

 

 

170

K

108

 

rijonderricht geven terwijl de leerling de leeftijd van 16 jaren nog niet heeft bereikt (bromfietsrijbewijs)

110b lid 1 sub b WVW 1994

 

 

 

 

 

 

 

170

K

120

 

het niet inleveren van een rijbewijs waarvan de geldigheid is geschorst

131 lid 3 sub b WVW 1994

 

 

 

 

 

 

 

220

K

145

a

als bestuurder handelen in strijd met één of meer aan een ontheffing verbonden voorschrift(en), niet betrekking hebbend op de begeleiding of vakbekwaamheid

150 lid 2 WVW 1994

120

120

80

45

 

 

 

 
     

als bestuurder van een motorrijtuig niet op eerste vordering behoorlijk ter inzage afgeven

 

 

 

 

 

 

 

 

 

K

150

a

– het kentekenbewijs

160 lid 1 sub a WVW 1994

40

40

40

 

 

 

 

 

K

150

c

– het rijbewijs

160 lid 1 sub b WVW 1994

85

85

85

 

 

 

 

 

K

150

cd

– rijbewijs, niet zijnde rijbewijs AM

artikel VIII Wet van 28 juni 2006, wijziging WVW 1994 ivm invoer bromfietsrijbewijs (Stb. 2006, 322)

 

 

80

 

 

 

 

 

K

150

e

– de ontheffing

160 lid 1 sub d WVW 1994

40

 

 

 

 

 

 

 

K

150

f

– het ingevolge de richtlijn vakbekwaamheid bestuurders vereiste getuigschrift

160 lid 1 WVW 1994

60

 

 

 

 

 

 

 

K

155

 

niet meewerken aan het voorlopig onderzoek van uitgeademde lucht

160 lid 5 WVW 1994

220

220

150

85

 

 

 

220

                         
     

Nummers S 005 – S 026, VA 004 – RV 101: Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV 1990)

                 
     

Categorie-indeling C: (maximumsnelheid)

                 
     

1 – motorvoertuigen (uitgezonderd categorie 2: vrachtauto’s, autobussen en motorvoertuigen met aanhangwagen);

                 
     

2 – vrachtauto’s, autobussen, als bedrijfsauto aangemerkte kampeerauto’s met een toegestane maximum massa van meer dan 3500 kg en motorvoertuigen met aanhangwagen;

                 
     

3 – bromfietsen, brommobielen, snorfietsen en gehandicaptenvoertuigen met motor;

                 
     

4 – land- of bosbouwtrekkers en motorvoertuigen met beperkte snelheid.

                 
     

Hoofdstuk 2. Verkeersregels

                 
     

VIII. Maximum snelheid

                 
     

a. Algemeen

                 
     

als bestuurder niet in staat zijn, zijn voertuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij de weg kan overzien en waarover deze vrij is

19 RVV 1990

               

S

005

a

– bij snelheden tot en met 80 km/h

 

240

240

160

         
     

Snelheidsoverschrijdingen

         
     

Noot snelheidsovertredingen algemeen

         
     

Indien een feitcode van toepassing is waarbij de snelheidsoverschrijding per kilometer is aangegeven en er wordt een waarde achter de komma gemeten, dan moet deze te allen tijde naar beneden worden afgerond op een hele kilometer.

         
     

b. Binnen de bebouwde kom

         
     

Noot:

         
     

* = recidiveregeling snelheid (zie punt 4.3.1 Richtlijnen voor strafvordering tarieven en feitomschrijvingen); bij staandehouding wordt bij overschrijding vanaf 50 km/h of 30 km/h (cat. 3) het rijbewijs ingevorderd en dient het proces-verbaal met het proces-verbaal van invordering te worden ingezonden naar het openbaar ministerie

         
     

Feit

Overtreden artikel

Tarief in euro per feit en categorie

         

1

2

3

4

     

overschrijding van de maximumsnelheid binnen de bebouwde kom (gedragsregel)

20 sub a RVV 1990 (cat 1/2), 20 sub b en c RVV 1990 (cat 3), 22 sub d en e RVV 1990 (cat 3), 22 sub c RVV 1990 (cat 4)

       

VA

004

 

– met 4 km/h

 

26

43

26

26

VA

005

 

– met 5 km/h

 

32

50

32

32

VA

006

 

– met 6 km/h

 

38

59

38

38

VA

007

 

– met 7 km/h

 

44

68

44

44

VA

008

 

– met 8 km/h

 

50

78

50

50

VA

009

 

– met 9 km/h

 

57

87

57

57

VA

010

 

– met 10 km/h

 

65

97

65

65

VA

011

 

– met 11 km/h

 

88

122

88

88

VA

012

 

– met 12 km/h

 

96

132

96

96

VA

013

 

– met 13 km/h

 

105

144

105

105

VA

014

 

– met 14 km/h

 

113

155

113

113

VA

015

 

– met 15 km/h

 

122

167

122

122

VA

016

 

– met 16 km/h

 

131

179

131

131

VA

017

 

– met 17 km/h

 

141

192

141

141

VA

018

 

– met 18 km/h

 

151

205

151

151

VA

019

 

– met 19 km/h

 

162

218

162

162

VA

020

 

– met 20 km/h

 

173

232

173

173

VA

021

 

– met 21 km/h

 

185

247

185

185

VA

022

 

– met 22 km/h

 

197

263

197

197

VA

023

 

– met 23 km/h

 

209

276

209

209

VA

024

 

– met 24 km/h

 

220

292

220

220

VA

025

 

– met 25 km/h

 

234

308

234

234

VA

026

 

– met 26 km/h

 

247

326

247

247

VA

027

 

– met 27 km/h

 

262

343

262

262

VA

028

 

– met 28 km/h

 

275

360

275

275

VA

029

 

– met 29 km/h

 

288

376

288

288

VA

030

 

– met 30 km/h

 

303

390

 

303

     

overschrijding van de maximumsnelheid binnen de bebouwde kom (verkeersbord A1)

62 jo. bord A1 RVV 1990

       

VB

004

 

– met 4 km/h

 

26

43

26

26

VB

005

 

– met 5 km/h

 

32

50

32

32

VB

006

 

– met 6 km/h

 

38

59

38

38

VB

007

 

– met 7 km/h

 

44

68

44

44

VB

008

 

– met 8 km/h

 

50

78

50

50

VB

009

 

– met 9 km/h

 

57

87

57

57

VB

010

 

– met 10 km/h

 

65

97

65

65

VB

011

 

– met 11 km/h

 

88

122

88

88

VB

012

 

– met 12 km/h

 

96

132

96

96

VB

013

 

– met 13 km/h

 

105

144

105

105

VB

014

 

– met 14 km/h

 

113

155

113

113

VB

015

 

– met 15 km/h

 

122

167

122

122

VB

016

 

– met 16 km/h

 

131

179

131

131

VB

017

 

– met 17 km/h

 

141

192

141

141

VB

018

 

– met 18 km/h

 

151

205

151

151

VB

019

 

– met 19 km/h

 

162

218

162

162

VB

020

 

– met 20 km/h

 

173

232

173

173

VB

021

 

– met 21 km/h

 

185

247

185

185

VB

022

 

– met 22 km/h

 

197

263

197

197

VB

023

 

– met 23 km/h

 

209

276

209

209

VB

024

 

– met 24 km/h

 

220

292

220

220

VB

025

 

– met 25 km/h

 

234

308

234

234

VB

026

 

– met 26 km/h

 

247

326

247

247

VB

027

 

– met 27 km/h

 

262

343

262

262

VB

028

 

– met 28 km/h

 

275

360

275

275

VB

029

 

– met 29 km/h

 

288

376

288

288

VB

030

 

– met 30 km/h

 

303

390

 

303

     

overschrijding van de maximumsnelheid binnen de bebouwde kom (verkeersbord A1 [30 km/h])

62 jo. bord A1 RVV 1990

       

VS

004

 

– met 4 km/h

 

43

93

43

43

VS

005

 

– met 5 km/h

 

50

105

50

50

VS

006

 

– met 6 km/h

 

59

119

59

59

VS

007

 

– met 7 km/h

 

67

132

67

67

VS

008

 

– met 8 km/h

 

77

145

77

77

VS

009

 

– met 9 km/h

 

86

158

86

86

VS

010

 

– met 10 km/h

 

97

171

97

97

VS

011

 

– met 11 km/h

 

122

202

122

122

VS

012

 

– met 12 km/h

 

132

217

132

132

VS

013

 

– met 13 km/h

 

143

233

143

143

VS

014

 

– met 14 km/h

 

155

247

155

155

VS

015

 

– met 15 km/h

 

167

263

167

167

VS

016

 

– met 16 km/h

 

179

280

179

179

VS

017

 

– met 17 km/h

 

192

296

192

192

VS

018

 

– met 18 km/h

 

205

314

205

205

VS

019

 

– met 19 km/h

 

218

332

218

218

VS

020

 

– met 20 km/h

 

232

350

232

232

VS

021

 

– met 21 km/h

 

247

369

247

247

VS

022

 

– met 22 km/h

 

263

388

263

263

VS

023

 

– met 23 km/h

 

278

 

278

278

VS

024

 

– met 24 km/h

 

294

 

294

294

VS

025

 

– met 25 km/h

 

309

 

309

309

VS

026

 

– met 26 km/h

 

326

 

326

326

VS

027

 

– met 27 km/h

 

343

 

343

343

VS

028

 

– met 28 km/h

 

360

 

360

360

VS

029

 

– met 29 km/h

 

376

 

376

376

VS

030

 

– met 30 km/h

 

390

   

390

     

overschrijding van de maximumsnelheid binnen de bebouwde kom (verkeersbord A3)

62 jo. bord A3 RVV 1990

       

VC

004

 

– met 4 km/h

 

26

43

26

26

VC

005

 

– met 5 km/h

 

32

50

32

32

VC

006

 

– met 6 km/h

 

38

59

38

38

VC

007

 

– met 7 km/h

 

44

68

44

44

VC

008

 

– met 8 km/h

 

50

78

50

50

VC

009

 

– met 9 km/h

 

57

87

57

57

VC

010

 

– met 10 km/h

 

65

97

65

65

VC

011

 

– met 11 km/h

 

88

122

88

88

VC

012

 

– met 12 km/h

 

96

132

96

96

VC

013

 

– met 13 km/h

 

105

144

105

105

VC

014

 

– met 14 km/h

 

113

155

113

113

VC

015

 

– met 15 km/h

 

122

167

122

122

VC

016

 

– met 16 km/h

 

131

179

131

131

VC

017

 

– met 17 km/h

 

141

192

141

141

VC

018

 

– met 18 km/h

 

151

205

151

151

VC

019

 

– met 19 km/h

 

162

218

162

162

VC

020

 

– met 20 km/h

 

173

232

173

173

VC

021

 

– met 21 km/h

 

185

247

185

185

VC

022

 

– met 22 km/h

 

197

263

197

197

VC

023

 

– met 23 km/h

 

209

276

209

209

VC

024

 

– met 24 km/h

 

220

292

220

220

VC

025

 

– met 25 km/h

 

234

308

234

234

VC

026

 

– met 26 km/h

 

247

326

247

247

VC

027

 

– met 27 km/h

 

262

343

262

262

VC

028

 

– met 28 km/h

 

275

360

275

275

VC

029

 

– met 29 km/h

 

288

376

288

288

VC

030

 

– met 30 km/h

 

303

390

 

303

     

overschrijding van de maximumsnelheid binnen de bebouwde kom bij wegwerkzaamheden (verkeersbord A1)

62 jo. bord A1 RVV 1990

       

VD

004

 

– met 4 km/h

 

43

93

43

43

VD

005

 

– met 5 km/h

 

50

105

50

50

VD

006

 

– met 6 km/h

 

59

119

59

59

VD

007

 

– met 7 km/h

 

67

132

67

67

VD

008

 

– met 8 km/h

 

77

145

77

77

VD

009

 

– met 9 km/h

 

86

158

86

86

VD

010

 

– met 10 km/h

 

97

171

97

97

VD

011

 

– met 11 km/h

 

122

202

122

122

VD

012

 

– met 12 km/h

 

132

217

132

132

VD

013

 

– met 13 km/h

 

143

233

143

143

VD

014

 

– met 14 km/h

 

155

247

155

155

VD

015

 

– met 15 km/h

 

167

263

167

167

VD

016

 

– met 16 km/h

 

179

280

179

179

VD

017

 

– met 17 km/h

 

192

296

192

192

VD

018

 

– met 18 km/h

 

205

314

205

205

VD

019

 

– met 19 km/h

 

218

332

218

218

VD

020

 

– met 20 km/h

 

232

350

232

232

VD

021

 

– met 21 km/h

 

247

369

247

247

VD

022

 

– met 22 km/h

 

263

388

263

263

VD

023

 

– met 23 km/h

 

278

 

278

278

VD

024

 

– met 24 km/h

 

294

 

294

294

VD

025

 

– met 25 km/h

 

309

 

309

309

VD

026

 

– met 26 km/h

 

326

 

326

326

VD

027

 

– met 27 km/h

 

343

 

343

343

VD

028

 

– met 28 km/h

 

360

 

360

360

VD

029

 

– met 29 km/h

 

376

 

376

376

VD

030

 

– met 30 km/h

 

390

   

390

     

overschrijding van de maximumsnelheid binnen de bebouwde kom bij wegwerkzaamheden (verkeersbord A3)

62 jo. bord A3 RVV 1990

       

VE

004

 

– met 4 km/h

 

43

93

43

43

VE

005

 

– met 5 km/h

 

50

105

50

50

VE

006

 

– met 6 km/h

 

59

119

59

59

VE

007

 

– met 7 km/h

 

67

132

67

67

VE

008

 

– met 8 km/h

 

77

145

77

77

VE

009

 

– met 9 km/h

 

86

158

86

86

VE

010

 

– met 10 km/h

 

97

171

97

97

VE

011

 

– met 11 km/h

 

122

202

122

122

VE

012

 

– met 12 km/h

 

132

217

132

132

VE

013

 

– met 13 km/h

 

143

233

143

143

VE

014

 

– met 14 km/h

 

155

247

155

155

VE

015

 

– met 15 km/h

 

167

263

167

167

VE

016

 

– met 16 km/h

 

179

280

179

179

VE

017

 

– met 17 km/h

 

192

296

192

192

VE

018

 

– met 18 km/h

 

205

314

205

205

VE

019

 

– met 19 km/h

 

218

332

218

218

VE

020

 

– met 20 km/h

 

232

350

232

232

VE

021

 

– met 21 km/h

 

247

369

247

247

VE

022

 

– met 22 km/h

 

263

388

263

263

VE

023

 

– met 23 km/h

 

278

 

278

278

VE

024

 

– met 24 km/h

 

294

 

294

294

VE

025

 

– met 25 km/h

 

309

 

309

309

VE

026

 

– met 26 km/h

 

326

 

326

326

VE

027

 

– met 27 km/h

 

343

 

343

343

VE

028

 

– met 28 km/h

 

360

 

360

360

VE

029

 

– met 29 km/h

 

376

 

376

376

VE

030

 

– met 30 km/h

 

390

   

390

                 
     

c. (Auto)wegen buiten de bebouwde kom

         
     

Noot:

         
     

* = recidiveregeling snelheid (zie punt 7.2.1 Richtlijnen voor strafvordering tarieven en feitomschrijvingen); bij staandehouding wordt bij overschrijding vanaf 50 km/h het rijbewijs ingevorderd en dient het proces-verbaal te worden ingezonden naar het openbaar ministerie

         
     

overschrijding van de maximumsnelheid op (auto)wegen buiten de bebouwde kom (gedragsregel)

21 sub a RVV 1990 (cat 1), 22 sub a, b, f en g RVV 1990 (cat 2), 21 sub b en c RVV 1990 (cat 3), 22 sub d en e RVV 1990 (cat 3), 22 sub c RVV 1990 (cat 4)

       

VF

004

 

– met 4 km/h

 

23

35

23

23

VF

005

 

– met 5 km/h

 

29

42

29

29

VF

006

 

– met 6 km/h

 

35

49

35

35

VF

007

 

– met 7 km/h

 

41

57

41

41

VF

008

 

– met 8 km/h

 

47

66

47

47

VF

009

 

– met 9 km/h

 

54

73

54

54

VF

010

 

– met 10 km/h

 

61

81

61

61

VF

011

 

– met 11 km/h

 

83

91

83

83

VF

012

 

– met 12 km/h

 

92

116

92

92

VF

013

 

– met 13 km/h

 

100

125

100

100

VF

014

 

– met 14 km/h

 

108

135

108

108

VF

015

 

– met 15 km/h

 

117

145

117

117

VF

016

 

– met 16 km/h

 

125

157

125

125

VF

017

 

– met 17 km/h

 

134

169

134

134

VF

018

 

– met 18 km/h

 

143

181

143

143

VF

019

 

– met 19 km/h

 

154

193

154

154

VF

020

 

– met 20 km/h

 

165

205

165

165

VF

021

 

– met 21 km/h

 

175

218

175

175

VF

022

 

– met 22 km/h

 

186

232

186

186

VF

023

 

– met 23 km/h

 

197

246

197

197

VF

024

 

– met 24 km/h

 

209

259

209

209

VF

025

 

– met 25 km/h

 

221

274

221

221

VF

026

 

– met 26 km/h

 

234

288

234

234

VF

027

 

– met 27 km/h

 

246

303

246

246

VF

028

 

– met 28 km/h

 

259

319

259

259

VF

029

 

– met 29 km/h

 

274

335

274

274

VF

030

 

– met 30 km/h

 

287

351

 

287

     

overschrijding van de maximumsnelheid op (auto)wegen buiten de bebouwde kom (verkeersbord A1)

62 jo. bord A1 RVV 1990

       

VG

004

 

– met 4 km/h

 

23

35

23

 

VG

005

 

– met 5 km/h

 

29

42

29

 

VG

006

 

– met 6 km/h

 

35

49

35

 

VG

007

 

– met 7 km/h

 

41

57

41

 

VG

008

 

– met 8 km/h

 

47

66

47

 

VG

009

 

– met 9 km/h

 

54

73

54

 

VG

010

 

– met 10 km/h

 

61

81

61

 

VG

011

 

– met 11 km/h

 

83

106

83

 

VG

012

 

– met 12 km/h

 

92

116

92

 

VG

013

 

– met 13 km/h

 

100

125

100

 

VG

014

 

– met 14 km/h

 

108

135

108

 

VG

015

 

– met 15 km/h

 

117

145

117

 

VG

016

 

– met 16 km/h

 

125

157

125

 

VG

017

 

– met 17 km/h

 

134

169

134

 

VG

018

 

– met 18 km/h

 

143

181

143

 

VG

019

 

– met 19 km/h

 

154

193

154

 

VG

020

 

– met 20 km/h

 

165

205

165

 

VG

021

 

– met 21 km/h

 

175

218

175

 

VG

022

 

– met 22 km/h

 

186

232

186

 

VG

023

 

– met 23 km/h

 

197

246

197

 

VG

024

 

– met 24 km/h

 

209

259

209

 

VG

025

 

– met 25 km/h

 

221

274

221

 

VG

026

 

– met 26 km/h

 

234

288

234

 

VG

027

 

– met 27 km/h

 

246

303

246

 

VG

028

 

– met 28 km/h

 

259

319

259

 

VG

029

 

– met 29 km/h

 

274

335

274

 

VG

030

 

– met 30 km/h

 

287

351

   
     

overschrijding van de maximumsnelheid op (auto)wegen buiten de bebouwde kom (verkeersbord A3)

62 jo. bord A3 RVV 1990

       

VH

004

 

– met 4 km/h

 

23

35

23

 

VH

005

 

– met 5 km/h

 

29

42

29

 

VH

006

 

– met 6 km/h

 

35

49

35

 

VH

007

 

– met 7 km/h

 

41

57

41

 

VH

008

 

– met 8 km/h

 

47

66

47

 

VH

009

 

– met 9 km/h

 

54

73

54

 

VH

010

 

– met 10 km/h

 

61

81

61

 

VH

011

 

– met 11 km/h

 

83

106

83

 

VH

012

 

– met 12 km/h

 

92

116

92

 

VH

013

 

– met 13 km/h

 

100

125

100

 

VH

014

 

– met 14 km/h

 

108

135

108

 

VH

015

 

– met 15 km/h

 

117

145

117

 

VH

016

 

– met 16 km/h

 

125

157

125

 

VH

017

 

– met 17 km/h

 

134

169

134

 

VH

018

 

– met 18 km/h

 

143

181

143

 

VH

019

 

– met 19 km/h

 

154

193

154

 

VH

020

 

– met 20 km/h

 

165

205

165

 

VH

021

 

– met 21 km/h

 

175

218

175

 

VH

022

 

– met 22 km/h

 

186

232

186

 

VH

023

 

– met 23 km/h

 

197

246

197

 

VH

024

 

– met 24 km/h

 

209

259

209

 

VH

025

 

– met 25 km/h

 

221

274

221

 

VH

026

 

– met 26 km/h

 

234

288

234

 

VH

027

 

– met 27 km/h

 

246

303

246

 

VH

028

 

– met 28 km/h

 

259

319

259

 

VH

029

 

– met 29 km/h

 

274

335

274

 

VH

030

 

– met 30 km/h

 

287

351

   
     

overschrijding van de maximumsnelheid op (auto)wegen buiten de bebouwde kom bij wegwerkzaamheden (verkeersbord A1)

62 jo. bord A1 RVV 1990, 22 sub a, f en g RVV 1990 (cat 2)

       

VI

004

 

– met 4 km/h

 

35

50

35

 

VI

005

 

– met 5 km/h

 

42

61

42

 

VI

006

 

– met 6 km/h

 

49

73

49

 

VI

007

 

– met 7 km/h

 

57

85

57

 

VI

008

 

– met 8 km/h

 

66

97

66

 

VI

009

 

– met 9 km/h

 

74

109

74

 

VI

010

 

– met 10 km/h

 

83

122

83

 

VI

011

 

– met 11 km/h

 

106

150

106

 

VI

012

 

– met 12 km/h

 

116

163

116

 

VI

013

 

– met 13 km/h

 

125

177

125

 

VI

014

 

– met 14 km/h

 

135

190

135

 

VI

015

 

– met 15 km/h

 

145

204

145

 

VI

016

 

– met 16 km/h

 

157

220

157

 

VI

017

 

– met 17 km/h

 

169

235

169

 

VI

018

 

– met 18 km/h

 

181

251

181

 

VI

019

 

– met 19 km/h

 

193

268

193

 

VI

020

 

– met 20 km/h

 

205

284

205

 

VI

021

 

– met 21 km/h

 

218

301

218

 

VI

022

 

– met 22 km/h

 

232

318

232

 

VI

023

 

– met 23 km/h

 

245

336

245

 

VI

024

 

– met 24 km/h

 

259

354

259

 

VI

025

 

– met 25 km/h

 

274

372

274

 

VI

026

 

– met 26 km/h

 

288

390

288

 

VI

027

 

– met 27 km/h

 

303

 

303

 

VI

028

 

– met 28 km/h

 

319

 

319

 

VI

029

 

– met 29 km/h

 

335

 

335

 

VI

030

 

– met 30 km/h

 

351

     
     

overschrijding van de maximumsnelheid op (auto)wegen buiten de bebouwde kom bij wegwerkzaamheden (verkeersbord A3)

62 jo. bord A3 RVV 1990, 22 sub a, f en g RVV 1990 (cat 2)

       

VK

004

 

– met 4 km/h

 

35

50

35

 

VK

005

 

– met 5 km/h

 

42

61

42

 

VK

006

 

– met 6 km/h

 

49

73

49

 

VK

007

 

– met 7 km/h

 

57

85

57

 

VK

008

 

– met 8 km/h

 

66

97

66

 

VK

009

 

– met 9 km/h

 

74

109

74

 

VK

010

 

– met 10 km/h

 

83

122

83

 

VK

011

 

– met 11 km/h

 

106

150

106

 

VK

012

 

– met 12 km/h

 

116

163

116

 

VK

013

 

– met 13 km/h

 

125

177

125

 

VK

014

 

– met 14 km/h

 

135

190

135

 

VK

015

 

– met 15 km/h

 

145

204

145

 

VK

016

 

– met 16 km/h

 

157

220

157

 

VK

017

 

– met 17 km/h

 

169

235

169

 

VK

018

 

– met 18 km/h

 

181

251

181

 

VK

019

 

– met 19 km/h

 

193

268

193

 

VK

020

 

– met 20 km/h

 

205

284

205

 

VK

021

 

– met 21 km/h

 

218

301

218

 

VK

022

 

– met 22 km/h

 

232

318

232

 

VK

023

 

– met 23 km/h

 

245

336

245

 

VK

024

 

– met 24 km/h

 

259

354

259

 

VK

025

 

– met 25 km/h

 

274

372

274

 

