Bijdrageregeling sanering van milieuhinderlijke bedrijven in de woonomgeving

[Regeling vervallen per 25-02-2005.]
Geraadpleegd op 29-03-2024.
Geldend van 01-11-1981 t/m 24-02-2005

Bijdrageregeling sanering van milieuhinderlijke bedrijven in de woonomgeving

De Staatssecretaris van Volksgezondheid en Milieuhygiëne,

Overwegende, dat het gewenst is, in aanvulling op de mogelijkheden die de wetgeving op het terrein van de milieuhygiëne biedt, een regeling vast te stellen voor het verlenen van bijdragen aan gemeenten teneinde sanering van milieuhinderlijke bedrijven in de woonomgeving te doen plaatsvinden;

Besluit:

§ 1. Algemene bepalingen

[Regeling vervallen per 25-02-2005]

Artikel 1

[Regeling vervallen per 25-02-2005]

  • 1 Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder:

    a. minister:

    de minister van Volksgezondheid en Milieuhygiëne;

    b. inspecteur:

    de ter plaatse bevoegde inspecteur van de volksgezondheid, belast met het toezicht op de hygiëne van het milieu;

    c. provinciale stadsvernieuwingscommissie:

    het college dat gedeputeerde staten adviseert over stadsvernieuwingsaangelegenheden;

    d. milieuhinderlijk bedrijf:

    bedrijf, dat in ontoelaatbare mate gevaar, schade of hinder voor een woongebied veroorzaakt;

    e. woongebied:

    gebied, dat blijkens het feitelijk gebruik ten tijde van de inwerkingtreding van dit besluit overwegend een woonfunctie heeft;

    f. sanering:

    het treffen van maatregelen die noodzakelijk zijn om gevaar, schade of hinder tot een aanvaardbaar peil terug te brengen;

    g. sanering ter plaatse:

    het aanbrengen van voorzieningen in of bij het bedrijf;

    h. sanering door verplaatsing:

    beëindiging van de activiteiten van het bedrijf op de huidige plaats, gevolgd door hervatting daarvan elders;

    i. sanering door liquidatie:

    beëindiging van de activiteiten van het bedrijf op de huidige plaats, niet gevolgd door hervatting daarvan elders;

    j. bestemming:

    bestemming in de zin van artikel 10, eerste lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening.

  • 2 Waar in dit besluit wordt gesproken van gedeputeerde staten, onderscheidenlijk de provincie, wordt daaronder voor de toepassing van dit besluit met betrekking tot het grondgebied van het Openbaar Lichaam Rijnmond verstaan het Dagelijks Bestuur, onderscheidenlijk het grondgebied van dat Openbaar Lichaam.

Artikel 2

[Regeling vervallen per 25-02-2005]

  • 1 De minister stelt gelden ter beschikking van de colleges van gedeputeerde staten van de provincies ten behoeve van het verlenen van bijdragen aan gemeenten in de kosten van sanering van milieuhinderlijke bedrijven, indien voldaan wordt aan het bij krachtens dit besluit bepaalde.

  • 2 De gelden worden slechts beschikbaar gesteld, voor zover de wetgever deze toestaat.

§ 2. De lijst van milieuhinderlijke bedrijven in de provincie

[Regeling vervallen per 25-02-2005]

Artikel 3

[Regeling vervallen per 25-02-2005]

  • 1 Gedeputeerde staten stellen voor 1 november 1982 een lijst vast van de geheel of in hoofdzaak binnen hun provincie gelegen milieuhinderlijke bedrijven, in de kosten van sanering waarvan in beginsel een bijdrage kan worden verleend. Daartoe nodigen zij de colleges van burgemeester een wethouders van de in hun provincie gelegen gemeenten uit schriftelijke opgave te doen van de voor plaatsing op de lijst in aanmerking komende milieuhinderlijke bedrijven.

  • 2 Alvorens de lijst vast te stellen, stellen gedeputeerde staten de inspecteur in de gelegenheid binnen een door hen te bepalen termijn advies uit te brengen over de ingevolge het eerste lid gedane opgaven en het ontwerp van de lijst.

  • 3 Voor plaatsing op de lijst komen in aanmerking milieuhinderlijke bedrijven die werk bieden aan ten hoogste 35 personen en die op de huidige vestigingsplaats in werking gebracht zijn voor 1 januari 1976.

