Metingsbesluit Binnenvaartuigen 1978

[Regeling vervallen per 01-07-2009.]
Geraadpleegd op 28-03-2024.
Geldend van 01-04-2002 t/m 30-06-2009

Besluit van 18 juni 1979, houdende bepalingen omtrent de meting van binnenvaartuigen

Wij Juliana, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Verkeer en Waterstaat van 15 augustus 1978, Directoraat-Generaal van Scheepvaart, no. J/S 23196;

Gelet op de op 15 februari 1966 te Genève ondertekende Overeenkomst nopens de meting van binnenvaartuigen met Bijlage en Protocol van Ondertekening, goedgekeurd door de Staten-Generaal op 14 september 1967 (Trb. 1967, no. 43);

Mede gelet op de Wet van 10 maart 1979, Stb. 171, inzake de berekening van de kosten voor de meting van binnenvaartuigen;

De Raad van State gehoord (advies van 13 september 1978, no. 16);

Gezien het nader rapport van de voornoemde Minister van 8 juni 1979. Directoraat-Generaal van Scheepvaart, no. J/S 22174;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel 1. Begripsbepalingen

[Regeling vervallen per 01-07-2009]

Voor de toepassing van het in dit besluit bepaalde wordt verstaan onder:

  • a. Onze Minister: Onze Minister van Verkeer en Waterstaat;

  • b. Scheepsmetingsdienst: de Scheepsmetingsdienst, ingesteld bij Koninklijk besluit van 11 december 1933 (Stb. 682);

  • c. Overeenkomst: de op 15 februari 1966 te Genève ondertekende en op 14 september 1967 goedgekeurde Overeenkomst nopens de meting van binnenvaartuigen, met Bijlage en Protocol van Ondertekening (Trb. 1967, 43);

  • d. binnenvaartuigen: alle vaartuigen, welke tot de vaart op de binnenwateren worden gebruikt of bestemd zijn, zomede die, welke belanghebbenden als zodanig doen of hebben doen meten;

  • e. belanghebbende: de eigenaar van het binnenvaartuig of degene die namens de eigenaar optreedt;

  • f. verplaatsing: de in kubieke meters uitgedrukte waterverplaatsing van een binnenvaartuig tussen het vlak van inzinking van het ledige binnenvaartuig in zoet water en het vlak van de grootste toegelaten diepgang;

  • g. maximum toelaatbare waterverplaatsing: de in kubieke meters uitgedrukte waterverplaatsing van een binnenvaartuig tot het vlak van de grootste toegelaten diepgang;

  • h. vlak van inzinking van het ledige vaartuig: het vlak overeenkomende met het bepaalde in artikel 4 van dit besluit;

  • i. vlak van de grootste toegelaten diepgang: het vlak dat kan worden aangebracht door de onderzijden van de door de Scheepsmetingsdienst aangebrachte ijkmerken, in overeenstemming met het bepaalde in artikel 5 van dit besluit;

  • j. meetbrief: de meetbrief, afgegeven door de Scheepsmetingsdienst overeenkomstig de bepalingen van dit besluit, dan wel afgegeven door de administratie van een andere Staat, aangesloten bij de Overeenkomst;

  • k. ligger: het register waarin de Scheepsmetingsdienst, onder een eigen volgnummer, elke meetbrief inschrijft die hij uitreikt, zomede de datum van de uitreiking, de naam of de kenspreuk van het vaartuig en de andere gegevens waardoor een binnenvaartuig kan worden geïdentificeerd.

Artikel 2. Doel van de meting

[Regeling vervallen per 01-07-2009]

  • 1 De meting van binnenvaartuigen heeft ten doel de verplaatsing vast te stellen, evenals, indien nodig, een deel van de verplaatsing in samenhang met de inzinking. De meting van binnenvaartuigen, bestemd of ingericht voor het vervoer van goederen, heeft tevens ten doel het mogelijk te maken het gewicht van de lading volgens de inzinking te bepalen.

  • 2 Voor binnenvaartuigen die niet zijn bestemd of ingericht voor het vervoer van goederen worden, behalve de verplaatsing, bovendien de maximum toelaatbare waterverplaatsing en de waterverplaatsing in ledige toestand bepaald.