VK

026

 

– met 26 km/h

 

288

390

288

 

VK

027

 

– met 27 km/h

 

303

 

303

 

VK

028

 

– met 28 km/h

 

319

 

319

 

VK

029

 

– met 29 km/h

 

335

 

335

 

VK

030

 

– met 30 km/h

 

351

     
                 
     

d. Autosnelwegen

         
     

Noot

         
     

* = recidiveregeling snelheid (zie punt 7.2.1 Richtlijnen voor strafvordering tarieven en feitomschrijvingen); bij staandehouding wordt bij overschrijding vanaf 50 km/h het rijbewijs ingevorderd en dient het proces-verbaal te worden ingezonden naar het openbaar ministerie

         
     

overschrijding van de maximumsnelheid op autosnelwegen buiten de bebouwde kom (gedragsregel) (de feitcodes VL 001, VL 002 en VL 003 treden in werking per 1 september 2012)

21 sub a RVV 1990 (cat 1), 22 sub a, b, f en g RVV 1990 (cat 2)

       

VL

001

 

– met 1 km/h

 

11

     

VL

002

 

– met 2 km/h

 

15

     

VL

003

 

– met 3 km/h

 

19

     

VL

004

 

– met 4 km/h

 

23

30

   

VL

005

 

– met 5 km/h

 

28

37

   

VL

006

 

– met 6 km/h

 

34

45

   

VL

007

 

– met 7 km/h

 

40

54

   

VL

008

 

– met 8 km/h

 

45

62

   

VL

009

 

– met 9 km/h

 

51

71

   

VL

010

 

– met 10 km/h

 

57

79

   

VL

011

 

– met 11 km/h

 

80

102

   

VL

012

 

– met 12 km/h

 

87

111

   

VL

013

 

– met 13 km/h

 

94

120

   

VL

014

 

– met 14 km/h

 

101

130

   

VL

015

 

– met 15 km/h

 

110

139

   

VL

016

 

– met 16 km/h

 

118

150

   

VL

017

 

– met 17 km/h

 

126

161

   

VL

018

 

– met 18 km/h

 

136

173

   

VL

019

 

– met 19 km/h

 

145

185

   

VL

020

 

– met 20 km/h

 

155

197

   

VL

021

 

– met 21 km/h

 

166

209

   

VL

022

 

– met 22 km/h

 

177

222

   

VL

023

 

– met 23 km/h

 

186

234

   

VL

024

 

– met 24 km/h

 

197

247

   

VL

025

 

– met 25 km/h

 

208

262

   

VL

026

 

– met 26 km/h

 

218

276

   

VL

027

 

– met 27 km/h

 

230

290

   

VL

028

 

– met 28 km/h

 

242

305

   

VL

029

 

– met 29 km/h

 

256

319

   

VL

030

 

– met 30 km/h

 

269

335

   

VL

031

a

– met 31 km/h

 

282

     

VL

032

a

– met 32 km/h

 

295

     

VL

033

a

– met 33 km/h

 

308

     

VL

034

a

– met 34 km/h

 

323

     

VL

035

a

– met 35 km/h

 

337

     

VL

036

a

– met 36 km/h

 

351

     

VL

037

a

– met 37 km/h

 

366

     

VL

038

a

– met 38 km/h

 

380

     

VL

039

a

– met 39 km/h

 

390

     
     

overschrijding van de maximumsnelheid op autosnelwegen buiten de bebouwde kom (verkeersbord A1)

62 jo. bord A1 RVV 1990

       

VM

004

 

– met 4 km/h

 

23

30

   

VM

005

 

– met 5 km/h

 

28

37

   

VM

006

 

– met 6 km/h

 

34

45

   

VM

007

 

– met 7 km/h

 

40

54

   

VM

008

 

– met 8 km/h

 

45

62

   

VM

009

 

– met 9 km/h

 

51

71

   

VM

010

 

– met 10 km/h

 

57

79

   

VM

011

 

– met 11 km/h

 

80

102

   

VM

012

 

– met 12 km/h

 

87

111

   

VM

013

 

– met 13 km/h

 

94

120

   

VM

014

 

– met 14 km/h

 

101

130

   

VM

015

 

– met 15 km/h

 

110

139

   

VM

016

 

– met 16 km/h

 

118

150

   

VM

017

 

– met 17 km/h

 

126

161

   

VM

018

 

– met 18 km/h

 

136

173

   

VM

019

 

– met 19 km/h

 

145

185

   

VM

020

 

– met 20 km/h

 

155

197

   

VM

021

 

– met 21 km/h

 

166

209

   

VM

022

 

– met 22 km/h

 

177

222

   

VM

023

 

– met 23 km/h

 

186

234

   

VM

024

 

– met 24 km/h

 

197

247

   

VM

025

 

– met 25 km/h

 

208

262

   

VM

026

 

– met 26 km/h

 

218

276

   

VM

027

 

– met 27 km/h

 

230

290

   

VM

028

 

– met 28 km/h

 

242

305

   

VM

029

 

– met 29 km/h

 

256

319

   

VM

030

 

– met 30 km/h

 

269

335

   

VM

031

a

– met 31 km/h

 

282

     

VM

032

a

– met 32 km/h

 

295

     

VM

033

a

– met 33 km/h

 

308

     

VM

034

a

– met 34 km/h

 

323

     

VM

035

a

– met 35 km/h

 

337

     

VM

036

a

– met 36 km/h

 

351

     

VM

037

a

– met 37 km/h

 

366

     

VM

038

a

– met 38 km/h

 

380

     

VM

039

a

– met 39 km/h

 

390

     
     

overschrijding van de maximumsnelheid op autosnelwegen buiten de bebouwde kom (bord A1 [130 km/h]) (de feitcodeserie VT vervalt met ingang van 1 september 2012)

62 jo. bord A1 RVV 1990

       

VT

001

 

– met 1 km/h

 

11

     

VT

002

 

– met 2 km/h

 

15

     

VT

003

 

– met 3 km/h

 

19

     

VT

004

 

– met 4 km/h

 

23

     

VT

005

 

– met 5 km/h

 

28

     

VT

006

 

– met 6 km/h

 

34

     

VT

007

 

– met 7 km/h

 

40

     

VT

008

 

– met 8 km/h

 

45

     

VT

009

 

– met 9 km/h

 

51

     

VT

010

 

– met 9 km/h

 

57

     

VT

010

 

– met 10 km/h

 

57

     

VT

011

 

– met 11 km/h

 

80

     

VT

012

 

– met 12 km/h

 

87

     

VT

013

 

– met 13 km/h

 

94

     

VT

014

 

– met 14 km/h

 

101

     

VT

015

 

– met 15 km/h

 

110

     

VT

016

 

– met 16 km/h

 

118

     

VT

017

 

– met 17 km/h

 

126

     

VT

018

 

– met 18 km/h

 

136

     

VT

019

 

– met 19 km/h

 

145

     

VT

020

 

– met 20 km/h

 

155

     

VT

021

 

– met 21 km/h

 

166

     

VT

022

 

– met 22 km/h

 

177

     

VT

023

 

– met 23 km/h

 

186

     

VT

024

 

– met 24 km/h

 

197

     

VT

025

 

– met 25 km/h

 

208

     

VT

026

 

– met 26 km/h

 

218

     

VT

027

 

– met 27 km/h

 

230

     

VT

028

 

– met 28 km/h

 

242

     

VT

029

 

– met 29 km/h

 

256

     

VT

030

 

– met 30 km/h

 

269

     

VT

031

a

– met 31 km/h

 

282

     

VT

032

a

– met 32 km/h

 

295

     

VT

033

a

– met 33 km/h

 

308

     

VT

034

a

– met 34 km/h

 

323

     

VT

035

a

– met 35 km/h

 

337

     

VT

036

a

– met 36 km/h

 

351

     

VT

037

a

– met 37 km/h

 

366

     

VT

038

a

– met 38 km/h

 

380

     

VT

039

a

– met 39 km/h

 

390

     
     

overschrijding van de maximumsnelheid op autosnelwegen buiten de bebouwde kom (verkeersbord A3)

62 jo. bord A3 RVV 1990

       

VN

004

 

– met 4 km/h

 

23

30

   

VN

005

 

– met 5 km/h

 

28

37

   

VN

006

 

– met 6 km/h

 

34

45

   

VN

007

 

– met 7 km/h

 

40

54

   

VN

008

 

– met 8 km/h

 

45

62

   

VN

009

 

– met 9 km/h

 

51

71

   

VN

010

 

– met 10 km/h

 

57

79

   

VN

011

 

– met 11 km/h

 

80

102

   

VN

012

 

– met 12 km/h

 

87

111

   

VN

013

 

– met 13 km/h

 

94

120

   

VN

014

 

– met 14 km/h

 

101

130

   

VN

015

 

– met 15 km/h

 

110

139

   

VN

016

 

– met 16 km/h

 

118

150

   

VN

017

 

– met 17 km/h

 

126

161

   

VN

018

 

– met 18 km/h

 

136

173

   

VN

019

 

– met 19 km/h

 

145

185

   

VN

020

 

– met 20 km/h

 

155

197

   

VN

021

 

– met 21 km/h

 

166

209

   

VN

022

 

– met 22 km/h

 

177

222

   

VN

023

 

– met 23 km/h

 

186

234

   

VN

024

 

– met 24 km/h

 

197

247

   

VN

025

 

– met 25 km/h

 

208

262

   

VN

026

 

– met 26 km/h

 

218

276

   

VN

027

 

– met 27 km/h

 

230

290

   

VN

028

 

– met 28 km/h

 

242

305

   

VN

029

 

– met 29 km/h

 

256

319

   

VN

030

 

– met 30 km/h

 

269

335

   

VN

031

a

– met 31 km/h

 

282

     

VN

032

a

– met 32 km/h

 

295

     

VN

033

a

– met 33 km/h

 

308

     

VN

034

a

– met 34 km/h

 

323

     

VN

035

a

– met 35 km/h

 

337

     

VN

036

a

– met 36 km/h

 

351

     

VN

037

a

– met 37 km/h

 

366

     

VN

038

a

– met 38 km/h

 

380

     

VN

039

a

– met 39 km/h

 

390

     
     

overschrijding van de maximumsnelheid op autosnelwegen buiten de bebouwde kom bij wegwerkzaamheden (verkeersbord A1)

62 jo. bord A1 RVV 1990, 22 sub a, f en g RVV 1990 (cat 2)

       

VO

004

 

– met 4 km/h

 

30

47

   

VO

005

 

– met 5 km/h

 

37

56

   

VO

006

 

– met 6 km/h

 

45

67

   

VO

007

 

– met 7 km/h

 

54

79

   

VO

008

 

– met 8 km/h

 

61

91

   

VO

009

 

– met 9 km/h

 

69

103

   

VO

010

 

– met 10 km/h

 

78

115

   

VO

011

 

– met 11 km/h

 

101

142

   

VO

012

 

– met 12 km/h

 

111

155

   

VO

013

 

– met 13 km/h

 

120

168

   

VO

014

 

– met 14 km/h

 

130

183

   

VO

015

 

– met 15 km/h

 

141

197

   

VO

016

 

– met 16 km/h

 

150

211

   

VO

017

 

– met 17 km/h

 

161

226

   

VO

018

 

– met 18 km/h

 

173

240

   

VO

019

 

– met 19 km/h

 

185

256

   

VO

020

 

– met 20 km/h

 

197

271

   

VO

021

 

– met 21 km/h

 

209

287

   

VO

022

 

– met 22 km/h

 

221

303

   

VO

023

 

– met 23 km/h

 

234

320

   

VO

024

 

– met 24 km/h

 

247

338

   

VO

025

 

– met 25 km/h

 

260

355

   

VO

026

 

– met 26 km/h

 

275

372

   

VO

027

 

– met 27 km/h

 

289

390

   

VO

028

 

– met 28 km/h

 

303

     

VO

029

 

– met 29 km/h

 

319

     

VO

030

 

– met 30 km/h

 

335

     
     

overschrijding van de maximumsnelheid op autosnelwegen buiten de bebouwde kom bij wegwerkzaamheden (verkeersbord A3)

62 jo. bord A3 RVV 1990, 22 sub a, f en g RVV 1990 (cat 2)

       

VP

004

 

– met 4 km/h

 

30

47

   

VP

005

 

– met 5 km/h

 

37

56

   

VP

006

 

– met 6 km/h

 

45

67

   

VP

007

 

– met 7 km/h

 

54

79

   

VP

008

 

– met 8 km/h

 

61

91

   

VP

009

 

– met 9 km/h

 

69

103

   

VP

010

 

– met 10 km/h

 

78

115

   

VP

011

 

– met 11 km/h

 

101

142

   

VP

012

 

– met 12 km/h

 

111

155

   

VP

013

 

– met 13 km/h

 

120

168

   

VP

014

 

– met 14 km/h

 

130

183

   

VP

015

 

– met 15 km/h

 

141

197

   

VP

016

 

– met 16 km/h

 

150

211

   

VP

017

 

– met 17 km/h

 

161

226

   

VP

018

 

– met 18 km/h

 

173

240

   

VP

019

 

– met 19 km/h

 

185

256

   

VP

020

 

– met 20 km/h

 

197

271

   

VP

021

 

– met 21 km/h

 

209

287

   

VP

022

 

– met 22 km/h

 

221

303

   

VP

023

 

– met 23 km/h

 

234

320

   

VP

024

 

– met 24 km/h

 

247

338

   

VP

025

 

– met 25 km/h

 

260

355

   

VP

026

 

– met 26 km/h

 

275

372

   

VP

027

 

– met 27 km/h

 

289

390

   

VP

028

 

– met 28 km/h

 

303

     

VP

029

 

– met 29 km/h

 

319

     

VP

030

 

– met 30 km/h

 

335

     
                 
     

Maatregel na ernstige verstoring olie-aanvoer

         
     

overschrijding van de door de Minister van Infrastructuur en Milieu vastgestelde maximumsnelheid op autosnelwegen bij ernstige verstoring van de olieaanvoer

86b jo. 86a RVV 1990

       

VR

004

 

– met 4 km/h

 

26

     

VR

005

 

– met 5 km/h

 

32

     

VR

006

 

– met 6 km/h

 

38

     

VR

007

 

– met 7 km/h

 

44

     

VR

008

 

– met 8 km/h

 

50

     

VR

009

 

– met 9 km/h

 

57

     

VR

010

 

– met 10 km/h

 

65

     

VR

011

 

– met 11 km/h

 

88

     

VR

012

 

– met 12 km/h

 

96

     

VR

013

 

– met 13 km/h

 

105

     

VR

014

 

– met 14 km/h

 

113

     

VR

015

 

– met 15 km/h

 

122

     

VR

016

 

– met 16 km/h

 

131

     

VR

017

 

– met 17 km/h

 

141

     

VR

018

 

– met 18 km/h

 

151

     

VR

019

 

– met 19 km/h

 

162

     

VR

020

 

– met 20 km/h

 

173

     

VR

021

 

– met 21 km/h

 

185

     

VR

022

 

– met 22 km/h

 

197

     

VR

023

 

– met 23 km/h

 

209

     

VR

024

 

– met 24 km/h

 

220

     

VR

025

 

– met 25 km/h

 

234

     

VR

026

 

– met 26 km/h

 

247

     

VR

027

 

– met 27 km/h

 

262

     

VR

028

 

– met 28 km/h

 

275

     

VR

029

 

– met 29 km/h

 

288

     

VR

030

 

– met 30 km/h

 

303

     
     

Nummers R 301 – R 631: Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV 1990)

                 
     

Categorie-indeling B:

                 
     

1 – Bestuurders van motorvoertuigen op meer dan twee wielen, en bestuurders van brommobielen voor zover het de bepalingen van het RVV 1990 betreft;

               
     

2 – Bestuurders van motorvoertuigen op twee wielen;

               
     

3 – Bromfietsers en snorfietsers;

                 
     

4 – Fietsers en bestuurders van gehandicaptenvoertuigen met of zonder motor;

               
     

5 – Voetgangers;

                 
     

6 – Overige weggebruikers;

                 
     

7 – Schippers;

                 
     

8 – Een ieder.

                 
                         
     

NB De categorieën 1 tot en met 4 gelden in voorkomend geval mede voor bestuurders van één van de op die categorieën betrekking hebbende voertuigen, indien daarmee een aanhangwagen wordt voortbewogen

               
     

Feit

Overtreden artikel

Tarief in euro per feit en categorie

         

1

2

3

4

5

6

7

8

     

Hoofdstuk 2. Verkeersregels

                 
     

I. Plaats op de weg

                 

R

301

 

als bestuurder van een motorvoertuig niet zoveel mogelijk rechts houden op een autoweg of autosnelweg

3 lid 1 RVV 1990

120

120

           

R

303

a

als bestuurder van een voertuig niet zoveel mogelijk rechts houden op een andere weg dan autoweg of autosnelweg

3 lid 1 RVV 1990

220

220

150

85

 

85

   

R

305

 

als voetganger niet het voetpad of trottoir gebruiken

4 lid 1 RVV 1990

       

35

     

R

306

 

als voetganger bij gebreke van een voetpad of trottoir niet het fietspad of het fiets/bromfietspad gebruiken

4 lid 2 RVV 1990

       

35

     

R

307

 

als voetganger bij gebreke van een voetpad, een trottoir en een fietspad of fiets/bromfietspad niet de berm of de uiterste zijde van de rijbaan gebruiken

4 lid 3 RVV 1990

       

35

     

R

324

 

als persoon die zich verplaatst met behulp van een voorwerp, niet zijnde een voertuig, niet het fietspad, het fiets/bromfietspad, het trottoir of het voetpad gebruiken

4 lid 4 RVV 1990

         

35

   

R

308

 

als (snor)fietser niet het verplichte fietspad of fiets/bromfietspad gebruiken

5 lid 1 RVV 1990

   

80

45

       

R

309

 

als (snor) fietser bij gebreke van een verplicht fietspad of fiets/bromfietspad niet de rijbaan gebruiken

5 lid 2 RVV 1990

   

80

45

       

R

310

 

als bromfietser niet het fiets/bromfietspad gebruiken

6 lid 1 RVV 1990

   

80

         

R

311

 

als bromfietser niet de rijbaan gebruiken bij ontbreken van een fiets/bromfietspad (bord G 12a)

6 lid 2 RVV 1990

   

80

         

R

312

b

als snorfietser met ingeschakelde motor het onverplichte fietspad gebruiken

5 lid 3 RVV 1990

   

80

         

R

313

 

als ruiter niet het ruiterpad gebruiken

8 lid 1 RVV 1990

         

45

   

R

314

 

als ruiter bij gebreke van een ruiterpad niet de berm of de rijbaan gebruiken

8 lid 2 RVV 1990

         

45

   
     

als bestuurder van een motorvoertuig niet de rijbaan gebruiken

10 lid 1 RVV 1990

               

R

315

a

– rijdend

 

120

120

           

R

315

b

– stilstaand

 

85

85

           

R

316

 

als bestuurder van een bespannen wagen niet de rijbaan gebruiken

10 lid 1 RVV 1990

         

45

   

R

317

 

als bestuurder van een onbespannen wagen niet de rijbaan gebruiken

10 lid 1 RVV 1990

         

45

   

R

318

 

als geleider van rij- of trekdieren of vee niet de rijbaan gebruiken

10 lid 1 RVV 1990

         

45

   

R

319

 

als bestuurder van een motorvoertuig een met een doorgetrokken streep gemarkeerde fietsstrook gebruiken

10 lid 2 RVV 1990

120

120

           

R

320

 

als bestuurder van een bespannen wagen een met een doorgetrokken streep gemarkeerde fietsstrook gebruiken

10 lid 2 RVV 1990

         

45

   

R

323

 

als bromfietser een met een doorgetrokken streep gemarkeerde fietsstrook gebruiken

10 lid 2 RVV 1990

   

80

         
                         
     

II. Inhalen

                 

R

326

 

als bestuurder niet links inhalen

11 lid 1 RVV 1990

220

220

150

85

 

85

   

R

327

 

als bestuurder een andere bestuurder die links heeft voorgesorteerd en een teken geeft linksaf te willen slaan, links inhalen

11 lid 2 RVV 1990

340

340

230

130

 

130

   

R

328

 

als bestuurder een voertuig inhalen vlak voor of op een voetgangersoversteekplaats

12 RVV 1990

340

340

230

130

 

130

   
                         
     

IV. Oprijden van kruispunten

                 

R

331

 

als bestuurder een kruispunt blokkeren

14 RVV 1990

220

220

150

85

 

85

   
                         
     

V. Verlenen van voorrang

                 

R

336

 

als bestuurder op een kruispunt geen voorrang verlenen aan bestuurders van rechts

15 lid 1 RVV 1990

220

220

150

85

 

85

   

R

337

 

als bestuurder op een onverharde weg geen voorrang verlenen aan bestuurders op een verharde weg

15 lid 2 sub a RVV 1990

220

220

150

85

 

85

   

R

338

 

als bestuurder geen voorrang verlenen aan bestuurders van een tram

15 lid 2 sub b RVV 1990

220

220

150

85

 

85

   

R

340

a

als weggebruiker een overweg opgaan, terwijl men niet direct kan doorgaan en de overweg niet geheel vrij kan maken

15a lid 1 RVV 1990

220

220

150

85

 

85

   

R

340

b

als weggebruiker bij een overweg een spoorvoertuig niet voor laten gaan en daarbij de overweg niet geheel vrij laten

15a lid 2 RVV 1990

220

220

150

85

 

85

   
                         
     

VI. Doorsnijden militaire kolonnes en uitvaartstoeten van motorvoertuigen

                 

R

341

 

als weggebruiker een militaire kolonne doorsnijden

16 RVV 1990

85

85

55

30

25

30

   

R

342

 

als weggebruiker een uitvaartstoet van motorvoertuigen doorsnijden

16 RVV 1990

85

85

55

30

25

30

   
                         
     

VII. Afslaan

                 

R

346

 

als bestuurder afslaan zonder een teken met de richtingaanwijzer of met de arm te geven

17 lid 2 RVV 1990

85

85

55

30

 

30

   

R

347

a

als bestuurder bij het afslaan niet het verkeer voor laten gaan, dat hem op dezelfde weg tegemoet komt

18 lid 1 RVV 1990

220

220

150

85

 

85

   

R

347

b

als bestuurder bij het afslaan niet het verkeer voor laten gaan, dat zich naast dan wel links dicht achter hem bevindt

18 lid 1 RVV 1990

220

220

150

85

 

85

   

R

347

c

als bestuurder bij het afslaan niet het verkeer voor laten gaan, dat zich naast dan wel rechts dicht achter hem bevindt

18 lid 1 RVV 1990

220

220

150

85

 

85

   

R

348

 

als bestuurder links afslaan zonder tegemoetkomende bestuurders die op hetzelfde kruispunt rechts afslaan, voor te laten gaan

18 lid 2 RVV 1990

220

220

150

85

 

85

   
                         
     

Noot stilstaan en parkeren:

                 
     

In dit onderdeel zijn tevens enkele parkeerfeiten uit de plaatselijke verordeningen en de WVW 1994 opgenomen.

