Als dienstbetrekking wordt beschouwd de arbeidsverhouding van de topsporter die op
grond van het met instemming van Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
vastgestelde reglement van de stichting Fonds voor de Topsporter een periodieke uitkering
als tegemoetkoming in de kosten van zijn levensonderhoud geniet of een kostenvergoeding
geniet.Als dienstbetrekking wordt beschouwd de arbeidsverhouding van de topsporter die op
grond van het met instemming van Onze Minister voor Medische Zorg en Sport vastgestelde
reglement van de stichting Fonds voor de Topsporter een periodieke uitkering als tegemoetkoming
in de kosten van zijn levensonderhoud geniet of een kostenvergoeding geniet.
Als dienstbetrekking wordt beschouwd de arbeidsverhouding van degene die door tussenkomst
van degene tot wie de arbeidsverhouding bestaat, persoonlijk arbeid verricht ten behoeve
van een derde, met uitzondering van de arbeidsverhouding van degene die:
-
a. doorgaans op minder dan drie dagen per week werkzaam is voor een natuurlijk persoon
ten behoeve van diens persoonlijke aangelegenheden, tenzij loon wordt verstrekt door
degene door wiens tussenkomst de arbeid wordt verricht;
-
b. bij wijze van arbeidstherapie werkzaam is.
-
1 Als dienstbetrekking wordt beschouwd de arbeidsverhouding van de thuiswerker of van
de hulp van de thuiswerker, die persoonlijk arbeid verricht tegen een bruto-inkomen,
dat doorgaans over een maand ten minste zal bedragen 2/5 maal het bedrag, genoemd
in artikel 8, eerste lid, onderdeel a, van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag, dan wel, voor degene, die de leeftijd van 23 jaar nog niet heeft bereikt en wiens
bruto-inkomen uitsluitend in verband met zijn leeftijd op een lager bedrag is vastgesteld,
2/5 maal het krachtens genoemde wet voor een werknemer van dezelfde leeftijd geldende
bedrag. , dan wel, voor degene, die de leeftijd van 21 jaar nog niet heeft bereikt en wiens
bruto-inkomen uitsluitend in verband met zijn leeftijd op een lager bedrag is vastgesteld,
2/5 maal het krachtens genoemde wet voor een werknemer van dezelfde leeftijd geldende
bedrag.
-
3 Indien binnen een maand na het einde van een arbeidsverhouding met dezelfde opdrachtgever
een nieuwe arbeidsverhouding wordt aangegaan, geldt het bepaalde in het tweede lid
niet ten aanzien van die nieuwe arbeidsverhouding, tenzij de tijdvakken voor welke
die arbeidsverhoudingen zijn aangegaan te zamen korter zijn dan een maand. Indien binnen een maand na het einde van een arbeidsverhouding met dezelfde opdrachtgever
een nieuwe arbeidsverhouding wordt aangegaan, geldt het bepaalde in het tweede lid
niet ten aanzien van die nieuwe arbeidsverhouding, tenzij de tijdvakken voor welke
die arbeidsverhoudingen zijn aangegaan te zamen korter zijn dan een maand.
-
4 Voor de toepassing van het eerste lid is met betrekking tot het bruto-inkomen van
een thuiswerker en van de hulp van een thuiswerker Voor de toepassing van het eerste lid is met betrekking tot het bruto-inkomen van
een thuiswerker en van de hulp van een thuiswerker artikel 5, eerste lidartikel 5, van overeenkomstige toepassing. van overeenkomstige toepassing.
-
1 Als dienstbetrekking wordt beschouwd de arbeidsverhouding van degene, die persoonlijk
arbeid verricht op doorgaans ten minste 2 dagen per week tegen een bruto-inkomen dat
doorgaans over een week ten minste zal bedragen 2/5 maal het bedrag, genoemd in artikel 8, eerste lid, onderdeel b, van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag, dan wel, voor degene, die de leeftijd van 23 jaar nog niet heeft bereikt en wiens
bruto-inkomen uitsluitend in verband met zijn leeftijd op een lager bedrag is vastgesteld,
2/5 maal het krachtens genoemde wet voor een werknemer van dezelfde leeftijd geldende
bedrag. , dan wel, voor degene, die de leeftijd van 21 jaar nog niet heeft bereikt en wiens
bruto-inkomen uitsluitend in verband met zijn leeftijd op een lager bedrag is vastgesteld,
2/5 maal het krachtens genoemde wet voor een werknemer van dezelfde leeftijd geldende
bedrag.
