Interdepartementale Commissie Bijzonder Regionaal Welzijnsbeleid (B.R.W.)

[Regeling vervallen per 28-08-2004.]
Geraadpleegd op 29-03-2024.
Geldend van 30-12-1968 t/m 27-08-2004

Interdepartementale Commissie Bijzonder Regionaal Welzijnsbeleid (B.R.W.)

De Minister van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk,

In overeenstemming met de Ministers van Binnenlandse Zaken, van Financiën, van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening, van Economische Zaken en van Landbouw en Visserij, en de Staatssecretarissen van Onderwijs en Wetenschappen en van Sociale Zaken en Volksgezondheid;

Besluit:

Artikel 1

[Regeling vervallen per 28-08-2004]

De Interdepartementale Commissie Probleemgebieden (thans geheten: Interdepartementale Commissie Stimuleringsgebieden), ingesteld bij besluit van de Minister van Maatschappelijk Werk van 31 maart 1960, nr. ICO-509, en de Commissie voor Gebieden met bijzondere structuurveranderingen, ingesteld bij besluit van de Minister van Maatschappelijk Werk van 13 oktober 1964, nr. U 93026, worden met ingang van heden opgeheven.

Artikel 2

[Regeling vervallen per 28-08-2004]

Met ingang van heden wordt ingesteld een Interdepartementale Commissie Bijzonder Regionaal Welzijnsbeleid (B.R.W.), die belast is met de advisering aan de in aanhef dezes genoemde Ministers en Staatssecretarissen omtrent de voorbereiding en de uitvoering van voornoemd beleid. De beleidsvoorbereidende taak omvat het voortdurend waarnemen van de welzijnssituatie in de verschillende landsdelen en het signaleren van eventuele tekorten en structurele problemen ten aanzien van de maatschappelijke ontwikkeling.

De beleidsuitvoerende taak omvat de inhoudelijke vormgeving aan en de technische uitvoering van het voor bepaalde gebieden vastgestelde, c.q. vast te stellen bijzonder welzijnsbeleid.

De commissie brengt – desgevraagd of uit eigen beweging – haar adviezen uit aan de Minister van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk, die voor de in de aanhef dezes genoemde Ministers en Staatssecretarissen als coördinator optreedt.

Artikel 3

[Regeling vervallen per 28-08-2004]

De commissie bestaat uit:

  • a. een lid, tevens voorzitter;

  • b. twee vertegenwoordigers van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Volksgezondheid en van de Minister van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk en één vertegenwoordiger van ieder van de overige in de aanhef dezes genoemde Ministers en van de Staatssecretaris van Onderwijs en Wetenschappen, leden.

Artikel 4

[Regeling vervallen per 28-08-2004]

De benoeming van de voorzitter en de leden geschiedt door de Minister van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk met inachtneming van het navolgende:

  • a. De voorzitter wordt benoemd in overleg met de in aanhef dezes genoemde Ministers en Staatssecretarissen.

  • b. De leden worden benoemd op voordracht van de betrokken Ministers of Staatssecretarissen.

Artikel 5

[Regeling vervallen per 28-08-2004]

De leden kunnen zich, in geval van verhindering, laten vervangen door een plaatsvervanger, benoemd overeenkomstig het bepaalde in artikel 4, onder b.

Artikel 6

[Regeling vervallen per 28-08-2004]

Het secretariaat berust bij het Ministerie van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk, dat tevens zorg draagt voor de wetenschappelijke rapportering in verband met de beleidsvoorbereidende taak.

Artikel 7

[Regeling vervallen per 28-08-2004]

  • a. Aan de commissie wordt de bevoegdheid verleend voor de uitoefening van haar taken werkgroepen, al dan niet van permanente aard, in te stellen, waarin, naast leden der commissie, ad hoc ook buiten de commissie staande ambtelijke deskundigen kunnen worden opgenomen. De commissie regelt de bevoegdheden van deze werkgroepen.

  • b. De commissie is voorts bevoegd om binnen het kader van haar taakopdracht contacten te onderhouden met lagere overheden, alsmede met daarvoor in aanmerking komende instellingen, na overleg met de vertegenwoordiger(s) in de commissie van het Ministerie of de Ministeries, op het werkterrein waarvan de instelling werkzaam is.

Artikel 8

[Regeling vervallen per 28-08-2004]

  • a. De bescheiden van de opgeheven commissies, genoemd in artikel 1, worden overgedragen aan de commissie.

  • b. Het beheer van de bescheiden betreffende de werkzaamheden van de commissie geschiedt, met inachtneming van de ter zake geldende bepalingen van het besluit Post- en Archiefzaken Rijksadministratie 1950 (Stb. K 425), op overeenkomstige wijze als ten Departemente van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk. De bescheiden worden bij opheffing van de commissie opgenomen in het archief van het Departement van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk.

Rijswijk, (Z.H.), 28 november 1968

De

Minister

voornoemd,

M. A. M. Klompé

Naar boven