Machtiging voor verrichten inspecties aan boord van schepen

[Regeling vervallen per 08-03-2004.]
Geraadpleegd op 25-04-2024.
Geldend van 31-12-2003 t/m 07-03-2004

Machtiging voor verrichten inspecties aan boord van schepen

De minister van Verkeer en Waterstaat,

Gelet op artikel 30 van de Wet voorkoming verontreiniging door schepen (Stb. 1983, 683);

Besluit:

Artikel 1

[Regeling vervallen per 08-03-2004]

De havenmeester van Rotterdam, werkzaam bij Havenbedrijf Rotterdam wordt gemachtigd om ten behoeve van de Dienst van de Scheepvaartinspectie, inspecties aan boord van schepen te verrichten in het kader van de uitvoering van het Besluit voorkoming verontreiniging door met schepen in bulk vervoerde schadelijke vloeistoffen (Stb. 1988, 112) en het Besluit voorkoming olieverontreiniging door schepen (Stb. 1986, 160).

Artikel 2

[Regeling vervallen per 08-03-2004]

Het verrichten van inspecties aan boord van schepen, bedoeld in artikel 1 van het besluit, geschiedt met inachtneming van hetgeen is bepaald in de samenwerkingsregeling van de directeur-generaal Scheepvaart en Maritieme Zaken en de directeur van het Havenbedrijf der gemeente Rotterdam, zoals opgenomen in de bij dit besluit behorende bijlage.

Artikel 3

[Regeling vervallen per 08-03-2004]

Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na de datum van verschijning van de Nederlandse Staatscourant waarin het wordt geplaatst.

Dit besluit zal met de bijlage worden geplaatst in de Nederlandse Staatscourant.

's-Gravenhage, 2 november 1988

De

minister

van Verkeer en Waterstaat,

N. Smit-Kroes

Bijlage Samenwerkingsregeling bij inspecties aan boord op naleving van Marpol/Bijlage I en II

[Regeling vervallen per 08-03-2004]

De directeur-generaal Scheepvaart en Maritieme Zaken en de directeur van het Havenbedrijf der gemeente Rotterdam;

Overwegende:

dat in de nationale regelgeving ter uitvoering van het Internationaal Verdrag ter voorkoming van verontreiniging door schepen onder meer eisen worden gesteld ten aanzien van de uitrusting van schepen, operationele handelingen in de haven en de afgifte van restanden van schadelijke vloeistoffen aan havenontvangstvoorzieningen:

dat de gemeente in dit kader zorg dient te dragen voor voldoende havenontvangstvoorzieningen zodat geen onnodig oponthoud optreedt bij de afgifte van restanden van schadelijke vloeistoffen door zeeschepen:

dat de taken van het rijk en de gemeente zo doelmatig en doeltreffend mogelijk uitgevoerd dienen te worden;

dat de bevoegdheden van het Rijk en de gemeente ter zake in hun onderlinge samenhang dienen te worden gehanteerd;

dat het wenselijk is regels te geven met betrekking tot het machtigen van het Havenbedrijf van de gemeente tot het verrichten van werkzaamheden in het beheersgebied voor de eenheid voor nautisch beheer Rotterdam Europoort, hierna te noemen nautisch beheersgebied, ten behoeve van de Scheepvaartinspectie als bedoeld in artikel 30 van de Wet voorkoming verontreiniging door schepen in het kader van het Besluit voorkoming verontreiniging door met schepen in bulk vervoerde schadelijke vloeistoffen en het Besluit voorkoming olieverontreiniging door schepen;

dat daarbij de eigen verantwoordelijkheid van de minister van Verkeer en Waterstaat en namens deze het hoofd van de Scheepvaartinspectie als ook de eigen verantwoordelijkheid van de gemeente in acht worden genomen, waarbij de belangen van de gemeente op het gebied van havenbeheer en zorg voor de orde, de veiligheid en milieu worden gerespecteerd. Tevens zullen de positie en de belangen van andere overheden en zeehavens worden geëerbiedigd:

Besluiten de volgende samenwerkingsregeling te treffen:

Artikel 1. Zorgplicht

[Regeling vervallen per 08-03-2004]

  • 2 De in het eerste lid bedoelde zorgplicht geldt niet in perioden van overmacht en in perioden waarbij incidenten of rampen die de inzet van het personeel van het Havenbedrijf van de gemeente vereisen, zich voordoen of dreigen.

