Besluit Huwelijksgoederenregister 1969

Wijziging(en) op nader te bepalen datum(s); laatste bekendgemaakt in 2016. Zie het overzicht van wijzigingen.
Geraadpleegd op 19-04-2024.
Geldend van 01-09-2013 t/m heden

Besluit van 26 november 1969, houdende regelen betreffende de wijze van inrichting en raadpleging van het huwelijksgoederenregister, bedoeld in artikel 116 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek

Wij JULIANA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Justitie van 24 september 1969, stafafdeling Wetgeving nieuw Burgerlijk Wetboek, nr. 373/669;

Gelet op artikel 116, alsmede de artikelen 86, 90, 104, 105, 106, 110, 112, 178, 189 en 196 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek;

De Raad van State gehoord (advies van 22 oktober 1969, nr. 41);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Justitie van 21 november 1969, stafafdeling Wetgeving nieuw Burgerlijk Wetboek, nr. 490/669;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel 1

[Wijziging(en) op nader te bepalen datum(s); laatste bekendgemaakt in 2016. Zie het overzicht van wijzigingen]

  • 1 Wanneer een inschrijving wordt verlangd in het huwelijksgoederenregister, moeten de volgende stukken aan de griffier worden overgelegd:

  • 2 Van een verklaring houdende afstand van een huwelijksgemeenschap of een gemeenschap van een geregistreerd partnerschap” [tekstcorrectie :“partnerschap”” moet zijn “partnerschap,” ] bedoeld in de artikelen 104 en 105 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek, maakt de griffier een akte op, die degene die afstand doet in persoon of bij gevolmachtigde ondertekent.

  • 3 3. Van een verklaring van de echtgenoten dat de scheiding van tafel en bed heeft opgehouden te bestaan, als bedoeld in artikel 176 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek, maakt de griffier een akte op, die de echtgenoten in persoon of bij gevolmachtigde ondertekenen.

  • 4 Indien de in de leden 2 en 3 genoemde gevolmachtigde niet advocaat of notaris is, moet een authentieke of onderhandse volmacht worden overgelegd. Een onderhandse volmacht wordt aan de akte gehecht.

Artikel 1a

Op verzoek van één of beide echtgenoten of (geregistreerde) partners wordt door de griffier in het register aangetekend dat het verzoek of de overeenkomst, bedoeld in artikel 99, derde lid, eerste zin, van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek, niet meer tot het daar bedoelde gevolg kan leiden. Het verzoek, voorzien van datum en tijdstip, is behalve door de echtgenoot of echtgenoten dan wel (geregistreerde) partner of partners ondertekend door een advocaat of notaris.

Artikel 2

Een verlenging overeenkomstig artikel 106 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek van de termijn voor het doen van afstand wordt door de griffier ambtshalve in het register aangetekend.

Artikel 3

  • 1 Voor elk echtpaar of elk geregistreerd paar te wiens aanzien een inschrijving geschiedt, wordt een kaart en zo nodig een omslag aangehouden, vermeldende de naam en voornamen van de beide personen, alsmede plaats en datum van de huwelijksvoltrekking of het geregistreerd partnerschap dat is aangegaan.

  • 2 Op de kaart worden de inschrijvingen, met vermelding van hun dagtekening, aangebracht en door de griffier ondertekend. Bij inschrijvingen als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder c, wordt mede het tijdstip van inschrijving vermeld.

  • 4 De kaarten dragen een nummer en worden zodanig gerangschikt dat zij eenvoudig kunnen worden teruggevonden. Het nummer van de kaart wordt op het omslag aangebracht.

  • 5 Het register kan geheel of ten dele in elektronische vorm worden gehouden. In dat geval kan van het eerste tot en met vierde lid worden afgeweken, voor zover een doelmatige inrichting en raadpleging van het register daaraan niet in de weg staan.

Artikel 3a

De in artikel 1 genoemde stukken die voor een inschrijving in het huwelijksgoederenregister dienen te worden overgelegd, maken geen deel uit van het huwelijksgoederenregister. Zij worden ter griffie van de rechtbank op zodanige wijze bewaard, dat het verband met de op grond daarvan ingeschreven feiten kan worden gelegd.

Artikel 4

De griffier is verplicht aan ieder kosteloos inzage van het register te verstrekken. Hij is voorts verplicht om - met inachtneming van het bij of krachtens de Wet griffierechten burgerlijke zaken bepaalde - aan ieder een uittreksel uit het register te verstrekken.

Artikel 6

  • 1 Dit besluit treedt in werking op 1 januari 1970.

  • 2 Het kan worden aangehaald als Besluit Huwelijksgoederenregister 1969.

Onze Minister van Justitie is belast met de uitvoering van dit besluit, dat in het Staatsblad zal worden geplaatst en waarvan afschrift zal worden gezonden aan de Raad van State.

's-Gravenhage, 26 november 1969

JULIANA.

De Minister van Justitie,

C. H. F. POLAK.

Uitgegeven de vierde december 1969.

De Minister van Justitie,

C. H. F. POLAK.

Naar boven