-
3 Indien binnen een maand na het einde van een arbeidsverhouding met dezelfde opdrachtgever
een nieuwe arbeidsverhouding wordt aangegaan, geldt het bepaalde in het tweede lid
niet ten aanzien van die nieuwe arbeidsverhouding, tenzij de tijdvakken voor welke
die arbeidsverhoudingen zijn aangegaan te zamen korter zijn dan een maand.
-
2
Artikel 2b, eerste lid, en artikel 2c, eerste lid, zijn niet van toepassing met betrekking tot de arbeidsverhouding van degene, die:
-
a. arbeid verricht in de uitoefening van een bedrijf of in de zelfstandige uitoefening
van een beroep;
-
b. het verrichten van de arbeid rechtstreeks is overeengekomen met een natuurlijk persoon
ten behoeve van diens persoonlijke aangelegenheden;
-
c. arbeid van overwegend geestelijke aard verricht;
-
d. werkzaam is in een arbeidsverhouding, die in overwegende mate beheerst wordt door
een familieverhouding;
-
e. anders dan bij wijze van beroep, als auteur of redactiemedewerker werkzaam is voor
een uitgever. anders dan bij wijze van beroep, als auteur of redactiemedewerker werkzaam is voor
een uitgever;
-
f. werkzaam is op basis van een voor aanvang van de betaling van de beloning gesloten
schriftelijke overeenkomst waaruit blijkt dat het de bedoeling is van beide partijen
dat de artikelen 2b en 2c niet van toepassing zijn.
-
3 Voor de toepassing van het tweede lid, onderdeel a, wordt degene die melkvervoer
verricht krachtens een vervoersovereenkomst en die daarvoor een eigen vervoermiddel
pleegt te gebruiken, geacht dit vervoer te verrichten in de uitoefening van een bedrijf.
Voor de toepassing van het tweede lid, onderdeel a, wordt degene die melkvervoer verricht
krachtens een vervoersovereenkomst en die daarvoor een eigen vervoermiddel pleegt
te gebruiken, geacht dit vervoer te verrichten in de uitoefening van een bedrijf.
Indien een arbeidsverhouding, beoordeeld uitsluitend aan de hand van de eerste leden
van de artikelen 2 tot en met 2c, op grond van meer dan één van die leden als dienstbetrekking wordt beschouwd, vindt
alleen dat artikel toepassing in het eerste lid waarvan zulks voor de eerste maal
geschiedt.
-
1 Indien een arbeidsverhouding zowel op grond van artikel 2 als op grond van de artikelen 2a, 2b of 2c, maar niet op grond van artikel 2ca, als dienstbetrekking wordt beschouwd, vindt alleen artikel 2 toepassing.
-
2 Indien een arbeidsverhouding zowel op grond van artikel 2a als op grond van de artikelen 2b of 2c, maar niet op grond van de artikelen 2 of 2ca, als dienstbetrekking wordt beschouwd, vindt alleen artikel 2a toepassing.
-
3 Indien een arbeidsverhouding ingeval artikel 2b, tweede tot en met vijfde lid, buiten beschouwing wordt gelaten zowel op grond van
artikel 2b als op grond van artikel 2c, maar niet op grond van de artikelen 2, 2a of 2ca, als dienstbetrekking wordt beschouwd, vindt alleen artikel 2b toepassing.
-
4 Indien een arbeidsverhouding zowel op grond van artikel 2ca als op grond van de artikelen 2, 2a, 2b of 2c als dienstbetrekking wordt beschouwd, vindt alleen artikel 2ca toepassing. Voor de
toepassing van de eerste zin wordt artikel 2e, vierde lid, buiten beschouwing gelaten.
-
1 Als dienstbetrekking wordt voorts beschouwd, zo nodig in afwijking van artikel 5 van de wet, de arbeidsverhouding welke niet reeds op grond van de wet of van de wet, de arbeidsverhouding welke niet reeds op grond van de wet of de de artikelen 2 tot en met 2cartikelen 2 tot en met 2ca, in samenhang met artikel 2e, als dienstbetrekking wordt beschouwd, mits:
-
a. de werkzaamheden van degene die de arbeid verricht, geen belastbare winst in zin van
de Wet inkomstenbelasting 2001 genereren;
-
b. degene die de arbeid verricht, door middel van een gezamenlijke verklaring van hemzelf
en de beoogde inhoudingsplichtige voor de eerste beoogde inhouding van loonbelasting
aan de inspecteur meldt dat zijn arbeidsverhouding als dienstbetrekking moet worden
beschouwd.