                 
                         
     

IX. Stilstaan

                 

R

395

 

een voertuig op een zodanige wijze laten staan waardoor op de weg gevaar wordt/kan worden veroorzaakt, dan wel het verkeer wordt/kan worden gehinderd

5 WVW 1994

120

120

 

45

 

45

   
     

als bestuurder een voertuig laten stilstaan

23 lid 1

               

R

396

a

– op een kruispunt

sub a RVV 1990

120

120

     

45

   

R

396

b

– op een fietsstrook

sub b RVV 1990

85

85

     

30

   

R

396

c

– op de rijbaan langs een fietsstrook

sub b RVV 1990

85

85

     

30

   

R

396

d

– op een oversteekplaats of binnen een afstand van vijf meter daarvan

sub c RVV 1990

85

85

     

30

   

R

396

e

– in een tunnel

sub d RVV 1990

85

85

     

30

   

R

396

f

– bij een bord bushalte ter hoogte van de geblokte markering

sub e RVV 1990

85

85

     

30

   

R

396

g

– bij een bord bushalte op een afstand van minder dan twaalf meter van dat bord terwijl de geblokte markering niet is aangebracht

sub e RVV 1990

85

85

     

30

   

R

396

h

– op de rijbaan langs een busstrook

sub f RVV 1990

85

85

     

30

   

R

396

i

– langs een gele doorgetrokken streep

62 jo. 23 lid 1 sub g RVV 1990

85

85

     

30

   

R

396

j

– op een overweg

23 lid 1 sub a RVV 1990

85

85

     

30

   
                         
     

X. Parkeren

                 
     

als bestuurder een voertuig parkeren

24 lid 1

               

R

397

a

– bij een kruispunt op een afstand van minder dan vijf meter daarvan

sub a RVV 1990

85

85

     

30

   

R

397

b

– voor een inrit of uitrit

sub b RVV 1990

85

85

     

30

   

R

397

c

– buiten de bebouwde kom op de rijbaan van een voorrangsweg

sub c RVV 1990

85

85

     

30

   

R

397

d

– op een parkeergelegenheid terwijl blijkens de aanduiding op of onder het bord, dat voertuig niet behoort tot de aangegeven categorie of groep voertuigen

sub d RVV 1990

85

85

     

30

   

R

397

e

– op een parkeergelegenheid, terwijl blijkens de aanduiding op het bord of op het onderbord, dat voertuig staat geparkeerd op een andere dan de aangegeven wijze

sub d RVV 1990

85

85

     

30

   

R

397

ea

– op een parkeergelegenheid, terwijl blijkens de aanduiding op het bord of op het onderbord, dat voertuig staat geparkeerd met een ander doel dan de aangegeven wijze

sub d RVV 1990

85

85

     

30

   

R

397

f

– op een parkeergelegenheid, terwijl dat voertuig staat geparkeerd op dagen of uren waarop dit blijkens het onderbord is verboden

sub d RVV 1990

85

85

     

30

   

R

397

g

– langs een gele onderbroken streep

sub e RVV 1990

85

85

     

30

   

R

397

h

– op een gelegenheid bestemd voor onmiddellijk laden en lossen van goederen

sub f RVV 1990

85

85

     

30

   

R

397

i

– op een parkeerplaats voor vergunninghouders aangeduid door verkeersbord E9, zonder dat voor dat voertuig een vergunning tot parkeren op die plaats was verleend

sub g RVV 1990

85

85

     

30

   

R

397

j

– op een parkeergelegenheid (borden E4 tot en met E13 bijlage I), buiten de aangegeven parkeervakken

24 lid 4 RVV 1990

85

85

     

30

   

R

398

 

als bestuurder een voertuig dubbel parkeren

24 lid 3 RVV 1990

85

85

     

30

   
     

als bestuurder van een motorvoertuig op meer dan twee wielen parkeren op plaatsen die zijn voorzien van een blauwe streep, terwijl dat motorvoertuig

                 

R

400

aa

– niet is voorzien van een duidelijk zichtbare achter de voorruit geplaatste parkeerschijf, waarop het tijdstip staat aangegeven waarop met parkeren is begonnen

25 lid 2 en 3 RVV 1990

85

             

R

400

ab

– is voorzien van een duidelijk zichtbare, achter de voorruit geplaatste, parkeerschijf en de toegestane parkeertijd is verstreken

 

85

             

R

401

 

als bestuurder een voertuig parkeren in een parkeerschijfzone (geldt niet voor parkeerplaatsen, die als zodanig zijn aangeduid of aangegeven of die zijn voorzien van een blauwe streep)

25 lid 1 RVV 1990

85

85

     

30

   

R

402

d

als bestuurder op een gehandicaptenparkeerplaats parkeren anders dan indien het parkeren rechtstreeks verband houdt met het vervoer van een gehandicapte

26 lid 1 RVV 1990

340

340

     

130

   

R

402

b

als bestuurder op een gehandicaptenparkeerplaats parkeren anders dan met een motorvoertuig op meer dan twee wielen waarin duidelijk zichtbaar is aangebracht een geldige gehandicaptenparkeerkaart

26 lid 1 RVV 1990

340

340

     

130

   

R

402

c

als bestuurder op een gehandicaptenparkeerplaats parkeren anders dan met een voertuig dat voor die gereserveerde gehandicaptenparkeerplaats bestemd is

26 lid 1 RVV 1990

340

340

     

130

   

R

403

a

als bestuurder een motorvoertuig op meer dan twee wielen parkeren bij een parkeermeter tijdens een aangegeven tijdvak, terwijl de parkeermeter niet in werking is gesteld of aangeeft dat de parkeerduur is verstreken

Pl.V

85

             

R

403

b

als bestuurder een motorvoertuig op meer dan twee wielen parkeren bij een parkeermeter tijdens een aangegeven tijdvak, terwijl aldaar reeds een motorvoertuig staat geparkeerd

Pl.V

85

             

R

405

 

als bestuurder een motorvoertuig op twee wielen, een bromfiets dan wel een fiets parkeren op een parkeervak behorende bij een parkeermeter

Pl.V

 

85

55

30

       

R

406

 

een voertuig doen of laten staan in een park of plantsoen, op openbare beplantingen of groenstroken

Pl.V

85

85

     

30

   
     

als bestuurder een voertuig parkeren op een parkeerterrein waar dit slechts met gebruikmaking van een ter plaatse aangebrachte parkeerautomaat is toegestaan

Pl.V

               

R

409

a

– anders dan voorzien van een door de parkeerautomaat afgegeven parkeerkaart, aangebracht op de voorgeschreven wijze

 

85

85

     

30

   

R

409

b

– terwijl de op de parkeerkaart aangegeven parkeertijd is verstreken

 

85

85

     

30

   

R

409

c

– zonder de aangebrachte parkeerautomaat in werking te stellen

 

85

85

     

30

   

R

409

d

– terwijl de op de parkeerautomaat aangegeven parkeertijd is verstreken

 

85

85

     

30

   
     

een voertuig dat, met inbegrip van de lading

                 

R

414

a

– langer is dan 6 meter of hoger is dan 2,4 meter parkeren op een plaats, die als schadelijk voor het aanzien van de gemeente is aangewezen

Pl.V

85

       

30

   

R

414

b

– langer is dan 6 meter, buiten de vastgestelde tijden, parkeren op een aangewezen weg, waar dit parkeren buitensporig is met het oog op de verdeling van de beschikbare parkeerruimte

Pl.V

85

       

30

   

R

592

 

als bestuurder een voertuig parkeren op een parkeerplaats voor vergunninghouders zonder (duidelijk zichtbare) parkeervergunning, dan wel in strijd met de aan de parkeervergunning verbonden voorwaarden

Pl.V

85

85

     

30

   
                         
     

XII. Signalen

                 

R

418

 

als bestuurder van een motorvoertuig geen geel of groen zwaai-, flits- of knipperlicht voeren bij werkzaamheden en omstandigheden, waarbij dit, ingevolge artikel 6 van de Regeling optische en geluidssignalen, verplicht is indien de kans bestaat dat dit motorvoertuig niet tijdig wordt opgemerkt

30 lid 1 RVV 1990

85

85

           

R

419

 

signalen geven in andere gevallen of op andere wijze dan is toegestaan

31 RVV 1990

85

85

55

30

 

30

 

85

                         
     

XIII. Gebruik van lichten tijdens het rijden

                 
     

als bestuurder van een motorvoertuig, bromfiets, snorfiets, een gehandicaptenvoertuig dat is uitgerust met een verbrandingsmotor, of een gehandicaptenvoertuig dat is uitgerust met een elektromotor en voorzien van een gesloten carrosserie, geen dim- of grootlicht voeren

32 lid 1 RVV 1990

               

R

421

a

– bij nacht, binnen de bebouwde kom

 

85

85

55

30

       

R

421

b

– bij nacht, buiten de bebouwde kom

 

120

120

80

45

       

R

421

c

– bij dag, indien het zicht ernstig wordt belemmerd

 

120

120

80

45

       

R

425

 

als bestuurder van een motorvoertuig, bromfietser, snorfietser of als bestuurder van een gehandicaptenvoertuig groot licht voeren bij dag, bij het tegenkomen van een andere weggebruiker, dan wel bij het op korte afstand volgen van een ander voertuig

32 lid 2 RVV 1990

120

120

80

45

       
     

als bestuurder van een motorvoertuig, bromfietser, snorfietser of als bestuurder van een gehandicaptenvoertuig rijden terwijl niet gelijktijdig met het groot licht, het dimlicht, het stadslicht of het mistlicht, het achterlicht brandt

32 lid 3 RVV 1990

               

R

426

a

– bij nacht, binnen de bebouwde kom

 

85

85

55

30

       

R

426

b

– bij nacht, buiten de bebouwde kom

 

120

120

80

45

       

R

426

c

– bij dag, indien het zicht ernstig wordt belemmerd

 

120

120

80

45

       
     

als bestuurder rijden terwijl niet gelijktijdig met het groot licht, het dimlicht, het stadslicht of het mistlicht, de verlichting van de achterkentekenplaat brandt

                 

R

428

a

– van een motorvoertuig

32 lid 3 RVV 1990

40

40

           

R

428

b

– van een motorvoertuig met aanhangwagen

33 RVV 1990

40

40

           
     

als bestuurder van een motorvoertuig met aanhangwagen geen achterlicht voeren

33 RVV 1990

               

R

431

d

– bij nacht, binnen de bebouwde kom

 

85

85

           

R

431

e

– bij nacht, buiten de bebouwde kom

 

120

120

           

R

431

f

– bij dag, indien het zicht ernstig wordt belemmerd

 

120

120

           
     

als bestuurder van een motorvoertuig met aanhangwagen niet in de Regeling Voertuigen voorgeschreven stadslicht voeren

33 RVV 1990

               

R

432

d

– bij nacht, binnen de bebouwde kom

 

85

85

           

R

432

e

– bij nacht, buiten de bebouwde kom

 

120

120

           

R

432

f

– bij dag, indien het zicht ernstig wordt belemmerd

 

120

120

           

R

434

 

als bestuurder van een motorvoertuig of een gehandicaptenvoertuig anders dan bij mist, sneeuwval of regen, die het zicht ernstig belemmert mistlicht(en) aan de voorzijde voeren

34 lid 1 RVV 1990

85

85

55

30

       

R

436

 

als bestuurder van een motorvoertuig of een gehandicaptenvoertuig mistachterlicht voeren, indien het zicht door mist of sneeuwval niet beperkt is tot een afstand van minder dan 50 meter

34 lid 2 RVV 1990

120

120

80

45

       
     

bij nacht of bij dag, indien het zicht ernstig wordt belemmerd geen voor- en achterlicht voeren

35b lid 1 RVV 1990

               

R

438

i

– als bestuurder van een wagen

35b lid 1 RVV 1990

         

30

   

R

438

j

– als bestuurder van een gehandicaptenvoertuig zonder motor, gebruikmakend van de rijbaan of het fiets-/bromfietspad

35b lid 2 RVV 1990

     

30

       
     

als fietser bij nacht of dag, indien het zicht ernstig wordt belemmerd

                 

R

438

k

– geen voortdurend voor tegemoetkomende weggebruikers zichtba(a)r(e) wit(te)– of ge(e)l(e) licht(en) aan de voorzijde voeren en/of voortdurend voor van achteren naderende weggebruikers zichtbaar rood licht aan de achterzijde voeren

35 en 35a RVV 1990

     

45

       

R

438

l

– verblindend wit of geel licht aan de voorzijde voeren

35a lid 1 RVV 1990

     

45

       

R

438

m

– knipperende verlichting voeren

35a lid 2 RVV 1990

     

45

       
     

als bestuurder van een snorfiets, zijnde een bromfiets als bedoeld in artikel 1, lid 1, onderdeel e, subonderdeel d, van de wet bij nacht of dag, indien het zicht ernstig wordt belemmerd

                 

R

438

n

– geen voortdurend voor tegemoetkomende weggebruikers zichtba(a)r(e) wit(te)– of ge(e)l(e) licht(en) aan de voorzijde voeren en/of voortdurend voor van achteren naderende weggebruikers zichtbaar rood licht aan de achterzijde voeren

35c jo. 35 en 35a RVV 1990

   

55

         

R

438

o

– verblindend wit of geel licht aan de voorzijde voeren

35c jo. 35a lid 1 RVV 1990

   

55

         

R

438

p

– knipperende verlichting voeren

35c jo. 35a lid 2 RVV 1990

   

55

         
     

bij nacht of bij dag, indien het zicht ernstig wordt belemmerd niet een lantaarn meevoeren die naar voren wit of geel licht en naar achteren rood licht straalt

36 RVV 1990

               

R

445

c

– als ruiter

           

30

   

R

445

d

– als geleider van rij-, trekdieren of vee

           

30

   
                         
     

XIV. Gebruik van lichten tijdens het stilstaan

                 
     

bij nacht of bij dag, indien het zicht ernstig wordt belemmerd buiten de bebouwde kom op de rijbaan en op langs autosnelwegen en autowegen gelegen parkeerstroken, parkeerhavens, vluchtstroken en vluchthavens geen stadslicht en achterlicht voeren

                 

R

451

c

– als bestuurder van een stilstaand motorvoertuig

38 RVV 1990

120

             

R

451

d

– op een stilstaande aanhangwagen

39 RVV 1990

             

120

R

453

 

bij nacht of bij dag, indien het zicht ernstig wordt belemmerd op de rijbaan buiten de bebouwde kom geen voor- en achterlicht voeren op een stilstaande wagen

40 RVV 1990

             

45

                         
     

XV. Bijzondere lichten

                 

R

458

 

als bestuurder van een motorvoertuig tegelijk met enig ander licht aan de voorzijde dagrijlicht voeren

41 lid 1 RVV 1990

120

120

           
     

als bestuurder van een motorvoertuig aan de voorzijde naast het dimlicht of het mistlicht andere verlichting voeren dan bermlicht, bochtlicht, hoeklicht, richtlicht, markeringslichten of staaklichten

41 lid 2 RVV 1990

               

R

456

a

– bij nacht

 

120

120

           

R

456

b

– bij dag, indien het zicht ernstig wordt belemmerd

 

120

120

           

R

459

 

als bestuurder verlichte transparant voeren vanuit een ander voertuig of op andere wijze dan genoemd

41a lid 5 RVV 1990

120

120

80

45

 

45

 

120

                         
     

XVI. Autosnelwegen en autowegen

                 
     

a. Autosnelwegen

                 

R

461

 

anders dan als bestuurder van een motorvoertuig waarmee sneller mag of kan worden gereden dan 60 kilometer per uur, een autosnelweg gebruiken

42 lid 1 RVV 1990

340

340

230

130

100

130

 

340

     

als bestuurder van een motorvoertuig op een autosnelweg

                 

R

462

 

– keren

43 lid 1 RVV 1990

340

340

           

R

463

 

– achteruitrijden

43 lid 1 RVV 1990

340

340

           

R

464

 

– deze op de rijbaan laten stilstaan

43 lid 2 RVV 1990

340

340

           
     

behoudens in noodgevallen als weggebruiker op een autosnelweg

43 lid 3 RVV 1990

               

R

465

a

– over de vluchtstrook of vluchthaven rijden

 

340

340

           

R

465

b

– gebruik maken van de berm

 

120

120

           

R

465

c

– op de vluchtstrook of vluchthaven stilstaan

 

220

220

           

R

466

 

als bestuurder van een samenstel van voertuigen dat langer is dan 7 meter, op een autosnelweg met drie of meer rijstroken in dezelfde richting een andere dan de twee meest rechts gelegen rijstroken gebruiken

43 lid 4 RVV 1990

220

             

R

467

 

als bestuurder van een vrachtauto, op een autosnelweg met drie of meer rijstroken in dezelfde richting een andere dan de twee meest rechts gelegen rijstroken gebruiken

43 lid 4 RVV 1990

220

             
                         
     

b. Autowegen

                 

R

468

 

anders dan als bestuurder van een motorvoertuig waarmee sneller mag of kan worden gereden dan 50 kilometer per uur, een autoweg gebruiken

42 lid 2 RVV 1990

340

340

230

130

100

130

 

340

     

als bestuurder van een motorvoertuig op een autoweg

                 

R

469

 

– keren

43 lid 1 RVV 1990

340

340

           

R

470

 

– achteruitrijden

43 lid 1 RVV 1990

340

340

           

R

471

 

– deze op de rijbaan laten stilstaan

43 lid 2 RVV 1990

340

340

           
     

behoudens in noodgevallen als weggebruiker op een autoweg

43 lid 3 RVV 1990

               

R

472

a

– over de vluchtstrook of vluchthaven rijden

 

340

340

           

R

472

b

– gebruik maken van de berm

 

120

120

           

R

472

c

– op de vluchtstrook of vluchthaven stilstaan

 

220

220

           
                         
     

XVII. Erven

                 

R

476

 

als bestuurder binnen een erf sneller rijden dan stapvoets

45 RVV 1990

120

120

80

45

 

45

   

R

478

 

als bestuurder een motorvoertuig binnen een erf parkeren anders dan op parkeerplaatsen die als zodanig zijn aangeduid of aangegeven

46 RVV 1990

85

85

           
                         
     

XIX. Voetgangers

                 

R

481

a

als bestuurder een blinde, voorzien van een blindenstok niet voor laten gaan

49 lid 1 RVV 1990

340

340

230

130

 

130

   

R

481

b

als bestuurder een persoon die zich moeilijk voortbeweegt niet voor laten gaan

49 lid 1 RVV 1990

340

340

230

130

 

130

   

R

482

 

als bestuurder een voetganger, die op een voetgangersoversteekplaats oversteekt of kennelijk op het punt staat over te steken, niet voor laten gaan

49 lid 2 RVV 1990

340

340

230

130

 

130

   

R

483

 

als bestuurder een bestuurder van een gehandicaptenvoertuig, die op een voetgangersoversteekplaats oversteekt of kennelijk op het punt staat over te steken, niet voor laten gaan

49 lid 2 RVV 1990

340

340

230

130

 

130

   
                         
     

XX. Voorrangsvoertuigen

                 

R

486

 

als weggebruiker een voorrangsvoertuig niet voor laten gaan

50 RVV 1990

220

220

150

85

65

85

   
                         
     

XXI. Loslopend vee

                 

R

491

 

rij-, trekdieren of vee zonder toezicht op de weg los laten lopen

51 lid 1 RVV 1990

             

120

                         
     

XXII. In- en uitstappende passagiers

                 

R

492

 

als bestuurder een tram of autobus voorbij rijden aan de zijde waar passagiers in- en uitstappen zonder hen daartoe de gelegenheid te geven

52 RVV 1990

340

340

230

130

 

130

   
                         
     

XXIII. Slepen

                 

R

501

 

als bestuurder van een motorvoertuig een ander motorvoertuig slepen, terwijl de onderlinge afstand meer dan vijf meter bedraagt

53 RVV 1990

85

85

           
                         
     

XXIV. Bijzondere manoeuvres

                 

R

505

 

als bestuurder wegrijden zonder het overige verkeer voor te laten gaan

54 RVV 1990

220

220

150

85

 

85

   

R

506

 

als bestuurder achteruitrijden zonder het overige verkeer voor te laten gaan

54 RVV 1990

220

220

150

85

 

85

   

R

507

 

als bestuurder uit een uitrit de weg oprijden zonder het overige verkeer voor te laten gaan

54 RVV 1990

220

220

150

85

 

85

   

R

508

 

als bestuurder vanaf een weg een inrit oprijden zonder het overige verkeer voor te laten gaan

54 RVV 1990

220

220

150

85

 

85

   

R

509

 

als bestuurder keren zonder het overige verkeer voor te laten gaan

54 RVV 1990

220

220

150

85

 

85

   

R

510

 

als bestuurder van de invoegstrook de doorgaande rijbaan oprijden zonder het overige verkeer voor te laten gaan

54 RVV 1990

220

220

150

85

 

85

   

R

511

 

als bestuurder van de doorgaande rijbaan de uitrijstrook oprijden zonder het overige verkeer voor te laten gaan

54 RVV 1990

220

220

150

85

 

85

   

R

512

 

als bestuurder van rijstrook wisselen zonder het overige verkeer voor te laten gaan

54 RVV 1990

220

220

150

85

 

85

   

R

513

 

als bestuurder van een motorvoertuig of als bromfietser bij het wegrijden geen teken met de richtingaanwijzer of arm geven

55 RVV 1990

85

85

55

         

R

514

 

als bestuurder van een motorvoertuig of als bromfietser bij het inhalen van een ander voertuig geen teken met de richtingaanwijzer of arm geven

55 RVV 1990

85

85

55

         

R

515

 

als bestuurder van een motorvoertuig of als bromfietser bij het oprijden van de doorgaande rijbaan geen teken met de richtingaanwijzer of arm geven

55 RVV 1990

85

85

55

         

R

516

 

als bestuurder van een motorvoertuig of als bromfietser bij het verlaten van de doorgaande rijbaan geen teken met de richtingaanwijzer of arm geven

55 RVV 1990

85

85

55

         

R

517

 

als bestuurder van een motorvoertuig of als bromfietser bij het wisselen van rijstrook geen teken met de richtingaanwijzer of arm geven

55 RVV 1990

85

85

55

         

R

518

 

als bestuurder van een motorvoertuig of als bromfietser bij een andere belangrijke zijdelingse verplaatsing geen teken met de richtingaanwijzer of arm geven

55 RVV 1990

85

85

55

         

R

519

 

als bestuurder binnen de bebouwde kom geen gelegenheid geven aan een autobus weg te rijden van een halte wanneer de bestuurder van die autobus door het geven van een teken met zijn richtingaanwijzer zijn voornemen daartoe kenbaar maakt

56 lid 1 RVV 1990

120

120

80

45

 

45

   
                         
     

XXV. Onnodig geluid

                 

R

522

 

als bestuurder van een motorvoertuig of als bromfietser c.q. snorfietser onnodig geluid veroorzaken

57 RVV 1990

340

340

230

         
                         
     

XXVI. Gevarendriehoek

                 

R

526

 

het niet plaatsen van een gevarendriehoek in de voorgeschreven gevallen, op de voorgeschreven wijze bij een stilstaand motorvoertuig op meer dan twee wielen en aanhangwagens, zijnde een obstakel, terwijl geen knipperend waarschuwingslicht wordt gevoerd

58 RVV 1990

120

           

120

                         
     

XXVI a. Zitplaatsen

                 

R

530

a

tijdens deelname aan het verkeer als bestuurder of passagier niet op de voor hem/haar bestemde zitplaats zitten en/of als bestuurder (een) passagier(s) vervoeren terwijl deze/die niet op een zitplaats zit(ten)

58a lid 1 en lid 4 RVV 1990

120

120

80

45

     

120

R

530

b

als bromfietser of fietser een passagier jonger dan acht jaar vervoeren anders dan op een doelmatige en veilige voorziening met voldoende steun voor rug, handen en voeten

58a lid 3 en 4 RVV 1990

   

80

45

       
                         
     

XXVII. Autogordels en kinderbeveiligingssystemen

                 

R

533

 

als bestuurder of passagier van een personenauto, bedrijfsauto, een driewielig motorvoertuig met gesloten carrosserie of een brommobiel geen gebruik maken van de voor hen beschikbare autogordel

59 lid 1 RVV 1990

120

120

         

120

     

als bestuurder van een personenauto, bedrijfsauto, een driewielig motorvoertuig met gesloten carrosserie of een brommobiel

                 

R

535

f

– (een) passagier(s) jonger dan 12 jaar en korter dan 1.35 meter vervoeren, zonder dat gebruik wordt gemaakt van een voor hem/hen geschikt en goedgekeurd kinderbeveiligingssysteem

59 lid 1 jo. 59 lid 8 RVV 1990

120

             

R

535

k

– (een) passagier(s) jonger dan 12 jaar en met een lengte van 1.35 meter of meer vervoeren, zonder dat gebruik wordt gemaakt van een voor hem/hen beschikbare autogordel

59 lid 1 jo. 59 lid 8 RVV 1990

120

             

R

535

g

– op de voorste zitplaats (een) passagier(s) in de leeftijd van 3 tot 18 jaar en korter dan 1.35 meter vervoeren, zonder dat een autogordel of goedgekeurd kinderbeveiligingssysteem beschikbaar is

59 lid 2 RVV 1990

120

             

R

535

h

– (een) passagier(s) jonger dan 3 jaar vervoeren, terwijl geen autogordel of kinderbeveiligingssysteem beschikbaar is

59 lid 2 RVV 1990

120

             

R

535

i

– terwijl de zitplaatsen voor passagiers zijn voorzien van autogordels, meer passagiers vervoeren dan er autogordels aanwezig zijn

59 lid 1 RVV 1990

120

             

R

535

j

– (een) passagier(s) jonger dan 18 jaar in een naar achteren gericht kinderzitje op een passagierszitplaats vervoeren, terwijl de voorairbag van die zitplaats niet is uitgeschakeld

59 lid 3 RVV 1990

120

             

R

535

m

– in een taxi op een van de voorste zitplaatsen (een) passagier(s) vervoeren jonger dan 18 jaar en met een lengte van minder dan 1.35 meter, terwijl geen kinderbeveiligingssysteem aanwezig is

59 lid 5 RVV 1990

120

             

R

535

mo

– (een) passagier (s) jonger dan 12 jaar vervoeren terwijl de autogordel, de veiligheidsgordel of het kinderbeveiligingssysteem in een personenauto, bedrijfsauto, een driewielig motorvoertuig met gesloten carrosserie of een brommobiel wordt gebruikt op een wijze die de beschermende werking ervan negatief beïnvloedt of kan beïnvloeden

