3. Technische voorschriften
[Regeling vervallen per 01-02-2007]
3.1. Meetinrichting – rekeninrichting
[Regeling vervallen per 01-02-2007]
3.1.1.
[Regeling vervallen per 01-02-2007]
De taxameter moet zodanig zijn vervaardigd dat de prijs van de rit uitsluitend op
basis van de volgende gegevens wordt berekend en aangewezen:
-
a. de afgelegde afstand (aandrijving op basis van de afgelegde afstand) wanneer de snelheid
van de taxi groter is dan de omschakelingssnelheid;
-
b. de tijd (aandrijving op basis van de tijd) wanneer de snelheid van de taxi kleiner
is dan de omschakelingssnelheid of wanneer de taxi stilstaat.
3.1.2.
[Regeling vervallen per 01-02-2007]
De aandrijving op basis van de afgelegde afstand dient te kunnen geschieden door
middel van de wielen van de taxi waarvoor de taxameter bestemd is. De taxameter moet
zodanig uitgevoerd zijn dat het achteruitrijden van de betrokken taxi geen vermindering
van de aangewezen prijs of afstand ten gevolge kan hebben.
De aandrijving op basis van de tijd dient te geschieden door middel van een uurwerk
dat alleen kan worden ingeschakeld door middel van het bedieningsorgaan van de taxameter,
bedoeld in punt 3.2.
Indien het uurwerk mechanisch is en met de hand moet worden opgewonden, moet het gedurende
een tijdsduur van ten minste acht uur zonder opnieuw te worden opgewonden blijven
lopen; deze tijdsduur bedraagt ten minste twee uur indien door elke handeling waarbij
de taxameter met de hand in werking wordt gesteld, tevens het uurwerk wordt opgewonden.
Indien een mechanisch uurwerk elektrisch wordt opgewonden moet het opwinden automatisch
plaatsvinden. Een elektrisch uurwerk moet op elk ogenblik gereed zijn om in werking
te komen.
3.1.3.
[Regeling vervallen per 01-02-2007]
Bij de aandrijving op basis van de afgelegde afstand moet voor elk van de tariefstanden
de eerste wijziging van de prijsaanwijzing plaatsvinden nadat een bepaalde beginafstand
is afgelegd. Deze beginafstand dient in overeenstemming te zijn met de geldende voorschriften.
De aanwijsstappen van de prijsaanwijzing met uitzondering van de eerste aanwijsstap
moeten overeenkomen met onderling gelijke afstanden.
Bij de aandrijving op basis van de tijd moet voor elk van de tariefstanden de eerste
wijziging van de prijsaanwijzing plaatsvinden nadat een bepaalde beginperiode is verstreken.
Deze beginperiode dient in overeenstemming met de geldende voorschriften te zijn.
De aanwijsstappen van de prijsaanwijzing met uitzondering van de eerste aanwijsstap
moeten overeenkomen met onderling gelijke perioden.
Indien geen wijziging van de omschakelingssnelheid plaatsvindt moet de verhouding
tussen de beginafstand en de met de volgende aanwijsstappen overeenkomende afstanden,
ongeacht de toegepaste tariefstand, dezelfde zijn als de verhouding tussen de beginperiode
en de met de volgende aanwijsstappen overeenkomende perioden.
3.1.4.
[Regeling vervallen per 01-02-2007]
De aanpassingsinrichting moet zodanig zijn uitgevoerd dat door het openen van het
huis van die inrichting geen toegang wordt verkregen tot de overige onderdelen van
de taxameter.
3.1.5.
[Regeling vervallen per 01-02-2007]
De taxameter moet zodanig ontworpen zijn dat door veranderingen aan de rekeninrichting
tariefwijzigingen gemakkelijk kunnen worden uitgevoerd. Indien het aantal tariefstanden
waarop de taxameter kan worden ingesteld groter is dan het aantal tarieven, van toepassing
ingevolge de geldende voorschriften, moet in alle overtollige standen een prijs worden
berekend en aangewezen die gebaseerd is op een geldend tarief.