-
2 Zodra niet meer aan de voorwaarde, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, wordt voldaan,
meldt degene die de arbeid verricht, dit aan de inspecteur.
Als dienstbetrekking wordt voorts beschouwd de arbeidsverhouding van degene die arbeid
verricht ten behoeve van een vennootschap waarin hij een aanmerkelijk belang heeft
in de zin van de Wet inkomstenbelasting 2001 ingeval die arbeidsverhouding niet reeds op grond van de wet of de artikelen 2 tot en met 2c, in samenhang met artikel 2e of artikel 2g, als dienstbetrekking wordt beschouwd.
-
1 Als dienstbetrekking wordt voorts beschouwd de arbeidsverhouding van degene die arbeid
verricht ten behoeve van een lichaam waarin hij of zijn partner een aanmerkelijk belang
heeft ingeval die arbeidsverhouding niet reeds op grond van de wet of de artikelen 2 tot en met 2c, in samenhang met artikel 2e of artikel 2g, als dienstbetrekking wordt beschouwd.
Als degene tot wie de dienstbetrekking bestaat, wordt in de gevallen, bedoeld in de
artikelen 2a, 2c en 2g, beschouwd degene op wie de verplichting rust het loon te betalen.
-
1 Als degene tot wie de dienstbetrekking bestaat, wordt in de gevallen, bedoeld in de
artikelen 2a, 2c, 2ca en 2g, beschouwd degene op wie de verplichting rust het loon te betalen.
Degene die als musicus of anderszins als artiest optreedt, is geen artiest in de zin
van artikel 5a van de wet, indien hij in Nederland woont en werkzaam is op basis van een voor aanvang van de
betaling van de beloning gesloten schriftelijke overeenkomst waaruit blijkt dat het
de bedoeling is van beide partijen dat hij geen artiest is in de zin van artikel 5a
van de wet.
Ingeval degene die ter voorziening in de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan
periodieke uitkeringen ingevolge de Wet werk en bijstandParticipatiewet verstrekt, bij het vaststellen van de hoogte van die uitkeringen rekening houdt met
een rechtstreeks uit het familierecht voortvloeiende uitkering of verstrekking in
de zin van artikel 3.101, eerste lid, onderdeel b, van de Wet inkomstenbelasting 2001, niet zijnde een termijn van lijfrente, als bedoeld in artikel 11, eerste lid, onderdeel a, wordt deze geacht die uit het familierecht voortvloeiende uitkering of verstrekking
als loon in geld ingevolge de , wordt deze geacht die uit het familierecht voortvloeiende uitkering of verstrekking
als loon in geld ingevolge de Participatiewet te verstrekken. Wet werk en bijstand te verstrekken.
Degene tot wie een werknemer in dienstbetrekking staat - of, indien krachtens artikel 8, tweede lidartikel 8, van de wet, van de wet een ander als inhoudingsplichtige is aangewezen, die ander - wordt geacht
aan de werknemer het loon te verstrekken, dat deze uit hoofde van zijn dienstbetrekking
geniet van een niet-inhoudingsplichtige. een ander als inhoudingsplichtige is aangewezen, die ander - wordt geacht aan de
werknemer het loon te verstrekken, dat deze uit hoofde van zijn dienstbetrekking geniet
van een niet-inhoudingsplichtige.
Als loon van een uitvoerder van aangenomen werk, en van een thuiswerker wordt aangemerkt
het gehele door de aanbesteder, onderscheidenlijk de opdrachtgever verstrekte loon,
verminderd met het loon van de hulpen. Deze vermindering is slechts van toepassing
voor zover de uitvoerder van aangenomen werk en de thuiswerker aan de aanbesteder,
onderscheidenlijk de opdrachtgever een door hem en zijn hulpen ondertekende verklaring
doet toekomen waaruit het loon van ieder van de hulpen blijkt.