59 lid 7 RVV 1990

120

             

R

535

o

de autogordel, de veiligheidsgordel of het kinderbeveiligingssysteem in een personenauto, bedrijfsauto, een driewielig motorvoertuig met gesloten carrosserie of een brommobiel gebruiken op een wijze die de beschermende werking ervan negatief beïnvloedt of kan beïnvloeden

59 lid 7 jo. 59 lid 8 RVV 1990

120

           

120

R

535

e

als bestuurder van een personenauto, bedrijfsauto, een driewielig motorvoertuig met gesloten carrosserie of een brommobiel een passagier vervoeren die gebruikmaakt van een rolstoel, terwijl de rolstoel niet is vastgezet op een wijze die de stabiliteit van de rolstoel en de veiligheid van de rolstoelgebruiker waarborgt

59 lid 8 jo. 59 lid 4 RVV 1990

220

             

R

535

s

als bestuurder van een personenauto, bedrijfsauto, een driewielig motorvoertuig met gesloten carrosserie of een brommobiel een passagier vervoeren die gebruik maakt van een rolstoel, zonder dat gebruik wordt gemaakt van de veiligheidsgordel die deel uitmaakt van het voertuig of van het systeem waarmee de rolstoel aan de vloer van het voertuig is bevestigd

59 lid 8 jo. 59 lid 4 RVV 1990

120

             
                         
     

XXVIIa. Autobus

                 

R

535

p

als bestuurder van een aan het verkeer deelnemende autobus of passagier geen gebruik maken van de autogordel of het kinderbeveiligingssysteem waarmee de autobus is uitgerust

59a lid 1 RVV 1990

120

           

120

     

als bestuurder van een aan het verkeer deelnemende autobus

                 

R

535

q

– (een) passagier(s) van 3 jaar of ouder, maar jonger dan 12 jaar en korter dan 1.35 meter vervoeren, zonder dat gebruik wordt gemaakt van een voor hem/hen geschikt en goedgekeurd kinderbeveiligingssysteem of bij gebrek daaraan, de autogordel, terwijl de passagier(s) zich op de zitplaats bevind(t)(en)

59a lid 1 jo. 59a lid 4 RVV 1990

120

             

R

535

r

– (een) passagier(s) van 3 jaar of ouder maar jonger dan 12 jaar en met een lengte van 1.35 meter of meer vervoeren, zonder dat gebruik wordt gemaakt van een voor hem/hen beschikbare autogordel, terwijl de passagier(s) zich op de zitplaats bevind(t)(en)

59a lid 1 jo. 59a lid 4 RVV 1990

120

             
                         
     

XXVIII. Helmen

                 

R

536

a

als bestuurder, passagier van een bromfiets of brommobiel zonder gesloten carrosserie geen goedpassende helm dragen, die middels een sluiting op deugdelijke wijze is bevestigd en die is voorzien van een goedkeuringsmerk

60 lid 1 RVV 1990

   

80

       

80

R

536

c

als bestuurder, passagier van een motorfiets dan wel driewielig motorvoertuig geen goedpassende helm dragen, die middels een sluiting op deugdelijke wijze is bevestigd en is voorzien van een goedkeuringsmerk

60 lid 1 RVV 1990

120

120

         

120

R

537

 

als bestuurder van een motorfiets, bromfiets of brommobiel zonder gesloten carrosserie dan wel driewielig motorvoertuig een passagier beneden de twaalf jaren vervoeren, die geen goedpassende helm draagt, die middels een sluiting op deugdelijke wijze is bevestigd en die is voorzien van een goedkeuringsmerk

60 lid 3 RVV 1990

120

120

80

         
                         
     

XXX. Gebruik van mobiele telecommunicatieapparatuur

                 

R

545

 

als bestuurder van een motorvoertuig, bromfiets, snorfiets of gehandicaptenvoertuig met motor tijdens het rijden een mobiele telefoon vast houden

61a RVV 1990

220

220

150

85

       
                         
     

XXXI. Vervoer van personen in of op aanhangwagens en in laadruimten

                 
     

personen vervoeren

61b lid 1 RVV 1990

               

R

539

a

– in de gesloten laadruimte van een motorvoertuig of bromfiets

 

120

             

R

539

b

– in de open laadruimte van een motorvoertuig of bromfiets, dan wel in of op een aanhangwagen achter een motorvoertuig of bromfiets

 

220

220

150

         
                         
     

Hoofdstuk 3. Verkeerstekens

                 
     

II. Verkeersborden

                 

R

548

 

als bestuurder in strijd met bord B6 geen voorrang verlenen aan bestuurders op de kruisende weg

62 jo. bord B6 RVV 1990

220

220

150

85

 

85

   
     

als bestuurder in strijd met bord B7

62 jo. bord B7 RVV 1990

               

R

549

a

– niet stoppen

 

120

120

80

45

 

45

   

R

549

b

– geen voorrang verlenen aan bestuurders op de kruisende weg

 

220

220

150

85

 

85

   

R

549

c

– niet stoppen en geen voorrang verlenen aan bestuurders op de kruisende weg

 

220

220

150

85

 

85

   
     

als bestuurder een weg gebruiken in strijd met bord C1 (gesloten in beide richtingen voor voertuigen, ruiters en geleiders van rij-, trekdieren of vee)

62 jo. bord C1 RVV 1990

               

R

550

a

– een weg gebruiken

 

85

85

55

30

 

30

   

R

550

b

– een weg(gedeelte) bestemd voor aangewezen categorie(ën) voertuigen gebruiken (doelgroepstroken)

 

120

120

80

45

 

45

   
     

als bestuurder een weg gebruiken in strijd met bord C2 (eenrichtingsweg, in deze richting gesloten voor voertuigen, ruiters en geleiders van rij-, trekdieren of vee)

62 jo. bord C2 RVV 1990

               

R

551

b

– op andere weg dan autoweg of autosnelweg

 

120

120

80

45

 

45

   
     

als bestuurder een weg gebruiken in strijd met bord

                 

R

552

a

– C3 (eenrichtingsweg)

62 jo. bord C3 RVV 1990

120

120

80

45

 

45

   

R

552

b

– C4 (eenrichtingsweg)

62 jo. bord C4 RVV 1990

120

120

80

45

 

45

   

R

553

b

als bestuurder van een motorvoertuig op meer dan twee wielen in strijd met bord C6 (geslotenverklaring voor motorvoertuig op meer dan twee wielen) een weg gebruiken

62 jo. bord C6 RVV 1990

85

             

R

554

a

als bestuurder van een vrachtauto een weg gebruiken in strijd met bord C7 (geslotenverklaring voor vrachtauto’s) (alle wegen behalve autosnelwegen en milieuzones)

62 jo. bord C7 RVV 1990

85

             

R

554

b

als bestuurder van een vrachtauto een rijstrook van een autosnelweg gebruiken in strijd met het voor die rijstrook geldende bord C7 (geslotenverklaring voor vrachtauto’s)

62 jo. bord C7 RVV 1990

220

             

R

554

c

als bestuurder van een vrachtauto een weg gebruiken in strijd met bord C7 (geslotenverklaring voor vrachtauto’s), waarbij gebied is aangeduid als milieuzone

62 jo. bord C7 RVV 1990

220

             

R

554

d

als bestuurder van een autobus een weg gebruiken in strijd met bord C7a (geslotenverklaring voor autobussen)

62 jo. bord C7a RVV 1990

85

             

R

554

e

als bestuurder van een autobus of vrachtauto een weg gebruiken in strijd met bord C7b (geslotenverklaring voor autobussen en vrachtauto’s)

62 jo. bord C7b RVV 1990

85

             

R

571

 

als bestuurder van een vrachtauto een weg gebruiken in strijd met bord C22a (geslotenverklaring voor vrachtauto’s die niet voldoen aan de eisen, genoemd in artikel 86d RVV 1990) (milieuzone)

62 jo. bord C22a RVV 1990

220

             

R

555

 

als bestuurder van een motorvoertuig dat niet sneller kan of mag rijden dan 25 kilometer per uur een weg gebruiken in strijd met bord C8 (geslotenverklaring voor motorvoertuig dat niet sneller kan of mag rijden dan 25 kilometer per uur)

62 jo. bord C8 RVV 1990

85

             

R

556

 

als ruiter, geleider van rij-, trekdieren of vee, bestuurder van een wagen, een motorvoertuig dat niet sneller kan of mag rijden dan 25 kilometer per uur, een brommobiel, een fiets, een bromfiets of een gehandicaptenvoertuig in strijd met bord C9 een weg gebruiken (geslotenverklaring)

62 jo. bord C9 RVV 1990

85

 

55

30

 

30

   

R

557

 

als bestuurder van een motorvoertuig met aanhangwagen een weg gebruiken in strijd met bord C10 (geslotenverklaring voor motorvoertuig met aanhangwagen)

62 jo. bord C10 RVV 1990

85

85

           

R

558

 

als bestuurder van een motorfiets een weg gebruiken in strijd met bord C11 (geslotenverklaring motorfiets)

62 jo. bord C11 RVV 1990

 

85

           

R

559

 

als bestuurder van een motorvoertuig een weg gebruiken in strijd met bord C12 (geslotenverklaring voor alle motorvoertuigen)

62 jo. bord C12 RVV 1990

85

85

           

R

560

 

als bestuurder van een bromfiets, snorfiets of gehandicaptenvoertuig met motor een weg gebruiken in strijd met bord C13 (geslotenverklaring voor bromfiets, snorfiets of gehandicaptenvoertuig met motor)

62 jo. bord C13 RVV 1990

   

55

30

       

R

561

 

als bestuurder van een fiets of gehandicaptenvoertuig zonder motor een weg gebruiken in strijd met bord C14 (geslotenverklaring voor fiets of gehandicaptenvoertuig zonder motor) (categorie 3 betreft alleen snorfiets met uitgeschakelde motor)

62 jo. bord C14 RVV 1990

   

30

30

       

R

562

 

als bestuurder van een fiets, een bromfiets of gehandicaptenvoertuig een weg gebruiken in strijd met bord C15 (geslotenverklaring voor fiets, bromfiets of gehandicaptenvoertuig)

62 jo. bord C15 RVV 1990

   

55

30

       

R

563

 

als voetganger een weg gebruiken in strijd met bord C16 (geslotenverklaring voor voetgangers)

62 jo. bord C16 RVV 1990

       

25

     

R

564

 

als bestuurder van een voertuig of samenstel van voertuigen een weg gebruiken in strijd met bord C17 (geslotenverklaring voor voertuigen en samenstellen van voertuigen die, met inbegrip van de lading, langer zijn dan op het bord C17 is aangegeven)

62 jo. bord C17 RVV 1990

120

       

45

   

R

565

 

als bestuurder van een voertuig een weg gebruiken in strijd met bord C18 (geslotenverklaring voor voertuigen die, met inbegrip van de lading, breder zijn dan op het bord C18 is aangegeven)

62 jo. bord C18 RVV 1990

120

       

45

   

R

566

 

als bestuurder van een voertuig een weg gebruiken in strijd met bord C19 (geslotenverklaring voor voertuigen die, met inbegrip van de lading, hoger zijn dan op het bord C19 is aangegeven)

62 jo. bord C19 RVV 1990

120

       

45

   
     

als bestuurder van een voertuig een weg gebruiken in strijd met bord C20 (geslotenverklaring voor voertuigen waarvan de aslast hoger is dan op het bord C20 is aangegeven) met een overschrijding van

62 jo. bord C20 RVV 1990

               

R

567

a

– niet meer dan 10%

 

120

       

45

   

R

567

b

– 11 tot en met 20%

 

180

       

70

   

R

567

c

– 21 tot en met 30%

 

270

       

100

   
     

als bestuurder van een voertuig een weg gebruiken in strijd met bord C21 (geslotenverklaring voor voertuigen en samenstellen van voertuigen waarvan de totaalmassa hoger is dan op het bord C21 is aangegeven) met een overschrijding van

62 jo. bord C21 RVV 1990

               

R

568

a

– niet meer dan 10%

 

120

       

45

   

R

568

b

– 11 tot en met 20%

 

180

       

70

   

R

568

c

– 21 tot en met 30%

 

270

       

100

   
     

als bestuurder van een samenstel van voertuigen een weg gebruiken in strijd met bord C21 (geslotenverklaring voor voertuigen en samenstellen van voertuigen waarvan de totaalmassa hoger is dan op het bord C21 is aangegeven) met een overschrijding van

62 jo. bord C21 RVV 1990

               

R

569

a

– niet meer dan 10%

 

120

       

45

   

R

569

b

– 11 tot en met 20%

 

180

       

70

   

R

569

c

– 21 tot en met 30%

 

270

       

100

   

R

574

 

als bestuurder rijden in strijd met de door bord D1 aangegeven rijrichting (rotonde; verplichte rijrichting)

62 jo. bord D1 RVV 1990

85

85

55

30

 

30

   

R

575

 

als bestuurder rijden in strijd met bord D2 aan de andere zijde dan het bord aangeeft (gebod voor alle bestuurders het bord D2 voorbij te gaan aan de zijde die de pijl aangeeft)

62 jo. bord D2 RVV 1990

85

85

55

30

 

30

   

R

576

 

als bestuurder in strijd met bord D4 een andere rijrichting volgen dan op het bord is aangegeven (gebod tot het volgen van de rijrichting die op het bord D4 is aangegeven)

62 jo. bord D4 RVV 1990

85

85

55

30

 

30

   

R

577

 

als bestuurder in strijd met bord D5 een andere rijrichting volgen dan op het bord is aangegeven (gebod tot het volgen van de rijrichting die op het bord D5 is aangegeven)

62 jo. bord D5 RVV 1990

85

85

55

30

 

30

   

R

578

 

als bestuurder in strijd met bord D6 een andere rijrichting volgen dan op het bord is aangegeven (gebod tot het volgen van één van de rijrichtingen die op het bord D6 zijn aangegeven)

62 jo. bord D6 RVV 1990

85

85

55

30

 

30

   

R

579

 

als bestuurder in strijd met bord D7 een andere rijrichting volgen dan op het bord is aangegeven (gebod tot het volgen van één van de rijrichtingen die op het bord D7 zijn aangegeven)

62 jo. bord D7 RVV 1990

85

85

55

30

 

30

   

R

584

 

als bestuurder een voertuig parkeren in strijd met (zone) bord E1 (parkeerverbod(szone))

62 jo. bord E1 RVV 1990

85

85

     

30

 

85

R

585

 

als bestuurder een voertuig laten stilstaan in strijd met bord E2 (verbod stilstaan)

62 jo. bord E2 RVV 1990

85

85

     

30

   

R

593

 

als bestuurder van een motorvoertuig in strijd met bord F1 een motorvoertuig inhalen (verbod voor motorvoertuigen om elkaar onderling in te halen)

62 jo. bord F1 RVV 1990

220

220

           

R

594

 

als bestuurder van een vrachtauto in strijd met bord F3 een motorvoertuig inhalen (verbod voor vrachtauto’s om motorvoertuigen in te halen)

62 jo. bord F3 RVV 1990

220

             

R

595

 

als bestuurder in strijd met bord F5 doorgaan bij nadering van verkeer uit tegengestelde richting (verbod voor bestuurders door te gaan bij nadering van verkeer uit tegengestelde richting)

62 jo. bord F5 RVV 1990

120

120

80

45

 

45

   

R

596

 

als bestuurder in strijd met bord F7 keren

62 jo. bord F7 RVV 1990

120

120

80

45

 

45

   

R

597

 

als bestuurder in strijd met bord F10 niet stoppen

62 jo. bord F10 RVV 1990

220

220

150

85

 

85

   
                         
     

III. Verkeerslichten

                 
     

driekleurig verkeerslicht

                 

R

601

 

als weggebruiker niet doorgaan bij groen licht bij een driekleurig verkeerslicht

62 jo. 68 lid 1 sub a RVV 1990

120

120

           

R

602

 

als weggebruiker niet stoppen voor rood licht bij een driekleurig verkeerslicht

62 jo. 68 lid 1 sub c RVV 1990

220

220

150

85

65

85

   

R

603

 

als fietser, bromfietser of bestuurder van een gehandicaptenvoertuig bij geel of rood licht bij een driekleurig verkeerslicht rechts afslaan zonder het overige verkeer ter plaatse voor te laten gaan

62 jo. 68 lid 6 RVV 1990

   

150

85

       

R

604

 

als weggebruiker niet stoppen voor rood licht bij tweekleurig verkeerslicht

62 jo. 69 lid 1 sub b RVV 1990

220

220

150

85

65

85

   

R

605

 

als fietser, bromfietser of bestuurder van een gehandicaptenvoertuig bij geel of rood licht bij een tweekleurig verkeerslicht rechts afslaan zonder het overige verkeer ter plaatse voor te laten gaan

62 jo. 69 lid 2 ivm 68 lid 6 RVV 1990

   

150

85

       

R

606

 

als bestuurder van een tram, lijnbus of ander voertuig niet stoppen voor rood tram-/buslicht

62 jo. 70 lid 1 sub c ivm 70 lid 3, 4 RVV 1990

220

           

220

R

607

 

als bestuurder van een tram niet stoppen voor rood licht bij driekleurig verkeerslicht

62 jo. 68 lid 1 sub c RVV 1990

             

220

R

608

 

als weggebruiker niet stoppen voor rood knipperlicht bij overweglichten

62 jo. 71 sub b RVV 1990

220

220

150

85

65

85

   

R

609

 

als weggebruiker niet stoppen voor rood (knipper)licht bij bruglichten

62 jo. 72 RVV 1990

220

220

150

85

65

85

   

R

610

 

als weggebruiker bij verlicht rood kruis een rijstrook gebruiken

62 jo. 73 sub b RVV 1990

220

220

           

R

611

 

als bestuurder van een ander voertuig dan een lijnbus een door een verlichte afbeelding van «BUS» gemarkeerde rijstrook gebruiken

62 jo. 73 sub d RVV 1990

120

120

80

45

 

45

   

R

612

 

als voetganger of bestuurder van een gehandicaptenvoertuig beginnen over te steken bij rood voetgangerslicht

62 jo. 74 lid 1 sub c RVV 1990

     

85

65

     

R

613

 

als voetganger of bestuurder van een gehandicaptenvoertuig bij het oversteken het overige verkeer ter plaatse niet voor laten gaan, indien het rode licht is vervangen door een geel knipperlicht als bedoeld in artikel 75 van het RVV 1990

62 jo. 74 lid 2 RVV 1990

     

85

65

     

R

614

 

als weggebruiker niet stoppen voor rood licht bij toeritdosering

62 jo. 68 lid 1 sub c c.q. 69 lid 1 sub b RVV 1990

85

85

           
                         
     

IV. Verkeerstekens op het wegdek

                 

R

617

a

als bestuurder de zich niet langs de rand van de rijbaanverharding bevindende doorgetrokken streep overschrijden met verkeer in een richting

62 jo. 76 lid 1 RVV 1990

120

120

80

45

 

45

   

R

617

b

als bestuurder de zich niet langs de rand van de rijbaanverharding bevindende doorgetrokken streep overschrijden met verkeer in beide richtingen

62 jo. 76 lid 1 RVV 1990

220

220

150

85

 

85

   

R

618

 

als bestuurder een verdrijvingsvlak gebruiken

62 jo. 77 RVV 1990

220

220

150

85

 

85

   

R

618

a

als bestuurder een puntstuk gebruiken

62 jo. 77 RVV 1990

220

220

150

85

 

85

   

R

619

 

als bestuurder van een motorvoertuig of als bromfietser die de rijbaan volgt op een kruispunt niet de richting volgen die de voorsorteerstrook waarop zij zich bevinden aangeeft

62 jo. 78 lid 1 RVV 1990

220

220

150

         

R

619

a

als bestuurder die een doorgaande rijbaan verlaat en daartoe een uitrijstrook volgt ter hoogte van de daarin aangebrachte pijlen niet de richting volgen die de uitrijstrook aangeeft

62. jo. 78 lid 2 RVV 1990

220

220

150

         

R

620

 

als bestuurder niet stoppen voor stopstreep daar waar dit op grond van het RVV 1990 verplicht is

62 jo. 79 RVV 1990

85

85

55

30

 

30

   

R

621

 

als bestuurder in strijd met op het wegdek aangebrachte haaietanden geen voorrang verlenen aan bestuurders op de kruisende weg

62 jo. 80 RVV 1990

220

220

150

85

 

85

   

R

622

 

als weggebruiker, anders dan als bestuurder van een lijnbus, autobus of tram, gebruik maken van een busbaan of -strook aangeduid met «BUS»

62 jo. 81 RVV 1990

120

120

80

45

35

45

   

R

622

a

als weggebruiker, anders dan als bestuurder van een lijnbus of tram, gebruik maken van een busbaan of – strook aangeduid met: «LIJNBUS»

62 jo. 81 RVV 1990

120

120

80

45

35

45

   
                         
     

Hoofdstuk 4. Aanwijzingen

                 
                         
     

I. Verplichtingen weggebruikers

                 
                         
     

als weggebruiker niet stoppen voor een stopteken

83 RVV 1990

               

R

628

a

– gegeven door middel van een rode lamp

 

340

340

230

130

100

130

   

R

628

b

– gegeven met een aan een politievoertuig aangebrachte verlichte transparant

 

340

340

230

130

100

130

   
     

als weggebruiker niet opvolgen van de in de bijlage II RVV 1990 vastgestelde aanwijzingen

                 

R

630

a

– gegeven door daartoe bevoegde en als zodanig kenbare ambtenaar

82 lid 1 ivm Bijlage II RVV 1990

340

340

230

130

100

130

   
     

als weggebruiker niet opvolgen van aanwijzingen gegeven door middel van verlichte transparant op personen-, bedrijfsauto of motorfiets van

                 

R

631

a

– politie

82a jo. 41 a lid 1 onder a, sub 1 en 4 RVV 1990

340

340

230

130

100

130

   
                         
     

Nummers R 701 – R 706: Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer (BABW)

                 

R

701

 

zonder daartoe krachtens het Besluit bevoegd te zijn verkeerstekens op, langs of boven de wegen aanbrengen, doen aanbrengen, aangebracht houden, verwijderen, dan wel de zichtbaarheid daarvan wegnemen

1a BABW

             

120

R

702

 

voorwerpen, inrichting of borden, van welke aard ook, die het verkeer in verwarring zouden kunnen brengen op, langs of boven de wegen aanbrengen, doen aanbrengen of aangebracht houden

2 BABW

             

120

R

703

 

niet zo spoedig mogelijk op de juiste wijze inleveren van ongeldige gehandicaptenparkeerkaart

55 jo. 51 BABW

             

85

R

704

 

als verkeersregelaar niet op eerste vordering tonen van de krachtens de wet vereiste aanstellingspas

58a BABW

             

85

R

705

 

als verkeersregelaar, niet zijnde een weginspecteur in dienst van Rijkswaterstaat, een aanwijzing als bedoeld in artikel 82, 1e lid van het RVV 1990 vanaf een motorrijtuig, of als verkeersregelaar niet zijnde een transportbegeleider of een weginspecteur in dienst van Rijkswaterstaat, vanuit een motorrijtuig geven

58a BABW

             

85

R

706

 

als transportbegeleider of weginspecteur in dienst van Rijkswaterstaat vanuit een motorrijtuig een aanwijzing als bedoeld in artikel 82, 1e lid van het RVV 1990 op een weg onder beheer van het Rijk of op een kruispunt gelegen op andere weg geven

58a BABW

             

85

                         
     

Nummers K 405 – K 550: Kentekenreglement (KR)

                 

K

405

 

de kentekenplaat voldoet niet aan de gestelde eisen

5 lid 1 en 3 Kr

             

120

                         
     

Wijziging van de tenaamstelling: overdracht tussen particulieren

                 
     

Kentekenbewijzen afgegeven na 31 mei 2004

                 

K

420

 

als nieuwe eigenaar of houder niet binnen een week op de voorgeschreven wijze het kentekenbewijs overschrijven

26 lid 2 Kr

             

330

K

421

 

het vrijwaringsbewijs en het oude deel I B niet terstond aan de vorige eigenaar of houder afgeven

26 lid 4 Kr

             

40

K

422

 

deel I A niet terstond aan de nieuwe eigenaar of houder afgeven na ontvangst van het vrijwaringsbewijs en het oude deel I B

26 lid 5 Kr

             

85

K

423

 

het ontvangstbewijs niet terstond aan de nieuwe eigenaar of houder afgeven na ontvangst van het vrijwaringsbewijs en het oude deel I B

26 lid 5 jo. 18 Kr

             

40

                         
     

Driedelige kentekenbewijzen en kentekenbewijzen die bestaan uit een deel I afgegeven voor 31 mei 2004, een deel I B en een overschrijvingsbewijs

                 

K

432

 

deel I afgeven terwijl het vrijwaringsbewijs en het oude deel II of I B nog niet is ontvangen