Artikel 3. Uitvoering van de meting

[Regeling vervallen per 01-07-2009]

  • 1 De meting geschiedt overeenkomstig het bepaalde bij of krachtens dit besluit.

  • 2 Voor de meting van een binnenvaartuig worden de maten aan het vaartuig zelf gemeten. Het te meten deel van het binnenvaartuig is het deel dat begrepen is tussen het vlak van de grootste toegelaten diepgang en het vlak van inzinking van het ledige vaartuig.

  • 3 Bij het meten van lengten en breedten worden de onderdelen van centimeters, wanneer deze vijf millimeter of meer bedragen, voor een centimeter gerekend en anders verwaarloosd.

  • 4 Bij het meten van hoogten worden de onderdelen van centimeters tot op een tiende centimeter in aanmerking genomen.

  • 5 Bij de berekening worden breuken van duizendste delen, wanneer deze vijf tienduizendste of meer bedragen, voor een duizendste gerekend en anders verwaarloosd.

  • 6 Bij de eindberekening van de verplaatsing worden onderdelen van een kubieke decimeter verwaarloosd.

Artikel 4. Vlak van inzinking van het ledige vaartuig

[Regeling vervallen per 01-07-2009]

  • 1 Het vlak van inzinking van het ledige vaartuig, is het vlak overeenkomende met het wateroppervlak indien:

    • a. het vaartuig geen brandstof of verplaatsbare ballast aan boord heeft doch slechts de uitrusting, de proviand en de bemanning die normaal aan boord zijn als het vaartuig vaart; alsmede het water, dat niet door gebruikelijke middelen uit het ruim kan worden verwijderd; de drinkwatervoorraad mag echter 0,5% van de grootste verplaatsing van het vaartuig niet aanzienlijk overschrijden;

    • b. de werktuigen, ketels, pijpleidingen en installaties, nodig voor de voortstuwing of voor de noodzakelijke hulpwerktuigen, zomede voor verwarming of koeling, het water, de olie of de andere vloeistoffen bevatten waarvan zij in gewone omstandigheden worden voorzien om dienst te kunnen doen;

    • c. het vaartuig zich in zoet water bevindt, dat wil zeggen in water met een soortelijk gewicht gelijk aan 1.

  • 2 Indien het vaartuig zich bij de meting niet in de toestand, omschreven in het eerste lid van dit artikel, bevindt, of niet in omstandigheden die leiden tot dezelfde inzinking en ongeveer dezelfde trimligging, moet het verschil in belasting en het verschil in soortelijk gewicht van het water in aanmerking worden genomen bij het maken van de berekeningen.

  • 3 De gewichten aan boord die behoren bij de ledige inzinking moeten in de meetbrief worden vermeld.

Artikel 5. Vlak van de grootste toegelaten diepgang

[Regeling vervallen per 01-07-2009]

  • 1 Het vlak van de grootste toegelaten diepgang is het vlak, vastgesteld overeenkomstig de voor dat binnenvaartuig geldende regels van het Binnenschepenbesluit.

  • 2 Voor binnenvaartuigen waarop de Binnenschepenwet niet van toepassing is, wordt het vlak van de grootste toegelaten diepgang vastgesteld overeenkomstig bijlage II bij het Binnenschepenbesluit.

  • 3 Voor binnenvaartuigen die bestemd zijn voor het vervoer van goederen kan op verzoek van de belanghebbende het vlak van de grootste toegelaten diepgang ten hoogste tien procent van de gemiddelde laadhoogte lager worden gesteld dan in het eerste of tweede lid bepaald.

  • 4 In bijzondere gevallen kan op verzoek van de belanghebbende het vlak van de grootste toegelaten diepgang meer dan tien procent van de gemiddelde laadhoogte lager worden gesteld, mits ten genoegen van het Hoofd van de Scheepsmetingsdienst wordt aangetoond dat de grootste diepgang waarop het schip zal kunnen varen geringer is dan de diepgang, bepaald volgens het derde lid.

  • 5 Voor binnenvaartuigen die niet zijn bestemd noch ingericht voor het vervoer van goederen kan op verzoek van de belanghebbende het vlak van de grootste toegelaten diepgang lager worden gesteld dan in het eerste en tweede lid bepaald.