-
21 De belasting naar het belastbare loon dat wordt genoten door de in het eerste lid
bedoelde werknemers, bedraagt het in de voor hen geldende loonbelastingtabel aangewezen
percentage van het tabelloon, met dien verstande dat dit percentage wordt verhoogd
tot 52 ingeval de werknemer zijn naam, adres of woonplaats niet aan de inhoudingsplichtige
heeft verstrekt dan wel, ingeval de werknemer loon uit tegenwoordige dienstbetrekking
geniet, zijn identiteit niet is vastgesteld overeenkomstig De belasting naar het belastbare loon dat wordt genoten door de in artikel 33, tweede lid, onderdeel c, van de wet bedoelde werknemers, bedraagt het in de voor hen geldende loonbelastingtabel aangewezen
percentage van het tabelloon, met dien verstande dat dit percentage wordt verhoogd
tot 52 ingeval de werknemer zijn naam, adres of woonplaats niet aan de inhoudingsplichtige
heeft verstrekt dan wel, ingeval de werknemer loon uit tegenwoordige dienstbetrekking
geniet, zijn identiteit niet is vastgesteld overeenkomstig artikel 28, onderdeel f, van de wet, alsmede ingeval de werknemer ter zake onjuiste gegevens heeft verstrekt en de inhoudingsplichtige
dit weet of redelijkerwijs moet weten.
-
5 Voor gevallen waarin artikel 27, tweede lid, eerste volzin, van de wet toepassing vindt, worden de in het eerste lid bedoelde tabellen zodanig
vastgesteld dat telkens de belasting en de premie voor de volksverzekeringen in één
percentage worden opgenomen.
[Red: Vervallen door vernummering.]
-
1 Als perioden die meetellen als dienstjaren dan wel als diensttijd, als bedoeld in
de artikelen 18a, 18b, 18c, 38c, 38d en 38f van de wet, worden in aanmerking genomen:
-
a. de periode gedurende welke de dienstbetrekking heeft geduurd, daaronder begrepen perioden
van – al dan niet in deeltijd –:
-
1°. ouderschapsverlof als bedoeld in hoofdstuk 6 van de Wet arbeid en zorg;
-
2°. sabbatsverlof krachtens een schriftelijk vastgelegde regeling van de inhoudingsplichtige
gedurende ten hoogste twaalf maanden;
-
3°. studieverlof voor cursussen, voor opleidingen of studie voor een beroep, voor het
op peil houden van de vakkennis en voor cursussen, opleidingen of studie die door
de inhoudingsplichtige worden gefinancierd;
met dien verstande dat bij dienstbetrekkingen in deeltijd de aldus in aanmerking te
nemen periode wordt verminderd overeenkomstig de deeltijdfactor.
-
b. perioden gedurende welke de werknemer in dienstbetrekking heeft gestaan tot een met
de inhoudingsplichtige verbonden lichaam als bedoeld in artikel 10a, vierde lid, van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969, dat niet in Nederland is gevestigd, voorzover hij bij dat verbonden lichaam niet
heeft deelgenomen aan een pensioenregeling;
-
c. perioden gedurende welke, in aansluiting op de in de onderdelen a en b bedoelde perioden,
na onvrijwillig ontslag loongerelateerde uitkeringen worden ontvangen, of, onder door
Onze Minister te stellen voorwaarden, perioden na ontslag van ten hoogste drie jaar,
doch van ten hoogste tien jaar ingeval vanaf het vierde kalenderjaar na het jaar van
ontslag in het kalenderjaar geen hoger bedrag als pensioengevend loon in aanmerking
wordt genomen dan het in het tweede kalenderjaar voorafgaand aan dat kalenderjaar
door de gewezen werknemer genoten gezamenlijke bedrag van:
-
1°. de winst uit onderneming vóór toevoeging aan en afneming van de oudedagsreserve en
vóór de ondernemersaftrek;
-
2°. het belastbare loon;
-
3°. het belastbare resultaat uit overige werkzaamheden; en
-
4°. de belastbare periodieke uitkeringen en verstrekkingen;
-
d. perioden gedurende welke, in aansluiting op de in onderdelen a en b bedoelde perioden,
uitkeringen worden ontvangen ingevolge een regeling voor vervroegde uittreding als
bedoeld in artikel 38c van de wet;
-
e. perioden gedurende welke, in aansluiting op de in onderdelen a en b bedoelde perioden,
uitkeringen worden ontvangen ingevolge een prepensioenregeling als bedoeld in artikel 38d van de wet;
-
f. dienstjaren ten gevolge van waardeoverdracht van pensioenkapitaal, als bedoeld in
de artikelen 70a, 71, 74, 75, 85 tot en met 88 en 91 van de Pensioenwet, naar de huidige inhoudingsplichtige of de pensioenuitvoerder van de huidige inhoudingsplichtige,
voor zover deze jaren op basis van een adequate diensttijdadministratie kunnen worden
vastgesteld;
-
g. perioden waarin de werknemer een tot zijn huishouden behorend kind heeft verzorgd
dat de leeftijd van twaalf jaar niet heeft bereikt, met dien verstande dat de perioden
waarin de kinderen die hij heeft verzorgd de leeftijd van zes jaar hebben bereikt,
meetellen voor de helft. Bij dienstbetrekkingen in deeltijd wordt de aldus in aanmerking
te nemen periode verminderd overeenkomstig de deeltijdfactor.