Artikel 2. Opleiding

[Regeling vervallen per 08-03-2004]

  • 1 De ambtenaren van het Havenbedrijf van de gemeente die werkzaamheden gaan verrichten in het kader van de machtiging, zullen ten minste dienen te voldoen aan de volgende eisen:

    • a. ervaring met en grondige kennis van operationele handelingen met betrekking tot het laden, lossen en schoonmaken van olietankers en chemicaliëntankers;

    • b. grondige kennis van de relevante regelgeving: op het terrein van de voorkoming van verontreiniging door schepen en op het terrein van de veiligheid aan boord, in het bijzonder voor zover het het vervoer van schadelijke vloeistoffen betreft; voorts grondige kennis van de relevante lokale regelgeving in het nautisch beheersgebied;

    • c. goede kennis van schadelijke vloeistoffen die in bulk worden verscheept, in het bijzonder van produkteigenschappen, gevaarsaspecten en het gebruik van de chemische nomenclatuur;

    • d. bekendheid met de documenten die aan boord van het schip aanwezig dienen te zijn, waarbij onder meer gedacht dient te worden aan certificaten, de voorgeschreven operationele handboeken, relevante journalen en ladingpapieren.

  • 2 Teneinde te kunnen voldoen aan de eisen, bedoeld in het eerste lid, dienen de desbetreffende ambtenaren van het Havenbedrijf van de gemeente met positief resultaat een door het directoraat-generaal Scheepvaart en Maritieme Zaken te verzorgen opleiding te volgen.

  • 3 De kosten verband houdende met de in het tweede lid bedoelde opleiding worden gedragen door het Directoraat-Generaal Scheepvaart en Maritieme Zaken.

  • 4 Het hoofd van de Scheepvaartinspectie draagt zorg voor een adequate begeleiding van de ambtenaren van het Havenbedrijf van de gemeente, die na de in dit artikel bedoelde opleiding hun werkzaamheden gaan aanvangen in het kader van de machtiging.

Artikel 3. Richtlijnen

[Regeling vervallen per 08-03-2004]

  • 1 In het belang van een goede uitvoering van deze samenwerkingsregeling worden door het hoofd van de Scheepvaartinspectie en de havenmeester van Rotterdam richtlijnen vastgesteld, onder meer ten aanzien van:

    • a. de hoofdelementen waarop werkzaamheden in het kader van de machtiging betrekking hebben, met name het laden, lossen en schoonmaken, de documentatie en de afgifte aan havenontvangstvoorzieningen;

    • b. de wijze waarop de communicatie tussen het Havenbedrijf van de gemeente en de Scheepvaartinspectie gestalte dient te krijgen;

    • c. het aangeven van de specifieke taken van ambtenaren van het Havenbedrijf van de gemeente.

Artikel 4. Overig

[Regeling vervallen per 08-03-2004]

  • 1 De kosten ten behoeve van extra menskracht, benodigd voor de sturing van de in deze regeling bedoelde werkzaamheden, welke voor het ministerie van Verkeer en Waterstaat op hoogstens één mensjaar worden begroot, zullen worden meegenomen in de besluitvorming ten aanzien van de financiering van het Scheepsafvalcoördinatiecentrum, zoals aangegeven in de brief van de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 24 mei 1988, kenmerk DGM/A nr. 1058513. Indien de regeling in het kader van het scheepsafvalcoördinatiecentrum niet tot stand komt, wordt de zorgplicht onder deze samenwerkingsregeling heroverwogen.

  • 2 Bij de komende wijziging van de Wet voorkoming verontreiniging door schepen zal een zodanige wijziging van het tweede lid van Artikel 14 (Toezicht) worden voorgesteld, dat onder de in dit lid bedoelde ambtenaren ook gemeenteambtenaren kunnen worden verstaan.

Artikel 5. Slotbepaling

[Regeling vervallen per 08-03-2004]

Deze samenwerkingsregeling treedt in werking op de dag van inwerkingtreding van de machtiging op grond van Artikel 30 van de Wet voorkoming verontreiniging door schepen.

Rijswijk
oktober 1988
De

directeur-generaal Scheepvaart en Maritieme Zaken

J. van Tiel

Rotterdam, oktober 1988.
De

directeur van het Havenbedrijf der gemeente Rotterdam

H. Molenaar

Naar boven