Wijziging bepalingen Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940–1945

Geraadpleegd op 25-04-2024.
Geldend van 24-08-1984 t/m heden

Wijziging bepalingen Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940–1945

De minister van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur,

Gelet op artikel 10, zesde lid, van de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940–1945 (Stb. 1984, 94),

Besluit:

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

a. wet:

de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940–1945 (Stb. 1984, 94);

b. grondslag:

de grondslag, bedoeld in artikel 10, zesde lid, van de wet;

c. burger-oorlogsslachtoffer:

de persoon, bedoeld in artikel 7, onder b, van de wet.

Artikel 2

Indien het burger-oorlogsslachtoffer geen onderwijs heeft kunnen volgen of het gevolgde onderwijs beperkt is gebleven tot basisonderwijs, wordt de grondslag vastgesteld op het bedrag bedoeld in artikel 10, achtste lid, onder a, van de wet, tenzij de leeftijd van het burger-oorlogsslachtoffer, zijn verworven bekwaamheid en zijn persoonlijke instelling ten tijde van de aanvraag duidelijk redenen vormen om daarvan af te wijken.

Artikel 3

Indien het burger-oorlogsslachtoffer lager of middelbaar beroepsonderwijs dan wel algemeen voortgezet of voorbereidend wetenschappelijk onderwijs heeft gevolgd, wordt de grondslag vastgesteld naar het inkomen dat hij na voltooiing van zijn opleiding uit arbeid in een met die opleiding overeenstemmende werkkring zou hebben verworven.

Artikel 4

  • 1 Indien het burger-oorlogsslachtoffer hoger beroepsonderwijs of wetenschappelijk onderwijs heeft gevolgd en de desbetreffende opleiding heeft voltooid, wordt de grondslag vastgesteld naar het inkomen dat hij, gezien de aard van de voltooide opleiding, uit arbeid in een met die opleiding overeenstemmende werkkring zou hebben verworven.

  • 2 Indien het burger-oorlogsslachtoffer de in het eerste lid bedoelde opleiding niet heeft kunnen voltooien, kan de grondslag, gezien de aard en de duur van die opleiding, en mede gezien zijn leeftijd, verworven bekwaamheid en persoonlijke instelling ten tijde van de aanvraag, worden vastgesteld als ware die opleiding voltooid.

Artikel 5

Indien het burger-oorlogsslachtoffer, na beëindiging van zijn al dan niet voltooide opleiding, arbeid heeft aanvaard welke niet in overeenstemming is met het niveau van het gevolgde onderwijs, en het burger-oorlogsslachtoffer uit die arbeid een inkomen geniet of heeft genoten dat ten tijde van de aanvraag minder bedraagt of zou hebben bedragen dan het inkomen dat hij op grond van die opleiding ten tijde van de aanvraag redelijkerwijs had kunnen verwerven, kan de grondslag worden vastgesteld overeenkomstig het bepaalde in de artikelen 2, 3 en 4.

Artikel 6

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na die van plaatsing in de Nederlandse Staatscourant en werkt terug tot 1 juli 1981.

De

minister

voornoemd a.i.,

R. F. M. Lubbers

Naar boven