Regeling bijdragen werknemers in landinrichtingsgebieden

[Regeling vervallen per 01-01-2007.]
Geraadpleegd op 29-03-2024.
Geldend van 01-01-2002 t/m 31-12-2006

Regeling bijdragen werknemers in landinrichtingsgebieden

De staatssecretaris van Landbouw en Visserij,

Gelet op de artikelen 50, 72 en 118 van de Landinrichtingswet (Stb. 1985, 299);

Besluit:

Titel 1. Algemene bepalingen

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

Artikel 1

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

Deze beschikking verstaat onder:

a. werknemer:

degene die krachtens een arbeidsovereenkomst werkzaam is;

b. garantieloon:

de som van het loon dat de werknemer ingevolge de arbeidsovereenkomst per maand heeft verdiend, berekend overeenkomstig het bepaalde in artikel 8, en 2½% van dat loon;

c. wet:

Landinrichtingswet (Stb. 1985, 299);

d. landinrichtingscommisie:

commissie, genoemd in artikel 27 van de wet;

e. directeur:

de directeur van de Dienst Landelijk Gebied van het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij.

Artikel 2

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

Aan werknemers, wier arbeidsovereenkomst wordt beëindigd als rechtstreeks gevolg van de toepassing van artikel 11 of van artikel 146 van de wet worden op aanvrage door de landinrichtingscommissie bijdragen uit 's Rijks kas verleend op de voet van de volgende bepalingen.

Artikel 3

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

De bijdragen kunnen bestaan uit:

  • a. een loondervingsbijdrage;

  • b. een verhuiskostenbijdrage.

Titel 2. De loondervingsbijdrage

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

Artikel 4

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 1 Aan een werknemer bij een bedrijf, dat als rechtstreeks gevolg van de toepassing van artikel 11 of artikel 146 van de wet geheel wordt beëindigd, wordt een loondervingsbijdrage toegekend indien:

    • a. de werknemer op de dag van de beëindiging van de arbeidsovereenkomst woonachtig is in Nederland;

    • b. de werknemer op de dag van de beëindiging van de arbeidsovereenkomst de leeftijd van 65 jaren nog niet heeft bereikt;

    • c.

      • hetzij de werknemer in het jaar voorafgaande aan de dag na die, waarop deze regeling overeenkomstig het bepaalde in artikel 25, tweede lid, in de Staatscourant wordt bekend gemaakt, gedurende ten minste negen maanden werknemer is geweest bij het bedrijfshoofd van het in de aanhef bedoelde bedrijf;

      • hetzij de werknemer gedurende de drie jaren voorafgaande aan de dag van de beëindiging van de arbeidsovereenkomst werknemer is geweest bij het bedrijfshoofd van het in de aanhef bedoelde bedrijf;

    • d. de werknemer gedurende de twee kalenderjaren voorafgaande aan het jaar van de beëindiging van de arbeidsovereenkomst ten minste 200 werkdagen dan wel 40 werkweken per kalenderjaar verzekerd is geweest bij het Bedrijfspensioenfonds voor de landbouw dan wel het Bedrijfspensioenfonds voor het Bloembollenbedrijf.

  • 2 Aan een werknemer bij een bedrijf, dat als rechtstreeks gevolg van de toepassing van artikel 11 of artikel 146 van de wet gedeeltelijk wordt beëindigd, wordt een loondervingsbijdrage toegekend indien:

    • a. de werknemer voldoet aan het bepaalde in het eerste lid, onder a tot en met d;

    • b. in geval van beëindiging van de arbeidsovereenkomst door de werknemer de beëindiging rechtstreeks verband houdt met de gedeeltelijke beëindiging van het bedrijf.