  • 4 Op de lijst worden niet geplaatst:

    • a. inrichtingen, aangewezen krachtens artikel 19 van de Wet inzake de luchtverontreiniging of krachtens artikel 16 van de Wet geluidhinder, alsmede inrichtingen als bedoeld in artikel 31, eerste lid, onder a en b, en tweede lid, van de Afvalstoffenwet;

    • b. LPG-tankstations voor het wegverkeer;

    • c. bedrijven die geheel of grotendeels voor de openbare dienst worden gebruikt;

    • d. milieuhinderlijke bedrijven ten aanzien waarvan redelijkerwijs kan worden aangenomen, mede gelet op de aard en de omvang van de te treffen maatregelen, dat een sanering zonder een bijdrage op grond van dit besluit kan plaats hebben.

  • 5 Gedeputeerde staten kunnen in bijzondere gevallen, in afwijking van het bepaalde in het derde lid, besluiten ook een bedrijf dat werk biedt aan meer dan 35 personen of dat op de huidige vestigingsplaats in werking is gebracht na 1 januari 1976, op de lijst te plaatsen.

Artikel 4

[Regeling vervallen per 25-02-2005]

De lijst omvat ten minste van elk der daarop geplaatste bedrijven een opgave van:

  • a. naam en adres;

  • b. de aard van het bedrijf;

  • c. het jaar waarin het bedrijf in werking is gebracht;

  • d. de situering van het bedrijf;

  • e. het aantal werknemers;

  • f. de aard en de omvang van het gevaar, de schade of de hinder voor het betrokken woongebied;

  • g. de wijze van sanering die op grond van de beschikbare gegevens wordt herzien;

  • h. de krachtens de in artikel 6 van de Wet algemene bepalingen milieuhygiëne genoemde wetten verleende vergunningen.

Artikel 5

[Regeling vervallen per 25-02-2005]

  • 1 Na de vaststelling van de lijst sturen gedeputeerde staten onverwijld een exemplaar daarvan ter kennisneming aan de colleges van burgemeester en wethouders die een opgave als bedoeld in artikel 3, eerste lid, hebben gedaan, de minister en de inspecteur.

  • 2 Indien bij de vaststelling van de lijst is afgeweken van een opgave als bedoeld in artikel 3, eerste lid, dan wel van een advies, uitgebracht ingevolge artikel 3, tweede lid, wordt daarvan onder vermelding van de redenen mededeling gedaan aan burgemeester en wethouders die de opgave hebben gedaan, de minister en de inspecteur.

§ 3. Het saneringsprogramma

[Regeling vervallen per 25-02-2005]

Artikel 6

[Regeling vervallen per 25-02-2005]

  • 1 Gedeputeerde staten stellen telkenjare voor de eerstvolgende periode van drie kalenderjaren een saneringsprogramma vast, waarin is aangegeven met betrekking tot welke van de op de in artikel 3 bedoelde lijst verplaatste bedrijven in die periode sanering zou moeten plaatsvinden.

  • 2 Bij de voorbereiding van het saneringsprogramma plegen gedeputeerde staten overleg met de colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten, waarbinnen de bedrijven waarop het programma betrekking heeft, zijn gelegen.

  • 3 Alvorens het saneringsprogramma vast te stellen, stellen gedeputeerde staten de inspecteur en de provinciale stadsvernieuwingscommissie in de gelegenheid binnen een door hen te bepalen termijn advies uit te brengen over het ontwerp van het programma.

  • 4 In het saneringsprogramma wordt van elk van de daarin opgenomen bedrijven aangegeven:

    • a. welke wijze van sanering het meest doelmatig is, mede gelet op de bedrijfseconomische perspectieven van het bedrijf en de ruimtelijke ontwikkeling van zijn omgeving;

    • b. welke naar schatting de kosten van de onder a bedoelde wijz van sanering zijn;

    • c. in hoeverre naar verwachting ter zake van de kosten van de onder a bedoelde wijze van sanering andere bijdragen kunnen worden verkregen;

    • d. welke andere maatregelen dan die welke voortvloeien uit de onder a bedoelde wijze van sanering, door de betrokken gemeente getroffen moeten worden om in de omgeving van het bedrijf een uit milieuhygiënisch oogpunt aanvaardbare situatie te bereiken.