-
2 In afwijking van het eerste lid, onderdeel a, is met betrekking tot perioden vóór
8 juli 1994 gedurende welke de werknemer in dienstbetrekking heeft gestaan tot vorige
inhoudingsplichtigen, inkoop van ontbrekende dienstjaren tot 8 juli 1994 toegestaan
indien de werknemer aannemelijk kan maken dat er, gerelateerd aan de pensioenregeling
bij de huidige inhoudingsplichtige, als gevolg van het ontbreken van die dienstjaren
sprake is van een pensioentekort, daaronder begrepen perioden vóór 8 juli 1994 gedurende
welke in het buitenland werkzaamheden zijn verricht voor een met een vorige inhoudingsplichtige
verbonden lichaam als bedoeld in artikel 10a, vierde lid, van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969, dat niet in Nederland is gevestigd.
-
3 In afwijking van het eerste lid, onderdeel a, is met betrekking tot perioden gedurende
welke de werknemer in dienstbetrekking heeft gestaan tot een vorige inhoudingsplichtige,
inkoop van ontbrekende dienstjaren toegestaan voor zover de werknemer aannemelijk
kan maken dat er, gerelateerd aan de pensioenregeling bij de huidige inhoudingsplichtige,
sprake is van een pensioentekort als gevolg van het ontbreken van de mogelijkheid
van waarde-overdracht van pensioenkapitaal als bedoeld in de artikelen 70a, 71, 74, 75, 85 tot en met 88 en 91 van de Pensioenwet.
-
4 Voor de toepassing van het eerste lid mag de aldaar genoemde vermindering van de in
aanmerking te nemen perioden bij dienstbetrekkingen in deeltijd achterwege blijven,
indien de deeltijdfunctie is aanvaard in de periode die aanvangt 10 jaar direct voorafgaande
aan de in de pensioenregeling vastgestelde ingangsdatum. De eerste volzin is uitsluitend
van toepassing, voor zover de omvang van het dienstverband na het aanvaarden van de
deeltijdfunctie niet lager is dan 50% van de omvang van het dienstverband aan het
eind van de periode direct voorafgaande aan de aanvang van de aan het slot van de
eerste volzin bedoelde periode.
-
2 Als perioden die meetellen als deelnemingsjaren kunnen eveneens in aanmerking worden
genomen dienstjaren ten gevolge van een voor 1 januari 2005 gedane waardeoverdracht
van pensioenkapitaal, als bedoeld in de artikelen 32, vierde lid, 32a of 32b van de Pensioen- en spaarfondsenwet, zoals deze artikelen luidden op 31 december 2006, voor zover met schriftelijke bescheiden
kan worden gestaafd dat deze dienstjaren bij de opbouw van het ouderdomspensioen in
aanmerking zijn genomen.
-
3 Als perioden die meetellen als deelnemingsjaren kunnen eveneens in aanmerking worden
genomen perioden gedurende welke de werknemer in dienstbetrekking heeft gestaan tot
een andere inhoudingsplichtige of een met de inhoudingsplichtige of een andere inhoudingsplichtige
verbonden lichaam als bedoeld in artikel 10a, vierde lid, van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969, dat niet in Nederland is gevestigd, voor zover met schriftelijke bescheiden kan
worden gestaafd dat deze perioden door die andere inhoudingsplichtige of dat lichaam
bij de opbouw van het ouderdomspensioen of van een voorziening voor ouderdom ingevolge
een pensioenregeling als bedoeld in artikel 1.7, tweede lid, onderdeel c, van de Wet inkomstenbelasting 2001, in aanmerking zijn genomen.
