Besluit behoud cultuurbezit

[Regeling vervallen per 25-09-2002.]
Geraadpleegd op 20-04-2024.
Geldend van 01-01-1994 t/m 24-09-2002

Besluit van 13 maart 1985, houdende een algemene maatregel van bestuur tot uitvoering van de artikelen 3, derde lid, en 21 van de Wet tot behoud van cultuurbezit

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur van 12 juli 1984, Directie Musea, Monumenten en Archieven, nr. MMA U-13516 I;

Gelet op artikel 3, derde lid, en artikel 21 van de Wet tot behoud van cultuurbezit (Stb. 1984, 49);

Gehoord de Rijkscommissie voor de musea;

De Raad van State gehoord (advies van 13 november 1984, No. W13.84.0380/24.4.46);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur van 4 maart 1985, Directie Musea, Monumenten en Archieven, nr. U 16360;

Hebben goedgevonden en verstaan:

§ 1. Algemeen

[Regeling vervallen per 25-09-2002]

Artikel 1

[Regeling vervallen per 25-09-2002]

In dit besluit wordt verstaan onder:

Artikel 2

[Regeling vervallen per 25-09-2002]

  • 1 Een voorwerp is van zodanige cultuurhistorische of wetenschappelijke betekenis, dat het voor het Nederlands cultuurbezit behouden dient te worden en daartoe op de lijst behoort te staan, indien het als onvervangbaar en onmisbaar kan worden aangemerkt.

  • 2 Onvervangbaar in de zin van het eerste lid is het voorwerp, waarvan geen of nagenoeg geen andere gelijke of gelijksoortige voorwerpen in goede staat in Nederland aanwezig zijn.

  • 3 Onmisbaar in de zin van het eerste lid is het voorwerp dat tenminste één of meer van de volgende eigenschappen heeft:

    • a. symboolwaarde, waaronder wordt verstaan de functie van het voorwerp of de verzameling als duidelijke herinnering aan personen of gebeurtenissen, die voor de Nederlandse geschiedenis van overtuigend belang zijn;

    • b. schakelfunctie, waaronder wordt verstaan de functie van het voorwerp als wezenlijk element in een ontwikkeling, die voor de wetenschapsbeoefening, met inbegrip van de beoefening der cultuurgeschiedenis, in Nederland van overtuigend belang is;

    • c. ijkwaarde, waaronder wordt verstaan de functie van het voorwerp als wezenlijke bijdrage in het onderzoek of de kennis van andere belangrijke voorwerpen van kunst of wetenschap.

  • 4 Een verzameling is van zodanige cultuurhistorische of wetenschappelijke betekenis, dat zij voor het Nederlands cultuurbezit behouden dient te worden en daartoe op de lijst behoort te staan, indien de verzameling als zodanig, dan wel één of meer van de voorwerpen, die er een wezenlijk onderdeel van uitmaken, voldoen aan het bepaalde in het eerste lid.

§ 2. De lijst

[Regeling vervallen per 25-09-2002]

Artikel 3

[Regeling vervallen per 25-09-2002]

De lijst bestaat uit twee hoofdafdelingen:

  • a. beschermde voorwerpen en

  • b. verzamelingen.

Artikel 4

[Regeling vervallen per 25-09-2002]

De beide hoofdafdelingen worden onderverdeeld in de navolgende afdelingen:

Afdeling 1: Beeldende kunst

Afdeling 2: Geschiedenis

Afdeling 3: Natuurlijke historie

Artikel 5

[Regeling vervallen per 25-09-2002]

Onze Minister bepaalt, de Raad gehoord, in welke afdeling een beschermd voorwerp onderscheidenlijk een verzameling zal worden geplaatst. Indien een voorwerp of een verzameling in meer dan één afdeling kan worden gerangschikt kan hij volstaan met plaatsing in één afdeling.

Artikel 6

[Regeling vervallen per 25-09-2002]

De bladen van de hoofdafdeling beschermde voorwerpen van de lijst zijn onderverdeeld in drie kolommen, onderscheidenlijk vermeldende een korte omschrijving van het beschermde voorwerp, de reden tot plaatsing op de lijst en bijzondere aantekeningen.

Artikel 7

[Regeling vervallen per 25-09-2002]

  • 1 De bladen van de hoofdafdeling verzamelingen van de lijst zijn onderverdeeld op gelijke wijze als omschreven in het vorige artikel, met dien verstande dat in de kolom voor een korte omschrijving van de verzameling wordt volstaan met verwijzing naar een afzonderlijk genummerd bijblad.

  • 2 Op het in het eerste lid bedoelde bijblad worden vermeld de in artikel 2, tweede lid, van de wet bedoelde opsomming van de tot de verzameling behorende voorwerpen, de beschrijving van de samenbindende elementen van de verzameling alsmede een omschrijving van de verzameling.

Artikel 8

[Regeling vervallen per 25-09-2002]

In de kolom voor bijzondere aantekeningen worden in elk geval vermeld de datum en nummer van de beschikking tot plaatsing op de lijst, de datum waarop de eigenaar de in artikel 2, derde lid, tweede volzin van de wet bedoelde toestemming heeft gegeven en de datum, het nummer en de korte inhoud van overige beschikkingen onderscheidenlijk uitspraken, door de Minister of door de gewone of administratieve rechter na de plaatsing op de lijst ten aanzien van het voorwerp of de verzameling genomen, mits daaruit de persoon van de eigenaar of de verblijfplaats van het beschermde voorwerp behoudens de toestemming van eerstgenoemde niet blijkt.

Artikel 9

[Regeling vervallen per 25-09-2002]

De in de artikelen 6 en 7 genoemde omschrijving van een beschermd voorwerp onderscheidenlijk verzameling kan na overleg met de eigenaar worden vervangen door aanhechting van een foto of andere technische reproductie van dat beschermde voorwerp onderscheidenlijk die verzameling.

§ 3. De kennisgevingen

[Regeling vervallen per 25-09-2002]

Artikel 10

[Regeling vervallen per 25-09-2002]

Onze Minister kan de vorm en de inhoud van de in artikel 7, derde lid, tweede volzin, van de wet bedoelde verklaring nader vaststellen. Van het besluit wordt mededeling gedaan in de Staatscourant.

Artikel 11

[Regeling vervallen per 25-09-2002]

Dit besluit kan worden aangehaald als Besluit behoud cultuurbezit.

Artikel 12

[Regeling vervallen per 25-09-2002]

De Wet tot behoud van cultuurbezit treedt in werking op de tweede dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin dit besluit wordt geplaatst.

Dit besluit treedt op hetzelfde tijdstip in werking.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat daarvan afschrift zal worden gezonden aan de Raad van State en aan de Algemene Rekenkamer.

's-Gravenhage, 13 maart 1985

Beatrix

De Minister van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur,

L. C. Brinkman

Uitgegeven de drieëntwintigste mei 1985

De Minister van Justitie,

F. Korthals Altes

Naar boven