3.2. Bedieningsorgaan
[Regeling vervallen per 01-02-2007]
3.2.1. Standen van het bedieningsorgaan
[Regeling vervallen per 01-02-2007]
De onderdelen van de taxameter mogen uitsluitend in beweging kunnen worden gebracht
nadat zij door middel van het bedieningsorgaan in een van de volgen de standen zijn
ingeschakeld:
3.2.2. Stand ‘VRIJ’
[Regeling vervallen per 01-02-2007]
In de stand ‘VRIJ’:
-
a. mag geen enkele prijsaanwijzing verschijnen, tenzij de prijsaanwijzing nul is of het
bedrag aangeeft overeenkomend met de eerste aanslag, indien ingevolge de geldende
voorschriften een eerste aanslag in rekening mag worden gebracht en dit op 21 december
1976 reeds was toegestaan;
-
b. moeten de aandrijving op basis van de afgelegde afstand en de aandrijving op basis
van de tijd ontkoppeld zijn van het prijsaanwijzingsmechanisme;
-
c. moet het venster waarin eventueel een toeslag verschijnt (punt 3.3.7) leeg blijven
of nul aanwijzen.
3.2.3. Andere standen
[Regeling vervallen per 01-02-2007]
Het bedieningsorgaan moet zodanig zijn uitgevoerd dat vanuit de stand ‘VRIJ’ de taxameter
in de volgende standen kan worden gebracht:
-
a. in de verschillende tariefstanden in volgorde van toenemend tarief of in een andere
volgens de geldende voorschriften vastgestelde volgorde. In deze standen moeten de
aandrijvingen op basis van de tijd en op basis van de afgelegde afstand, alsmede het
eventueel aanwezige telwerk voor toeslagen ingeschakeld zijn;
-
b. in een stand ‘TE BETALEN’ waarin het verschuldigde eindbedrag wordt aangewezen.
In deze stand moet de aandrijving op basis van de tijd losgekoppeld zijn en de aandrijving
op basis van de afgelegde afstand ingeschakeld zijn. Daarbij moet de aandrijving op
basis van de afgelegde afstand zijn ingeschakeld op het tarief volgens de geldende
voorschriften.
3.2.4. De gebruiksmogelijkheden van het bedieningsorgaan
[Regeling vervallen per 01-02-2007]
De gebruiksmogelijkheden van het bedieningsorgaan dienen zodanig te zijn dat:
-
a. vanuit een willekeurige tariefstand de taxameter niet opnieuw in de stand ‘VRIJ’ kan
worden gebracht zonder de stand ‘TE BETALEN’ te passeren; overschakeling van een tariefstand
naar een andere moet echter mogelijk zijn;
-
b. vanuit de stand ‘TE BETALEN’ de taxameter niet in een willekeurige tariefstand kan
worden geschakeld zonder de stand ‘VRIJ’ te passeren;
-
c. een verandering van tariefstand via de stand ‘VRIJ’ alleen mogelijk is indien bij
het passeren van deze stand volledig wordt voldaan aan het bepaalde in punt 3.2.2;
-
d. het onmogelijk is het bedieningsorgaan blijvend in een andere stand te plaatsen dan
‘TE BETALEN’, ‘VRIJ’ of een der tariefstanden.
3.2.5. Automatische inschakeling van tariefstanden
[Regeling vervallen per 01-02-2007]
Onverminderd het bepaalde in de punten 3.2.1 tot en met 3.2.4, mag de inschakeling
van de verschillende tariefstanden bovendien automatisch plaatsvinden op basis van
een bepaalde afgelegde afstand of van een bepaalde gebruiksduur van de taxi. Deze
automatische inschakeling dient te geschieden in overeenstemming met de geldende voorschriften.
3.3. Aanwijsinrichting
[Regeling vervallen per 01-02-2007]
3.3.1.
[Regeling vervallen per 01-02-2007]
Het afleesvlak van de taxameter moet zodanig zijn uitgevoerd dat de aanwijzingen
die voor de reiziger van belang zijn zowel bij dag als bij nacht gemakkelijk kunnen
worden afgelezen.
3.3.2.
[Regeling vervallen per 01-02-2007]
Het verschuldigde bedrag moet gemakkelijk door middel van een reeks van op één lijn
geplaatste cijfers met een hoogte van ten minste 10 mm kunnen worden afgelezen.