  • 3 In afwijking in zoverre van het bepaalde in het eerste en tweede lid wordt een loondervingsbijdrage eveneens toegekend aan een werknemer, die vooruitlopend op de gehele dan wel gedeeltelijke beëindiging van het in de aanhef van het eerste onderscheidenlijk tweede lid bedoelde bedrijf de arbeidsovereenkomst zelf beëindigt, met dien verstande dat:

    • -

      hetzij de dag van de beëindiging van de arbeidsovereenkomst moet zijn gelegen na de dag waarop het bedrijfshoofd van het in de aanhef van het eerste onderscheidenlijk tweede lid bedoelde bedrijf krachtens artikel 11 van de wet met het bureau beheer landbouwgronden een schriftelijke overeenkomst tot verkoop of verpachting van de grond heeft gesloten;

    • -

      hetzij de dag van de beëindiging van de arbeidsovereenkomst moet zijn gelegen na de dag waarop het bedrijfshoofd van het in de aanhef van het eerste onderscheidenlijk tweede lid bedoelde bedrijf de in artikel 146, vijfde lid, van de wet bedoelde afstand heeft gedaan.

  • 4 In afwijking in zoverre van het bepaalde in het eerste, tweede en derde lid geldt het bepaalde in het eerste lid onder d, niet voor de werknemer die in verband met zijn leeftijd gedurende het in het eerste lid, onder d, bedoelde tijdvak niet of slechts voor een deel verzekerd is geweest.

Artikel 5

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

Geen loondervingsbijdrage wordt toegekend indien de werknemer een bijdrage is toegekend op grond van:

  • a. deze regeling;

  • b. Bestuursbesluit nr. 62 inzake de vaststelling van een bijdrageregelings- en Saneringsfonds voor de Landbouw;

  • c. Bestuursbesluit nr. 63 inzake de vaststelling van een bijdrageregeling bij omscholing samengaand met beroepsovergang uit de landbouw van de Stichting Ontwikkelings- en Saneringsfonds voor de Landbouw;

  • d. het Beëindigingsvergoedingsbesluit van de Stichting Ontwikkelings- en Saneringsfonds voor de Landbouw (Stcrt. 1972, 221);

  • e. Bestuursbesluit nr. 131, houdende de toepasselijkheidsverklaring van een aantal artikelen van het beëindigingsvergoedingsbesluit ten aanzien van agrarische werknemers waarvan de beëindiging van het dienstverband een onderdeel uitmaakt van een maatregel waarin door de Stichting een bijdrage wordt verleend, van de Stichting Ontwikkelings- en Saneringsfonds voor de Landbouw (Stcrt. 1974, 128) dan wel,

  • f. de Tijdelijke beëindigingsregeling bepaalde intensieve veehouderijbedrijven (Stcrt. 1977, 96).

Artikel 6

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 1 Aan de toekenning van de loondervingsbijdrage wordt de voorwaarde verbonden dat ter zake van de beëindiging van de arbeidsovereenkomst geen aanvraag voor een bijdrage of vergoeding uit hoofde van een regeling van de Stichting Ontwikkelings- en Saneringsfonds voor de Landbouw wordt ingediend.

  • 2 Aan de toekenning van de loondervingsbijdrage wordt, indien de werknemer de in artikel 7, eerste lid, onder a, bedoelde maandelijkse uitkering wordt toegekend, het voorschrift verbonden dat:

    • a. de werknemer telkens na afloop van een tijdvak van drie maanden een schriftelijke verklaring aan de directeur overlegt;

    • b. de werknemer, indien hij een nieuwe dienstbetrekking aanvangt dan wel voor eigen rekening en risico een bedrijf of beroep gaat uitoefenen, hiervan binnen 14 dagen na de dag waarop de dienstbetrekking aanvangt onderscheidenlijk wordt begonnen met de uitoefening van het bedrijf of beroep schriftelijk mededeling doet aan de directeur.

  • 3 In de in het tweede lid onder a bedoelde verklaring dient de werknemer te verklaren of hij de afgelopen drie maanden een dienstbetrekking heeft vervuld dan wel voor eigen rekening en risico een bedrijf of beroep heeft uitgenoefend, en, indien dit het geval is, welke de dienstbetrekking onderscheidenlijk welk dit bedrijf of beroep is.

  • 4 De landinrichtingscommissie kan andere dan de in het eerste en tweede lid bedoelde voorwaarden en voorschriften aan de toekenning van de bijdrage verbinden, met dien verstande dat deze slechts mogen strekken ter bescherming van de belangen, die de artikelen 50, 72 en 118 van de wet beogen te dienen.