58b lid 1 sub b Kr

             

120

K

434

 

als nieuwe eigenaar of houder niet binnen een week op de voorgeschreven wijze het kentekenbewijs overschrijven

58b lid 2 Kr

             

330

                         
     

Wijziging van de tenaamstelling: overdracht ten behoeve van een bedrijfsvoorraad

                 
     

Kentekenbewijzen afgegeven na 31 mei 2004

                 

K

441

 

deel I B en deel II niet terstond aan het erkende bedrijf overdragen

27 lid 2 sub a Kr

             

40

K

442

 

deel I A afgeven terwijl het vrijwaringsbewijs en het oude deel I B nog niet is ontvangen

27 lid 2 sub b Kr

             

120

K

443

 

het ontvangstbewijs afgeven terwijl het vrijwaringsbewijs en het oude deel I B nog niet is ontvangen

27 lid 2 sub b jo. 18 Kr

             

120

K

444

 

deel I A niet terstond aan het erkende bedrijf afgeven na ontvangst van het vrijwaringsbewijs en het oude deel I B

27 lid 6 Kr

             

40

K

446

 

het ontvangstbewijs niet terstond aan het erkende bedrijf afgeven na ontvangst van het vrijwaringsbewijs en het oude deel I B

27 lid 6 jo. 18 Kr

             

40

                         
     

Wijziging van de tenaamstelling: overdracht van een voertuig uit bedrijfsvoorraad

                 
     

Kentekenbewijzen afgegeven na 31 mei 2004

                 

K

480

 

als erkend bedrijf niet binnen een week op de voorgeschreven wijze het kentekenbewijs overschrijven (voertuig bestemd voor eigen gebruik)

28 lid 2 Kr

             

330

                         
     

Driedelige kentekenbewijzen en kentekenbewijzen die bestaan uit een deel I afgegeven voor 31 mei 2004, een deel IB en een overschrijvingsbewijs

                 

K

481

 

als nieuwe eigenaar of houder (particulier) niet binnen een week op de voorgeschreven wijze het kentekenbewijs overschrijven

58d lid 1 jo. 58b lid 2 Kr

             

330

K

484

 

als erkend bedrijf niet binnen een week op de voorgeschreven wijze het kentekenbewijs overschrijven (voertuig bestemd voor eigen gebruik)

58d lid 2 Kr

             

330

                         
     

Wijziging van de tenaamstelling: overlijden van een kentekenhouder

                 
     

Kentekenbewijzen afgegeven na 31 mei 2004

                 

K

485

 

als meerderjarige eigenaar of houder na overlijden van de kentekenhouder niet binnen vijf weken op de voorgeschreven wijze het kentekenbewijs op zijn naam overschrijven

29 lid 1 Kr

             

330

                         
     

Driedelige kentekenbewijzen en kentekenbewijzen die bestaan uit een deel I afgegeven voor 31 mei 2004, een deel I B en een overschrijvingsbewijs

                 

K

486

 

als meerderjarige eigenaar of houder na overlijden van de kentekenhouder niet binnen vijf weken op de voorgeschreven wijze het kentekenbewijs op zijn naam overschrijven

58f lid 1 Kr

             

330

                         
     

Aanvraag nieuw deel I (A)

                 
     

Kentekenbewijzen afgegeven na 31 mei 2004

                 

K

526

 

niet op de voorgeschreven wijze een nieuw deel I A aanvragen, indien het voertuig niet meer overeenstemt met de gegevens op het afgegeven deel I A

34 lid 1 Kr

             

85

                         
     

Driedelige kentekenbewijzen en kentekenbewijzen die bestaan uit een deel I afgegeven voor 31 mei 2004, een deel I B en een overschrijvingsbewijs

                 

K

527

 

niet op de voorgeschreven wijze een nieuw kentekenbewijs aanvragen, indien het voertuig niet meer overeenstemt met de gegevens op het afgegeven deel I

58h lid 1 Kr

             

85

                         
     

Handelaarskenteken(bewijs)

                 

K

535

 

als kentekenhouder het handelaarskenteken niet op de voorgeschreven wijze gebruiken

44 Kr

             

330

K

540

 

het ongeldig verklaarde handelaarskentekenbewijs niet onverwijld inleveren

45 lid 2 Kr

             

330

                         
     

Inleverplicht oude bewijzen (overgangsbepaling)

                 

K

550

 

kentekenbewijzen en duplicaten afgegeven op basis van de (oude) Wegenverkeerswet en die hun geldigheid hebben verloren, niet onverwijld inleveren

54 lid 2 Kr

             

330

                         
     

Nummer K 600: Reglement rijbewijzen (RR)

                 

K

600

 

als bestuurder van een motorrijtuig van de rijbewijscategorie A niet op eerste vordering het theoriecertificaat dan wel de oproep voor het examen ter inzage geven

2 lid 2 RR

 

85

           
                         
     

Nummers A 901 – A 922: Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen (WAM)

                 
                         
     

motorrijtuigen, niet zijnde bromfietsen of gehandicaptenvoertuigen

                 

A

915

 

als bezitter, als houder of als degene aan wie het kenteken is opgegeven, voor een motorrijtuig, niet zijnde een bromfiets, waarvoor een kentekenbewijs is afgegeven, niet de vereiste verzekering sluiten en in stand houden

30 lid 2 WAM

             

390

                         
     

Bromfietsen

                 

A

902

 

als bezitter, als houder of als degene aan wie het kenteken is opgegeven, voor een motorrijtuig, zijnde een bromfiets, waarvoor een kentekenbewijs is afgegeven niet de vereiste verzekering sluiten en in stand houden

30 lid 2 WAM

             

330

     

Nummers N 010 – P 600: Besluit voertuigen (BV) en Regeling voertuigen (RV)

     

Categorie-indeling A: (Besluit en Regeling voertuigen)

     

2 – personenauto’s;

     

3 – bedrijfsauto’s;

     

3a – bussen;

     

4 – motorfietsen;

     

5 – driewielige motorrijtuigen;

     

6 – bromfietsen;

     

7 – motorrijtuigen met beperkte snelheid;

     

8 – land- of bosbouwtrekkers;

     

9 – fietsen en gehandicaptenvoertuigen zonder motor (o.g.v. art. 5.1.4 RV m.u.v. afmetingen genoemd in 5.9.6 RV);

     

10 – gehandicaptenvoertuigen voorzien van een gesloten carrosserie en gehandicaptenvoertuigen die zijn uitgerust met een verbrandingsmotor en niet voorzien van een gesloten carrosserie en t.a.v. de afmetingen genoemd in 5.10.6 RV de gehandicaptenvoertuigen zonder motor;

     

11 – gehandicaptenvoertuigen, uitgerust met een elektromotor en niet voorzien van een gesloten carrosserie;

     

12 – aanhangwagens met een toegestane maximum massa van meer dan 750 kg achter personenauto’s, bedrijfsauto’s, bussen en driewielige motorrijtuigen en afsleepassen;

     

13 – aanhangwagens met een toegestane maximum massa van niet meer dan 750 kg achter personenauto’s, bedrijfsauto’s, bussen en driewielige motorrijtuigen;

     

14 – aanhangwagens en verwisselbare getrokken machines achter landbouw- of bosbouwtrekkers en achter motorrijtuigen met beperkte snelheid;

     

15 – aanhangwagens achter motorfietsen (15a) of bromfietsen (15b);

     

16 – aanhangwagens achter fietsen op twee wielen;

     

17 – wagens.

       
     

Noot Regeling Voertuigen (RV):

     

– De feiten met betrekking tot de Regeling Voertuigen zijn in 17 categorieën onderverdeeld en deze categorieën zijn genummerd van 2 t/m 17. Deze categorie-indeling komt overeen met de indeling van de Regeling Voertuigen.

     

– Bij categorie 15 kan het trekkende voertuig verschillend zijn (motor of bromfiets). Voor deze voertuigen gelden verschillende tarieven. Achter de categorie-aanduiding moet daarom voor de motorfiets een A en voor de bromfiets een B worden vermeld.

     

categorie: 15A – motorfiets

     

categorie: 15B – bromfiets

     

– Indien bij «artikel» een «*» staat vermeld, dan dient dit teken te worden vervangen door het nummer van de categorie waarop de feitcode betrekking heeft, om zo het op die categorie betrekking hebbende artikel van de Regeling Voertuigen te verkrijgen.

     

– De feiten in deze afdeling die betrekking hebben op de massa of de last onder wiel of as gelden uitsluitend voor particulieren. Indien sprake is van beroepsmatig vervoer is de Wet op de economische delicten van toepassing. Zie hiervoor de feitcodeserie E 850 t/m E 856.

     

– Op de kennisgeving/aankondiging moet een nadere toelichting op het feit worden vermeld, omdat de bepalingen van de Regeling Voertuigen in algemene feitomschrijvingen zijn weergegeven.

     

– Voor feiten gebaseerd op de Regeling Voertuigen geldt dat deze feiten niet slechts op kenteken kunnen worden geconstateerd. (Dit volgt uit de voor de eerste feitcode geplaatste koptekst, geldend voor de gehele Regeling voertuigen: «Als bestuurder rijden terwijl...».)

     

Feit

Artikel

Tarief in euro per feit en per categorie

         

2

3

3a

4

5

6

7

8

9

10

11

12

13

14

15

16

17

     

Regeling Voertuigen

                                   
     

Als bestuurder van een voertuig rijden (terwijl):

                                   
     

0 – Algemeen

                                   

N

010

a

het niet in overeenstemming is met de gegevens op het kentekenbewijs of met de in het kentekenregister vermelde gegevens

5.*.1 RV

220

220

220

220

220

150

         

220

         

N

010

b

het voertuigidentificatienummer niet is ingeslagen of goed leesbaar is

5.*.1 en 5.6.74 RV

220

220

220

220

220

150

220

220

 

85

 

220

         

N

010

c

de kentekenpla(a)t(en) niet voorzien is/zijn van het goedkeuringsmerk, dan wel niet deugdelijk aan de voor- en/of achterzijde is/zijn bevestigd

5.*.1 RV

85

85

85

85

85

55

         

85

         

N

010

d

het kenteken niet goed leesbaar is of de kentekenpla(a)t(en) is/zijn afgeschermd

5.*.1 RV

120

120

120

120

120

85

         

120

         

N

010

e

het voertuig niet is voorzien van een goed leesbare constructieplaat, waarvan de gegevens in overeenstemming zijn met het kentekenregister (cat 3, 3a en 12 in gebruik na 31-12-1997; cat 8 in gebruik na 30-06-2009)

5.*.1 RV

 

85

85

       

85

     

85

         
                                           
     

1 – Algemene bouwwijze van het voertuig

                                   

N

020

b

het wiel niet zodanig is bevestigd dat het uitsluitend draaibaar is om de eigen as

5.15.2 lid 2 RV

                           

120/80

   

N

030

a

het chassis dan wel de mee of zelfdragende carrosserie breuken en of scheuren vertoont

5.*.3 en 5.6.74 lid 1 RV

220

220

220

 

220

150

220

220

     

220

220

220

220/150

 

85

N

030

b

het chassis dan wel de mee of zelfdragende carrosserie zodanig bevestigd, vervormd of door corrosie is aangetast dat de stijfheid en de sterkte in gevaar worden gebracht

5.*.3 en 5.6.74 lid 1 RV

220

220

220

 

220

150

220

220

     

220

220

220

220/150

 

85

     

het frame of de zelfdragende constructie alsmede de voor- en achtervork

5.*.3 en 5.6.74 lid 2 RV

                                 

N

030

c

– breuken en of scheuren vertoont

       

220

 

150

                     

N

030

d

– is doorgeroest

       

220

 

150

                     

N

030

e

– zodanig is vervormd dat stijfheid en sterkte in gevaar worden gebracht dan wel het weggedrag van het voertuig nadelig wordt beïnvloed

       

220

 

150

                     

N

030

f

de onderdelen van het frame of de zelfdragende constructie niet deugdelijk zijn bevestigd

5.*.3 en 5.6.74 lid 3 RV

     

220

220

150

     

85

85

           

N

030

g

het frame met voor- en achtervork breuken en of scheuren vertoont, is doorgeroest of is vervormd

5.*.3 lid 2 RV

       

220

150

     

85

85

           
     

het frame

5.9.3 RV

                                 

N

030

h

– breuken en of scheuren vertoont

                 

45

               

N

030

i

– is doorgeroest

                 

45

               

N

030

j

– is vervormd

                 

45

               

N

040

a

de bovenbouw ondeugdelijk op het onderstel is bevestigd

5.*.4 RV

120

120

120

 

120

80

120

120

 

45

 

120

120

120

120/80

 

45

N

040

b

de ondersteuning van de laadvloer/laadruimte niet deugdelijk is

5.*.4 RV

 

120

120

     

120

       

120

120

120

120/80

 

45

N

040

c

de gekoppelde zijspanwagen niet deugdelijk is bevestigd

5.*.4 RV

     

120

 

80

                     

N

050

 

de accu en, indien aanwezig, de bedrading niet deugdelijk is (zijn) bevestigd en niet goed is (zijn) geïsoleerd

5.*.5 RV

                     

120

120

120

     
                                           
     

2 – Afmetingen en massa’s

                                   
     

Lengte

                                   

N

060

a

het langer is dan 12 m (cat 5 ingebruikname voor 01-11-1997; cat 12 geldt niet voor opleggers; cat 13 geldt niet voor middenasaanhangwagens)

5.*.6 RV

120

120

   

120

 

120

120

     

120

120

120

     

N

060

aa

de bus met 2 assen langer is dan 13,50 m

5.3a.6 lid 2 RV

   

120

                           

N

060

ab

de bus met 2 assen, in gebruik genomen voor 10-09-2003, langer is dan 15 m

5.3a.6 lid 2 RV

   

120

                           

N

060

ac

de bus met meer dan 2 assen langer is dan 15 m

5.3a.6 lid 2 RV

   

120

                           

N

060

d

het rijdende werktuig langer is dan 20 m

5.3.6 lid 2 RV

 

120

                             

N

061

e

bij de na 31-12-1997 in gebruik genomen oplegger, niet zijnde een kermis- of circusvoertuig, de horizontaal gemeten afstand tussen het hart van de koppelingspen en enig deel aan de voorzijde van de oplegger meer dan 2,04 m bedraagt en de horizontaal gemeten afstand tussen het hart van de koppelingspen en de achterzijde van de oplegger meer dan 12 m bedraagt

5.12.6 lid 3 RV

                     

120

         

N

061

g

de horizontaal gemeten afstand tussen het hart van de koppelingspen en de achterzijde van de oplegger van het kermis- of circusvoertuig meer bedraagt dan 17,50 m

5.12.6 lid 5 RV

                     

120

         

N

061

i

de middenasaanhangwagen langer is dan 8 m

5.13.6 RV

                       

120

       
                                           
     

Breedte

                                   

N

060

b

het breder is dan 2,55 m (cat 5 ingebruikname voor 01-11-1997; cat 3 en 12 gelden niet voor geconditioneerde voertuigen en voor cat 3 en 12 voertuigen met een tmm > 10 ton en ingebruikname voor 01-02-1999)

5.*.6 RV

120

120

120

 

120

           

120

120

       

N

060

g

het breder is dan 2,60 m (cat 3 en 12 geconditioneerd voertuig en voertuigen met een tmm > 10 ton en ingebruikname voor 01-02-1999; cat 17 bespannen wagen)

5.*.6 RV

 

120

       

120

       

120

       

45

N

060

p

het gehandicaptenvoertuig breder is dan 1,10 m (geldt ook voor gehandicaptenvoertuig zonder motor)

5.*.6 RV

                 

45

45

           

N

060

r

de fiets breder is dan 0,75 m

5.9.6 lid 1 RV

               

45

               

N

060

s

het breder is dan 1,50 m (cat 9 > 2 wielen of zijspan; cat 17 onbespannen wagen)

5.*.6 RV

               

45

             

45

N

060

u

het breder is dan 2 m (cat 5 ingebruikname na 31-10-1997; cat 6 op meer dan 2 wielen; cat 15b achter bromfiets op meer dan 2 wielen)

5.*.6 RV

     

120

120

80

               

120/80

   

N

060

w

het breder is dan 1 m (cat 6 betreft 2 w bromfiets; cat 15b achter bromfiets op meer dan 2 wielen)

5.*.6 RV

         

80

               

–/80

45

 
     

het voertuig breder is dan 3 m (cat 3 en 7 rijdend werktuig.)

5.*.6 RV

                                 

N

060

ha

– van 0,01 m t/m 0,25 m

   

120

       

120

120

         

120

     

N

060

hb

– meer dan 0,25 m t/m 0,50 m

   

180

       

180

180

         

180

     

N

060

hc

– van meer dan 0,50 m t/m 0,75 m

   

270

       

270

270

         

270

     

N

060

q

het gehandicaptenvoertuig hoger is dan 2 m (geldt ook voor gehandicaptenvoertuig zonder motor)

5.*.6 RV

                 

45

45

           
                                           
     

Massa

                                   
     

de toegestane asdruk, massa of som van de aslasten (cat 5 ingebruikname na 01-02-1999) wordt overschreden met

5.*.7 RV

                                 

N

070

a

– meer dan 10%

 

240

240

240

 

240

   

240

     

240

         

N

070

b

– meer dan 25%

 

360

360

360

 

360

   

360

     

360

         
     

de toegestane wieldruk, massa of som van de aslasten wordt overschreden met (massa of som van de aslasten betreft uitsluitend cat 7)

5.*.7 RV

                                 

N

070

e

– meer dan 10%

             

240

           

240

   

95

N

070

f

– meer dan 25%

             

360

           

360

   

140

                                           
     

3 – Motor

                                   
     

de bromfiets de op het kentekenbewijs of in het kentekenregister vermelde maximum¬constructie¬snelheid van 25 tot en met 45 km/h, vermeerderd met 5 km/h overschrijdt

5.6.8 lid 1 RV

                                 

N

083

a

– t/m 10 km/h

           

55

                     

N

083

b

– meer dan 10 en t/m 15 km/h

           

85

                     
     

het voertuig de in artikel 1.1. van de Regeling Voertuigen vermelde maximum constructiesnelheid vermeerderd met 5 km/h overschrijdt

5.*.8 lid 1 RV

                                 

N

085

a

– t/m 10 km/h

             

85

85

 

30

30

           

N

085

b

– meer dan 10 en t/m 15 km/h

             

120

120

 

50

50

           
     

de bromfiets de op het kentekenbewijs of in het kentekenregister vermelde maximumconstructiesnelheid van niet meer dan 25 km/h, vermeerderd met 4 km/h overschrijdt, (dan wel de aangewezen bromfiets de in artikel 20b van de wet vermelde maximumconstructiesnelheid van 25 km/h) overschrijdt (tekst tussen haakjes in werking per 1 april 2012)

5.6.8 lid 2 en 5.6.76 lid 1RV

                                 

N

086

a

– t/m 10 km/h

           

55

                     

N

086

b

– meer dan 10 en t/m 15 km/h

           

85

                     

N

090

a

het brandstofsysteem niet veilig is of deugdelijk is bevestigd

5.*.9 lid 1 RV

220

220

220

220

   

220

220

     

220

220

220

     

N

090

b

het brandstofsysteem of de elektrische aandrijving niet veilig is of deugdelijk is bevestigd

5.*.9 lid 1 en 5.6.77 lid 2 RV

       

220

150

     

85

             

N

090

c

het brandstofsysteem lekkage vertoont

5.*.9 lid 2 en 5.6.77 lid 2 RV

220

220

220

220

220

150

220

220

 

85

 

220

220

220

     

N

090

d

het brandstofreservoir niet deugdelijk is afgesloten

5.*.9 lid 3 RV

220

220

220

220

220

150

220

220

 

85

 

220

220

220

     

N

090

h

de elektrische aandrijving niet veilig is of deugdelijk is bevestigd

5.11.9 lid 1 RV

                   

30

           

N

100

 

de LPG-installatie niet voldoet aan de eisen

5.*.10 RV

220

220

220

220

220

                       

N

101

 

de CNG-installatie niet voldoet aan de eisen

5.*.10a RV

220

220

220

220

220

                       

N

110

a

het niet is voorzien van een over de gehele lengte gasdichte uitlaat

5.*.11 lid 1 en 5.6.80 lid 1 RV

240

240

240

240

240

160

240

240

 

95

             

N

110

b

het uitlaatsysteem niet deugdelijk is bevestigd

5.*.11 lid 2 en 5.6.80 lid 2 RV

120

120

120

120

120

80

120

120

 

45

             

N

110

e

het uitlaatsysteem niet behoorlijk geluiddempend is

5.*.11 RV

           

240

240

 

95

             
                                           
     

Meting geluidsniveau

                                   
     

Noot

                                   
     

Indien geen waarde (op het kentekenbewijs of) het kentekenregister is vermeld dan moeten onderstaande waarden worden gehanteerd:

                                   
                                           
     

Bromfiets

                                   
     

Constructiesnelheid Maximum toegestane waarde

                                   
     

Max 25 km/h 90 dB(A)

                                   
     

> 25 km/h 97dB(A)

                                   
                                           
     

Motorfiets

                                   
     

Cylinderinhoud t/m Maximum toegestane waarde

                                   
     

80 cm³ 91 dB(A)

                                   
     

125 cm³ 92 dB(A)

                                   
     

350 cm³ 95 dB(A)

                                   
     

500 cm³ 97 dB(A)

                                   
     

750 cm³ 100 dB(A)

                                   
     

1000 cm³ 103 dB(A)

                                   
     

>1000 cm³ 106 dB(A)

                                   
                                           
     

Personen-/bedrijfsauto/bus/driewielig motorrijtuig

                                   
     

benzinemotor max 3500 kg bij 3500 toeren max 95 dB(A)

                                   
     

dieselmotor max 3500 kg bij 2000 toeren max 95 dB(A)

                                   
     

> 3500 kg bij 1500 toeren max 95 dB(A)

                                   
                                           
     

het (op het kentekenbewijs of) in het kentekenregister vermelde geluidsniveau, vermeerderd met 2 dB(A), wordt overschreden

5.*.11 RV

                                 

N

110

n

– tot 4 dB(A)

 

240

240

240

240

240

160

                     
     

het toegestane geluidsniveau van het voertuig, waarvoor geen waarde (op het kentekenbewijs of) in het kentekenregister is vermeld, wordt overschreden

5.*.11 en 5.6.80 lid 3 RV

                                 

N

110

p

– tot 4 dB(A)

 

240

240

240

240

240

160

                     

N

120

a

de accu of tractiebatterij niet deugdelijk is bevestigd

5.*.12 lid 1 en 5.6.81 lid 1 RV

120

120

120

120

120

80

120

120

 

45

45

           

N

120

b

de bedrading niet deugdelijk is bevestigd/goed is geïsoleerd

5.*.12 en 5.6.81 lid 2 RV

120

120

120

120

120

80

120

120

 

45

45

           

N

120

c

het gehandicaptenvoertuig, dat is uitgerust met een elektrische aandrijving, niet is voorzien van een beveiliging tegen overbelasting, die door middel van een binnen bereik bevindende schakelaar de stroomvoorziening herstelt

5.*.12 lid 3 RV

                 

30

30

           

N

120

d

de onderdelen van de elektrische aandrijflijn van het elektrisch aangedreven of hybride elektrische voertuig niet aan de gestelde eisen voldoet (feitcode van kracht per 01-04-2012)

5.*12a RV

120

120

120

120

120

80

                     

N

130

a

de motorsteunen niet deugdelijk zijn bevestigd/in ernstige mate zijn beschadigd

5.*.13 RV

120

120

120

 

120

 

120

   

45

             

N

130

b

de rubbers van de motorsteunen zijn doorgescheurd/de vulcanisatie is losgeraakt

5.*.13 en 5.6.81 lid 4 RV

120

120

120

 

120

80

120

   

45

             

N

130

c

de motor niet deugdelijk is bevestigd

5.*.13 en 5.6.81 lid 3 RV

     

120

 

80

                     
                                           
     

4 – Krachtoverbrenging

                                   

N

140

b

het niet is voorzien van een achteruitrijinrichting

5.*.14 RV

             

85

 

30

             

N

150

a

het na 30-06-1967 in gebruik genomen voertuig niet is voorzien van een goed werkende, ook bij nacht, afleesbare snelheidsmeter

5.*.15 RV

85

85

85

                           

N

150

e

het na 26-11-1975 in gebruik genomen voertuig niet is voorzien van een goed werkende, ook bij nacht afleesbare snelheidsmeter

5.*.15 RV

     

85

85

                       

N

150

f

de na 31-12-2006 in gebruik genomen bromfiets niet is voorzien van een goed werkende, ook bij nacht afleesbare snelheidsmeter

5.6.15 RV

         

55

                     