Bij inwerkingstelling van de taxameter vanuit de stand ‘VRIJ’ door middel van het
bedieningsorgaan, moet een vast bedrag, overeenkomend met de eerste aanslag, zichtbaar
worden.
De prijsaanwijzing moet vervolgens discontinu met stappen ter grootte van een vast
bedrag oplopen.
3.3.3.
[Regeling vervallen per 01-02-2007]
De taxameter moet van een inrichting zijn voorzien met behulp waarvan op elk ogenblik
op het afleesvlak de ingeschakelde bedrijfsstand wordt aangegeven. De wijze van aangeven
dient in overeenstemming te zijn met de geldende voorschriften.
3.3.4.
[Regeling vervallen per 01-02-2007]
De taxameter moet zodanig zijn uitgevoerd dat een verklikker van het bedieningsorgaan
kan worden aangesloten die aan de buitenzijde van de taxi waarvoor de taxameter bestemd
is de bedrijfsstand of het toegepaste tarief aangeeft.
Deze verklikker mag in geen geval de goede werking van de taxameter verstoren, noch
de toegang tot het binnenwerk of tot de overbrengingsorganen van de taxameter mogelijk
maken.
3.3.5.
[Regeling vervallen per 01-02-2007]
Indien de aanwijzingen van het bedrag en van de standen van het bedieningsorgaan
niet in lichtgevende cijfers of letters worden weergegeven moet de taxameter van een
verlichting van de aanwijzingen zijn voorzien; deze verlichting mag niet verblindend
zijn, maar moet sterk genoeg zijn om een gemakkelijke aflezing mogelijk te maken.
De bron van deze verlichting moet kunnen worden vervangen zonder dat de verzegeling
van de taxameter wordt verbroken.
3.3.6.
[Regeling vervallen per 01-02-2007]
De taxameter moet van totaaltellers kunnen worden voorzien, die overeenkomstig de
geldende voorschriften zijn vereist of toegestaan Dit kunnen totaaltellers zijn voor:
-
a. de totale door het voertuig afgelegde afstand;
-
b. de totale met reizigers afgelegde afstand;
-
c. het totale aantal ‘eerste aanslagen’;
-
d. het totale aantal malen dat de prijsaanwijzing versprongen is.
Indien de taxameter van totaaltellers is voorzien moeten deze tellers de functies
waarvoor zij bestemd zijn op correcte wijze vervullen en moeten zij een aanwijzing
geven in een reeks van op één lijn geplaatste cijfers met een schijnbare hoogte van
ten minste 4 mm.
3.3.7.
[Regeling vervallen per 01-02-2007]
De taxameter moet kunnen worden voorzien van een telwerk voor toeslagen dat onafhankelijk
is van de prijsaanwijzing en dat in de stand ‘VRIJ’ automatisch op nul springt.
Indien de taxameter van een telwerk voor toeslagen is voorzien dient het in overeenstemming
te zijn met de geldende voorschriften en moeten de toeslagen worden aangewezen in
een reeks van op één lijn geplaatste cijfers met een schijnbare hoogte van ten minste
8 mm; deze hoogte mag evenwel de hoogte van de cijfers die de ritprijs aangeven niet
overschrijden.
3.5. Constructie
[Regeling vervallen per 01-02-2007]
3.5.1.
[Regeling vervallen per 01-02-2007]
De taxameters moeten stevig en deugdelijk zijn geconstrueerd. De essentiële onderdelen
moeten van voldoende stevige en duurzame materialen zijn vervaardigd.
3.5.2.
[Regeling vervallen per 01-02-2007]
Het huis van de taxameter en dat van de aanpassingsinrichting, indien deze laatste
zich buiten het huis van de taxameter bevindt, alsmede het omhulsel van de overbrengingsorganen
moeten zodanig zijn uitgevoerd dat de essentiële onderdelen van het mechanisme niet
van buitenaf bereikbaar zijn en tegen stof en vocht zijn beschermd. De onderdelen
waarmee de taxameter kan worden gejusteerd dienen zodanig te zijn aangebracht dat
zij zonder verbreking van de verzegeling onbereikbaar zijn, indien het huis van de
taxameter is verzegeld.