Erkenning ECN als instelling bevoegd tot verstrekken persoonlijke controlemiddelen

Geraadpleegd op 25-04-2024.
Geldend van 25-02-1987 t/m heden

Erkenning ECN als instelling bevoegd tot verstrekken persoonlijke controlemiddelen

De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Gelezen het verzoek van de Stichting Energieonderzoek Centrum Nederland te Petten van 29 augustus 1986, ref. ASB/lw, om krachtens de Kernenergiewet erkend te worden als instelling bevoegd tot het verstrekken van persoonlijke controlemiddelen (thermoluminescentie-dosismeters);

Overwegende, dat het thermoluminescentiedosimetrie-systeem als beschreven in de bij het verzoek overgelegde bijlage voldoet aan de daaraan te stellen eisen;

Gelet op artikel 32b, eerste lid, van het Radioactieve-stoffenbesluit Kernenergiewet (Stb. 1981, 501), artikel 23c, eerste lid, van het Toestellenbesluit Kernenergiewet (Stb. 1981, 502) en artikel 25, eerste lid, van het Besluit stralenbescherming Kernenergiewet (Stb. 1986, 465);

Besluit:

Artikel 1

Als instelling, bevoegd tot het verstrekken van persoonlijke controlemiddelen, bedoeld in artikel 32b, eerste lid, van het Radioactieve-stoffenbesluit Kernenergiewet, artikel 23c, eerste lid, van het Toestellenbesluit Kernenergiewet, onderscheidenlijk artikel 25, eerste lid, van het Besluit stralenbescherming Kernenergiewet, wordt erkend de Stichting Energieonderzoek Centrum Nederland te Petten.

Artikel 2

  • 1 De in artikel 1 bedoelde erkenning wordt verleend voor zover betreft het verstrekken van persoonlijke controlemiddelen, bestaande in thermoluminescentie-dosismeters voor het bepalen van doses:

    • a. bêta-straling met een energie groter dan 0,2 MeV;

    • b. neutronenstraling vanaf thermische energie;

    • c. fotonenstraling vanaf 0,01 MeV.

  • 2 Ten aanzien van het bepalen van doses fotonenstraling geldt de erkenning alleen indien de controlemiddelen zijn bestemd om te worden gedragen door personen die tevens, hetzij tegelijkertijd, hetzij op een ander tijdstip, aan de onder a en/of b genoemde straling zijn blootgesteld of kunnen zijn blootgesteld.

Artikel 3

Aan de erkenning worden de volgende voorschriften verbonden:

  • a. het verstrekken van de controlemiddelen geschiedt door de Gezondheidsbeschermingsdienst van de in artikel 1 genoemde instelling;

  • b. aan het hoofd van de onder a genoemde dienst staat een ter zake deskundig academicus, die wordt bijgestaan door voldoende talrijk en voor zijn taak opgeleid hulppersoneel;

  • c. op het verzoek van degene die radioactieve stoffen aanwendt of een toestel gebruikt, waardoor personen bij de uitoefening van hun werkzaamheden kunnen worden blootgesteld aan straling, als in artikel a of b omschreven, wordt zo dikwijls zulks in verband met de toepassing van artikel 32b, eerste lid, van het Radioactieve-stoffenbesluit Kernenergiewet, onderscheidenlijk artikel 23c, eerste lid van het Toestellenbesluit Kernenergiewet noodzakelijk is, ten spoedigste tegen betaling van de kostprijs een controlemiddel verstrekt;

  • d. bij de eerste verstrekking van elk controlemiddel en vervolgens eenmaal per jaar per verzendadres wordt een schriftelijke instructie afgegeven betreffende het gebruik en de behandeling van dit middel;

  • e. ten aanzien van:

    • 1e de controlemiddelen, alsmede het aan de hand daarvan bepalen van de dosis straling als in artikel 2 omschreven waaraan de betrokken persoon is blootgesteld geweest;

    • 2e de maatregelen ter voorkoming van verwisseling van controlemiddelen, wordt in acht genomen hetgeen ter zake is vermeld in het bij het verzoek overgelegde rapport ECN-86-110 van augustus 1986;

  • f. de resultaten van het onderzoek van elk controlemiddel worden eenduidig vastgelegd. Deze resultaten worden op naam van de betrokken persoon gesteld en onverwijld meegedeeld aan de belanghebbende, die radioactieve stoffen aanwendt of een toestel gebruikt, als onder c bedoeld;

  • g. aan de directeur-generaal van de Arbeid worden op zijn verzoek alle inlichtingen verstrekt omtrent onderwerpen, verband houdende met de bij deze beschikking verleende erkenning.

's-Gravenhage, 5 februari 1987

De

minister

voornoemd,

L. de Graaf

Naar boven