Artikel 6. Aanvraag voor meting

[Regeling vervallen per 01-07-2009]

De meting, hermeting of controle-meting wordt uitgevoerd op aanvraag van de belanghebbende bij het Hoofd van de Scheepsmetingsdienst.

Artikel 7. Eisen ten aanzien van de meting

[Regeling vervallen per 01-07-2009]

  • 1 De ligplaats van het te meten binnenvaartuig of van het binnenvaartuig waarvan de meting gecontroleerd dient te worden, moet zijn ten genoegen van de ambtenaar van de Scheepsmetingsdienst in stil, bij voorkeur zoet water en zodanig, dat het vaartuig van alle zijden toegankelijk is.

  • 2 Degene die de meting heeft aangevraagd, is gehouden gedurende de meting alle voorschriften van de ambtenaar van de Scheepsmetingsdienst met betrekking tot de ligging van het vaartuig op het vlak van inzinking van het ledige vaartuig en de eventuele verplaatsing van losse voorwerpen op te volgen, de nodige hulp te verschaffen bij de meting en bij het aanbrengen van de ijkmerken of de ijkplaten en daartoe een deugdelijke roeiboot met ten minste twee man beschikbaar te stellen.

Artikel 8. Afgifte en model van de meetbrief

[Regeling vervallen per 01-07-2009]

  • 1 Zo spoedig mogelijk na de meting, doch uiterlijk de zevende werkdag daarna, verstrekt het Hoofd van de Scheepsmetingsdienst de meetbrief aan hem, die de meting heeft aangevraagd.

  • 2 De meetbrief moet overeenstemmen met het van toepassing zijnde model als aangegeven in bijlage 1 van dit besluit.

  • 3 Op de meetbrief worden de zones als bedoeld in bijlage I bij het Binnenschepenbesluit, waarin het binnenvaartuig bestemd is te varen, vermeld.

Artikel 9. Erkenning van meetbrieven

[Regeling vervallen per 01-07-2009]

Een meetbrief, afgegeven door een bureau van meting van een andere Staat aangesloten bij de Overeenkomst, wordt gelijkgesteld aan een meetbrief afgegeven door de Scheepsmetingsdienst overeenkomstig de bepalingen van dit besluit.

Artikel 10. IJkschalen

[Regeling vervallen per 01-07-2009]

Binnenvaartuigen, bestemd voor het vervoer van goederen, kunnen bij meting of hermeting van ijkschalen worden voorzien, indien de belanghebbende een schriftelijk verzoek daartoe indient.

Artikel 11. Geldigheidsduur van de meetbrief

[Regeling vervallen per 01-07-2009]

De geldigheidsduur van een meetbrief is ten hoogste vijftien jaar, te rekenen van de datum van afgifte. De geldigheidsduur van de meetbrief kan telkenmale worden verlengd:

  • a. indien het een binnenvaartuig betreft dat bestemd is voor het vervoer van goederen voor een periode van ten hoogste tien jaar;

  • b. indien het een ander binnenvaartuig betreft voor een periode van ten hoogste vijftien jaar.

De vervaldatum wordt op de meetbrief vermeld.

Artikel 12. Verlenging geldigheidsduur meetbrief

[Regeling vervallen per 01-07-2009]

  • 1 De geldigheidsduur van een meetbrief wordt op verzoek van de belanghebbende verlengd, indien bij een controlemeting blijkt dat de gegevens van de meetbrief nog juist zijn. Teneinde te kunnen vaststellen of de gegevens van de meetbrief nog juist zijn moeten de volgende afmetingen van het binnenvaartuig worden gecontroleerd:

    • a. de lengte en de breedte, alsmede de inzinking van het ledige vaartuig ter plaatse van elk ijkmerk;

    • b. ingeval het vaartuig blijvende vervormingen heeft: enkele breedten aan de hand van de laatste staat van meting, om na te gaan of de vervormingen vóór of na de laatste meting zijn ontstaan.

  • 2 Van de uitkomst van de controle en van de datum waarop de geldigheidsduur van de meetbrief is verlengd, houdt het Hoofd van de Scheepsmetingsdienst aantekening in de staat van meting en in de ligger.

