Reglement voor Commissies van Advies van Rijks middelbare agrarische scholen

[Regeling vervallen per 23-12-2004.]
Geraadpleegd op 24-04-2024.
Geldend van 01-10-1979 t/m 22-12-2004

Reglement voor Commissies van Advies van Rijks middelbare agrarische scholen

De Minister van Landbouw en Visserij,

Besluit:

Artikel I

[Regeling vervallen per 23-12-2004]

Vastgesteld wordt het Reglement voor de Commissies van Advies van Rijks middelbare agrarische scholen, hetwelk luidt als volgt:

‘Reglement voor de Commissies van Advies van Rijks middelbare agrarische scholen’

Artikel 1

In dit reglement wordt verstaan onder:

Minister:

Minister van Landbouw en Visserij;

school:

Rijks middelbare landbouwschool, Rijks middelbare tuinbouwschool en Rijks middelbare school voor de levensmiddelentechnologie dan wel een combinatie van deze scholen;

inspecteur:

de met het toezicht op de school belaste inspecteur van het landbouwonderwijs;

commissie:

de commissie van advies, bedoeld in artikel 2.

Artikel 2

Aan een school is een commissie van advies verbonden.

Artikel 3

  • 1 De commissie heeft tot taak ter behartiging van de belangen van de school in de ruimste zin de Minister, de directeur van het Landbouwonderwijs, de inspecteur en de directeur van de school, al dan niet gevraagd, van advies te dienen.

  • 2 Het advies van de commissie wordt onder andere gevraagd:

    • a. over voorstellen tot wijziging van de structuur van de aan de school verbonden leergangen of tot wijziging van de opzet en inhoud van het onderwijsprogramma;

    • b. bij de benoeming, schorsing en het ongevraagd ontslag van de directeur, de plaatsvervangend directeur en de adjunct-directeur, zo mogelijk bij de benoeming van de leraren, alsmede bij de schorsing en het ongevraagd ontslag van de leraren en het overige personeel van de school;

    • c. over voorstellen tot nieuwbouw en verbouwingen tot het doen van ingrijpende aanschaffingen;

    • d. alvorens wordt beslist een leerling in het kader van de ten aanzien van de leerlingen geldende tuchtmaatregelen voorgoed van de school te verwijderen.

Artikel 4

  • 1 De commissie bestaat uit ten minste 7 en ten hoogste 15 leden.

  • 2 De leden worden door de Minister benoemd voor een termijn van vier jaren. Zij zijn ten hoogste tweemaal achtereen herbenoembaar voor genoemde termijn, behoudens het bepaalde in het zesde en zevende lid.

  • 3 De benoeming van ten minste de helft van het in het eerste lid bedoelde aantal leden geschiedt op aanbeveling van door de Minister aan te wijzen landbouworganisaties, organisaties van werknemers in de agrarische sector en andere organisaties of instellingen, die blijkens hun doelstelling mede belang hebben bij de bevordering van het middelbaar agrarisch onderwijs. Bij die aanwijzing geeft de Minister tevens aan voor hoeveel leden van de commissie de organisatie of instelling, dan wel de organisaties of instellingen gezamenlijk een aanbeveling kan, resp. kunnen doen.

  • 4 De leden van de commissie moeten woonachtig of werkzaam zijn in het ‘werkgebied’ van de school.

  • 5 Alvorens over een herbenoeming een beslissing te nemen, wint de Minister het advies in van de organisatie of de instelling, die de aanbeveling voor de benoeming heeft gedaan.

  • 6 Op aanbeveling van reeds benoemde leden van de commissie kunnen binnen het in het eerste lid vermelde maximum aantal ten hoogste drie leden worden benoemd, die ouder of verzorger zijn van een leerling van de school. De leden die ingevolge het bepaalde in de vorige volzin zijn benoemd, zijn niet herbenoembaar.

  • 7 Personen die de leeftijd van 65 jaar hebben bereikt, komen niet voor benoeming of herbenoeming in aanmerking.

Artikel 5

  • 1 De voorzitter van de commissie wordt als zodanig op aanbeveling van de commissieleden uit hun midden door de Minister benoemd en herbenoemd met inachtneming van het ten aanzien van de zittingstermijnen bepaalde in artikel 4, tweede lid.

  • 2 De directeur van de school woont de vergaderingen van de commissie bij, tenzij de commissie beslist in diens afwezigheid te willen vergaderen. Wanneer de directeur van de school de vergadering bijwoont, heeft hij daarin een adviserende stem. Bij ontstentenis van de directeur is het in dit lid bepaalde van toepassing op diens plaatsvervanger.

  • 3 Met instemming van de commissie kan de directeur of bij diens ontstentenis diens plaatsvervanger zich in een vergadering van de commissie doen bijstaan door een of meer leraren met adviserende stem.

Artikel 6

  • 1 De commissie vergadert ten minste tweemaal per jaar en voorts zo dikwijls als de voorzitter of ten minste drie leden die – onder opgave van redenen – nodig oordelen.

  • 2 Een van de in het eerste lid bedoelde vergaderingen besteedt de commissie geheel of ten dele aan een gezamenlijke bijeenkomst met de directie, de leraren en, voor zover dit gewenst wordt geacht, met het overige personeel van de school ter onderlinge uitwisseling van gedachten en standpunten en ter bevordering van een goede onderlinge verstandhouding, zulks in aanwezigheid van de inspecteur.

Artikel 7

De leden van de commissie ontvangen ter zake van hun werkzaamheden als zodanig een vergoeding van de noodzakelijke reis- en verblijfkosten overeenkomstig de uitgangspunten en normen van het Reisbesluit (categorie B).

Artikel 8

Desgewenst kan de commissie de frequentie van haar bijeenkomsten, de wijze van vergaderen, de voorbereiding en totstandkoming van haar besluiten, de voorziening in het secretariaat, de vertegenwoordiging van de commissie en al datgene wat strekt tot een zo goed mogelijke vervulling van haar taak en functie, in een afzonderlijk huishoudelijk reglement vastleggen. Het huishoudelijk reglement mag geen bepalingen bevatten die in strijd zijn met dit reglement en het behoeft, alvorens van kracht te zijn, de goedkeuring van de Minister.

Artikel II

[Regeling vervallen per 23-12-2004]

Deze beschikking treedt in werking met ingang van 1 oktober 1979.

's-Gravenhage, 19 september 1979

De

Minister

van Landbouw en Visserij,

Van der Stee

Naar boven