-
4 Bij dienstbetrekkingen in deeltijd wordt het ingevolge artikel 18e van de wet geldende maximum verlaagd overeenkomstig de per deelnemingsjaar geldende deeltijdfactor,
met dien verstande dat artikel 10a, vierde lid, van overeenkomstige toepassing is.
-
5 Bij toepassing van het eerste lid, onderdeel c, of derde lid, wordt voor de toepassing
van artikel 18e, eerste lid, onderdeel b, en vierde lid, van de wet het deelnemingsjarenpensioen opgevat met inbegrip van de uit die andere dienstbetrekking
voortvloeiende:
-
a. uitkeringen ingevolge een ouderdomspensioen;
-
b. uitkeringen ingevolge een deelnemingsjarenpensioen;
-
c. uitkeringen ingevolge een overbruggingspensioen als bedoeld in artikel 18e, zoals dit artikel op 31 december 2004 luidde;
-
d. uitkeringen ingevolge een regeling voor vervroegde uittreding als bedoeld in artikel 18i, zoals dit artikel op 31 december 2004 luidde;
-
e. uitkeringen ingevolge een prepensioen als bedoeld in artikel 38a, zoals dit artikel op 31 december 2004 luidde.
-
6 Indien perioden gedurende welke de werknemer in dienstbetrekking heeft gestaan tot
een met de inhoudingsplichtige of een andere inhoudingsplichtige verbonden lichaam
als bedoeld in artikel 10a, vierde lid, van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969, dat niet in Nederland is gevestigd, in aanmerking worden genomen als deelnemingsjaren,
wordt voor de toepassing van artikel 18e, eerste lid, onderdeel b, en vierde lid, van de wet het deelnemingsjarenpensioen opgevat met inbegrip van de uitkeringen ingevolge de
bij dat lichaam opgebouwde voorziening voor ouderdom in een pensioenregeling als bedoeld
in artikel 1.7, tweede lid, onderdeel c, van de Wet inkomstenbelasting 2001.
-
1 Als loonbestanddelen, als bedoeld in artikel 18g, tweede lid, onderdeel a, van de wet komen in aanmerking alle loonbestanddelen, met uitzondering van het genot van een
ter beschikking gestelde auto. Voorzover over loonbestanddelen pensioen wordt opgebouwd
volgens een eindloonstelsel komen loonstijgingen in de periode die aanvangt vijf jaar
direct voorafgaande aan de in de pensioenregeling vastgestelde ingangsdatum in aanmerking
tot ten hoogste 2 percent boven de gemiddelde loonindex voor de CAO-lonen per maand,
inclusief bijzondere beloningen, zoals berekend door het Centraal Bureau voor de Statistiek,
met dien verstande dat in elk geval in aanmerking komen loonstijgingen als gevolg
van gangbare functiewijzigingen of gangbare leeftijdsperiodieken.
-
2 Voor de toepassing van artikel 18g, tweede lid, onderdeel b, van de wet komen niet tot het regelmatig genoten loon behorende loonbestanddelen slechts in
aanmerking voorzover de opbouw van het pensioen volgens een ander stelsel dan het
eindloonstelsel plaatsvindt.
-
3 Voor de toepassing van artikel 18g, tweede lid, onderdeel d, van de wet mag een loonsverlaging buiten beschouwing blijven, voorzover deze het gevolg is van
het terugtreden naar een lager gekwalificeerde functie, in de periode die aanvangt
10 jaar direct voorafgaande aan de in de pensioenregeling vastgestelde ingangsdatum.
Voor zover het pensioengevend loon bestaat uit tot het regelmatig genoten loon behorende
loonbestanddelen, mag voor de bepaling van het gemiddelde pensioengevend loon, bedoeld
in de artikelen 18a en 18e van de wet, worden uitgegaan van de loopbaanontwikkeling, bedoeld in artikel 18a, derde lid,
onderdeel b, van de wet.
-
2 Als een pensioenfonds als bedoeld in artikel 19a, eerste lid, onderdeel d, van de wet kan door Onze Minister worden aangewezen een lichaam dat naar het recht van de staat
van diens zetel bevoegd gelden beheert strekkende tot verzekering van aanspraken ingevolge
een pensioenregeling van tenminste 100 werknemers of gewezen werknemers en dat met
betrekking tot deze aanspraken vanuit een vestiging buiten Nederland overeenkomsten
sluit.
