Regeling superheffing SLOM-deelnemers

[Regeling vervallen per 24-01-2004.]
Geraadpleegd op 16-04-2024.
Geldend van 01-01-1998 t/m 23-01-2004

Regeling superheffing SLOM-deelnemers

De minister van Landbouw en Visserij,

Overwegende dat uitvoering moet worden gegeven aan Vo.(EEG) nr. 764/89 van de Raad tot wijziging van Vo.(EEG) 857/84 houdende algemene voorschriften voor de toepassing van de in artikel 5, quater van Vo.(EEG) nr. 804/68 bedoelde heffing in de sector melk en zuivelprodukten (PbEG L 84) en aan Vo.(EEG) nr. 1033/89 van de Commissie tot wijziging van Vo.(EEG) nr. 1546/88 tot vaststelling van de nadere voorschriften voor de toepassing van de bij artikel 5 quater van Vo.(EEG) nr. 804/68 ingestelde extra heffing (PbEG L 110);

Gelet op de artikelen 5 en 9 van de Vo.(EEG) nr. 1546/88 van de Commissie (PbEG L 139);

Gelet op de artikelen 13 en 19 van de Landbouwwet (Stb. 1957, 342);

Gehoord het Produktschap voor Zuivel en het Landbouwschap;

Besluit:

Artikel 1

[Regeling vervallen per 24-01-2004]

Voor de toepassing van deze regeling worden voor zover van belang de begripsomschrijvingen overgenomen van artikel 1 van de Beschikking superheffing 1988 (Stcrt. 64) en wordt verstaan onder:

a. de raadsverordening:

Verordening (EEG) nr. 1078/77 van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 17 mei 1977 tot invoering van een stelsel van premies voor het niet in de handel brengen van melk en zuivelprodukten en voor de omschakeling van het melkveebestand (PbEG L 131);

b. de commissieverordening:

Verordening (EEG) nr. 1391/78 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 23 juni 1978 houdende gewijzigde bepalingen ter uitvoering van het stelsel van premies voor het niet in de handel brengen van melk en zuivelprodukten en voor de omschakeling van het melkveebestand (PbEG L 167);

c. bestuursbesluit:

bestuursbesluit no. 184 van de Stichting Ontwikkelings- en Saneringsfonds voor de Landbouw (Stcrt. 126) ter uitvoering van de Raadsverordening en de uitvoeringsbepalingen daarvan;

d. specifieke referentiehoeveelheid:

de ingevolge deze regeling toe te wijzen referentiehoeveelheid en/of de in artikel 7 van de Beschikking superheffing 1988 bedoelde heffingvrije hoeveelheid.

Artikel 2

[Regeling vervallen per 24-01-2004]

  • 1 Aan de producent;

    • a. die een overeenkomst is aangegaan als bedoeld in artikel 6 van het bestuursbesluit en

    • b. waarvan de verbintenis uit hoofde van de onder a genoemde overeenkomst ten einde liep na 31 december 1983 wordt met inachtneming van de EG-verordeningen en het bepaalde in deze regeling een specifieke referentiehoeveelheid toegewezen.

  • 2 Voorts wordt aan de producent:

    • a. waarvan de verbintenis uit hoofde van de in het eerste lid, onderdeel a, genoemde overeenkomst ten einde liep in 1983, dan wel

    • b. die vóór 29 juni 1989 een bedrijf krachtens erfrecht dan wel op soortgelijke wijze van de rechtsvoorganger heeft verkregen, nadat diens verbintenis uit hoofde van de in het eerste lid, onderdeel a, bedoelde overeenkomst in dan wel na 1983 is verstreken,

      met inachtneming van de EG-verordeningen en het bepaalde in deze regeling een specifieke referentiehoeveelheid toegewezen.

  • 3 De specifieke referentiehoeveelheid is, in geval van toewijzing van een referentiehoeveelheid, gelijk aan 80,57% en, in geval van toewijzing van een heffingvrije hoeveelheid als bedoeld in artikel 7 van de Beschikking superheffing 1988, gelijk aan 97,61% van de hoeveelheid melk of melkequivalent die door de producent is geleverd of verkocht in de periode van twaalf kalendermaanden voorafgaande aan de maand van indiening van de aanvraag op grond van het bestuursbesluit zoals die is vastgesteld in de overeenkomst als bedoeld in artikel 6 van het bestuursbesluit en waarvoor de producent het recht op premie niet heeft verloren.