  • 3 Tenzij het betreffende bij de Overeenkomst aangesloten land zulks niet toestaat kan de geldigheidsduur van een door een van zijn bureaus van meting afgegeven meetbrief voor een vaartuig, bestemd voor het vervoer van goederen, worden verlengd, overeenkomstig het bepaalde in dit besluit.

  • 4 Van de uitkomst van de controle van een in het buitenland gemeten binnenvaartuig alsmede van de datum waarop de geldigheidsduur van een dergelijke meetbrief is verlengd, moet kennis worden gegeven aan het Hoofd van de Scheepsmetingsdienst. Laatstgenoemde geeft daarna aan zijn ambtgenoot in het andere land hiervan kennis door middel van het formulier als aangegeven in bijlage 3 van dit besluit.

Artikel 13. Vervallen van de meetbrief

[Regeling vervallen per 01-07-2009]

De meetbrief vervalt:

  • a. door het verstrijken van de geldigheidsduur als vermeld in artikel 11;

  • b. wanneer het binnenvaartuig een verbouwing ondergaat, die van invloed is op de ligging van het vlak van inzinking van het ledige vaartuig, op de verplaatsing dan wel op de in de meetbrief vermelde afmetingen;

  • c. wanneer het binnenvaartuig, bestemd voor het vervoer van goederen, van bestemming verandert, zodat het gaat behoren tot een vaartuig, niet bestemd voor het vervoer van goederen, of omgekeerd;

  • d. wanneer in de meetbrief één of meer wijzigingen zijn aangebracht door daartoe niet bevoegde personen;

  • e. wanneer aan het binnenvaartuig andere veranderingen dan wel blijvende beschadigingen zijn aangebracht, waardoor de omschrijving in de meetbrief niet meer juist is;

  • f. wanneer de meetbrief niet meer volledig aanwezig is.

Artikel 14. Intrekken van de meetbrief

[Regeling vervallen per 01-07-2009]

  • 1 Indien aan een ambtenaar van de Scheepsmetingsdienst blijkt, dat zich ten aanzien van een in Nederland geregistreerd binnenvaartuig één der gevallen, voorzien in artikel 13, onder a tot en met f voordoet, is hij verplicht de meetbrief in te trekken.

  • 2 Het Hoofd van de Scheepsmetingsdienst houdt van de intrekking aantekening in de ligger.

  • 3 Indien één der gevallen voorzien in artikel 13, onder a tot en met f zich voordoet ten aanzien van een in het buitenland geregistreerd binnenvaartuig, dient zulks te worden gemeld aan het Hoofd van de Scheepsmetingsdienst. Laatstgenoemde dient zijn ambtgenoot van het betreffende land waar het vaartuig is geregistreerd, hiervan te verwittigen. In de meetbrief van het betreffende binnenvaartuig wordt een verklaring gehecht als vastgesteld door het Hoofd van de Scheepsmetingsdienst.

Artikel 15. Controle van de meetbrief

[Regeling vervallen per 01-07-2009]

  • 1 Een binnenvaartuig is, wanneer het zich op de Nederlandse binnenvaarwegen bevindt, verplicht zich te onderwerpen aan een inspectie door ambtenaren van de Scheepsmetingsdienst.

  • 2 De in het eerste lid bedoelde inspectie heeft als enig doel vast te stellen:

    • a. dat het schip is voorzien van een geldige meetbrief;

    • b. dat de voornaamste kenmerken van het binnenvaartuig in overeenstemming zijn met de gegevens vermeld op de meetbrief.

  • 3 Indien uit de inspectie blijkt dat de voornaamste kenmerken van het binnenvaartuig afwijken van die vermeld op de meetbrief, dan dient te worden gehandeld overeenkomstig het bepaalde in artikel 14 van dit besluit.