  • 5 De in het vierde lid bedoelde voorwaarden en voorschriften behoeven de goedkeuring van de directeur.

Artikel 7

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 1 De loondervingsbijdrage aan een werknemer bestaat:

    • a. indien de werknemer als gevolg van de beëindiging van de arbeidsovereenkomst aanspraak heeft verkregen op een uitkering ingevolge de Werkloosheidswet of een andere sociale verzekeringswet, uit een maandelijkse uitkering gedurende een bepaalde garantietermijn dan wel een uitkering ineens op basis van deze garantietermijn;

    • b. in andere dan de onder a bedoelde gevallen uit een uitkering ineens op basis van de onder a bedoelde garantietermijn.

  • 2 De garantietermijn voor een werknemer vangt aan:

    • a. in het in het eerste lid, onder a, bedoelde geval op de eerste dag, waarover hem een uitkering ingevolge de Werkloosheidswet of een andere sociale verzekeringswet wordt toegekend;

    • b. in het in het eerste lid, onder b, bedoelde geval op de dag volgend op die waarop de arbeidsovereenkomst is beëindigd.

  • 3 De duur van de garantietermijn wordt vastgesteld overeenkomstig de onderstaande tabel, waarbij de leeftijd van de werknemer op de dag van de beëindiging van de arbeidsovereenkomst bepalend is.

Leeftijd

Garantietermijn

41 jaar en jonger

12 maanden

42

14

43

16

44

18

45

20

46

23

47

26

48

29

49

32

50

36

51

40

52

45

53

50

54

56

55

62

56

69

57

76

  • 4 Voor een werknemer die op de dag van de beëindiging van de arbeidsovereenkomst de leeftijd van 57 jaren en zes maanden, maar nog niet die van 65 jaren heeft bereikt is de duur van de garantietermijn gelijk aan het aantal maanden, te rekenen vanaf de dag van de beëindiging van de arbeidsovereenkomst tot en met de maand waarin de werknemer de leeftijd van 65 jaren bereikt.

Artikel 8

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

Het in artikel 1, onder b, bedoelde loon van de werknemer bestaat uit het bedrag dat de uitkomst is van de vermenigvuldiging van het getal 22 met het dagloon, dat op grond van artikel 12a van de Werkloosheidswet wordt vastgesteld dan wel overeenkomstig genoemd artikel wordt vastgesteld.

Artikel 9

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

De in artikel 7, eerste lid, onder a, bedoelde maandelijkse uitkering bestaat:

  • a. gedurende de eerste zes maanden van de garantietermijn uit een aanvulling op de uitkering, die aan de werknemer ingevolge de Werkloosheidswet dan wel een andere sociale verzekeringswet wordt toegekend, tot een bedrag van 100% van het garantieloon;

  • b. gedurende de volgende 24 maanden van de garantietermijn uit een aanvulling op de uitkering, die aan de werknemer ingevolge de Wet Werkloosheidsvoorziening dan wel een andere sociale verzekeringswet wordt toegekend, tot een bedrag van 95% van het garantieloon;

  • c. gedurende het resterende gedeelte van de garantietermijn uit een aanvulling tot een bedrag van 92½% van het garantieloon.

Artikel 10

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 1 Indien de werknemer, die de maandelijkse uitkering ontvangt, op enig tijdstip gedurende de garantietermijn een nieuwe dienstbetrekking aangaat dan wel voor eigen rekening en risico een bedrijf of beroep gaat uitoefenen, vervalt het recht op de maandelijkse uitkering met ingang van de dag waarop de dienstbetrekking aanvangt onderscheidenlijk wordt begonnen met de uitoefening van het bedrijf of beroep.

  • 2 In afwijking in zoverre van het bepaalde in het eerste lid herleeft, indien de dienstbetrekking, het bedrijf of beroep, bedoeld in het eerste lid eindigt onderscheidenlijk wordt beëindigt, het recht op de maandelijkse uitkering voor het op dat tijdstip resterende gedeelte van de garantietermijn, voor zover de werknemer niet uit anderen hoofde aanspraak heeft verkregen op een loondervingsbijdrage.