  • 4 Op de volgens het derde lid bepaalde specifieke referentiehoeveelheid worden de toewijzingen ingevolge het bepaalde bij of krachtens de Beschikking superheffing met uitzondering van artikel 12, de Beschikking superheffing bijzondere opvolgingssituaties (Stcrt. 1985, 109), de Beschikking aanvulling superheffing (Stcrt. 1986, 65) de Beschikking superheffing bedrijfsopvolgingssituaties onderbezetting (Stcrt. 1986, 92), de Beschikking superheffing 1985 (Stcrt. 118) en de Beschikking superheffing 1988 (Stcrt. 64) alsmede het derde lid van dit artikel zoals dat op het tijdstip van de inwerkingtreding van de onderhavige regeling luidde, in mindering gebracht.

  • 5 De specifieke referentiehoeveelheid wordt voorlopig toegewezen voor een periode die eindigt uiterlijk op 29 maart 1991 dan wel, indien de aanvraag voor een specifieke referentiehoeveelheid pas na 1 juli 1991 kon worden ingediend, uiterlijk op 30 juni 1993.

  • 6 De definitieve toewijzing van de totale voorlopig toegewezen specifieke referentiehoeveelheid vindt alleen plaats indien de producent in de in het vijfde lid bedoelde periodes de rechtstreekse verkoop en/of leveringen daadwerkelijk heeft hervat en daarin gedurende een periode van twaalf opeenvolgende maanden tenminste 80% van de voorlopige toegewezen specifieke referentiehoeveelheid heeft geproduceerd. Indien de producent in de in het vijfde lid bedoelde periodes gedurende twaalf opeenvolgende maanden minder dan 80% van de voorlopig toegewezen referentiehoeveelheid heeft geproduceerd is de definitieve toewijzing gelijk aan de daadwerkelijk rechtstreeks verkochte en/of geleverde hoeveelheid.

Artikel 2a

[Regeling vervallen per 24-01-2004]

  • 1 Producenten, die een definitieve toewijzing van de in artikel 2, derde lid, bedoelde referentiehoeveelheid hebben ontvangen en op 1 februari 1996 aanspraak hebben op een referentiehoeveelheid, ontvangen met ingang van de heffingsperiode 1995/1996 een verhoging van hun referentiehoeveelheid. De verhoging bedraagt 0,13% van de definitief toegewezen referentiehoeveelheid als bedoeld in artikel 2, derde lid.

  • 2 Producenten, die definitieve toewijzing van de in artikel 2, derde lid, bedoelde referentiehoeveelheid hebben ontvangen en op 1 februari 1996 geen aanspraak hebben op een referentiehoeveelheid, omdat zij deze tijdelijk hebben overgedragen, ontvangen een referentiehoeveelheid ter hoogte van 0,13% van de definitief toegewezen referentiehoeveelheid als bedoeld in artikel 2, derde lid.

  • 3 De specifieke referentiehoeveelheid van producenten, die een voorlopige toewijzing van de in artikel 2, derde lid, bedoelde referentiehoeveelheid hebben ontvangen, wordt, voorzover deze producenten op 1 februari 1996 nog aanspraak hebben op deze referentiehoeveelheid, met ingang van de heffingsperiode 1995/1996 verhoogd met 0,13%.

Artikel 3

[Regeling vervallen per 24-01-2004]

  • 1 De voorlopige toewijzing van de specifieke referentiehoeveelheid vindt slechts plaats voor zover:

    • a. de producent zijn bedrijf niet heeft beëindigd overeenkomstig artikel 2, derde en vierde lid, van de Raadsverordening,

    • b. onverminderd het gestelde in artikel 4 de producent zijn bedrijf voor het verstrijken van de periode van niet in de handel brengen van melk- en zuivelprodukten of omschakeling niet in zijn geheel heeft overgedragen,

    • c. de producent blijkens de gegevens van de landbouwtelling alsmede andere daartoe strekkende bewijsstukken het bedrijf waarop de overeenkomst als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel a, betrekking had, op het moment van indiening van de aanvraag nog geheel of gedeeltelijk in eigendom, erfpacht of pacht had en als zodanig nog voor eigen rekening en risico exploiteerde en

  • 2 De voorlopige toewijzing vindt slechts plaats voor zover de producent aantoont dat hij in staat is om de aangevraagde specifieke referentiehoeveelheid op zijn bedrijf te produceren.

