Regeling onderhoudsovereenkomsten landschapselementen

Geraadpleegd op 29-03-2024.
Geldend van 19-05-1995 t/m heden

Regeling onderhoudsovereenkomsten landschapselementen

De Staatssecretaris van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk,

Overwegende,

  • dat het gewenst is, dat landschapselementen, die uit een oogpunt van natuur- en landschapsbescherming van groot belang worden geacht, in stand blijven en dat ten behoeve daarvan onderhoudsovereenkomsten tot stand komen;

  • dat het gewenst is in afwachting van ter zake tot stand te brengen wettelijke regelen voorlopig de totstandkoming van onderhoudsovereenkomsten te bevorderen door middel van de bij deze beschikking gestelde regelen,

Besluit:

Titel 1. – Algemene bepalingen

Artikel 1

In deze regeling en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

a. ‘de Minister’:

de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij;

b. ‘de gebruiksgerechtigden’:

de natuurlijke persoon of rechtspersoon, niet zijnde een provincie, een gemeente of enig ander rechtspersoonlijkheid bezittend lichaam met openbaar gezag bekleed, die als eigenaar of anderszins zakelijk gerechtigde dan wel als persoonlijk gerechtigde het gebruik heeft van de grond.

c. ‘landschapselement’:

een door de Minister, overeenkomstig nader gestelde regelen, als zodanig aangemerkt element van grote landschappelijke, natuurwetenschappelijke of cultuurhistorische betekenis;

d. ‘onderhoudsovereenkomst’:

een overeenkomst waarbij de gebruiksgerechtigde zich tegen een geldelijke vergoeding jegens de Staat verbindt tot het onderhouden van een of meer landschapselementen.

Artikel 2

  • 1

Deze regeling is slechts van toepassing op de vóór 1 januari 1992 met gebruiksgerechtigden gesloten onderhoudsovereenkomsten die, bij gebreke van de daarvoor vereiste medewerking van de gebruiksgerechtigden, niet zijn overgegaan naar de provincie waarin het landschapselement is gelegen.

  • 2

Met ingang van 1 januari 1992 worden door de Minister geen onderhoudsovereenkomsten meer afgesloten.

Artikel 3

In de onderhoudsovereenkomst worden de verplichtingen opgenomen waartoe de gebruiksgerechtigde zich verbindt, met vermelding van de omstandigheden waaronder, de vorm waarin en het tijdstip waarop.

Deze verplichtingen betreffen het jaarlijks onderhoud en kunnen voorts, indien de onderhoudstoestand van het landschapselement daartoe naar het oordeel van de Minister aanleiding geeft, betreffen het eenmalig wegwerken van achterstallig onderhoud voor zover dit betreft:

  • -

    het aanbrengen van vrijstaande rasters op voldoende afstand uit de voet van het landschapselement;

  • -

    het herstel van wallichamen;

  • -

    grondverzet of baggerwerkzaamheden.

  • -

    het afzetten, verwijderen of aanvullen van beplanting;

  • -

    het verwijderen van puin of afval;

  • -

    andere, naar het oordeel van de Minister, noodzakelijke werkzaamheden.

Titel 2. – Vergoedingen

Artikel 4

  • 1 Aan de gebruiksgerechtigde die een onderhoudsovereenkomst is aangegaan wordt door de Minister een vergoeding toegekend.

  • 2 De vergoeding omvat:

    • a. een bedrag per kalenderjaar en per lengte of oppervlakte landschapselement waarop de onderhoudsovereenkomst betrekking heeft, gebaseerd op het uurloon volgens de desbetreffende in het betrokken jaar verbindende c.a.o. en op de materiaalkosten;

    • b. indien de onderhoudsovereenkomst wordt afgesloten met een gebruiksgerechtigde die tevens eigenaar is van het landschapselement, jaarlijks een basisbedrag per ha landschapselement als vergoeding van de vaste lasten;

    • c. indien in de onderhoudsovereenkomst bijzondere voorwaarden worden opgenomen, een bedrag ter vergoeding van de kosten of lasten van de nakoming daarvan;

    • d. indien in de onderhoudsovereenkomst tevens bepalingen zijn opgenomen over het wegwerken van achterstallig onderhoud, een bedrag ter vergoeding van de personele en materiële kosten voor het verrichten van de betreffende werkzaamheden.

Artikel 5

  • 1 Indien de in artikel 3 bedoelde verplichtingen worden nagekomen door het aanwenden van arbeidsprestaties die anderszins van overheidswege worden gesubsidieerd, wordt de in artikel 4, tweede lid, onder a en d genoemde vergoeding naar evenredigheid verminderd.