Artikel 11

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

Voor zover gedurende de garantietermijn het in de c.a.o. voor de akker- en weidebouw en de veehouderij neergelegde tijdloon voor vakarbeiders A wordt gewijzigd, wordt het garantieloon door de directeur naar evenredigheid herzien.

Artikel 12

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 1 De werknemer, die de maandelijkse uitkering ontvangt en wiens recht daarop niet op grond van het bepaalde in artikel 10 is vervallen, ontvangt op een daartoe strekkend schriftelijk verzoek aan de directeur in plaats van het resterende gedeelte van de maandelijkse uitkering een uitkering ineens met ingang van een door de werknemer gekozen dag, met dien verstande dat deze dag niet is gelegen vóór de dag waarop het verzoek is verzonden.

  • 2 In het in het eerste lid bedoelde geval vervalt het recht op de maandelijkse uitkering.

Artikel 13

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 1 De in de artikelen 7, eerste lid, en 12 bedoelde uitkeringen worden ineens vastgesteld op basis van de gehele onderscheidenlijk het resterende gedeelte van de garantietermijn, met dien verstande dat daarbij ten hoogste 30 maanden in aanmerking worden genomen.

  • 2 De uitkering ineens bedraagt 70% van 20% van het garantieloon, vermenigvuldigd met het in het eerste lid bedoelde aantal maanden van de garantietermijn.

Titel 3. De verhuiskostenbijdrage

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

Artikel 14

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

Een verhuiskostenbijdrage wordt toegekend indien de werknemer:

  • a. een loondervingsbijdrage, bedoeld in artikel 3, onder a, is toegekend;

  • b. binnen twee jaren na de dag van de beëindiging van de arbeidsovereenkomst in verband met het aangaan van een nieuwe arbeidsovereenkomst van woonplaats heeft moeten veranderen en, onderscheidenlijk of, te zamen met zijn gezin de door hem bewoonde dienstwoning heeft moeten ontruimen.

Artikel 15

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 1 Aan de toekenning van de verhuiskostenbijdrage wordt de voorwaarde verbonden dat:

    • a. de verhuizing plaatsvindt of heeft plaatsgevonden binnen twee jaren na de dag van de beëindiging van de arbeidsovereenkomst;

    • b. indien de verhuizing plaatsvindt in verband met het aangaan van een nieuwe arbeidsovereenkomst, deze arbeidsovereenkomst wordt gesloten;

    • c. ter zake van de verhuizing geen aanvraag voor een bijdrage of vergoeding uit hoofde van een regeling van de minister van Sociale Zaken wordt ingediend.

Artikel 16

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

Geen verhuiskostenbijdrage wordt toegekend indien:

  • a. de werknemer een bijdrage in de kosten van verhuizing is toegekend op grond van deze regeling;

  • b. de werknemer uit anderen hoofde een bijdrage van overheidswege in de kosten van de verhuizing is toegekend.

Artikel 17

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

De verhuiskostenbijdrage bedraagt € 3.403,35.

Titel 4. Administratieve bepalingen en bezwaarschriftenprocedure

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

Artikel 18

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 1 Een aanvraag voor een bijdrage wordt ingediend bij de landinrichtingscommissie door middel van een door de aanvrager volledig ingevuld en ondertekend formulier, waarvan het model door de directeur is vastgesteld.

  • 2 Het formulier, bedoeld in het eerste lid, wordt op verzoek door de landinrichtingscommissie verstrekt.

Artikel 19

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

De aanvraag voor een loondervingsbijdrage kan slechts worden ingediend in het tijdvak dat is gelegen tussen, hetzij de dag waarop het bedrijfshoofd van het in de aanhef van artikel 4, eerste onderscheidenlijk tweede lid, bedoelde bedrijf krachtens artikel 11 van de wet met het Bureau Beheer Landbouwgronden een schriftelijke overeenkomst tot verkoop of verpachting van grond heeft gesloten, hetzij de dag waarop het genoemde bedrijfshoofd de in artikel 146, vijfde lid, van de wet bedoelde afstand heeft gedaan, en de dag die is gelegen aan het einde van de twee maanden volgend op de dag van de beëindiging van de arbeidsovereenkomst.