    • -

      Indien de producent op het moment van indiening van de aanvraag blijkens de gegevens van de landbouwtelling 1991 nog over minimaal 60% van de grond van het bedrijf waarop de overeenkomst als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel a, betrekking had, beschikt wordt hij geacht in staat te zijn de aangevraagde referentiehoeveelheid op zijn bedrijf te kunnen produceren.

    • -

      Indien de producent op het moment van indiening van de aanvraag over een geringere oppervlakte beschikt van de grond van het bedrijf waarop de overeenkomst als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel a, betrekking had, kan elk van de volgende omstandigheden afzonderlijk als bewijs dat hij in staat is om de aangevraagde referentiehoeveelheid op zijn bedrijf te produceren worden aangemerkt.

    • a. de rechtstreekse verkopen en/of leveringen, die hebben plaatsgevonden na afloop van de overeenkomst als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel a;

    • b. het blijkens de gegevens van de landbouwtelling 1991 aanwezig zijn van melkvee, als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel b van de commissieverordening;

    • c. het blijkens de gegevens van de landbouwtelling 1991 aanwezig zijn van een oppervlakte grasland of een oppervlakte bestemd voor de teelt van voedergewassen op het bedrijf;

    • d. de nog aanwezige of door investeringen sinds het verstrijken van de overeenkomst als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onder a, en vóór 2 juli 1991 gerealiseerde installaties en/of gebouwen ten behoeve van de melkveehouderij.

Artikel 4

[Regeling vervallen per 24-01-2004]

  • 1 Indien tijdens de periode van niet-levering of omschakeling de producent zijn bedrijf volledig heeft overgedragen dan kan aan de rechtverkrijgende, onverminderd het gestelde in het derde lid, uitgaande van de omvang van de op hem overgegane rechten en verplichtingen zoals medegedeeld overeenkomstig het bepaalde in de Commissieverordening en het bestuursbesluit voorlopig een specifieke referentiehoeveelheid worden toegewezen.

  • 2 Op de toewijzing als bedoeld in het eerste lid, zijn de voorwaarden en beperkingen als gesteld in artikel 2, derde, vierde, vijfde en zesde lid, artikel 3 en in de artikelen 6 tot en met 12 van deze regeling van toepassing.

  • 3 De rechtverkrijgende als bedoeld in het eerste lid komt niet in aanmerking voor een specifieke referentiehoeveelheid indien hij een toewijzing heeft gekregen ingevolge artikel 5 van de Beschikking superheffing.

Artikel 6

[Regeling vervallen per 24-01-2004]

  • 1 De op grond van deze regeling toegewezen specifieke referentiehoeveelheden kunnen:

    • a. tot het einde van de achtste heffingsperiode dan wel tot en met 30 juni 1994 indien de aanvraag pas na 1 juli 1991 kon worden ingediend, niet in aanmerking komen voor een regeling op grond waarvan tegen vergoeding afstand kan worden gedaan op aanspraken op deze referentiehoeveelheid en, in afwijking van de artikelen 15 en 16 van de Beschikking superheffing 1993, niet mee overgaan bij overdracht of verpachting van landbouwgrond overeenkomstig artikel 23 van de Beschikking superheffing 1993.

    • b. indien de aanvraag pas na 1 juli 1991 kon worden ingediend, tot en met 31 maart 1995 niet in aanmerking komen voor het bepaalde in paragraaf 7 van de Beschikking superheffing 1993.

  • 2 Ingeval van overdracht als bedoeld in artikel 18 van de Beschikking superheffing 1988 van het gehele bedrijf of ingeval de producent het gehele bedrijf verpacht overeenkomstig het bepaalde in artikel 19 van de Beschikking superheffing 1988 voor het einde van de achtste heffingsperiode respectievelijk voor 1 juli 1994 dan vervalt, voor zover deze grond onderdeel uitmaakte van de overeenkomst als bedoeld in artikel 6 van het bestuursbesluit, de toegewezen specifieke referentiehoeveelheid te rekenen vanaf de datum van overdracht of ingang van de pachtovereenkomst.

  • 3 Ingeval van overdracht als bedoeld in artikel 18 van de Beschikking superheffing 1988 van grond, niet zijnde het gehele bedrijf, of ingeval de producent grond, niet zijnde het gehele bedrijf, verpacht overeenkomstig artikel 19 van de Beschikking superheffing 1988 voor het einde van de achtste heffingsperiode respectievelijk voor 1 juli 1994 vervalt, voor zover deze grond onderdeel uitmaakte van de overeenkomst als bedoeld in artikel 6 van het bestuursbesluit een aan de vermindering van de oppervlakte landbouwgrond evenredig gedeelte van de toegewezen specifieke referentiehoeveelheid te rekenen vanaf de datum van overdracht of ingang van de pachtovereenkomst.