Artikel 7

[Regeling vervallen per 25-02-2005]

  • 1 Telkenjare voor 1 november zenden gedeputeerde staten het saneringsprogramma voor de eerst volgende periode van drie jaren toe aan de Minister. Het gaat vergezeld van een begroting van de voor de uitvoering van het programma per jaar te velenen bijdragen en van een verslag van de uitvoering van het vorige programma in de periode van 1 september – 31 augustus, voorafgaande aan het tijdstip van toezending.

  • 2 Gedeputeerde staten zenden van de stukken, bedoeld in het eerste lid, een exemplaar aan de inspecteur.

Artikel 8

[Regeling vervallen per 25-02-2005]

  • 1 Na ontvangst van de stukken bedoeld in artikel 7, bepaalt de Minister na overleg met gedeputeerde staten, welk bedrag van rijkswege voor de uitvoering van het saneringsprogramma in het eerste jaar van de periode waarop het programma betrekking heeft, beschikbaar wordt gesteld. Hij deelt zijn beslissing voor 1 februari van dat jaar mede aan gedeputeerde staten. De mededeling gaat vergezeld van een aanduiding van de bedragen die naar verwachting voor de uitvoering van het saneringsprogramma in het tweede en derde jaar van rijkswege beschikbaar zullen kunnen worden gesteld.

  • 2 Bij zijn beslissing neemt de Minister mede in aanmerking de door de andere colleges van gedeputeerde staten vastgestelde saneringsprogramma's, teneinde de door de wetgever toegestane gelden zoveel mogelijk te verdelen naar evenredigheid van de omvang en de ernst van het vraagstuk van de milieuhinderlijke bedrijven in iedere provincie.

§ 4. De aanvraag om een bijdrage

[Regeling vervallen per 25-02-2005]

Artikel 9

[Regeling vervallen per 25-02-2005]

Na ontvangst van de in artikel 8 bedoelde beslissing nodigen gedeputeerde staten de colleges van burgemeester en wethouders van de bij de uitvoering van het saneringsprogramma betrokken gemeenten uit om, na overleg met elk van de desbetreffende bedrijven, aanvragen om een bijdrage in de kosten van de te treffen maatregelen in te dienen.

Artikel 10

[Regeling vervallen per 25-02-2005]

  • 1 Een aanvraag als bedoeld in artikel 9 bevat ten minste:

    • a. een opgave van naam, adres en kadastrale gegevens van het bedrijf;

    • b. een overzicht van de maatregelen die noodzakelijk zijn om gevaar, schade of hinder tot een aanvaardbaar peil terug te brengen;

    • c. een opgave van de vergunningen welke met het oog op de in of door het bedrijf verrichte activiteiten vereist zijn krachtens de wetten genoemd in artikel 6 van de Wet algemene bepalingen milieuhygiëne;

    • d. een gespecificeerde raming van de kosten van de maatregelen bedoeld onder b;

    • e. een opgave van het deel van de kosten, bedoeld onder d, dat voor rekening zal blijven van het bedrijf;

    • f. een opgave van de bijdragen, tegemoetkomingen, vergoedingen, opbrengsten of andere inkomsten, die uit anderen hoofde ter zake van de kosten, bedoeld onder d, door de gemeente of het bedrijf zullen worden verkregen, dan wel van aanspraken daarop;

    • g. de winst- en verliesrekning en de balans van het bedrijf over de laatste drie jaren;

    • h. een door het bedrijf opgestelde prognose van balans, liquiditeitspositie en winst- en verliesrekening van het bedrijf na de sanering;

    • i. een opgave van de huidige en toekomstige bestemming van de gronden waarop het bedrijf gevestigd is;

    • j. een opgave van de huidige en toekomstige bestemming van de gronden waar het bedrijf in geval van sanering door verplaatsing zijn activiteiten zal hervatten;

    • k. een verklaring van de eigenaar van het bedrijf, dat hij in beginsel bereid is tot medewerking aan de uitvoering van de maatregelen, bedoeld onder b;

    • l. een verklaring van burgemeester en wethouders en van de eigenaar van het bedrijf, dat zij, ingeval een bijdrage wordt verleend, te allen tijde aan door de Minister of door gedeputeerde staten aangewezen personen de gelegenheid zullen geven zowel door onderzoek van boeken en andere bescheiden als anderszins alle inlichtingen in te winnen, voor zover zulks redelijkerwijs voor de vervullen van hun taak met betrekking tot controle op de besteding van rijksgelden nodig is.