  • 4 De in het eerste lid bedoelde ambtenaren zijn bevoegd, met medeneming van de benodigde apparatuur, een woning binnen te treden zonder toestemming van de bewoner. Zij beschikken niet over de bevoegdheid, genoemd in artikel 5:18 van de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 16. Hermeting op grond van veronderstelde foutieve meting

[Regeling vervallen per 01-07-2009]

  • 1 De belanghebbende, die met de uitkomst van de meting van zijn vaartuig geen genoegen neemt, kan binnen zes maanden na de afgifte van de meetbrief bij het Hoofd van de Scheepsmetingsdienst hermeting verzoeken. De hermeting is beslissend.

  • 2 De hermeting en zonodig de vernieuwing van de ijkmerken of de ijkplaten geschieden kosteloos, indien het verschil met de eerste meting meer bedraagt dan:

    • 1 procent voor de verplaatsingscijfers van maximaal 500 kubieke meter;

    • 5 kubieke meter voor de verplaatsingscijfers van meer dan 500 kubieke meter tot maximaal 2000 kubieke meter;

    0,25 procent voor de verplaatsingscijfers van meer dan 2000 kubieke meter.

    Het verschil wordt bepaald over eenzelfde laadhoogte.

    Het Hoofd van de Scheepsmetingsdienst geeft in deze gevallen een nieuwe meetbrief af, waarin de onderscheidingstekenen en het volgnummer van inschrijving in de ligger van de eerste meetbrief worden overgenomen.

  • 3 Is het verschil met de eerste meting gelijk aan of minder dan de percentages of het aantal kubieke meters, vermeld in het tweede lid van dit artikel dan wordt de eerste meting als juist aangemerkt en moet de belanghebbende voor de hermeting de kosten betalen welke voor een normale meting in rekening worden gebracht, zomede de reis- en verblijfkosten van de ambtenaren van de Scheepsmetingsdienst overeenkomstig de daarvoor geldende vergoedingsregeling en de reiskosten van de werkman die genoemde ambtenaren vergezelt voor het verrichten van de met de hermeting samenhangende werkzaamheden.

Artikel 17. Richtlijnen bij hermeting

[Regeling vervallen per 01-07-2009]

  • 1 De belanghebbende is gehouden bij hermeting de bij de vorige meting behorende meetbrief aan de ambtenaar van de Scheepsmetingsdienst, die de hermeting zal verrichten, af te geven.

  • 2 Het Hoofd van de Scheepsmetingsdienst houdt van deze afgifte en van de hermeting aantekening in de ligger.

  • 3 Indien het een meetbrief betreft, die in het buitenland is afgegeven, wordt de meetbrief toegezonden aan het Hoofd van de Scheepsmetingsdienst. Laatstgenoemde geeft daarna aan zijn ambtgenoot in het andere land hiervan kennis door middel van het formulier zoals vastgesteld in bijlage 4 van het besluit onder bijvoeging van de ingetrokken meetbrief.

Artikel 18. Wijziging naam of kenspreuk

[Regeling vervallen per 01-07-2009]

  • 1 In geval van wijziging van de naam of kenspreuk van een binnenvaartuig wordt op schriftelijke mededeling van de belanghebbende de nieuwe naam of de nieuwe kenspreuk op de meetbrief aangetekend door een ambtenaar van de Scheepsmetingsdienst.

  • 2 Het Hoofd van de Scheepsmetingsdienst maakt van deze aantekening melding in de ligger.

  • 3 Indien het een binnenvaartuig betreft dat in het buitenland is gemeten, geeft het Hoofd van de Scheepsmetingsdienst aan zijn ambtgenoot in het andere land van deze aantekening kennis door middel van het formulier zoals vastgesteld in bijlage 2 van dit besluit.

  • 4 De in het eerste lid van dit artikel bedoelde aantekening en wordt gedagtekend, ondertekend en van het stempel van de Scheepsmetingsdienst voorzien.

Artikel 19. Andere wijzigingen in de meetbrief

[Regeling vervallen per 01-07-2009]

  • 1 Onverminderd het in artikel 13, onder a tot en met f bepaalde, kunnen veranderingen ten aanzien van het vaartuig anders dan bedoeld in artikel 18, op de meetbrief worden aangetekend. De aantekening geschiedt op aanvraag van de belanghebbende door een ambtenaar van de Scheepsmetingsdienst.

  • 2 Het Hoofd van de Scheepsmetingsdienst maakt, indien nodig, van deze aantekening melding in de ligger.