N

160

a

(de onderdelen van) de aandrijving of transmissie niet deugdelijk bevestigd is (zijn)

5.*.16 en 5.6.83 lid 1 RV

120

120

120

120

120

80

120

120

 

45

             

N

170

a

de krachtoverbrenging niet op eenvoudige wijze kan worden onderbroken

5.10.17 RV

                 

30

             

N

170

b

de snelheid niet regelbaar is

5.11.17 en 5.6.82 RV

                   

45

           
                                           
     

5 – Assen

                                   

N

180

 

de as(sen) niet deugdelijk (bevestigd) is (zijn)

5.*.18 en 5.6.84 RV

220

220

220

220

220

150

220

220

 

85

85

220

220

220

220/150

   

N

190

 

de fuseeonderdelen en overige draaipunten niet deugdelijk (bevestigd) zijn

5.*.19 RV

220

220

220

 

220

150

     

85

 

220

 

220

     

N

200

 

de wiellagers niet deugdelijk zijn

5.*.20 en 5.6.85 RV

120

120

120

 

120

80

     

45

45

120

120

       

N

210

 

de wielbasis te veel afwijkt

5.*.21 RV

85

85

85

85

85

           

85

         

N

220

 

de afstanden tussen de fuseedraaipunten en het chassis of de carrosserie te veel verschillen

5.*.22 RV

85

85

85

                           

N

230

 

de spoorbreedte te groot is

5.*.23 RV

85

85

85

                           

N

240

a

de wielen/de velgen niet deugdelijk (bevestigd) zijn

5.*.24 RV

                   

85

 

220

 

220/150

 

85

N

240

b

de wielen/de velgen/de wielnaven/stabilisatoren niet deugdelijk (bevestigd) zijn

5.*.24–26 RV

 

220

220

     

220

220

                 

N

240

c

de wielen, alsmede de onderdelen niet deugdelijk (bevestigd) zijn

5.*.24 en 5.6.86 RV

     

220

 

150

                     

N

240

d

de wielen/de velgen/stabilisatoren niet deugdelijk (bevestigd) zijn

5.*.24 en 26 RV

220

     

220

       

85

 

220

 

220

     
                                           
     

6 – Ophanging

                                   
     

de wielen niet voorzien zijn van luchtbanden

5.*.27 en 5.6.87 lid 1 RV

                                 

N

270

a

– 1 band

 

120

120

120

120

120

80

                     

N

270

b

– 2 banden

 

180

180

180

180

180

120

                     

N

270

c

– 3 banden

 

270

270

270

270

270

180

                     
     

een band/de banden beschadigd is/zijn, waarbij het karkas zichtbaar is of uitstulpingen vertoont/vertonen

5.*.27 RV

                                 

N

270

e

– 1 band

 

120

   

120

120

80

120

120

 

45

45

 

120

120

120/80

   

N

270

f

– 2 banden

 

180

   

180

180

120

180

180

 

70

70

 

180

180

180/120

   

N

270

g

– 3 banden

 

270

   

270

270

180

270

270

 

100

100

 

270

270

     
     

het loopvlak uitstekende metalen elementen bevat, per (band) beschadiging

5.*.27 en 5.6.87 lid 2 RV

                                 

N

270

i

– 1 band

 

120

120

120

120

120

80

120

120

 

45

45

120

120

120

     

N

270

j

– 2 banden

 

180

180

180

180

180

120

180

180

 

70

70

180

180

180

     

N

270

k

– 3 banden

 

270

270

270

270

270

180

270

270

 

100

100

270

270

270

     
     

de band(en) is/zijn beschadigd waarbij het karkas zichtbaar is, de band(en) uitstulpingen vertoont/vertonen of de daarop vermelde load-index kleiner is dan toegestaan

5.*.27 RV

                                 

N

270

m

– 1 band

   

120

120

               

120

         

N

270

n

– 2 banden

   

180

180

               

180

         

N

270

o

– 3 banden

   

270

270

               

270

         
     

de profilering van een band/de banden niet voldoet aan de gestelde eisen of is/zijn nageprofileerd (naprofilering geldt niet voor cat 3, 3a en 12 i.g.v. opschrift regroovable; cat 2, 3(a), 5, 12 en 13 min. 1,6 mm; cat 4 min 1,0 mm; cat 6, 10 en 11 profilering moet aanwezig zijn over de gehele omtrek en breedte)

5.*.27 RV

                                 

N

270

r

– 1 band

 

120

120

120

120

120

80

     

45

45

120

120

       

N

270

s

– 2 banden

 

180

180

180

180

180

120

     

70

70

180

180

       

N

270

t

– 3 banden

 

270

270

270

270

270

180

     

100

100

270

270

       

N

270

v

de op de band aangegeven draairichting niet overeenkomt met de draairichting van het wiel in voorwaartse rijrichting

5.*.27 RV

120

120

120

120

120

80

     

45

45

120

120

 

120/80

   

N

270

w

de banden op één as niet dezelfde maataanduiding hebben (geldt niet voor nood- of reservewiel)

5.*.27 RV

120

120

120

 

120

80

     

45

45

120

120

 

120/80

   
     

de aanhangwagen is voorzien van banden waarvan het loopvlak bestaat uit metaal of een materiaal dat voor wat betreft hardheid en vervormbaarheid dezelfde eigenschappen heeft

5.*.27 RV

                                 

N

271

e

– 1 band

                       

120

120

120

     

N

271

f

– 2 banden

                       

180

180

180

     

N

271

g

– 3 banden

                       

270

270

270

     

N

271

m

de wielen zijn voorzien van metalen banden met uitstekende delen (geldt niet voor landbouwwerktuigen met een massa van maximaal 750 kg)

5.17.27 RV

                               

45

N

280

 

het veersysteem, (indien vereist of aanwezig) de onderdelen daarvan of de schokdemper (indien vereist) niet deugdelijk (bevestigd) is/zijn of niet goed werken

5.*.28 RV

120

120

120

120

120

80

120

120

 

45

45

120

120

120

     
                                           
     

7 – Stuurinrichting

                                   

N

290

 

deze niet is voorzien van een deugdelijke stuurinrichting

5.*.29 en 5.6.88 RV

220

220

220

220

220

150

220

220

85

85

85

           

N

291

 

de overbrenging van de gestuurde wielen niet goed reageert of niet deugdelijk is (bevestigd)

5.*.29 RV

                     

220

 

220

     

N

292

 

de draaikransen niet deugdelijk zijn (bevestigd)

5.*.30 RV

                     

220

 

220

     
                                           
     

8 – Reminrichting

                                   

N

310

a

(de onderdelen van) de reminrichting niet deugdelijk zijn (bevestigd)

5.*.31 en 5.6.89 lid 1 RV

220

220

220

220

220

150

220

220

 

85

85

220

 

220

     

N

320

aa

in het hydraulisch remsysteem onvoldoende remvloeistof aanwezig is

5.*.32 RV en 5.*.31 RV

220

220

220

 

220

150

     

85

85

           

N

320

a

het remsysteem van het na 30-06-1967 in gebruik genomen voertuig niet is voorzien van een deugdelijke waarschuwingsinrichting

5.3.33 RV

85

85

85

                           

N

340

 

de veerrem van het na 30-09-1975 in gebruik genomen voertuig niet is voorzien van een deugdelijke waarschuwingsinrichting

5.*.34 RV

 

85

85

                           

N

350

a

het drukluchtremsysteem niet is voorzien van een goed functionerend meerkringsbeveiligingsventiel bij na 30-09-1975 in gebruik genomen voertuigen

5.*.35 lid 1 RV

 

220

220

                           

N

350

b

het drukluchtremsysteem niet is voorzien van drukmeetpunten

5.*.35 lid 1 RV

 

85

85

               

85

         

N

350

c

de drukluchtremkrachtregelaars niet goed functioneren

5.*.35 lid 2 RV

 

220

220

               

220

         

N

350

d

het na 30-09-1981 in gebruik genomen voertuig met drukluchtremkrachtregelaars niet is voorzien van de vereiste plaat

5.*.35 lid 3 RV

 

85

85

               

85

         

N

350

e

de drukluchtremkrachtregelaars van het na 30-09-1981 in gebruik genomen voertuig niet aanwezig zijn, dan wel niet zijn afgesteld zoals op de plaat staat vermeld

5.*.35 lid 3 RV

 

220

220

               

220

         

N

360

 

de slag van de drukluchtremcylinders onjuist is afgesteld

5.*.36 RV

 

220

220

               

220

         

N

370

a

het één- of tweeleidingremsysteem niet de juiste aansluitdruk heeft

5.*.37 RV

 

220

220

                           

N

370

b

het na 31-12-1997 in gebruik genomen voertuig is voorzien van een éénleidingremsysteem ten behoeve van een aanhangwagen

5.*.37 RV

 

220

220

                           

N

370

c

het na 31-12-1997 in gebruik genomen voertuig is voorzien van een afzonderlijke inrichting voor de bediening van de remmen van de aanhangwagen

5.*.37 RV

 

220

220

                           

N

380

m

de bedrijfsrem niet op alle wielen remt (uitgezonderd driewielige motorrijtuigen met een ledige massa van 400 kg of minder), dan wel het voertuig op een (nagenoeg) droge weg uitbreekt ten gevolge van een verschil in remwerking tussen de wielen van elke as, of tengevolge van overberemming van de achteras

5.*.38 RV

220

220

220

 

220

       

85

 

220

         

N

380

n

niet wordt voldaan aan de vereiste remvertraging

5.*.38 en 5.6.90 RV

         

150

220

220

 

85

             

N

380

p

het niet is voorzien van (een) goed werkende rem(men)

5.*.38 RV

               

45

 

45

           
     

niet wordt voldaan aan de vereiste remvertraging (cat 12 toegestane maximum massa minder dan 3500 kg); de vermindering bedraagt

5.*.38 RV

                                 

N

381

a

– 0 t/m 0,5 m/s²

 

220

   

220

220

           

220

         

N

381

b

– 0,51 t/m 1,0 m/s²

 

330

   

330

330

           

330

         
     

niet wordt voldaan aan de vereiste remvertraging (cat 12 toegestane maximum massa 3500 kg of meer); de vermindering bedraagt

5.*.38 RV

                                 

N

381

f

– 0 t/m 0,5 m/s²

   

340

340

               

340

         

N

390

a

de parkeerrem niet aan de eisen voldoet

5.*.39 RV

85

85

85

 

85

 

85

85

                 

N

390

b

van de (brom)fiets op meer dan twee wielen zonder afzonderlijke vastzetinrichting één van de remmen niet kan worden vastgezet

5.*.39 RV

         

55

   

30

               

N

390

d

het niet voorzien is van een goed bereikbare vastzetinrichting waarmee de rem(men) in omgezette toestand kunnen worden vastgezet of een parkeerrem

5.*.39 RV

                 

30

30

           

N

390

e

de vastzetinrichting of de veerrem niet aan de eisen voldoet

5.12.39 RV

                     

85

         

N

400

c

de reminrichting van de aanhangwagen (niet zijnde een middenasaanhangwagen met een toegestane maximum massa van ten hoogste 1500 kg) niet automatisch in werking treedt bij het verbreken van de verbinding, dan wel niet automatisch in de bedrijfstoestand komt bij het koppelen met het trekkende voertuig

5.12.40 RV

                     

220

         

N

400

d

niet is voorzien van een goed functionerende losbreekreminrichting (indien aanwezig)

5.12.40 RV

                     

120

         
                                           
     

9 – Carrosserie

                                   

N

410

a

de deuren en de laadbakkleppen (cat.3(a)) niet goed sluiten of de deuren die direct toegang geven tot de personenruimte niet op normale wijze vanaf de binnenzijde of vanaf de buitenzijde kunnen worden geopend

5.*.41 RV

120

120

120

 

120

80

120

120

 

45

             

N

410

b

het slot of de scharnieren van de motorkap of het kofferdeksel aan de voorzijde geen goede sluiting waarborgen

5.*.41 RV

120

120

   

120

80

     

45

             

N

410

c

de bevestiging van de scharnieren ernstig zijn gecorrodeerd

5.*.41 RV

120

120

120

 

120

80

     

45

             

N

410

d

de windschermen en stroomlijnkappen de bediening belemmeren

5.*.41 RV

     

120

 

80

                     

N

410

e

de windschermen, stroomlijnkappen en inrichtingen om ladingen mee te vervoeren niet deugdelijk zijn bevestigd

5.*.41 RV

     

120

 

80

                     

N

410

f

de gesloten cabines niet zijn voorzien van tenminste twee deuren dan wel één deur en één nooduitgang

5.*.41 RV

           

120

120

                 

N

410

g

de nooduitgang niet voldoet aan de vereiste afmetingen

5.*.41 RV

           

120

120

                 

N

410

h

het slot of de scharnieren van de deuren of laadbakkleppen geen goede sluiting waarborgen

5.*.41 RV

                     

120

120

120

120/80

   

N

410

j

de deur(en) of uitgang(en) of hoofddoorgang(en) of noodra(a)m(en) of noodluik(en) van de bus niet voldoen (voldoet) aan de eisen of de vereiste opschriften niet zijn aangebracht

5.3a.41 RV

   

120

                           
     

de voorruit, de naast de bestuurders aanwezige zitplaats zijruiten dan wel het windscherm (indien vereist) en bij afwezigheid van een rechterbuitenspiegel de achterruit

                                   

N

420

a

– is beschadigd of verkleurd

5.*.42 RV

220

220

220

 

220

 

220

220

 

85

             

N

420

b

– is voorzien van onnodige voorwerpen die het uitzicht van de bestuurder belemmeren

5.*.42 RV

120

120

120

 

120

 

120

120

 

45

             

N

420

c

de ruiten niet voldoen aan de eisen

5.*.42 lid 1 RV

                 

30

             

N

420

d

de lichtdoorlatendheid van de voorruit en/of de naast de bestuurderszitplaats aanwezige zijruiten minder dan 55% bedraagt

5.*.42 lid 3 RV

220

220

220

 

220

150

                     

N

430

a

het voertuig niet is voorzien van een goed werkende ruitenwisserinstallatie (cat 5 in gebruik na 27-11-1975; cat 6 in gebruik na 31-12-2006)

5.*.43 RV

120

120

120

 

120

80

120

120

 

45

             

N

430

d

het voertuig niet is voorzien van een goed werkende ruitensproeierinstallatie voor de voorruit die de bestuurder voldoende uitzicht geeft(cat 2 in gebruik na 30-09-1971; cat 3 na 31-12-1997; cat 3a na 30-06-1985; cat 5 na 31-12-1994; cat 6 na 31-12-2006)

5.*.43 lid 2 RV

120

120

120

 

120

80

     

45

             

N

440

a

het voertuig niet is voorzien van een goed werkende installatie ter ontdooiing en ontwaseming van de voorruit (cat 2 in gebruik na 30-09-1971; cat 3 na 31-12-1997, cat 3a na 30-06-1985, cat 5 voorruit en gesloten carrosserie na 31-12-1994 tot 17-06-2003 vanaf 17-06-2003 indien voorruit))

5.*.44 RV

120

120

120

 

120

       

45

             

N

450

a

het voertuig niet is voorzien van de noodzakelijke spiegels en/of cameramonitor-systeem die/dat aan de eisen voldoen/voldoet (cat. 6 voertuig in gebruik na 31-12-2006) (vooruitkijkspiegel / camera-monitorsysteem en breedtespiegel betreft bedrijfsauto met frontstuur in gebruik na 25-01-2008, tmm > 7500 kg)

5.*.45 RV

120

120

120

   

80

120

120

 

45

             

N

450

b

het na 26-11-1975 doch voor 17-06-2003 in gebruik genomen voertuig niet is voorzien van een linkerbuitenspiegel die aan de eisen voldoet

5.4.45 RV

     

120

                         

N

450

c

het na 31-12-1996 doch voor 17-06-2003 in gebruik genomen voertuig dat 100 km/h of sneller kan, niet is voorzien van een rechterbuitenspiegel die aan de eisen voldoet

5.4.45 RV

     

120

                         

N

450

g

het na 16-06-2003 in gebruik genomen voertuig niet is voorzien van een linker- en een rechterbuitenspiegel

5.4.45 lid 1 RV

     

120

                         

N

450

d

het voor 27-11-1975 in gebruik genomen voertuig waarvan de ledige massa meer bedraagt dan 400 kg en waarbij de bestuurder een zodanige plaats inneemt dat hij vanaf zijn zitplaats het achter hem gelegen weggedeelte niet kan overzien niet is voorzien van een linkerbuitenspiegel

5.5.45 RV

       

120

                       

N

450

e

het na 17-06-2003 in gebruik genomen voertuig met een gesloten carrosserie waarvan de ledige massa meer bedraagt dan 400 kg en waarbij de bestuurder een zodanige plaats inneemt dat hij vanaf zijn zitplaats het achter hem gelegen weggedeelte niet kan overzien niet is voorzien van een binnenspiegel

5.5.45 RV

       

120

                       

N

450

f

het voertuig niet is voorzien van een rechterbuitenspiegel terwijl met de binnenspiegel het achter het voertuig gelegen weggedeelte niet voldoende kan worden overzien

5.5.45 RV

       

120

                       

N

460

a

de zitplaatsen (of rugleuningen) niet deugdelijk bevestigd zijn

5.*.46 RV

     

120

 

80

       

45

           

N

460

aa

de na 21 juli 2013 in gebruik genomen personenauto dan wel de na 21 januari 2014 in gebruik genomen bedrijfsauto met een toegestane maximummassa van niet meer dan 3500 kg of bus van klasse III of B is voorzien van zijdelings gerichte zitplaatsen

5.*.46 RV

120

120

120

                           

N

460

c

de zitplaatsen, rugleuningen of de verstelinrichtingen niet deugdelijk (bevestigd) zijn

5.*.46 RV

120

120

120

 

120

 

120

120

 

45

             

N

460

d

de voetsteunen niet deugdelijk zijn bevestigd

5.*.46 RV

     

120

 

80

                     

N

460

g

de trappers niet deugdelijk zijn bevestigd of niet zijn voorzien van een stroef oppervlak

5.9.46 RV

               

45

               

N

470

a

de naar voren gerichte zitplaatsen van na 31-12-1989 in gebruik genomen personenauto’s niet voorzien zijn van gordels of de naar achteren gerichte zitplaatsen van na 30-09-2000 in gebruik genomen personenauto’s niet voorzien zijn van gordels

5.2.47 RV

120

                               

N

470

b

de gordels voor de voorzitplaatsen die aan een portier grenzen van na 01-01-1971 en voor 01-01-1990 in gebruik genomen voertuigen niet aanwezig zijn

5.*.47 RV

120

                               

N

470

c

de gordels niet deugdelijk zijn (bevestigd) (geldt voor cat 7, 8 en 10 indien aanwezig)

5.*.47 RV

120

120

120

 

120

80

120

120

 

45

             

N

470

d

de gordels voor alle naar voren gerichte zitplaatsen, van T-100 bussen en na 31-12-1997 in gebruik genomen andere bussen en bedrijfsauto’s niet aanwezig zijn

5.*.47 lid 1 RV

 

120

120

                           

N

470

h

de naar voren en naar achteren gerichte zitplaatsen van na 30-09-2002 in gebruik genomen bussen met een toegestane maximum massa van niet meer dan 3500 kg of van na 30-09-2000 in gebruik genomen bussen met een toegestane maximum massa van meer dan 3500 kg niet voorzien zijn van gordels

5.3a.47 lid 2 RV

   

120

                           

N

470

i

de naar voren gerichte zitplaatsen van bromfietsen op meer dan twee wielen met een gesloten carrosserie en een ledige massa van meer dan 250 kg, in gebruik genomen na 31-12-2006, niet zijn voorzien van gordels

5.6.47 lid 1 RV

         

80

                     

N

470

j

het na 01-09-2008 in gebruik genomen en voor het vervoer van één of meer passagiers in een rolstoel ingericht voertuig niet voldoet aan de gestelde eisen

5.*.47a RV

120

120

                             

N

470

k

de ligplaats(en) niet voldoe(t)(n) aan de gestelde eisen

art 5.2.47a jo. 5.2.79 en 5.3a.48 RV

120

 

120

                           

N

470

g

de naar voren gerichte zitplaatsen van na 31-12-1989 in gebruik genomen voertuigen met gesloten carrosserie niet voorzien zijn van gordels of de naar achteren gerichte zitplaatsen van na 16-06-2003 in gebruik genomen voertuigen met gesloten carrosserie niet voorzien zijn van gordels

5.5.47 RV

       

120

                       

N

480

a

het voertuig scherpe delen heeft

5.*.48 en 5.6.92 lid 1 RV

220

220

220

220

220

150

220

220

85

85

85

220

220

220

220/150

 

85

N

480

b

het voertuig uitstekende niet afgeschermde delen heeft

5.*.48 RV

220

220

220

 

220

 

220

220

 

85

 

220

220

220

220/150

 

85

N

480

c

de wielen niet goed afgeschermd zijn, aanlopen of te ver buiten de afscherming uitsteken

5.*.48 RV

220

220

220

220

220

       

85

 

220

220

 

220/150

   

N

480

e

gevaar bestaat voor het losraken van enig deel van de buitenzijde

5.*.48 RV

120

120

120

120

120

80

120

120

 

45

 

120

120

120

120/80

   

N

480

f

de wielen/banden aanlopen

5.*.48 en 5.6.92 lid 2 RV

         

80

             

120

     

N

480

g

het voertuig niet is voorzien van de vereiste zijdelingse afscherming

5.*.48 RV

 

340

340

               

340

         

N

490

 

het na 30-06-1967 in gebruik genomen voertuig niet is voorzien van een stootbalk (cat 3 en 12) of beschermingsinrichting (cat 3a) tegen klemrijden die aan de vereisten voldoet (afst. stootbalk/beschermingsinrichting wegdek: in gebruik voor 01-01-1998 70 cm, daarna 55 cm; afst. achterzijde voertuig tot stootbalk: tot 01-01-2005 60 cm, daarna cat 3, 3a en 12: 45 cm)

5.*.49 RV

 

340

340

               

340

         

N

491

 

het na 09-08-2004 in gebruik genomen bedrijfsvoertuig met een toegestane maximummassa van meer dan 3500 kg aan de voorzijde niet op deugdelijke wijze voorzien is van een beschermingsinrichting tegen klemrijden

5.3.49 RV

 

340

                             

N

500

 

de aanhangwagen aan de achterzijde niet is voorzien van een mogelijkheid tot bevestiging van een kentekenplaat

5.*.50 RV

                       

85

 

85/55

   
                                           
     

10 – Verlichting

                                   
     

Noot

                                   
     

1.Bij het ontbreken of niet branden van dim-/kop- of achterlicht moeten de bepalingen uit het RVV 1990 worden toegepast;

                                   
     

2. Bij de feitcodes zijn alle data vermeld van verlichting die na 1 januari 1980 verplicht is geworden;

                                   
     

3. Er is geen sprake van verlichting in de zin van de Regeling Voertuigen als de armatuur niet is aangesloten en niet is voorzien van een lampje.