  • 2 Indien ter bepaling van de kosten, bedoeld in het eerste lid, onder d, een waardebepaling nodig is, wordt deze verricht door de gemeente, dan wel door een in opdracht van de gemeente handelende taxateur.

§ 5. De beslissing op de aanvraag

[Regeling vervallen per 25-02-2005]

Artikel 11

[Regeling vervallen per 25-02-2005]

Gedeputeerde staten zenden een exemplaar van de aanvraag aan de inspecteur en stellen hem in de gelegenheid daarover binnen zes weken advies uit te brengen.

Artikel 12

[Regeling vervallen per 25-02-2005]

  • 1 Met inachtneming van het bepaalde in artikel 11 beslissen gedeputeerde staten zo spoedig mogelijk op de aanvraag; bij hun beslissing houden zij rekening met het saneringsprogramma en met de voor de uitvoering daarvan door de minister beschikbaar gestelde gelden.

  • 2 Bij hun beslissing houden gedeputeerde staten voorts rekening met:

    • a. de aard en omvang van de te treffen maatregelen;

    • b. de bedrijfseconomische positie van het bedrijf;

    • c. bijdragen en tegemoetkomingen welke uit anderen hoofde ter zake van de sanering zijn of zullen worden verleend of toegekend;

    • d. voordelen die voor het bedrijf rechtstreeks uit de sanering zullen voortvloeien.

  • 3 Onder de bijdragen en tegemoetkomingen, bedoeld in het tweede lid, onder c, worden niet begrepen premies en toeslagen op grond van de Wet investeringsrekening (Stb. 1978, 368).

Artikel 13

[Regeling vervallen per 25-02-2005]

Gedeputeerde staten brengen hun beslissing ter kennis van burgemeester en wethouders die de aanvraag hebben ingediend, de Minister en de inspecteur.

Artikel 14

[Regeling vervallen per 25-02-2005]

  • 1 Een bijdrage wordt slechts verleend

    • a. ten behoeve van de sanering van bedrijven waarop het saneringsprogramma betrekking heeft;

    • b. indien de sanering geschiedt op de wijze die het meest doelmatig is, mede gelet op de bedrijfseconomische perspectieven van het bedrijf en de ruimtelijke ontwikkeling van zijn omgeving;

    • c. voor zover de kosten van de voorgestelde maatregelen naar het oordeel van gedeputeerde staten aanvaardbaar zijn.

  • 2 Sanering door liquidatie wordt als de meest doelmatige wijze van sanering beschouwd, indien redelijkerwijs kan worden aangenomen dat de continuïteit van het bedrijf na sanering ter plaatse, dan wel na sanering door verplaatsing, ten gevolge van de daaruit voor het bedrijf voortvloeiende lasten niet verzekerd is.

Artikel 15

[Regeling vervallen per 25-02-2005]

  • 1 In geval van sanering ter plaatse wordt de bijdrage, met inachtneming van het bepaalde ingevolge artikel 21, verleend in het ten laste van de gemeente komende gedeelte van:

    • a. de kosten die het bedrijf noodzakelijkerwijs moet maken ter zake van de sanering;

    • b. de tijdens de sanering optredende stagnatieschade van het bedrijf, voor zover deze een rechtstreeks en onvermijdelijk gevolg is van de sanering.

  • 2 De in het eerste lid bedoelde bijdrage bedraagt ten hoogste 50% van de in dat lid bedoelde kosten.

  • 3 Voor zover redelijkerwijs moet worden aangenomen dat met een bijdrage als bedoeld in het tweede lid de continuïteit van het bedrijf niet verzekerd is, kan de bijdrage worden verhoogd tot ten hoogste 70% van de in het eerste lid bedoelde kosten.

