Besluit vergoedingskosten vleeskeuringsdiensten

[Regeling vervallen per 01-01-2006.]
Geraadpleegd op 19-04-2024.
Geldend van 01-01-1994 t/m 31-12-2005

Besluit van 19 oktober 1979, houdende regels tot uitvoering van artikel 26b, derde lid, van de Vleeskeuringswet

Wij Juliana, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Volksgezondheid en Milieuhygiëne en Onze Minister van Landbouw en Visserij van 3 augustus 1979, DG Vgz/VA, nr. 146830, gedaan in overeenstemming met de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken;

Gelet op artikel 26b, derde lid, van de Vleeskeuringswet (Stb. 1958, 72);

De Raad van State gehoord (advies van 29 augustus 1979, nr. 22);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Volksgezondheid en Milieuhygiëne en Onze Minister van Landbouw en Visserij van 28 september 1979, DG Vgz/VA, nr. 147187, uitgebracht in overeenstemming met de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Hoofdstuk I. Algemene bepaling

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

Artikel 1

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

Voor de toepassing van het bij of krachtens dit besluit bepaalde wordt verstaan onder:

Onze Minister: Onze Minister van Landbouw en Visserij;

Onze Ministers: Onze Ministers van Volksgezondheid en Milieuhygiëne en van Landbouw en Visserij tezamen;

wet: de Vleeskeuringswet (Stbl. 1958, 72);

keuringsdienst: keuringsdienst als bedoeld in artikel 20 der wet;

centrale gemeente: gemeente die op grond van een tussen gemeenten getroffen gemeenschappelijke regeling de keuringsdienst beheert;

lichaam: rechtspersoonlijkheid bezittend lichaam dat op grond van een tussen gemeenten getroffen gemeenschappelijke regeling een keuringsdienst beheert.

Hoofdstuk II. Vergoeding van de kosten van de keuringsdienst en van de kosten van invordering

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

Artikel 2

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

  • 2 Voor vergoeding komen in aanmerking:

    • a. de kosten van de keuringsdienst voor zover deze betreffen de uitvoering van de wet en de artikelen 68 en 69 van de Veewet;

    • b. de kosten die betrekking hebben op de invordering van de heffingsbedragen;

    • c. de kosten die een gevolg zijn van de inkrimping of opheffing van de keuringsdienst;

    • d. de per 31 december 1977 op de balans voorkomende geactiveerde tekorten, voor zover deze zijn ontstaan door vanwege het Rijk opgelegde beperkingen ten aanzien van verhogingen van tarieven.

Hoofdstuk III. Berekening van de kosten als bedoeld in hoofdstuk II

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

Artikel 3

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

  • 1 De berekening van de in artikel 2, tweede lid,a-d , bedoelde kosten geschiedt als volgt:

    • a. de berekening van de personeelskosten geschiedt aan de hand van de gemeentelijke salaris- en vergoedingsregelingen en met inachtneming van het bepaalde in artikel 4;

    • b. de aankoop van goederen wordt berekend volgens de normen van de N.V. Nederlands Inkoopcentrum (NIC);

    • c. bij de berekening van de kapitaalslasten wordt voor wat betreft de afschrijving uitgegaan van de stichtings- dan wel aankoopkosten; voor wat betreft de rentekosten wordt uitsluitend de ter zake betaalde rente in aanmerking genomen;

    • d. bij de berekening van investeringen worden de vóór 1978 terzake gevormde reserves in mindering op de stichtings- respectievelijk aankoopkosten gebracht;

    • e. indien gebouwen, grond of andere activa worden verkocht of niet meer voor de keuringsdienst worden gebruikt, wordt het verschil tussen de boekwaarde en de opbrengst of, indien geen verkoop zal plaatsvinden, de taxatiewaarde bij een positief verschil ten bate, bij een negatief verschil ten laste van de rekening der keuringsdienst gebracht; de taxatiewaarde moet blijken uit een taxatierapport van drie deskundigen, waarvan één wordt aangewezen door Onze Ministers, één door burgemeester en wethouders van de gemeente, de centrale gemeente of door het bestuur van het lichaam en de derde door Onze Commissaris in de provincie waarin de gemeente of de centrale gemeente is gelegen of het lichaam is gevestigd; de kosten van de taxatie komen ten laste van de rekening der keuringsdienst;

    • f. bij de berekening van de kosten worden niet in aanmerking genomen de kosten, voortvloeiende uit brand- of stormschade aan gebouwen en goederen die eigendom zijn van de gemeente, de centrale gemeente of het lichaam, voor zover deze kosten een gevolg zijn van niet of onvoldoende verzekerd zijn;

    • g. rentekosten die een gevolg zijn van een niet tijdige overdracht van door het Rijk uitgekeerde gelden door de gemeente of de centrale gemeente aan de keuringsdienst, worden niet in aanmerking genomen;

    • h. de kosten van werkzaamheden, niet de uitvoering van de wet of de artikelen 68 en 69 van de Veewet betreffende, moeten zijn doorberekend op basis van een integrale kostenberekening en als inkomsten in de rekening zijn verantwoord.

  • 2 Met betrekking tot de in het eerste lid bedoelde kostenberekening kunnen Onze Ministers nadere regelen stellen.