                                   
     

het niet is voorzien van (een) goed werkend(e)

                                   

N

514

a

– richtingaanwijzers (cat 4 na 31-12-1996 met zijspan na 31-10-1997; cat. 6 = 3 of 4 wielig en gesloten carrosserie)

5.*.51–63 en 5.6.92 lid 2 RV

85

85

85

85

85

55

85

85

 

30

 

85

85

85

85/–

   

N

514

b

– waarschuwingsknipperlichten (cat. 2, 3(a) na 31-12-1997; cat. 5 na 31-12-1996; cat. 10 na 01-01-2005)

5.*.51–63 RV

85

85

85

 

85

 

85

85

 

30

             

N

514

c

– zijrichtingaanwijzer(s) (cat. 2 na 31-12-1997; cat. 3(a) langer dan 6 m of na 31-12-1997; cat. 7 langer dan 6 m)

5.*.51–63 RV

85

85

85

     

85

                   

N

514

d

– remlichten (cat. 6: 3 of 4 wielig en 2 wielig voertuig in gebruik na 31-12-2006 en vermogen meer dan 0,5 kW en max. snelheid meer dan 25 km/h)

5.*.51–63 RV

120

120

120

120

120

80

120

120

   

45

120

120

120

120/–

   

N

514

f

– rode retroreflectoren

5.*.51–63 en 5.6.93 lid 2 RV

85

85

85

85

85

55

85

85

30

30

30

85

85

85

85/55

30

30

N

514

g

– mistachterlicht(en) (cat. 2, 3(a) en 12 na 31-12-1997; cat. 13 voor zover het trekkende voertuig is voorzien van een mistachterlicht)

5.*.51–63 RV

85

85

85

               

85

85

       

N

514

h

– achteruitrijlicht(en) (in gebruik na 31-12-1997)

5.*.51–63 RV

40

40

40

                           

N

514

i

– markeringslichten (voor- en achterzijde) (cat. 2, 3(a) en 12 breder dan 2.60 m of na 31-12-1997 breder dan 2.10 m; cat. 13 en 14 breder dan 2.10 m)

5.*.51–63 RV

85

85

85

               

85

85

85

     

N

514

j

– zijmarkeringslichten (cat. 2, 3(a) en 12 na 31-12-1997 en langer dan 6 m; cat. 13 langer dan 6 m)

5.*.51–63 RV

85

85

85

               

85

85

       

N

514

k

– 3e remlicht (na 30-09-2001)

5.*.51–63 RV

85

                               

N

514

l

– witte retroreflectoren (cat. 9: 3 wielig breder dan 75 cm; cat. 12 na 31-12-1997)

5.*.51–63 RV

               

30

   

85

85

85

     

N

514

m

– zijretroreflectoren (cat. 2 na 31-12-1997 en langer dan 6 m; cat. 3(a) en 7 langer dan 6 m; cat. 6: 2-wielig na 31-12-2006)

5.*.51–63 RV

85

85

85

   

55

85

       

85

85

85

85/55

   

N

514

o

– trapreflectie (cat 6 alleen indien vaste trappers bij 3 of 4 wielig)

5.*.51–63 RV

         

55

   

30

               

N

514

p

– wielreflectie

5.*.51–63 RV

               

30

           

30

 

N

515

 

de verlichting/retroreflecterende voorzieningen niet de vereiste kleur hebben (cat 9 alleen retroreflectie)

5.*.51–59 en 5.6.95 RV

120

120

120

120

120

80

120

120

45

45

45

120

120

120

120/80

45

45

N

517

 

de verlichting of retroreflectoren niet op de juiste plaats zijn bevestigd (cat 9 alleen retroreflectie)

5.*.51–61 RV

85

85

85

85

85

55

85

85

30

30

30

85

85

85

85/55

30

30

N

518

 

de verlichte transparant(en) voldoet (voldoen) niet aan de eisen (niet afzonderlijk geschakeld/breder/langer dan voertuig)

5.*.59 RV

85

85

 

85

                         

N

550

 

de glazen van de verlichtingsarmaturen of de retroreflectoren niet aan de gestelde eisen voldoen (cat 9, 11, 16 en 17 alleen eisen rode retroreflectie)

5.*.55 RV

85

85

85

85

85

55

85

85

30

30

30

85

85

85

85/55

30

30

N

551

 

de verlichtingsarmaturen of onderdelen daarvan niet deugdelijk zijn bevestigd (geldt ook voor niet verplichte verlichting)

5.*.55 RV

85

85

85

85

85

55

85

85

 

30

 

85

85

85

85/55

   

N

552

 

de lichten of retroreflectoren voor meer dan 25% zijn afgeschermd (cat 9, 11, 16 en 17 alleen afscherming rode retroreflectie)

5.*.55 RV

85

85

85

85

85

55

85

85

30

30

30

85

85

85

85/55

30

30

N

560

 

de dimlichten niet aan de eisen voldoen

5.*.51 RV jo. 5.*.56 RV (cat. 6: 5.6.51, 5.6.53 en 5.6.55 RV)

85

85

85

85

85

55

85

85

 

30

             

N

620

 

het niet is voorzien van een controlelampje of schakelaar met herkenbare stand (cat 4) voor ingeschakeld(e) mistlichtachter(en) (in werking per 1 april 2012)

5.*.62 RV

40

40

40

40

40

 

40

40

 

15

             

N

621

 

het ingeschakeld zijn van het grootlicht en/of de mistvoorlichten van het na 31-12-2012 in gebruik genomen voertuig niet door middel van een controlelampje aan de bestuurder kenbaar wordt gemaakt (in werking per 1 april 2012)

5.2.62 RV

40

40

                             

N

622

 

het ingeschakeld zijn van de richtingaanwijzers en/of de waarschuwingsknipperlichten niet door middel van een controlelampje of akoestisch signaal aan de bestuurder kenbaar wordt gemaakt

 

40

40

                             

N

640

 

het is voorzien van niet toegestane verblindende/ knipperende verlichting

5.*.64 en 5.6.96 RV

120

120

120

120

120

80

120

120

   

45

120

120

120

120/80

45

45

N

650

 

het is voorzien van meer lichten of retroreflecterende voorzieningen dan is toegestaan (cat 9 uitsluitend retroreflectie)

5.*.65 en 5.6.97 RV

120

120

120

120

120

80

120

120

45

45

45

120

120

120

120/80

45

45

N

651

 

in het voertuig aanwezige lichten of objecten die licht uitstralen dit naar de buitenzijde van het voertuig doen

5.*.65 RV

120

120

120

120

120

80

120

120

                 
                                           
     

11 – Verbinding tussen trekkend voertuig en aanhangwagen

                                   

N

660

a

de koppeling niet deugdelijk is (bevestigd) of niet voldoet aan de daaraan gestelde eisen

5.*.66–70 en 5.6.98 RV

220

220

220

220

220

150

220

220

                 

N

660

b

de (hulp)koppeling, trekdriehoek, trekboom of onderdelen daarvan niet aanwezig is/zijn, deugdelijk is/zijn (bevestigd) of niet voldoet/voldoen aan de daaraan gestelde eisen

5.*.66–70 RV

                     

220

220

220

     

N

660

c

de middenasaanhangwagen, die is voorzien van een losbreekreminrichting, tevens is voorzien van een hulpkoppeling

5.*.66 lid 5 RV

                     

85

85

       

N

660

d

de koppeling, dissel, of onderdelen daarvan niet deugdelijk is/zijn (bevestigd) of niet voldoet/voldoen aan de daaraan gestelde eisen

5.15.66–70 RV

                           

220/150

   
                                           
     

12 – Diversen

                                   

N

710

a

het niet is voorzien van een goed werkende geluidssignaalinrichting

5.*.71 RV

85

85

85

85

85

 

85

85

                 

N

710

b

het niet is voorzien van een goed werkende bel of hoorn met vaste toonhoogte

5.*.71 en 5.6.99 lid 1 RV

         

55

     

30

30

           

N

710

c

het niet is voorzien van een goed werkende bel

5.9.71 RV

               

30

               

N

720

 

het aan de voorzijde niet is voorzien van een sleepbevestigingspunt

5.*.72 RV

           

40

40

                 
                                           
     

Gebruikseisen voertuigen

                                   
                                           
     

Als bestuurder van een (motor)voertuig of samenstel van (motor)voertuigen rijden (terwijl):

                                   
                                           
     

0 – Algemeen

                                   

P

001

 

een verwisselbaar uitrustingsstuk wordt gebruikt terwijl dit niet is toegestaan (cat 3 uitsluitend toegestaan voor gladheidsbestrijding)

5.18.0 RV

120

120

   

120

                       

P

010

a

meer dan één aanhangwagen wordt voortbewogen

5.18.1 lid 1 RV

220

 

220

220

220

150

                     

P

010

b

met de gelede bus een aanhangwagen wordt voortbewogen

5.18.1 lid 2 RV

   

220

                           

P

010

c

met het gehandicaptenvoertuig een aanhangwagen wordt voortbewogen

5.18.1 lid 3 RV

                 

45

45

           

P

010

d

met de motorfiets met onberemde zijspanwagen een aanhangwagen wordt voortbewogen

5.18.1 lid 4 RV

     

220

                         

P

020

a

met het motorvoertuig meer dan één motorvoertuig wordt gesleept

5.18.2 lid 1 RV

220

220

220

220

220

150

220

220

                 

P

020

b

met het motorvoertuig een tweewielig motorvoertuig wordt gesleept

5.18.2 lid 6 RV

220

220

220

220

220

150

220

220

                 

P

020

c

met het tweewielig motorvoertuig, de gelede bus of het samenstel van voertuigen, een motorvoertuig of een samenstel van voertuigen wordt gesleept

5.18.2 lid 7 RV

220

220

220

220

220

150

220

220

                 

P

020

da

een voertuig voorzien van een drukluchtsysteem niet met behulp van een sleepstang wordt gesleept

5.18.2 lid 2 RV

 

220

220

     

220

220

                 

P

020

e

het drukluchtsysteem van het gesleepte voertuig niet is aangesloten op het drukluchtsysteem van het trekkend voertuig

5.18.2 lid 3 RV

220

220

                             

P

020

f

met een dolly of afsleepas waarop zich een motorvoertuig bevindt, terwijl de reminrichting van de dolly of afsleepas ontbreekt

5.18.2 lid 4 RV

220

220

       

220

220

                 

P

020

g

terwijl een afsleepas wordt gebruikt zonder dat zich daarop een motorvoertuig bevindt

5.18.2 lid 5 RV

220

220

       

220

220

                 

P

030

 

hij wordt gehinderd door passagiers, lading of op andere wijze

5.18.3 RV

220

220

220

220

220

150

220

220

85

85

85

220

220

220

220/150

85

85

P

031

 

in dat voertuig, waarin vervoer van een passagier in rolstoel plaatsvindt, losse voorwerpen die het risico op letsel bij een noodstop, aanrijding of botsing kunnen verhogen, aanwezig zijn

5.18.3 lid 2 RV

220

220

220

 

220

150

     

85

             

P

041

a

de bestuurder niet voldoende zicht door de voorruit en/of de voorste zijruiten naar voren en opzij heeft

 

220

220

220

220

220

150

220

220

 

85

             

P

041

b

de bestuurder met behulp van de voor dat voertuig of samenstel van voertuigen voorgeschreven spiegels of camera-monitorsysteem niet voldoende zicht heeft op het naast en/of achter hem gelegen weggedeelte

5.18.4 aanhef en onder b RV

120

120

120

120

120

80

120

120

 

45

             

P

041

c

de bestuurder niet voldoende zicht door de voorruit en de voorste zijruiten naar voren en opzij heeft en met behulp van de voor dat voertuig of samenstel van voertuigen voorgeschreven spiegels of camera-monitorsysteem niet voldoende zicht heeft op het naast en achter hem gelegen weggedeelte

5.18.4 aanhef onder c RV

340

340

340 

340

340 

230

340 

340

 

130

             

P

050

 

het niet is voorzien van de vereiste buitenspiegels, indien het zicht door lading achter het voertuig of door een achter het voertuig gekoppelde aanhangwagen is beperkt

5.18.5 lid 2 RV

220

220

220

220

220

150

220

220

85

85

             

P

051

 

de spiegels of gezichtsveldverbeterende voorzieningen niet zodanig zijn geplaatst dat de bestuurder in normale rijhouding de vereiste gezichtsvelden kan overzien

5.18.5 lid 1 RV

 

220

                             

P

052

 

het gezichtveld van de voor de landbouw- of bosbouwtrekker voorgeschreven spiegels wordt beperkt door lading die aan de achterzijde van het voertuig is aangebracht of door een door het voertuig voortbewogen aanhangwagen met inbegrip van de lading en het voertuig niet is voorzien van een linkerbuitenspiegel onderscheidenlijk een rechterbuitenspiegel waarmee de bestuurder het in artikel 5.8.45, eerste lid vastgestelde weggedeelte kan overzien

5.18.5 lid 3 jo. 5.8.46 lid 1 RV

             

220

                 
     

de lading of delen daarvan niet of zodanig zijn gezekerd dat deze onder normale verkeerssituaties waaronder begrepen volle remmingen, plotselinge uitwijkmanoeuvres en slecht wegdek niet van het voertuig kunnen vallen, te weten

5.18.6 lid 1 RV

                                 

P

060

a

– voertuig gebonden lading, zoals stophout, bezems, dekzeilen, spanbanden e.d.

 

340

340

340

340

340

230

340

340

130

130

130

340

340

340

340/230

130

130

P

061

 

de losse lading ten aanzien waarvan het gevaar bestaat dat deze of delen daarvan tijdens het rijden van het voertuig vallen niet deugdelijk is afgedekt (zoals zand, grind en puin)

5.18.6 lid 2 RV

340

340

340

340

340

230

340

340

130

130

130

340

340

340

340/230

130

130

     

bij het vervoer van goederen aan de achterzijde van een personenauto, bedrijfsauto met een toegestane maximum massa van niet meer dan 3500 kg of een driewielig motorrijtuig

5.18.7 lid 1 RV

                                 

P

070

a

– de goederen niet deugdelijk zijn bevestigd op, in of aan een deugdelijke lastdrager

 

120

120

   

120

                       

P

070

b

– de lastdrager niet deugdelijk is bevestigd

 

120

120

   

120

                       

P

070

c

– de lastdrager inclusief lading meer dan 0,20 m buiten de zijkanten uitsteekt

 

120

120

   

120

                       

P

070

d

– meer specifieke goederen worden vervoerd dan waarvoor de lastdrager is geconstrueerd

 

120

120

   

120

                       

P

070

e

– de lastdrager aan de achterzijde niet op de voorgeschreven wijze is voorzien van twee rode achterlichten, twee rode remlichten, twee niet driehoekige rode retroreflectoren en twee ambergele richtingaanwijzers aangezien de verlichting en retroreflectoren van het voertuig worden afgeschermd

 

120

120

   

120

                       

P

070

f

– de lastdrager niet is voorzien van een goed leesbare, van een goedkeuringsmerk voorziene en niet afgeschermde kentekenplaat met het kenteken van het voertuig waarop de lastdrager is aangebracht aangezien de op het voertuig aangebrachte kentekenplaat wordt afgeschermd

 

120

120

   

120

                       

P

070

g

– de koppelingsdruk van de op de trekhaak bevestigde lastdrager meer bedraagt dan voorgeschreven of meer bedraagt dan 75 kg

 

85

85

   

85

                       

P

070

h

– de lastdrager het wegdek kan raken

 

85

85

   

85

                       

P

070

i

– de achtergebleven bevestigingsdelen van de lastdrager de bewegingsvrijheid van een aangekoppelde aanhangwagen beperken

 

85

85

   

85

                       
     

bij het vervoer van goederen op het dak van een personenauto, bedrijfsauto met een toegestane maximum massa van niet meer dan 3500 kg of een driewielig motorrijtuig

5.18.7 lid 2 RV

                                 

P

070

j

– de goederen niet deugdelijk zijn bevestigd op, in of aan een deugdelijke lastdrager

 

120

120

   

120

                       

P

070

k

– de lastdrager niet deugdelijk is bevestigd

 

120

120

   

120

                       

P

070

l

– de maximale daklast wordt overschreden

 

120

120

   

120

                       

P

070

m

– meer specifieke goederen worden vervoerd dan waarvoor de lastdrager is geconstrueerd

 

120

120

   

120

                       
     

bij het vervoer van glas, plaatmateriaal of soortgelijke goederen aan één of beide zijkanten van een bedrijfsauto of aanhangwagen met een toegestane maximum massa van niet meer dan 3500 kg

5.18.7 lid 3 RV

                                 

P

071

a

– de lading niet deugdelijk is bevestigd op, in of aan een deugdelijke lastdrager

   

120

                 

120

120

       

P

071

b

– de lastdrager niet deugdelijk is bevestigd

   

120

                 

120

120

       

P

071

c

– de lastdrager met inbegrip van de lading meer dan 0,35 m buiten de zijkanten van het voertuig uitsteekt en/of de totale breedte van het voertuig inclusief de lastdrager en de lading meer bedraagt dan 2,75 m

   

120

                 

120

120

       

P

071

d

– de lading meer dan 1 m achter het voertuig uitsteekt

   

120

                 

120

120

       

P

071

e

– de lastdrager die in de breedte meer dan 0,10 m buiten de zijkant van het voertuig uitsteekt aan de voor- en/of achterzijde niet is voorzien van een markering die aan de gestelde eisen voldoet

   

120

                 

120

120

       

P

080

 

de lading van het voertuig scherpe delen heeft (geldt niet voor lading of delen hoger dan 2 m boven wegdek)

5.18.8 RV

220

220

220

220

220

150

220

220

85

85

85

220

220

220

220/150

85

85

P

081

 

het verwisselbare uitrustingsstuk scherpe delen heeft (geldt niet voor delen hoger dan 2 m boven wegdek)

5.18.8 lid 1 RV

 

220

       

220

220

                 

P

082

 

het verwisselbare uitrustingsstuk niet afgeschermde uitstekende delen heeft die in geval van botsing het gevaar voor lichamelijk letsel voor andere weggebruikers aanzienlijk kunnen vergroten

5.18.8 lid 2 RV

 

220

       

220

220

                 

P

083

 

een deel van de buitenzijde van het verwisselbare uitrustingsstuk zodanig is bevestigd, beschadigd, versleten of door corrosie aangetast dat gevaar bestaat voor losraken

5.18.8 lid 3 RV

 

220

       

220

220

                 

P

090

 

de opgeklapte opklapbare delen aan de buitenzijde van het voertuig niet deugdelijk zijn vergrendeld

5.18.9 RV

220

220

220

220

220

150

220

220

85

85

85

220

220

220

220/150

85

85

P

091

 

het niet voor gebruik op de weg noodzakelijke opklapbare deel of delen van het verwisselbare uitrustingsstuk tijdens het transport niet deugdelijk in opgeklapte toestand is/zijn vergrendeld

5.18.9 lid 2 RV

 

220

       

220

220

                 

P

100

a

de aanhangwagen, met een toegestane maximum massa van niet meer dan 750 kg, niet is voorzien van het kenteken van het trekkend motorvoertuig

5.18.10 lid 1 RV

                       

120

 

120/85

   

P

100

b

de aanhangwagen, met een toegestane maximum massa van niet meer dan 750 kg, niet is voorzien van een deugdelijk bevestigde, goed leesbare, niet afgeschermde en van een goedkeuringsmerk voorziene, kentekenplaat

5.18.10 lid 3–4 RV

                       

120

 

120/85

   

P

100

c

de aanhangwagen, met een toegestane maximum massa van meer dan 750 kg, afkomstig uit een land waar voor deze aanhangwagens geen afzonderlijk kenteken is opgegeven, niet is voorzien van het kenteken van het trekkend motorvoertuig

5.18.10 lid 1 RV

                     

120

         

P

100

d

de aanhangwagen met een toegestane maximum massa van meer dan 750 kg, afkomstig uit een land waar voor deze aanhangwagens geen afzonderlijk kenteken is opgegeven, niet is voorzien van een deugdelijk bevestigde, goed leesbare, niet afgeschermde en van een goedkeuringsmerk voorziene, kentekenplaat gelijk aan trekkend voertuig

5.18.10 lid 2–3 RV

                     

120

         
                                           
     

1 – Afmetingen en massa’s

                                   
     

Noot afmetingen: Als bij ondeelbare lading meer dan één afmeting wordt overschreden, dan wordt uitsluitend proces-verbaal opgemaakt terzake de afmeting die het meest wordt overschreden.

                                   
     

De overige overschrijdingen worden als bevinding eveneens in het proces-verbaal vermeld.

                                   
     

Lengte samenstel (onbeladen), c.q. indien geen sprake is van uitstekende lading

                                   
     

Noot: Lengte trekker met oplegger max. 16,50 m; bedrijfsauto/bus met aanhangwagen max.18,75 m; personenauto/ driewielig motorvoertuig met aanhangwagen max. 18 m; samenstel kermis- /circusvoertuigen max. 24 m; rijdend werktuig met aanhangwagen 20 m; land- bosbouwtrekker/motorrijtuig beperkte snelheid met één of meer aanhangwagens en/of verwisselbare getrokken machines 18 m

                                   
     

de maximum toegestane lengte van het samenstel van voertuigen wordt overschreden, met een overschrijding

5.18.11 en 5.18.20 RV

                                 

P

111

a

– t/m 0,25 m

 

170

170

170

 

170

 

170

170

                 

P

111

b

– van meer dan 0,25 m en t/m 0,50 m

 

250

250

250

 

250

 

250

250

                 
                                           
     

Lengte deelbaar; uitstekende lading voorzijde

                                   

P

120

aa

de lading voor het voertuig uitsteekt (geldt niet voor kermis- en circusvoertuigen)

5.18.12 RV, 5.18.21 RV

120

120

   

120

 

120

120

     

120

120

       
                                           
     

Lengte deelbaar; uitstekende lading achterzijde

                                   
     

de lading meer dan 1 m achter het voertuig en/of meer dan 5 m achter de achterste as van het voertuig uitsteekt en/of de vereiste stootbalk, voor het na 01-01-1996 in gebruik genomen voertuig, meer dan 0,60 m van de uiterste achterzijde is aangebracht, terwijl de afstand van de lading tot het wegdek meer bedraagt dan 0,55 m (categorie 12 bedrijfsmatig gebruik), een overschrijding

5.18.12 RV

                                 

P

121

a

– t/m 0,25 m

   

240

                 

240

         

P

121

b

– van meer dan 0,25 m en t/m 0,50 m

   

360

                 

360

         

P

121

g

het zicht op de verlichting, de retroreflectoren, de richtingaanwijzers of voor zover van toepassing de kentekenplaat aan de achterzijde van het voertuig wordt belemmerd door uitstekende lading

5.18.12, 5.18.13 en 5.18.21 RV

120

120

   

120

 

120

120

     

120

120

120

     

P

121

h

de lading uitsluitend op de uitschuiflade, laadklep of andere laadvloerverlenging rust

5.18.12 lid 5 en 5.18.21 lid 3 RV

 

240

       

240

240

     

240

 

240

     
     

de uitsteek van de afneembare bovenbouw of gestandaardiseerde laadstructuur achter het hart van de achterste as meer dan 0,5 maal de lengte van het voertuig bedraagt en/of meer dan 5 m bedraagt of bij een oplegger de uitsteek van de afneembare bovenbouw of gestandaardiseerde laadstructuur achter het hart van de achterste as meer bedraagt dan 0,5 maal de afstand van hart koppeling tot de achterzijde en/of meer dan 5 m bedraagt

5.18.12 lid 7 RV

                                 

P

123

a

– t/m 0,25 m

   

240

                 

240

         

P

123

b

– van meer dan 0,25 t/m en t/m 0,50 m

   

360

                 

360

         
     

de lading meer dan 1 m achter het voertuig en/of meer dan 5 m achter het hart van de achterste as van het voertuig uitsteekt en/of de vereiste stootbalk, voor het na 01-01-1996 in gebruik genomen voertuig, meer dan 0,60 m van de uiterste achterzijde is aangebracht, terwijl de afstand van de lading tot het wegdek meer bedraagt dan 0,55 m (stootbalk uitsluitend cat. 12, particulier gebruik), een overschrijding

5.18.12 en 5.18.21 RV

                                 

P

121

j

– t/m 0,75 m

 

120

     

120

 

120

120

     

120

120

120

     

P

121

k

– van meer dan 0,75 m

 

180

     

180

 

180

180

     

180

180

180

     
     

de aan de achterzijde van het voertuig bevestigde meeneemheftruck meer dan 1.20 m achter het voertuig uitsteekt of indien een verklaring is afgegeven dat de aslasten en de last onder de koppeling van het voertuig bij belading met uitsluitend de meeneemheftruck voldoen aan de wettelijke eisen meer dan 1,50 m achter het voertuig uitsteekt

5.18.12 lid 6 RV

                                 

P

121

l

– t/m 0,25 m

   

240

                 

240

         

P

121

m

– van meer dan 0,25 m en t/m 0,50 m

   

360

                 

360

         
     

de lading van een samenstel van bedrijfsauto en aanhangwagen, niet zijnde een oplegger, dat is ingericht voor het vervoer van voertuigen,

5.18.13 lid 2 RV

                                 

P

130

f

– meer dan 2 m achter de aanhangwagen en/of meer dan 5 m achter het hart van de achterste as van de aanhangwagen uitsteekt

                       

220

         

P

130

g

– meer dan 0,50 m voor de voorzijde van de bedrijfsauto uitsteekt

   

120

                             

P

130

h

– die meer dan 1 m achter het voertuig uitsteekt, aan de achterzijde niet is voorzien van een markering die voldoet aan de eisen

   

120

                             
     

het samenstel van bedrijfsauto en aanhangwagen, niet zijnde een oplegger, met inbegrip van de lading dat is ingericht voor het vervoer van voertuigen, langer is dan 20,75 m een overschrijding

5.18.13 lid 2 RV

                                 

P

130

i

– t/m 0,25 m

   

240

                 

240

         

P

130

j

– van meer dan 0,25 m en t/m 0,50 m

   

360

                 

360

         
     

de lengte van het voertuig met inbegrip van één of meer verwisselbare uitrustingsstukken meer bedraagt dan de maximum toegestane lengte van het voertuig, een overschrijding

5.18.21a RV

                                 

P

211

a

– t/m 0,75 m

             

120

120

                 

P

211

b

– van meer dan 0,75 m

             

180

180

                 
     

bij het voertuig dat is voorzien van één of meer verwisselbare uitrustingsstukken

5.18.21 a RV

                                 

P

211

c

– de/het verwisselbare uitrustingsstuk(ken) niet zoveel mogelijk is/zijn ingeschoven, ingetrokken, in- of opgeklapt en/of deugdelijk vergrendeld