-
3 Alvorens tot een aanwijzing wordt overgegaan, dient de verzekeraar, onderscheidenlijk
het pensioenfonds zich tegenover Onze Minister, onder door hem te stellen voorwaarden,
te verplichten om met betrekking tot de bij deze verzekeraar of dit fonds verzekerde
of nog te verzekeren aanspraken ingevolge een pensioenregeling, bedoeld in artikel 18 van de wet inlichtingen te verstrekken over de uitvoering van de pensioenregelingen en een in
Nederland uitwinbare zekerheid jegens de ontvanger te stellen voor de invordering
van de belasting die mocht worden verschuldigd door toepassing van artikel 19b van de wet. In afwijking van de eerste volzin behoeft een in een van de lidstaten van de Europese
Unie of in een bij ministeriële regeling aangewezen staat die partij is bij de Overeenkomst
betreffende de Europese Economische Ruimte gevestigde verzekeraar of gevestigd pensioenfonds
jegens de ontvanger geen in Nederland uitwinbare zekerheid te stellen indien deze
verzekeraar of dit pensioenfonds, onder door Onze Minister te stellen voorwaarden,
ingevolge een overeenkomst met de ontvanger aansprakelijkheid aanvaardt voor de in
die volzin bedoelde belasting.
-
4 De aanwijzing kan eveneens plaatsvinden indien de in het derde lid bedoelde zekerheid
niet door de verzekeraar of het pensioenfonds maar door de werknemer of de gewezen
werknemer wordt gesteld, waarbij deze tevens de mogelijkheid heeft zekerheid te stellen
door middel van verpanding van de aanspraken ingevolge een pensioenregeling aan de
ontvanger, mits de verzekeraar of het pensioenfonds instemt met deze verpanding.
-
6 Indien de aanwijzing wordt ingetrokken, worden de aanspraken ingevolge een pensioenregeling
niet op het onmiddellijk daaraan voorafgaande tijdstip aangemerkt als loon uit vroegere
dienstbetrekking van de werknemers of gewezen werknemers, dan wel indien een werknemer
of gewezen werknemer is overleden, van de gerechtigden tot de aanspraken, indien de
aanspraken onder door Onze Minister te stellen voorwaarden alsnog overgaan op een
verzekeraar van een pensioen die voldoet aan de in artikel 19a van de wet gestelde voorwaarden.
-
7 Onze Minister maakt het aanwijzen als een verzekeraar als bedoeld in het eerste lid,
dan wel het aanwijzen als een pensioenfonds als bedoeld in het tweede lid, op een
daartoe geschikte wijze publiek bekend. Indien Onze Minister een aanwijzing intrekt,
maakt hij die intrekking ook op een daartoe geschikte wijze publiek bekend.
Hoofdstuk 34a Vrije vergoedingen en verstrekkingen (Heffing van de inhoudingsplichtige (Hoofdstuk IIA van de wethoofdstuk V van de wet); extraterritoriale werknemers): extraterritoriale werknemers
-
2 Verstaan wordt onder:
-
a. extraterritoriale werknemers: ingekomen werknemers en uitgezonden werknemers;
-
b. ingekomen werknemer: door een inhoudingsplichtige uit een ander land aangeworven,
of naar een inhoudingsplichtige gezonden werknemer in de zin van artikel 2artikel 2 van de wet van de wet, met een specifieke deskundigheid die op de Nederlandse arbeidsmarkt niet
of schaars aanwezig is;:
-
1°. met een specifieke deskundigheid die op de Nederlandse arbeidsmarkt niet of schaars
aanwezig is; en
-
2°. die in meer dan twee derde van de periode van 24 maanden voorafgaand aan de aanvang
van de tewerkstelling in Nederland woonachtig was op een afstand van meer dan 150
kilometer van de grens van Nederland exclusief de territoriale zee van Nederland en
de exclusieve economische zone van het Koninkrijk, bedoeld in artikel 1 van de Rijkswet instelling exclusieve economische zone.