Titel 3. – Algemene voorwaarden

Artikel 6

Tenzij anders wordt overeengekomen, zijn de volgende algemene voorwaarden op onderhoudsovereenkomsten van toepassing:

  • a. de onderhoudsovereenkomst heeft een geldigheidsduur van ten minste zes jaar en wordt, behoudens in de gevallen, bedoeld in artikel 10, derde lid, geacht telkens met eenzelfde periode te zijn verlengd, tenzij één der partijen zes maanden voor het einde van de lopende periode bij aangetekende brief de overeenkomst heeft opgezegd;

  • b. de gebruiksgerechtigde verbindt zich, ten minste een maand tevoren bij aangetekende brief aan de Minister mededeling te doen van een voornemen de grond waarop een of meer landschapselementen voorkomen te vervreemden, daarop een zakelijk recht te vestigen dan wel die in gebruik te geven;

  • c. de in artikel 4, tweede lid, onder a, b en c bedoelde vergoedingen worden jaarlijks op nader overeengekomen wijze uitbetaald, doch, voor zover tevens een vergoeding is overeengekomen als bedoeld in artikel 4, tweede lid, onder d, niet eerder dan nadat deze laatste vergoeding is uitbetaald;

  • d. de uitbetaling van de vergoeding bedoeld in artikel 4, tweede lid, onder d, geschiedt nadat de werkzaamheden naar het oordeel van de Minister op genoegzame wijze zijn uitgevoerd;

  • e. door of namens de Minister kan na kennisgeving aan de gebruiksgerechtigde een schouw worden gehouden over de bij de onderhoudsovereenkomst betrokken landschapselementen. De gebruiksgerechtigde die, indien hij zulks wenst bij de schouw aanwezig kan zijn, verleent daartoe toegang;

  • f. De gebruiksgerechtigde verleent aan leden van de in artikel 7 bedoelde commissies op hun verzoek toegang tot een landschapselement waarop een onderhoudsovereenkomst betrekking heeft;

  • g. bij niet-nakoming van verplichtingen uit de onderhoudsovereenkomst voortvloeiende kan door de betrokken geschillencommissie als bedoeld in artikel 7 een boete worden opgelegd overeenkomstig door de Minister nader gestelde regelen.

Titel 4. – Geschillen

Artikel 7

  • 1 Indien uit een onderhoudsovereenkomst een geschil voortkomt, is ieder der partijen gerechtigd dit geschil voor te leggen aan de op grond van de Regeling beheersovereenkomsten en natuurontwikkeling bevoegde provinciale geschillencommissie.

  • 2 In afwijking van het eerste lid zijn niet-ondernemers van landbouwbedrijven gerechtigd het geschil voor te leggen aan een voor dat geschil afzonderlijk in het leven geroepen geschillencommissie.

  • 3 Een geschillencommissie als bedoeld in het eerste of in het tweede lid heeft tot taak te beslissen inzake haar schriftelijk voorgelegde geschillen uit onderhoudsovereenkomsten.

Artikel 8

Een geschillencommissie als bedoeld in artikel 7, tweede lid, bestaat uit:

  • a. één lid, aangewezen door of namens de Minister;

  • b. één lid, aangewezen door of namens de gebruiksgerechtigde;

  • c. één lid, tevens voorzitter, aangewezen door de onder a en b bedoelde leden.

Artikel 9

  • 1 De geschillencommissies als bedoeld in artikel 7, tweede lid, hierna te noemen de geschillencommissies, beslissen met meerderheid van stemmen.

  • 2 De geschillencommissies beslissen naar redelijkheid en billijkheid.

  • 3 De beslissingen van de geschillencommissies hebben kracht van bindend advies.

  • 4 Alvorens te beslissen stellen de geschillencommissies partijen in de gelegenheid zich te doen horen.

  • 5 De geschillencommissies kunnen zich laten bijstaan door één of meer deskundigen.

  • 6 De geschillencommissies bepalen bij hun beslissing op welke wijze de kosten van de behandeling van het geschil door partijen worden gedragen.

  • 7 De minister kan nadere regelen stellen met betrekking tot de werkwijze van de geschillencommissies.

Titel 5. – Slotbepalingen

Artikel 10

  • 1 Een onderhoudsovereenkomst wordt niet afgesloten inzake landschapselementen waarvoor op enigerlei andere wijze een periodieke geldelijke bijdrage ten behoeve van het onderhoud en de instandhouding daarvan door de Staat wordt gegeven.

  • 2 Een onderhoudsovereenkomst wordt niet gesloten in gebieden ten aanzien waarvan een beheersplan als bedoeld in artikel 5 van de Regeling beheersovereenkomsten en natuurontwikkeling van kracht is, voor zover dat beheersplan mede het onderhoud van landschapselementen betreft.

  • 3 Een onderhoudsovereenkomst wordt niet verlengd voor zover door het sluiten van een beheersovereenkomst, als bedoeld in artikel 24, eerste lid, van de Beschikking beheersovereenkomsten 1983 mede in het onderhoud van de betrokken landschapselementen kan worden voorzien.

Artikel 11

  • 1 Deze regeling kan worden aangehaald als: Regeling onderhoudsovereenkomsten landschapselementen.

  • 2 Zij treedt in werking op de dag na die van haar bekendmaking in de Nederlandse Staatscourant.

Rijswijk, 7 september 1977

De

Staatssecretaris

voornoemd,

W. Meijer

Naar boven