Artikel 16

[Regeling vervallen per 25-02-2005]

  • 1 In geval van sanering door verplaatsing wordt de bijdrage verleend in:

    • a. het ten laste van de gemeente komende gedeelte van de kosten die het bedrijf noodzakelijkerwijs moet maken ter zake van de verplaatsing van de bedrijfsmiddelen en de voorraden naar de nieuwe vestigingsplaats;

    • b. het ten laste van de gemeente komende gedeelte van de tijdens de sanering optredende stagnatieschade van het bedrijf, voor zover deze een rechtstreeks en onvermijdelijk gevolg is van de sanering;

    • c. de kosten ter zake van de verwerving door de gemeente van de eigendom van het onroerend goed waarop het bedrijf is gevestigd, verminderd met een naar billijkheid te bepalen gedeelte van de opbrengst bij het opnieuw in exploitatie brengen van het onroerend goed;

    • d. de kosten ter zake van het slopen of verwijderen door de gemeente van de op het onroerend goed aanwezige bouwwerken, verminderd met eventuele opbrengsten van vrijkomende goederen, voor zover deze werkzaamheden nodig zijn ter realisering van de toekomstige functie van het onroerend goed.

  • 2 Onder de kosten, bedoeld in het eerste lid, onder c, worden niet begrepen vergoedingen aan de eigenaar of de gebruiker van het onroerend goed anders dan voor de waarde van het onroerend goed

  • 3 De in het eerste lid bedoelde bijdrage bedraagt ten hoogste 90% van de in het eerste lid, onder a, c en d, bedoelde kosten en ten hoogste 70% van de in het eerste lid, onder b, bedoelde kosten.

Artikel 17

[Regeling vervallen per 25-02-2005]

  • 1 In aanvulling op een bijdrage als bedoeld in artikel 16 kan, met inachtneming van het bepaalde ingevolge artikel 21, een bijdrage worden verleend in een door de gemeente aan het bedrijf verstrekte tegemoetkoming ter zake van hogere huisvestingslasten op de nieuwe vestigingsplaats, die een rechtstreeks en onvermijdelijk gevolg zijn van de sanering, voor zover redelijkerwijs kan worden aangenomen dat zonder een zodanige tegemoetkoming de continuïteit van het bedrijf niet verzekerd zou zijn.

  • 2 Indien de in verband met de sanering te verlaten bedrijfsruimte aan het bedrijf in eigendom toebehoort, bedraagt de in het eerste lid bedoelde bijdrage:

    • a. indien de bedrijfsruimte op de nieuwe vestigingsplaats aan het bedrijf in eigendom zal toebehoren, ten hoogste de gekapitaliseerde rentelasten voortvloeiende uit de investeringen, die een rechtstreeks en onvermijdelijk gevolg zijn van de sanering, op welke investeringen in mindering zijn gebracht de opbrengst van het te verlaten onroerend goed, de voor het bedrijf uit de investeringen voortvloeiende voordelen en de premies en toeslagen die aan het bedrijf zijn of zullen worden verleend op grond van de Wet investeringsrekening;

    • b. indien die ruimte door het bedrijf zal worden gehuurd, ten hoogste driemaal het verschil tussen de economische huurwaarde van de te verlaten bedrijfsruimte en de jaarlijkse huurprijs van de bedrijfsruimte op de nieuwe vestigingsplaats ten tijde van de sanering.

  • 3 Indien de in verband met de sanering te verlaten bedrijfsruimte door het bedrijf wordt gehuurd, bedraagt de in het eerste lid bedoelde bijdrage:

    • a. indien de bedrijfsruimte op de nieuwe vestigingsplaats aan het bedrijf in eigendom zal toebeoren [tekstcorrectie :"toebeoren" moet zijn "toebehoren"] , ten hoogste het gekapitaliseerde verschil tussen het bedrag van de jaarlijkse huurprijs ten tijde van de sanering en de rentelasten over een jaar, voortvloeiende uit de investeringen die een rechtstreeks en onvermijdelijk gevolg zijn van de sanering, op welke investeringen in mindering zijn gebracht de voor het bedrijf uit de investeringen voortvloeiende voordelen en de premies en toeslagen die aan het bedrijf zijn of zullen worden verleend op grond van de Wet investeringsrekening;

      zijn of zullen worden verleend op grond van de Wet investeringsrekening;

    • b. indien de bedrijfsruimte op de nieuwe vestigingsplaats door het bedrijf zal worden gehuurd, ten hoogste driemaal het verschil tussen de jaarlijkse huurprijs van de te verlaten bedrijfsruimte en de jaarlijkse huurprijs van de bedrijfsruimte op de nieuwe vestigingsplaats ten tijde van de sanering.