Artikel 20

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 1 De aanvraag voor een verhuiskostenbijdrage wordt ingediend uiterlijk twee jaren na de dag van de beëindiging van de arbeidsovereenkomst.

  • 2 Indien de verhuizing plaatsvindt in verband met het aangaan van een nieuwe arbeidsovereenkomst wordt bij de aanvraag voor een verhuiskostenbijdrage een verklaring overgelegd van de nieuwe werkgever, dat deze bereid is met de aanvrager een arbeidsovereenkomst aan te gaan.

Artikel 21

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 1 De landinrichtingscommissie beslist over de aanvraag.

  • 2 Indien de werknemer, die een aanvraag voor een loondervingsbijdrage heeft ingediend, tevens een aanvraag heeft ingediend voor een bijdrage of vergoeding op grond van één of meer van de in artikel 5, onder b tot en met f, bedoelde regelingen, wordt niet over de aanvraag beslist dan nadat over de aanvraag voor die bijdrage of vergoeding is beslist.

  • 3 Indien de werknemer, die een aanvraag voor een verhuiskostenbijdrage heeft ingediend, tevens een aanvraag heeft ingediend voor een bijdrage van overheidswege in de kosten van verhuizing, is het tweede lid van overeenkomstige toepassing.

  • 4 Tegen een beslissing op grond van deze regeling kan een bezwaarschrift worden ingediend bij de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij.

Titel 5. De uitbetaling van de bijdragen

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

Artikel 22

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 1 De bijdragen worden door de directeur aan de aanvrager uitbetaald.

  • 2 De uitbetaling van een verhuiskostenbijdrage vindt plaats, nadat de werknemer ten genoegen van de directeur heeft aangetoond dat de verhuizing heeft plaatsgevonden en dat, indien de verhuizing plaatsvindt in verband met het aangaan van een nieuwe arbeidsovereenkomst, deze arbeidsovereenkomst is gesloten.

Artikel 23

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

Indien de werknemer tijdens het genot van de in artikel 7, eerste lid, onder a, bedoelde maandelijkse uitkering overlijdt, wordt deze tot en met de laatste dag van de tweede maand, volgende op die, waarin het overlijden plaatsvond, uitbetaald:

  • a. aan de langstlevende van de echtgenoten indien de overledene niet duurzaam van de andere echtgenoot gescheiden leefde;

  • b. bij ontstentenis van de onder a bedoelde persoon aan de minderjarige wettige of natuurlijke kinderen;

  • c. bij ontstentenis van de onder a en b bedoelde personen aan degenen ten aanzien van wie de overledene grotendeels in de kosten van het bestaan voorzag en met wie hij in gezinsverband leeft.

Artikel 24

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 1 Onverminderd het bepaalde in de artikelen 10, eerste lid, en 12, tweede lid, vervalt het recht op een bijdrage, indien de werknemer aan wie de bijdrage is toegekend, handelt in strijd met de aan de toekenning verbonden voorwaarden en voorschriften.

  • 2 Indien het recht op een bijdrage overeenkomstig het bepaalde in het eerste lid is vervallen moet het genotene of teveel genotene door de werknemer op eerste vordering van de directeur worden terugbetaald.

  • 3 Indien het recht op de loondervingsbijdrage overeenkomstig het bepaalde in artikel 10, eerste lid is vervallen, moet het teveel genotene door de werknemer op eerste vordering van de directeur worden terugbetaald en kan het door de directeur ook op latere uitkeringen in mindering worden gebracht.

Titel 6. Slotbepaling

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

Artikel 25

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 1 Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag van inwerkingtreding van de Landinrichtingswet.

  • 2 Zij kan worden aangehaald als: Regeling bijdragen werknemers in landinrichtingsgebieden.

's-Gravenhage, 8 oktober 1985

De

staatssecretaris

van Landbouw en Visserij,

A. Ploeg

Naar boven