Wet lidmaatschap koninklijk huis

[Regeling vervallen per 12-06-2002.]
Geraadpleegd op 19-03-2024.
Geldend van 09-12-1985 t/m 11-06-2002

Wet van 30 oktober 1985, tot regeling van het lidmaatschap van het koninklijk huis

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat ter voldoening aan het bepaalde in artikel 39 van de Grondwet de wet dient te regelen, wie lid is van het koninklijk huis;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Artikel 1

[Regeling vervallen per 12-06-2002]

Met de Koning als hoofd van het koninklijk huis zijn daarvan lid:

  • a. zij die krachtens de Grondwet de Koning kunnen opvolgen;

  • b. een Koning die afstand van het koningschap heeft gedaan.

Artikel 2

[Regeling vervallen per 12-06-2002]

  • 1 Lid van het koninklijk huis zijn eveneens de echtgenoten van hen die ingevolge het voorgaande artikel het lidmaatschap van het koninklijk huis bezitten.

  • 2 Voor hen die het lidmaatschap van het koninklijk huis bezaten als echtgenote of echtgenoot, blijft dit lidmaatschap gedurende hun staat van weduwe of weduwnaar behouden, zolang de overleden echtgenote of echtgenoot bij leven ingevolge artikel 1 lid van het koninklijk huis zou zijn geweest.

Artikel 3

[Regeling vervallen per 12-06-2002]

Het lidmaatschap van het koninklijk huis wordt niet verkregen bij gemis en eindigt bij verlies van het Nederlanderschap.

Artikel 4

[Regeling vervallen per 12-06-2002]

Het lidmaatschap van het koninklijk huis eindigt voorts door ontslag, verleend bij een in het Staatsblad te plaatsen koninklijk besluit, waarover de Raad van State is gehoord.

Artikel 5

[Regeling vervallen per 12-06-2002]

Deze wet kan worden aangehaald als: Wet lidmaatschap koninklijk huis.

Lasten en bevelen, dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeriële departementen, autoriteiten, colleges en ambtenaren, wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te 's-Gravenhage, 30 oktober 1985

Beatrix

De Minister-President, Minister van Algemene Zaken,

R. F. M. Lubbers

De Minister van Binnenlandse Zaken,

Rietkerk

Uitgegeven de negentiende november 1985

De Minister van Justitie,

F. Korthals Altes

Naar boven