Artikel 4

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

De in artikel 3 bedoelde kostenberekening kan slechts tot toepassing van artikel 2 leiden indien:

  • a. uit de terzake overgelegde stukken blijkt dat voor de keuringsdienst een afzonderlijk financieel en administratief beheer wordt gevoerd;

  • b. de berekening van de kosten instemming van Onze Ministers heeft verkregen voor zover de kosten voortvloeien uit:

    • 1°. De aanstelling, c.q. het ontslag anders dan op eigen verzoek, van personeel van de keuringsdienst, de inpassing van de bezoldiging van het personeel in de bestaande salarisschalen of de toekenning van eventuele vergoedingen aan het personeel;

    • 2°. het wijzigen van de salaris- c.q. vergoedingsregelingen;

    • 3°. het verwerven, vervreemden, bezwaren, huren, verhuren, pachten, verpachten of onder welke andere titel dan ook in gebruik nemen of in gebruik afstaan van registergoederen, de huisvesting van de keuringsdienst betreffende;

    • 4°. het beëindigen van zakelijke rechten;

    • 5°. het verbouwen of uitbreiden van de tot de keuringsdienst behorende gebouwen;

    • 6°. de aankoop van goederen, de inrichting van de tot de keuringsdienst behorende gebouwen betreffende;

    • 7°. de overeenkomsten met slachtbedrijven betreffende de uitvoering van de keuring.

  • c. het bestuur van de gemeente, de centrale gemeente of het lichaam desgevraagd Onze Ministers, zomede de door Onze Ministers aangewezen ambtenaren, de verlangde inlichtingen de keuringsdienst betreffende heeft verschaft en aan hen de gelegenheid heeft gegeven door boekenonderzoek of anderszins ter plaatse de noodzakelijk geachte inlichtingen in te winnen.

Hoofdstuk IV. Voorschotverstrekking en toekenning van de vergoeding

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

Artikel 5

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

  • 1 Ter zake van de vergoeding van de kosten van de keuringsdienst wordt jaarlijks op basis van de voor het betreffende jaar vastgestelde begroting een voorschot verleend, dat periodiek wordt uitbetaald; dit voorschot wordt verrekend bij de toekenning van de vergoeding.

  • 2 De toekenning van de in artikel 2, eerste lid, bedoelde vergoeding van de kosten van de keuringsdienst en van de kosten van de invordering geschiedt aan de hand van de rekening van de keuringsdienst, die door Onze Ministers moet zijn aanvaard; inkomsten van de keuringsdienst worden in mindering van de te vergoeden kosten gebracht.

  • 3 Het voorschot of de vergoeding wordt uitgekeerd aan de gemeente, de centrale gemeente of het lichaam.

Artikel 6

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

De vergoeding wordt toegekend door Onze Ministers.

Hoofdstuk V. Bescheiden voor het verlenen van voorschotten en de berekening van de vergoeding betreffende de kosten van de dienst

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

Artikel 7

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

  • 1 Het bestuur van de gemeente, de centrale gemeente of het lichaam richt aan Onze Ministers in 3-voud:

    • a. vóór 1 november van elk jaar een door de raad der gemeente, der centrale gemeente of het bestuur van het lichaam vastgestelde begroting van de keuringsdienst voor het volgende jaar en zo spoedig mogelijk daarna de wijzigingen die in deze begroting zijn aangebracht;

    • b. vóór 31 december van elk jaar de door de raad der gemeente, der centrale gemeente of het bestuur van het lichaam vastgestelde rekening van de keuringsdienst over het voorgaande jaar, vergezeld van een exemplaar van het verslag van een deskundige omtrent de deugdelijkheid der rekening;

    • c. vóór 1 juli van elk jaar een verslag betreffende de toestand en de werkzaamheden van de keuringsdienst gedurende het voorgaande jaar.

Artikel 8

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

De in artikel 7 bedoelde bescheiden worden ingediend bij Onze Minister. Omtrent de inrichting van die bescheiden kunnen Onze Ministers in overeenstemming met Onze Minister van Binnenlandse Zaken voorschriften geven.

Hoofdstuk VI. Overgangs- en slotbepalingen

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

Artikel 9

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

Artikel 3, eerste lid, onder b en e, en tweede lid, en artikel 4, zijn niet van toepassing met betrekking tot de kosten bedoeld in artikel 2, eerste lid, voor zover die kosten zijn gemaakt nà 31 december 1977 doch vóór het tijdstip van inwerkingtreding van dit besluit.

Artikel 10

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

Dit besluit kan worden aangehaald als: Besluit vergoedingskosten vleeskeuringsdiensten.

Artikel 11

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad, waarin het wordt geplaatst en werkt, met uitzondering van deartikelen 7 en 8, terug tot 31 december 1977.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat daarvan afschrift zal worden gezonden aan de Raad van State.

Soestdijk, 19 oktober 1979

Juliana

De Minister van Volksgezondheid en Milieuhygiëne,

L. Ginjaar

De Minister van Landbouw en Visserij,

Van der Stee

Uitgegeven de vijftiende november 1979

De Minister van Justitie,

J. de Ruiter

Naar boven