             

220

220

                 

P

211

d

– lading rust op een verwisselbaar uitrustingsstuk die niet is gerelateerd aan de functie van het verwisselbare uitrustingsstuk

             

120

120

                 

P

211

e

– het zicht op de verlichting, de retroreflectoren of de richtingaanwijzers door een verwisselbaar uitrustingsstuk wordt belemmerd

             

120

120

                 

P

211

f

– het verwisselbaar uitrustingsstuk dat voor of achter meer dan 1 m het voertuig uitsteekt niet is voorzien van een markering die aan de gestelde eisen voldoet

             

120

120

                 
                                           
     

Lengte; ondeelbare lading

                                   
     

de in lengte ondeelbare lading aan de voorzijde van een bedrijfsauto met een toegestane maximum massa van meer dan 3500 kg, niet zijnde een kermis- of circusvoertuig, meer dan 4,30 m voor het hart van de voorste as uitsteekt, een overschrijding

5.18.13 RV

                                 

P

130

n

– t/m 0,25 m

   

240

                             

P

130

o

– van meer dan 0,25 m t/m 0,50 m

   

360

                             
     

de in lengte ondeelbare lading van het voertuig of samenstel van voertuigen, niet zijnde een samenstel van kermis- of circusvoertuigen

5.18.13 RV

                                 

P

130

c

– voor de voorzijde van de aanhangwagen, niet zijnde een oplegger, uitsteekt

                       

120

120

       

P

130

d

– die meer dan 1 m voor of achter het voertuig uitsteekt aan de voor- of achterzijde niet is voorzien van een markering die aan de eisen voldoet

   

120

                 

120

120

       
     

de uitsteek van de in lengte ondeelbare lading achter het hart van de achterste as meer dan 0,5 maal de lengte van een bedrijfsauto met een toegestane maximummassa van meer dan 3500 kg of een aanhangwagen en/of meer dan van 5 m bedraagt of bij een oplegger de uitsteek van de lading achter het hart van de achterste as meer bedraagt dan 0,5 maal de afstand van hart koppeling tot de achterzijde en/of meer dan 5 m bedraagt (categorie 12 en 13 bedrijfsmatig gebruik), een overschrijding

5.18.13 RV

                                 

P

131

a

– t/m 0,25 m

   

240

                 

240

240

       

P

131

b

– van meer dan 0,25 m en t/m 0,50 m

   

360

                 

360

360

       

P

131

f

de uitsteek van de in lengte ondeelbare lading achter het hart van de achterste as meer dan 0,5 maal de lengte van een aanhangwagen en/of meer dan 5 m bedraagt of bij een oplegger de uitsteek van de lading achter het hart van de achterste as meer bedraagt dan 0,5 maal de afstand van hart koppeling tot de achterzijde en/of meer dan 5 m (categorie 12 en 13 particulier gebruik)

5.18.13 RV

                     

120

120

       

P

131

i

de in lengte ondeelbare lading bij een personenauto, een bedrijfsauto met een toegestane maximummassa van niet meer dan 3500 kg of een driewielig motorrijtuig aan de voor- en/of achterzijde van het voertuig meer dan 1 m uitsteekt

5.18.13 RV

120

120

   

120

                       
     

de in lengte ondeelbare lading van het voertuig of samenstel van voertuigen

5.18.21 RV

                                 

P

210

e

– meer dan 3,50 m voor het hart van het stuurwiel van het voertuig uitsteekt

             

120

120

         

120

     

P

210

f

– meer dan 1 m voor en/of achter het voertuig uitsteekt, terwijl de voor-/ en of achterzijde niet is voorzien van de vereiste markering

             

120

120

         

120

     

P

210

g

– meer dan 5 m achter het hart van de achterste as van het voertuig uitsteekt

             

120

120

         

120

     
                                           
     

Afstand achteras trekkend voertuig / achterzijde voertuig

                                   

P

190

c

de afstand van de achteras van het trekkende voertuig tot de achterzijde van de aanhangwagen, met inbegrip van de lading, meer bedraagt dan 2,50 m

5.18.19, 5.18.27 RV

                           

120/80

   
                                           
     

Breedte; lading

                                   
     

Noot: De feitcodeserie P 141 geldt voor de categorieën 7, 8 en 14 voor alle lading. Bij deze categorieën wordt geen onderscheid gemaakt tussen deelbare en ondeelbare lading. Voor de overige categorieën betreft het uitsluitend deelbare lading.

                                   

P

140

d

de lading of het verwisselbare uitrustingstuk die meer dan 0,10 m buiten de zijkant van het voertuig uitsteekt, niet is voorzien van de vereiste markering (geldt niet voor lading op driewielige motorrijtuigen in gebruik na 31-10-1997 of voor lading op personenauto’s)

5.18.14 lid 3 en 5.18.22 lid 3 RV

 

120

   

120

 

120

120

     

120

120

120

     

P

140

e

de lading meer dan 0,20 m buiten de zijkant(en) van het voertuig uitsteekt (cat 5 in gebruik na 31-10-1997; cat 4 motor op 2 wielen)

5.18.14 en 5.18.19 RV

120

   

120

120

                       
     

het voertuig met inbegrip van de (deelbare) lading (of verwisselbaar uitrustingsstuk) de maximum toegestane breedte overschrijdt, een overschrijding

5.18.14 lid 1 en 5.18.22 RV

                                 

P

141

a

– t/m 0,20 m

 

240

240

240

 

240

 

240

240

     

240

240

240

     

P

141

b

– van meer dan 0,20 m en t/m 0,45 m

 

360

360

360

 

360

 

360

360

     

360

360

360

     

P

260

a

de bromfiets op twee wielen met inbegrip van de lading breder is dan 1 m

5.18.26 lid 1 RV

         

80

                     

P

260

b

het voertuig met inbegrip van de lading breder is dan 2 m (cat 6 bromfiets > 2 wielen)

5.18.26 lid 2 en 5.18.19 lid 2 RV

         

80

               

120/–

   

P

270

a

de aangekoppelde aanhangwagen met inbegrip van de lading breder is dan 1 m

5.18.27 en 5.18.29 RV

                           

–/80

45

 

P

280

a

de fiets op twee wielen met inbegrip van de lading breder is dan 0,75 m

5.18.28 lid 1 RV

               

45

               

P

280

b

de fiets op meer dan twee wielen of voorzien van een zijspanwagen met inbegrip van de lading breder is dan 1,50 m

5.18.28 lid 2 RV

               

45

               
     

het voertuig met inbegrip van de lading

                                   

P

300

a

– breder is dan 1,10 m

5.18.30 lid 1 RV

                 

45

45

           

P

300

b

– breder is dan 1,50 m

5.18.30 lid 2 RV

                               

45

P

300

c

– in bespannen toestand breder is dan 2,60 m of indien de lading bestaat uit losse veldgewassen breder is dan 3,50 m

5.18.30 lid 3 RV

                               

70

                                           
     

Hoogte

                                   

P

270

b

de aangekoppelde aanhangwagen met inbegrip van de lading hoger is dan 1 m

5.18.19 en 5.18.27 RV

                           

120/80

   
     

het voertuig met inbegrip van de lading

                                   

P

300

d

– hoger is dan 2 m

5.18.30 lid 4 RV

                 

30

30

           

P

300

e

– hoger is dan 4 m

5.18.30 lid 5 RV

                               

95

                                           
     

Massa

                                   
     

Noot

                                   
     

De feiten, die betrekking hebben op de massa of de last onder wiel of as, gelden uitsluitend voor particulieren. Indien er sprake is van beroepsmatig vervoer is de Wet op de economische delicten van toepassing.

                                   
     

de op het Nederlandse kentekenbewijs of in het kentekenregister vermelde toegestane maximum massa (van het samenstel) wordt overschreden, een overschrijding met

5.18.17a, b en c alle lid 1 RV

                                 

P

171

a

– meer dan 10% t/m 25%

   

120

120

 

120

           

120

         

P

171

b

– meer dan 25% t/m 50%

   

180

180

 

180

           

180

         

P

171

c

– meer dan 50% t/m 75%

   

270

270

 

270

           

270

         
     

geen toegestane maximummassa op het Nederlandse kentekenbewijs of in het kentekenregister is vermeld dan wel de bedrijfsauto of bus niet in Nederland is geregistreerd en de massa of de som van de aslasten meer bedraagt dan: a. 50.000 kg of bij een rijdend werktuig 60.000 kg; b. de technisch toegestane maximum massa; c. vijf maal de toegestane maximum last onder de aangedreven as(sen); d. de uitkomst van de som: het vermogen van de motor in kW, gedeeld door 0,00368 kW/kg, een overschrijding met

5.18.17a en b beide lid 2 en 3 RV

                                 

P

171

e

– meer dan 10% t/m 25%

   

120

120

                           

P

171

f

– meer dan 25% t/m 50%

   

180

180

                           

P

171

g

– meer dan 50% t/m 75%

   

270

270

                           
     

de som van de aslasten van de middenasaanhangwagen of oplegger vermeerderd met de last onder de koppeling van het voertuig in beladen toestand meer bedraagt dan de toegestane maximum massa, een overschrijding met

5.18.17c lid 1 RV

                                 

P

171

j

– meer dan 10% t/m 25%

                       

120

         

P

171

k

– meer dan 25% t/m 50%

                       

180

         

P

171

l

– meer dan 50% t/m 75%

                       

270

         
     

op het Nederlandse kentekenbewijs van de middenasaanhangwagen of in het kentekenregister geen toegestane maximum massa is vermeld dan wel de middenasaanhangwagen niet in Nederland is geregistreerd en de massa of de som van de aslasten vermeerderd met de last onder de koppeling in beladen toestand meer bedraagt dan 20.000 kg of meer bedraagt dan 24.000 kg bij een middenasaanhangwagen die voorzien is van gasvering of als gelijkwaardig aangemerkte vering en is voorzien van drie assen, een overschrijding met

5.18.17c lid 2 RV

                                 

P

171

n

– meer dan 10% t/m 25%

                       

120

         

P

171

o

– meer dan 25% t/m 50%

                       

180

         

P

171

p

– meer dan 50% t/m 75%

                       

270

         
     

de toegestane maximummassa niet op de voorgeschreven wijze kan worden vastgesteld en de toegestane maximummassa meer bedraagt dan 750 kg, een overschrijding met

5.18.17c lid 3 RV

                                 

P

171

s

– meer dan 10% t/m 25%

                         

120

       

P

171

t

– meer dan 25% t/m 50%

                         

180

       

P

171

v

– meer dan 50% t/m 75%

                         

270

       
     

de op het Nederlandse kentekenbewijs of de in het kentekenregister vermelde toegestane maximum last van enige as of asstel wordt overschreden, een overschrijding met

5.18.17d en e beide lid 1 RV

                                 

P

172

a

– meer dan 10% t/m 25%

   

120

120

               

120

         

P

172

b

– meer dan 25% t/m 50%

   

180

180

               

180

         

P

172

c

– meer dan 50% t/m 75%

   

270

270

               

270

         
     

geen waarde op het kentekenbewijs of in het kentekenregister is vermeld dan wel het voertuig niet in Nederland is geregistreerd en de last van enige as of asstel meer bedraagt dan voor zover van toepassing één van de in de artikelen 5.18.17 d lid 2 en 3 en 5.18.17 e lid 2 RV vermelde waarden, een overschrijding met

5.18.17 d lid 2 en 3 en e lid 2 RV

                                 

P

172

e

– meer dan 10% t/m 25%

   

120

120

               

120

         

P

172

f

– meer dan 25% t/m 50%

   

180

180

               

180

         

P

172

g

– meer dan 50% t/m 75%

   

270

270

               

270

         
     

het voertuig zodanig is beladen dat de in het Nederlandse kentekenbewijs of de in het kentekenregister van de aanhangwagen vermelde toegestane maximumlast onder de koppeling wordt overschreden een overschrijding met

5.18.17f lid 1RV

                                 

P

172

j

– meer dan 10% t/m 25%

                       

120

         

P

172

k

– meer dan 25% t/m 50%

                       

180

         

P

172

l

– meer dan 50% t/m 75%

                       

270

         
     

de op het Nederlandse kentekenbewijs of de in het kentekenregister vermelde toegestane maximum te trekken massa van de aanhangwagen wordt overschreden of de som van de aslasten meer bedraagt dan de vermelde toegestane maximum te trekken massa, een overschrijding met

5.18.17g lid 1RV

                                 

P

172

n

– meer dan 10% t/m 25%

   

120

120

                           

P

172

o

– meer dan 25% t/m 50%

   

180

180

                           

P

172

p

– meer dan 50% t/m 75%

   

270

270

                           
     

geen waarde op het kentekenbewijs of in het kentekenregister is vermeld dan wel het voertuig niet in Nederland is geregistreerd en de getrokken massa of de som van de aslasten van de aanhangwagen meer bedraagt dan in één van de in artikel 5.18.17 g lid 2 en 3 RV vermelde waarden, een overschrijding met

5.18.17g lid 2 en 3 RV

                                 

P

173

a

– meer dan 10% t/m 25%

   

120

120

                           

P

173

b

– meer dan 25% t/m 50%

   

180

180

                           

P

173

c

– meer dan 50% t/m 75%

   

270

270

                           
     

de toegestane maximum last van enige as, de last onder de koppeling, de toegestane maximummassa of de som van de aslasten meer bedraagt dan de toegestane maximummassa, een overschrijding met

5.18.17h lid 1 RV

                                 

P

173

e

– meer dan 10% t/m 25%

 

120

                               

P

173

f

– meer dan 25% t/m 50%

 

180

                               

P

173

g

– meer dan 50% t/m 75%

 

270

                               

P

174

 

meer passagiers worden vervoerd dan op het kentekenbewijs of in het kentekenregister, danwel op de plaat als bedoeld in art 5.3a.1 RV is vermeld of indien dit niet is vermeld het aantal passagiers meer bedraagt dan de toegestane maximummassa verminderd met de massa in rijklare toestand gedeeld door 68 kg

5.18.17h lid 2 RV

   

340

                           
     

de totale massa of de som van de aslasten van de aanhangwagen meer bedraagt dan de maximum massa die volgt uit het op de koppeling van het trekkend voertuig (toegestane massa max. 3500 kg) aangebrachte identificatiekenmerk of goedkeuringsmerk, of indien zo’n merk niet aanwezig is, de massa meer bedraagt dan 750 kg en meer dan de ledige massa van het trekkend motorvoertuig en meer dan de massa in rijklare toestand van het trekkend motorrijtuig, een overschrijding met

5.18.18 RV

                                 

P

180

e

– meer dan 10% t/m 25%

                       

120

120

       

P

180

f

– meer dan 25% t/m 50%

                       

180

180

       

P

180

g

– meer dan 50% t/m 75%

                       

270

270

       

P

181

a

de last onder de bestuurde as(sen) van een motorvoertuig in beladen toestand minder bedraagt dan 1/5 deel van de massa van het voertuig in beladen toestand

5.18.18 lid 2 RV

220

220

220

 

220

                       

P

181

b

de last onder de bestuurde as(sen) van een gelede bus minder bedraagt dan 1/5 deel van de massa van het voorste deel van het motorrijtuig in beladen toestand

5.18.18 lid 2 RV

   

220

                           

P

181

c

de last onder de gestuurde as(sen), niet zijnde zelfsturende assen, van autonome aanhangwagens in beladen toestand, minder bedraagt dan 1/5 deel van de massa van de aanhangwagen in beladen toestand

5.18.18 en 24 RV

                     

220

220

220

     

P

181

d

de last onder de koppeling van opleggers in beladen toestand minder bedraagt dan 1/5 deel van de massa van de oplegger in beladen toestand

5.18.18 lid 5 RV

                     

220

         

P

190

b

de totale massa van de aanhangwagen meer bedraagt dan de helft van de ledige massa van het trekkende voertuig

5.18.19, 5.18.27 RV

                           

120/80

   
     

de totale massa van de aanhangwagen met een bedrijfsremsysteem achter een personenauto meer bedraagt dan de laagste van in artikel 5.18.18a, lid 1, RV vermelde waarden dan wel de massa of de som van de aslasten van de autonome aanhangwagen meer bedraagt dan 3500 kg, een overschrijding met

5.18.18a lid 1 RV

                                 

P

183

a

– meer dan 10% t/m 25%

                       

120

120

       

P

183

b

– meer dan 25% t/m 50%

                       

180

180

       

P

183

c

– meer dan 50% t/m 75%

                       

270

270

       
     

de totale massa van de aanhangwagen zonder bedrijfsremsysteem achter een personenauto meer bedraagt dan de laagste van in artikel 5.18.18a, lid 2, RV vermelde waarden dan wel de massa of de som van de aslasten van de autonome aanhangwagen meer bedraagt dan 750 kg, een overschrijding met

5.18.18a lid 2 RV

                                 

P

184

a

– meer dan 10% t/m 25%

                       

120

120

       

P

184

b

– meer dan 25% t/m 50%

                       

180

180

       

P

184

c

– meer dan 50% t/m 75%

                       

270

270

       
     

de last onder de niet aangedreven as van het beladen samenstel meer bedraagt dan 10.000 kg (particulier gebruik), een overschrijding met

5.18.25 lid 2 RV

                                 

P

252

a

– meer dan 10% t/m 25%

               

120

                 

P

252

b

– meer dan 25% t/m 50%

               

180

                 

P

252

c

– meer dan 50% t/m 75%

               

270

                 
     

de last onder de aangedreven as van het beladen samenstel meer bedraagt dan 11.500 kg (particulier gebruik, een overtreding)

5.18.25 lid 2 RV

                                 

P

254

a

– meer dan 10% t/m 25%

               

120

                 

P

254

b

– meer dan 25% t/m 50%

               

180

                 

P

254

c

– meer dan 50% t/m 75%

               

270

                 
     

de last onder enige as van het beladen samenstel meer bedraagt dan 10.000 kg (particulier gebruik en betreft motorrijtuigen met beperkte snelheid), een overschrijding met

5.18.25 lid 3 RV

                                 

P

256

a

– meer dan 10% t/m 25%

             

120

                   

P

256

b

– meer dan 25% t/m 50%

             

180

                   

P

256

c

– meer dan 50% t/m 75%

             

270

                   
     

de som van de aslasten van de aangekoppelde middenasaanhangwagen met een toegestane maximum massa van meer dan 12.000 kg meer bedraagt dan 1,5 maal de som van aslasten van het trekkend motorvoertuig, een overschrijding met

5.18.31 RV

                                 

P

310

a

– meer dan 10% t/m 25%

                       

220

         

P

310

b

– meer dan 25% t/m 50%

                       

330

         

P

310

e

de koppelingsdruk van de middenasaanhangwagen met een massa van niet meer dan 750 kg meer bedraagt dan 50 kg dan wel niet neerwaarts is gericht

5.18.31 RV

                       

120

       

P

310

f

de koppelingsdruk van de middenasaanhangwagen met een toegestane massa van meer dan 750 kg minder bedraagt dan 1% van de toegestane maximum massa van dat voertuig (de koppelingsdruk behoeft niet meer dan 50 kg te bedragen)

5.18.31 RV

                     

120

         
                                           
     

2 – Ophanging

                                   

P

320

 

de banden op één as niet dezelfde maataanduiding hebben vanwege het gebruik van een nood- of reservewiel en de rijsnelheid en het rijgedrag niet zijn aangepast aan de door de fabrikant voor dat nood- of reservewiel vastgestelde voorschriften

5.18.32 RV

220

220

220

 

220

                       
                                           
     

3 – Reminrichting

                                   

P

330

a

de aanhangwagen, niet is voorzien van een reminrichting, terwijl de totale massa hoger is dan de helft van de massa in rijklare toestand van het trekkend voertuig

5.18.33 RV

                       

220

       

P

340

a

de aanwezige reminrichting van de aanhangwagen niet in werking treedt bij het bedienen van de bedrijfsrem van het trekkend voertuig

5.18.34 lid 1 RV

                     

220

220

220

     

P

340

b

de losbreekreminrichting niet op de vereiste wijze met het trekkend voertuig is verbonden

5.18.34 lid 2 RV

                     

85

85

85

     

P

340

c

zonder dat de aanhangwagen en het trekkend voertuig, terwijl deze zijn uitgerust met een ABS- of EBS-systeem, via de ISO 7638 stekkers met elkaar zijn verbonden

5.18.34 lid 3 RV

 

220

                 

220

         
     

niet wordt voldaan aan de minimale remvertraging van de bedrijfsrem van het samenstel, de vermindering bedraagt

5.18.35 lid 1 RV

                                 

P

350

a

– 0 t/m 0,5 m/s²

 

220

   

220

220

                       

P

350

b

– 0,51 t/m 1,0 m/s²

 

330

   

330

330

                       
     

niet wordt voldaan aan de minimale remvertraging van de bedrijfsrem van het samenstel, de vermindering bedraagt

5.18.35 lid 1 RV

                                 

P

350

f

– 0 t/m 0,5 m/s²

   

340

340

                           
     

de remvertraging van het samenstel niet voldoet aan die van het trekkend voertuig, de vermindering bedraagt

5.18.35 lid 2 RV

                                 

P

351

a

– 0 t/m 0,5 m/s²

             

220

220

                 

P

351

b

– 0,51 t/m 1,0 m/s²

             

330

330

                 

P

352

 

het dubbel uitgevoerde rempedaal niet is gekoppeld

5.18.35a RV

             

120

                 

P

360

 

de parkeerrem het samenstel op een helling van 10% niet in stilstand kan houden

5.18.36 RV

85

85

85

 

85

 

85

85

                 
                                           
     

4 – Verlichting, lichtsignalen en retroreflecterende voorzieningen

                                   

P

361

b

aan de achterzijde niet is voorzien van een rode retroreflector in de vorm van een afgeknotte driehoek

5.18.36b RV

           

85

85

         

85

   

30

P

370

 

een aanhangwagen wordt voortbewogen zonder dat iedere zijkant van het trekkend voertuig is voorzien van een zijrichtingaanwijzer

5.18.37 RV

85

85

85

 

85

 

85

85

                 

P

380

 

de verlichtingsinstallatie van de aanhangwagen niet zodanig functioneert, dat de functies van de verlichting en de lichtsignalen overeenkomen met die van het trekkend voertuig

5.18.38 lid 1 RV

                     

120

120

120

120/80

45

 

P

382

 

de verlichtingsinstallatie van de lastdrager(s) niet zodanig functioneert dat de functies van verlichting en lichtsignalen op de lastdrager overeenstemmen met die van het voertuig

5.18.38 lid 2 RV

120

120

   

120

           

120

120

       
                                           
     

5 – Verbinding tussen voertuigen

                                   

P

540

 

de aanhangwagen niet middels een deugdelijke koppeling zodanig met het trekkend voertuig is verbonden dat zijdelings uitwijken van de aanhangwagen zoveel mogelijk wordt voorkomen

5.18.54 RV

                     

220

220

220

220/150

85

 

P

550

 

het bewegen van de aanhangwagen ten opzichte van het trekkend voertuig in een uiterste stand tot 90 graden wordt begrensd door delen van de reminrichting, de elektrische installatie, de koppeling of, indien aanwezig, de hulpkoppeling of besturingsonderdelen

5.18.55 RV

                     

85

85

       

P

560

a

het trekoog of de kogelkoppeling van de gekoppelde aanhangwagen niet nagenoeg horizontaal ligt op een horizontaal wegdek

5.18.56 lid 1 RV

                     

120

120

       

P

560

c

geen hoekverdraaiing van de opleggerschotel naar boven en naar beneden mogelijk is indien het samenstel van trekker en oplegger zich op een horizontaal wegdek bevindt

5.18.56 lid 3 RV

 

85

                             

P

570

 

de hulpkoppeling van een aanhangwagen met een toegestane maximum massa van niet meer dan 1500 kg niet op de vereiste wijze is aangebracht

5.18.57 RV

                     

85

         

P

590

 

de gekoppelde aanhangwagen niet goed is verbonden

5.18.59 RV

                             

45

 
                                           
     

6 – Diversen

                                   

P

600

 

de drie- of meerwielige bromfiets met gesloten carrosserie aan de achterzijde niet voorzien is van het vereiste ronde bord of vlak met de aanduiding 45

5.18.60 RV

         

55

                     

P

601

 

de afsleepas niet voldoet aan de in artikel 5.18.62, lid 1 en 2, gestelde eisen

5.18.62 lid 1 en 2 RV

                     

220

         

P

602

 

aan de achterzijde van het door de afsleepas gesleepte voertuig geen lichtbalk is geplaatst die is aangesloten op de verlichting van het trekkende voertuig met ten minste twee rode achterlichten, twee rode remlichten, twee rode retroreflectoren en twee ambergele richtingaanwijzers

5.18.62 lid 3 RV

                     

120

         
Naar boven