  • 4 In geval van overgang van het bedrijf krachtens erfrecht dan wel op soortgelijke wijze gaat de specifieke referentiehoeveelheid op de rechthebbende over op voorwaarde dat hij schriftelijk verklaart de verplichtingen, zoals deze uit de EG-verordeningen en de onderhavige regeling voortvloeien na te zullen komen in een daartoe voorgeschreven verklaring.

    De dienst Landelijke service bij regelingen van het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij wijzigt op verzoek van de rechthebbende de registratie van de betrokken specifieke referentiehoeveelheid.

Artikel 7

[Regeling vervallen per 24-01-2004]

  • 1 De producent aan wie een voorlopige specifieke referentiehoeveelheid is toegewezen hoeft voor elke heffingsperiode voorafgaande aan de achtste heffingsperiode geen heffing te betalen voor een hoeveelheid melk of melkequivalent die ten hoogste gelijk is aan de toegewezen specifieke referentiehoeveelheid.

  • 2 Voor zover van toepassing ontvangt de producent de reeds betaalde heffing terug die berekend is over een hoeveelheid melk of melkequivalent die ten hoogste gelijk is aan de toegewezen specifieke referentiehoeveelheid.

Artikel 8

[Regeling vervallen per 24-01-2004]

  • 1 Een aanvraag voor toewijzing van een voorlopige specifieke referentiehoeveelheid moet voor 30 juni 1989 worden ingediend bij de DBH op een daartoe voorgeschreven formulier. Na ontvangst van het aanvraagformulier stuurt de DBH de betrokken producent een ontvangstbevestiging. Een aanvraag voor toewijzing van een voorlopige specifieke referentiehoeveelheid als bedoeld in artikel 2, tweede lid, moet vóór 1 oktober 1991 worden ingediend.

  • 2 Een verzoek, als bedoeld in het eerste lid, is met redenen omkleed. Het bevat een, met daartoe strekkende bewijsstukken, onderbouwde verklaring omtrent de onderscheidene gronden, welke ter staving van het verzoek worden aangevoerd. Het verzoek is niet ontvankelijk, indien de voorschriften, bedoeld in het eerste lid, of het bepaalde in dit lid niet in acht zijn genomen.

  • 3 De directeur beslist vóór 29 augustus 1989, respectievelijk vóór 30 november 1991 indien de aanvraag pas na 1 juli 1991 kon worden ingediend, namens de minister op de aanvraag.

Artikel 9

[Regeling vervallen per 24-01-2004]

  • 1 Definitieve toewijzing van de specifieke referentiehoeveelheid vindt plaats als voldaan is aan het bepaalde in artikel 2, zesde lid, en de producent dit verklaart in een daartoe voorgeschreven verklaring.

  • 2 Indien de gerealiseerde produktie kleiner is dan 80% van de voorlopig toegewezen specifieke referentiehoeveelheid, kan op verzoek van de producent de gerealiseerde produktie verhoogd worden rekening houdend met de ontwikkeling van het produktieritme op zijn bedrijf, de seizoensinvloeden en elke buitengewone omstandigheid.

Artikel 10

[Regeling vervallen per 24-01-2004]

De producent dient van zijn voornemen tot overdracht of verpachting van grond of het gehele bedrijf als bedoeld in artikel 6, tweede en derde lid, bij de dienst Landelijke service bij regelingen van het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij kennis te geven op een daartoe voorgeschreven formulier.

Na ontvangst van de kennisgeving stuurt de dienst Landelijke service bij regelingen van het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij de betrokken producent een ontvangstbevestiging. Uiterlijk één maand na de dagtekening van de ontvangstbevestiging beslist de dienst Landelijke service bij regelingen van het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij namens de minister welk gedeelte van de specifieke referentiehoeveelheid vervalt en deelt de betrokken producent mee of en zo ja welke specifieke referentiehoeveelheid resteert.

Artikel 12

[Regeling vervallen per 24-01-2004]

Deze regeling treedt in werking op de dag volgend op haar bekendmaking in de Staatscourant en kan worden aangehaald als de ‘Regeling superheffing SLOM-deelnemers’.

's-Gravenhage, 16 mei 1989

De

minister

van Landbouw en Visserij,

G. J. M. Braks

Naar boven