Artikel 18

[Regeling vervallen per 25-02-2005]

  • 1 In geval van sanering ter plaatse of van sanering door verplaatsing wordt, met inachtneming van het bepaalde ingevolge artikel 21, voorts een bijdrage verleend in het ten laste van de gemeente komende gedeelte van de kosten verbonden aan de opstelling van de prognose, bedoeld in artikel 10, eerste lid, onder h.

  • 2 De in het eerste lid bedoelde bijdrage bedraagt ten hoogste 50% van de in dat lid bedoelde kosten.

Artikel 19

[Regeling vervallen per 25-02-2005]

  • 1 In geval van sanering door liquidatie wordt de bijdrage verleend in:

    • a. het ten laste van de gemeente komende gedeelte van de kosten die voor het bedrijf rechtstreeks en onvermijdelijk voortvloeien uit de sanering;

    • b. de kosten ter zake van de verwerving doo [tekstcorrectie :"doo" moet zijn "door"] de gemeente van de eigendom van het onroerend goed waarop het bedrijf is gevestigd, verminderd met een naar billijkheid te bepalen gedeelte van de opbrengst bij het opnieuw in exploitatie brengen van het onroerend goed;

    • c. de kosten ter zake van het slopen of verwijderen door de gemeente van de op het onroerend goed aanwezige bouwwerken, verminderd met eventuele opbrengsten van vrijkomende goederen, voor zover deze werkzaamheden nodig zijn ter realisering van de toekomstige functie van het onroerend goed.

  • 2 Onder de in het eerste lid, onder a, bedoelde kosten worden niet begrepen de kosten ter zake van een ten behoeve van het personeel van het bedrijf vastgestelde afvloeiingsregeling en de kosten ter zake van belastingschade.

  • 3 Onder de in het eerste lid, onder b, bedoelde kosten worden niet begrepen vergoedingen aan de eigenaar of de gebruiker van het onroerend goed anders dan voor de waarde van het onroerend goed.

  • 4 De in het eerste lid bedoelde bijdrage bedraagt ten hoogste 70% van de in het eerste lid, onder a, bedoelde kosten en ten hoogste 90% van de in het eerste lid, onder b en c, bedoelde kosten.

Artikel 20

[Regeling vervallen per 25-02-2005]

  • 1 In aanvulling op een bijdrage als bedoeld in artikel 19 kan, met inachtneming van het bepaalde ingevolge artikel 21, een bijdrage worden verleend in een door de gemeente aan het bedrijf verstrekte tegemoetkoming in de winstderving van de eigenaar van het bedrijf, voor zover deze een rechtstreeks en onvermijdelijk gevolg is van de sanering van het bedrijf.

  • 2 De bijdrage bedraagt ten hoogste drie maal de gemiddelde jaarlijkse winst van de eigenaar van het bedrijf, berekend voor belastingen en na aftrek van bijzondere baten en lasten, gedurende de drie jaren voorafgaande aan de sanering.

Artikel 21

[Regeling vervallen per 25-02-2005]

  • 1 De bijdragen, bedoeld in de artikelen 15, 17, 18 en 20, bedragen ten hoogste een bedrag dat telkenjare door de Minister wordt vastgesteld.

  • 3 De in het eerste en tweede lid bedoelde besluiten worden voor 1 februari van het jaar waarop ze betrekking hebben, meegedeeld aan de colleges van gedeputeerde staten.

Artikel 22

[Regeling vervallen per 25-02-2005]

  • 1 De verlening van een bijdrage kan onder voorwaarden plaats hebben.

  • 2 In geval van sanering ter plaatse, dan wel van sanering door verplaatsing geschiedt de verlening van de bijdrage in ieder geval onder de voorwaarde, dat ten behoeve van het bedrijf de met het oog op de daarin of daardoor verrichte activiteiten vereiste vergunningen krachtens de in artikel 6 van de Wet algemene bepalingen milieuhygiëne genoemde wetten worden verleend.

  • 3 In geval van sanering door verplaatsing, dan wel van sanering door liquidatie geschiedt de verlening van de bijdrage in ieder geval onder de voorwaarde, dat aan de gronden waarop het bedrijf is gevestigd, een bestemming wordt gegeven die vestiging ter plaatse van milieuhinderlijke bedrijven uitsluit.

