Instelling Stuurgroep wapenbeheersing en nucleaire bewapening

Geraadpleegd op 25-04-2024.
Geldend van 02-10-1981 t/m heden

Instelling Stuurgroep wapenbeheersing en nucleaire bewapening

De Minister van Buitenlandse Zaken en de Minister van Defensie,

Besluiten:

  • 1. Ingesteld wordt de Stuurgroep wapenbeheersing en nucleaire bewapening.

  • 2. Taak, samenstelling en werkwijze van de Stuurgroep zijn vervat in de bij deze beschikking gevoegde bijlage.

  • 3. Deze beschikking zal, met de daarbij behorende bijlage, in de Nederlandse Staatscourant worden geplaatst en treedt in werking met ingang van de dag van publikatie.

's-Gravenhage, 30 september 1981

De

Minister

van Buitenlandse Zaken,

M. van der Stoel.

De

Minister

van Defensie,

H. A. F. M. O. van Mierlo

Bijlage

De Minister van Buitenlandse Zaken en Defensie stellen vast dat het nieuwe kabinet ter zake van vraagstukken van vrede en veiligheid in een nationaal en internationaal gecompliceerde situatie zal optreden.

Zij realiseren zich dat het beleid op het gebied van de buitenlandse politiek en defensie moet worden gevoerd in de wetenschap dat ten aanzien van een essentieel punt, namelijk de uiteindelijke al of niet plaatsing van een aantal LRTNF-wapens op Nederlands grondgebied, verschillend wordt gedacht binnen het kabinet en geen overeenstemming bestaat tussen de fracties waarop dit kabinet steunt.

Het zou onrealistisch zijn het gevaar niet te onderkennen dat de uiteindelijk te nemen beslissing in zekere mate haar schaduw vooruit zou werpen over de ontwikkelingen die daaraan voorafgaan.

Het feit dat voorshands over plaatsing geen beslissing wordt genomen, zou kunnen leiden tot een zekere passiviteit in het Nederlandse internationale beleid. Dit moet echter worden vermeden. Waar zoveel essentiële zaken, de veiligheid en wapenbeheersing betreffende, in de komende periode aan de orde zijn binnen het NAVO-bondgenootschap, is juist een actief-creatieve diplomatie geboden.

Daarnaast stellen beide Ministers de verwevenheid vast van de terreinen van wapenbeheersing en verdediging, en de doorwerking van hun beslissingen op elkaars terreinen. Zij zijn van oordeel dat bewapening en ontwapening geen belangen zijn die afzonderlijk moeten worden gediend, doch wezenlijke bestanddelen van een nationale veiligheid in integraal verband.

Dat de zorg voor deze afzonderlijke bestanddelen meer specifiek is toevertrouwd aan de onderscheiden departementen en aan de Ministers die belast zijn met de leiding daarvan, neemt niet weg dat zij op dit punt gezamenlijk een bijzondere verantwoordelijkheid dragen voor een hecht geïntegreerd beleid.

De Ministers stellen zich hierbij op het standpunt dat waar de openbare meningsvorming zo 'n gewichtige rol speelt en hoort te spelen binnen het vraagstuk van de kernbewapening, veel meer dan voorheen openheid moet worden betracht over motieven en grondslagen van dit integrale beleid.

Om gestalte te geven aan bovenstaande gezichtspunten, alsemde om betere waarborgen te creëren voor het realiseren daarvan hebben zij besloten een stuurgroep te vormen bestaande uit de beide bewindslieden en (eventueel ook op ad hoe basis) door hen aan te wijzen ambtenaren, waarin fundamentele vragen op het gebied van het veiligheidsbeleid en met name die over kernbewapening en wapenbeheersing worden besproken en gepoogd wordt, met inachtneming van ieders verantwoordelijkheden, tot afspraken te komen over het te voeren beleid.

Het voorzitterschap van de werkgroep wordt afgewisseld vervuld door één van de beide Ministers. Ambtenaren van Defensie en Buitenlandse Zaken nemen in principe op paritaire basis aan de vergadering deel. Voor de coördinatie met het algemeen regeringsbeleid woont een vertegenwoordiger van de MP de vergadering bij. De stuurgroep zal formeel worden ingesteld.

In de stuurgroep zal het overleg plaatsvinden over het beleid dat door de Ministers ter zake wordt gevoerd. Met name is in het overleg aan de orde:

  • -

    De problematie van de modernisering en wapenbeheersing van nucleaire middellange afstandwapens;

  • -

    Het Salt-proces;

  • -

    MBFR;

  • -

    De grondslagen van de op te stellen defensienota;

  • -

    De Nederlandwe kernwapentaken;

  • -

    De rol van het kernwapen binnen de NAVO strategie;

  • -

    Mogelijke andere onderwerpen op het gebied van kernbewapening en wapenbeheersing.

Het overleg vindt plaats met kennis van alle beschikbare informatie. Het overleg is niet alleen coördinerend, maar ook analyserend en creatief. Het betreft mede de concepties die aan het integrale beleid ten grondslag dienen te liggen, alsmede de bespreking van mogelijke nieuwe initiatieven, met inachtneming van de bestaande competenties.

Naar boven