Besluit opgave bijdragende olie

Geraadpleegd op 20-04-2024.
Geldend van 15-09-1982 t/m heden

Besluit van 18 augustus 1982, houdende nadere regels betreffende de opgave van de hoeveelheid bijdragende olie als bedoeld in artikel 5 van de Wet schadefonds olietankschepen

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Economische Zaken, in overeenstemming met Onze Minister van Justitie, van 21 april 1982, no. 682/367 W.J.A.;

Gelet op de artikelen 5 en 12 van de Wet schadefonds olietankschepen (Stb. 1981, 294);

De Raad van State gehoord (advies van 30 juni 1982, no. 2235/14/8224);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Economische Zaken van 11 augustus 1982, no. 682/733 W.J.A.;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel 1

  • 2 Bijdragende olie wordt aangemerkt als te zijn ontvangen in de zin van artikel 5 van de wet zodra deze, na een aanvoer over zee als bedoeld in artikel 10, eerste lid, onder a of b, van het Verdrag, in Nederland wordt opgeslagen.

  • 3 Voor de toepassing van het bij en krachtens artikel 5, eerste lid, van de wet bepaalde wordt als degene, die in een kalenderjaar bijdragende olie heeft ontvangen, aangemerkt een in Nederland gevestigde persoon, die in dat kalenderjaar

    • a. bijdragende olie in Nederland voor zichzelf heeft bewerkt of verwerkt, dan wel heeft doen bewerken of verwerken, dan wel

    • b. bijdragende olie op de binnenlandse markt heeft verhandeld, voor zover de in dat jaar ontvangen bijdragende olie door hem of te zijnen behoeve door een ander bij de ontvangst in opslag is genomen.

  • 4 Voor zover niet ingevolge het derde lid een persoon wordt aangemerkt als degene die in een kalenderjaar bijdragende olie heeft ontvangen, wordt voor de toepassing van het bij en krachtens artikel 5, eerste lid, van de wet bepaalde als zodanig aangemerkt degene, die de in dat jaar ontvangen bijdragende olie al dan niet ten behoeve van een ander bij de ontvangst in opslag heeft genomen.

Artikel 2

  • 1 Degene, die in Nederland in een kalenderjaar in totaal 100 000 ton of minder bijdragende olie heeft ontvangen, is voor wat betreft dat kalenderjaar vrijgesteld van de verplichting tot het doen van de opgave, bedoeld in artikel 5, eerste lid, van de wet.

  • 2 Het eerste lid vindt geen toepassing, indien het totaal van de door de betrokkene en door een of meer met hem geassocieerde personen als bedoeld in artikel 6 van de wet in Nederland ontvangen hoeveelheden bijdragende olie in het betreffende kalenderjaar meer dan 100 000 ton bedraagt.

Artikel 3

  • 1 Ter voldoening aan de verplichting, bedoeld in artikel 5, eerste lid, van de wet, dient opgave te worden gedaan van:

    • a. de hoeveelheden bijdragende olie, ontvangen op de wijze, bedoeld in artikel 10, eerste lid, onder a, van het Verdrag, onderverdeeld naar herkomst vanuit andere staten enerzijds en andere herkomst anderzijds;

    • b. de hoeveelheden bijdragende olie, ontvangen op de wijze, bedoeld in artikel 10, eerste lid, onder b, van het Verdrag, alsmede de onderscheiden staten van herkomst van die hoeveelheden en de onderscheiden wijzen van vervoer naar Nederland;

    • c. de naam en het adres van de ontvanger en van de met hem geassocieerde personen, alsmede de naam, het adres en de functie van degene, die het in het derde lid bedoelde formulier ondertekent.

  • 2 De hoeveelheden, bedoeld in het eerste lid, onder a en b, dienen te worden uitgedrukt in tonnen, op de in Nederland gebruikelijke wijze afgerond tot hele tonnen.

  • 3 De opgave geschiedt met gebruikmaking van een formulier overeenkomstig het door Onze Minister vastgestelde model, in te vullen op de in dat formulier en in de toelichting daarop aangegeven wijze.

  • 4 Onze Minister stelt exemplaren van het formulier kosteloos verkrijgbaar.

  • 5 De beschikking, houdende vaststelling van het model van het formulier en de toelichting daarop, wordt bekendgemaakt in de Staatscourant.

Artikel 4

  • 1 De opgave over een kalenderjaar geschiedt vóór 15 februari van het daaropvolgende kalenderjaar.

  • 2 In afwijking van het bepaalde in het eerste lid geschiedt de opgave over het jaar 1981 vóór de dertigste dag na de datum van inwerkingtreding van dit besluit.

Artikel 5

  • 1 Dit besluit kan worden aangehaald als: Besluit opgave bijdragende olie.

  • 2 Het treedt in werking op een door Ons te bepalen tijdstip.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat daarvan afschrift zal worden gezonden aan de Raad van State.

's-Gravenhage, 18 augustus 1982

Beatrix

De Minister van Economische Zaken,

J. C. Terlouw

Uitgegeven de zevende september 1982

De Minister van Justitie,

J. de Ruiter

Naar boven