§ 6. De vaststelling van de bijdrage

[Regeling vervallen per 25-02-2005]

Artikel 23

[Regeling vervallen per 25-02-2005]

  • 1 De vaststelling van de bijdrage vindt plaats, nadat de sanering ten behoeve waarvan de bijdrage is verleend, voltooid is en de krachtens artikel 22 gestelde voorwaarden zijn vervuld.

  • 2 De bijdrage wordt door gedeputeerde staten vastgesteld op basis van een door burgemeester en wethouders verstrekte opgave van de blijkens een accountantsverklaring geverifieerde werkelijke kosten van de sanering, die bij de verlening van de bijdrage in aanmerking zijn genomen.

  • 3 Indien de werkelijke kosten van de sanering hoger zijn dan bij de verlening van de bijdrage is aangenomen, kan, voor zover de hogere kosten een rechtstreeks en onvermijdelijk gevolg zijn van omstandigheden die op het tijdstip van de verlening van de bijdrage niet konden worden voorzien, de bijdrage worden vastgesteld op een bedrag dat hoger is dan het bedrag van de verleende bijdrage.

  • 4 Gedeputeerde staten brengen hun besluit tot vaststelling van de bijdrage ter kennis van burgemeester en wethouders, de minister en de inspecteur.

  • 5 Na ontvangst van het besluit draagt de minister zorg voor de uitbetaling van het daarbij vastgestelde bedrag aan de gemeente.

Artikel 24

[Regeling vervallen per 25-02-2005]

  • 1 Vooruitlopend op de vaststelling van de bijdrage kunnen aan de gemeente voorschotten worden verstrekt tot een bedrag van ten hoogste 90% van de verleende bijdrage, voor zover uitgaven zijn gedaan, dan wel op korte termijn moeten worden gedaan met betrekking tot de kosten die bij de verlening van de bijdrage in aanmerking zijn genomen.

  • 2 De hoogte van een voorschot wordt vastgesteld door gedeputeerde staten aan de hand van een door burgemeester en wethouders verstrekte opgave van de uitgaven die zijn gedaan, dan wel op korte termijn moeten worden gedaan.

  • 3 Gedeputeerde staten brengen hun besluit tot verstrekking van een voorschot ter kennis van burgemeester en wethouders en de minister.

  • 4 Na ontvangst van het besluit draagt de minister zorg voor uitbetaling van het voorschot aan de gemeente.

§ 7. De terugvordering van een bijdrage of van een voorschot

[Regeling vervallen per 25-02-2005]

Artikel 25

[Regeling vervallen per 25-02-2005]

De minister kan na overleg met gedeputeerde staten een bijdrage of een verstrekt voorschot geheel of gedeeltelijk terugvorderen, indien in strijd met het bepaalde bij of krachtens dit besluit is gehandeld.

§ 8. Bijzondere bepaling

[Regeling vervallen per 25-02-2005]

Artikel 26

[Regeling vervallen per 25-02-2005]

  • 1 Gedeputeerde staten kunnen, indien gewichtige redenen daartoe aanleiding geven, besluiten dat.

    • a. in een saneringsprogramma als bedoeld in artikel 6 een milieuhinderlijk bedrijf wordt opgenomen dat niet is geplaatst op de in artikel 3, eerste lid bedoelde lijst doch dat wel voldoet aan het bepaalde in artikel 3, derde lid.

    • b. bij de verlening van een bijdrage andere dan de in de artikelen 15–20 genoemde kosten van sanering in aanmerking worden genomen;

    • c. een hogere bijdrage wordt verleend dan ingevolge het bepaalde in de artikelen 15–21 mogelijk is.

  • 2 Een besluit als bedoeld in het eerste lid behoeft de goedkeuring van de minister. De goedkeuring wordt geacht te zijn verleend, indien de minister niet binnen zes weken nadat het besluit hem ter kennis is gebracht, aan gedeputeerde staten zijn beslissing ter zake schriftelijk heeft medegedeeld.

§ 9. Slotbepalingen

[Regeling vervallen per 25-02-2005]

Artikel 27

[Regeling vervallen per 25-02-2005]

Dit besluit kan worden aangehaald als ‘Bijdrageregeling sanering van milieuhinderlijke bedrijven in de woonomgeving’.

Artikel 28

[Regeling vervallen per 25-02-2005]

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 november 1981.

Leidschendam, 27 oktober 1981

De

Staatssecretaris

van Volksgezondheid en Milieuhygiëne,

J. J. Lambers-Hacquebard

Naar boven