  • 3 Indien het een binnenvaartuig betreft dat in het buitenland is gemeten, is een schriftelijke machtiging van het land dat de meetbrief heeft afgegeven nodig voor het aanbrengen van een zodanige aantekening. Zonder deze schriftelijke machtiging is een aantekening in de meetbrief eveneens mogelijk, echter voorlopig, met een geldigheid van niet meer dan drie maanden. Een dergelijke aantekening dient in de daarvoor bestemde rubriek in de meetbrief te worden gewaarmerkt, waarbij tevens de duur van de voorlopige geldigheid dient te worden vermeld.

    Het Hoofd van de Scheepsmetingsdienst geeft aan zijn ambtgenoot in het andere land van de aantekening kennis.

Artikel 20. Afschriften en uittreksels van meetbrieven

[Regeling vervallen per 01-07-2009]

Wanneer een meetbrief geheel of gedeeltelijk verloren is geraakt of versleten is, kan de belanghebbende aan het Hoofd van de Scheepsmetingsdienst een afschrift verzoeken, dat hem tegen betaling van de kosten volgens het krachtens artikel 12c, derde lid, van de Binnenschepenwet vastgestelde tarief wordt verstrekt. De versleten meetbrief of het restant van een meetbrief wordt bij het verzoek overgelegd.

Op verzoek van belanghebbende kunnen eveneens uittreksels van meetbrieven worden verstrekt tegen betaling van de kosten volgens het krachtens artikel 12c, derde lid, van de Binnenschepenwet vastgestelde tarief.

Artikel 21. Onderhoud van ijkmerken en ijkplaten

[Regeling vervallen per 01-07-2009]

  • 1 De ijkmerken of de ijkplaten moeten door of vanwege de belanghebbende worden onderhouden, zodat zij steeds duidelijk zichtbaar zijn.

  • 2 Zijn één of meer ijkmerken of ijkplaten verloren geraakt, versleten of onzichtbaar geworden, dan worden deze, mits de meetbrief nog geldig is, op verzoek van belanghebbende door een ambtenaar van de Scheepsmetingsdienst door nieuwe vervangen tegen betaling van de kosten volgens het krachtens artikel 12c, derde lid, van de Binnenschepenwet vastgestelde tarief.

Artikel 23. Verloren gaan van binnenvaartuigen

[Regeling vervallen per 01-07-2009]

  • 1 De autoriteiten of ambtenaren, aan wie het in Nederland verloren gaan, slopen of blijvend voor de vaart ongeschikt worden van een in Nederland gemeten binnenvaartuig mocht blijken, geven daarvan onverwijld kennis aan het Hoofd van de Scheepsmetingsdienst, voor zover mogelijk onder bijvoeging van de meetbrief en met vermelding van de bij of op de ijkmerken of de ijkplaten of elders op het schip voorkomende letters en nummers.

  • 2 De belanghebbende is gehouden bij verloren gaan, slopen of blijvend ongeschikt worden voor de vaart van een gemeten binnenvaartuig de meetbrief in te leveren bij het Hoofd van de Scheepsmetingsdienst.

Artikel 24. Ligger, formulieren

[Regeling vervallen per 01-07-2009]

  • 1 Door het Hoofd van de Scheepsmetingsdienst wordt een ligger aangelegd en bijgehouden tot inschrijving van de gemeten binnenvaartuigen.

  • 2 De formulieren voor het opmaken van de meetbrief en voor de ligger, de voorschriften omtrent de invulling en de letters worden door het Hoofd van de Scheepsmetingsdienst vastgesteld.

Artikel 26

[Regeling vervallen per 01-07-2009]

Dit besluit, hetwelk kan worden aangehaald onder de titel "Metingsbesluit Binnenvaartuigen 1978", treedt in werking op een door Ons te bepalen tijdstip.

Lasten en bevelen, dat dit besluit met de daarbij gevoegde nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat daarvan afschrift zal worden gezonden aan de Raad van State.

Soestdijk, 18 juni 1979

Juliana

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

D. S. Tuijnman

Uitgegeven de zeventiende juli 1979

De Minister van Justitie a.i.,

H. Wiegel

Naar boven