-
c. uitgezonden werknemer: werknemer in de zin van artikel 2artikel 2 van de wet van de wet, door een inhoudingsplichtige naar het buitenland gezonden met het oog
op:, door een inhoudingsplichtige naar het buitenland gezonden met het oog op:
-
1°. plaatsing als ambtenaar bij een vertegenwoordiging van het Koninkrijk der Nederlanden
in het buitenland (post);
-
2°. tewerkstelling als ambtenaar, rechterlijk ambtenaar of militair op de Nederlandse
Antillen of Aruba;tewerkstelling als ambtenaar, rechterlijk ambtenaar of militair op Aruba, Curaçao,
Sint Maarten of de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius of Saba;
-
3°. tewerkstelling als militair buiten het Koninkrijk der Nederlanden;
-
4°. tewerkstelling in een bij ministeriële regeling, in overeenstemming met Onze Minister
van Ontwikkelingssamenwerking, aangewezen regio;tewerkstelling in een bij ministeriële regeling, in overeenstemming met Onze Minister
voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, aangewezen regio;
-
5°. het beoefenen van wetenschap of het geven van onderwijs.
-
d. looptijd: de periode gedurende welke dit hoofdstuk voor een werknemer van toepassing
is.
-
3 Een werknemer wordt slechts als uitgezonden aangemerkt indien hij in een periode van
twaalf maanden ten minste 45 dagen ten behoeve van zijn werkzaamheden verblijft in
een of meer plaatsen waarnaar hij is gezonden. Bij de bepaling of aan deze voorwaarde
is voldaan worden verblijfsperioden van minder dan 15 dagen niet in aanmerking genomen
en worden dagen waarop de werknemer zonder onderbreking naar de desbetreffende plaatsen
en terug reist – of zou reizen bij gebruikmaking van het voor werknemers in het algemeen
meest gebruikelijke vervoermiddel – als dagen van verblijf in die plaatsen aangemerkt.
Indien aan de voorwaarde is voldaan, kan de werknemer tevens als uitgezonden worden
beschouwd gedurende alle overige dienstreizen van ten minste 10 dagen naar de desbetreffende
plaatsen.Indien de tewerkstelling van een werknemer met de titel van doctor (gepromoveerde)
plaatsvindt binnen een jaar na het behalen van deze titel, blijven bij de beoordeling
of deze werknemer door een inhoudingsplichtige uit een ander land in dienstbetrekking
wordt aangeworven buiten beschouwing de periode van verblijf in het kader van het
behalen van deze titel in Nederland of in het gebied binnen 150 kilometer van de grens
van Nederland exclusief de territoriale zee van Nederland en de exclusieve economische
zone van het Koninkrijk, bedoeld in artikel 1 van de Rijkswet instelling exclusieve economische zone, alsmede de periode na de promotie.
-
4 De in het tweede lid, onderdeel b, onder 2°, opgenomen voorwaarde geldt niet indien
de door een inhoudingsplichtige uit een ander land aangeworven, of naar een inhoudingsplichtige
gezonden werknemer in de zin van artikel 2 van de wet meer dan twee derde van de periode van 24 maanden voorafgaand aan de aanvang van
een eerdere tewerkstelling in Nederland woonachtig was op een afstand van meer dan
150 kilometer van de grens van Nederland exclusief de territoriale zee van Nederland
en de exclusieve economische zone van het Koninkrijk, bedoeld in artikel 1 van de Rijkswet instelling exclusieve economische zone, en die eerdere tewerkstelling niet eerder dan vijf jaren voor de nieuwe tewerkstelling
is aangevangen.
-
5 Een werknemer wordt slechts als uitgezonden aangemerkt indien hij in een periode van
twaalf maanden ten minste 45 dagen ten behoeve van zijn werkzaamheden verblijft in
een of meer plaatsen waarnaar hij is gezonden. Bij de bepaling of aan deze voorwaarde
is voldaan worden verblijfsperioden van minder dan 15 dagen niet in aanmerking genomen
en worden dagen waarop de werknemer zonder onderbreking naar de desbetreffende plaatsen
en terug reist – of zou reizen bij gebruikmaking van het voor werknemers in het algemeen
meest gebruikelijke vervoermiddel – als dagen van verblijf in die plaatsen aangemerkt.
Indien aan de voorwaarde is voldaan, kan de werknemer tevens als uitgezonden worden
beschouwd gedurende alle overige dienstreizen van ten minste 10 dagen naar de desbetreffende
plaatsen.
-
68 Schoolgelden zijn uitgaven voor het door kinderen van de extraterritoriale werknemer
volgen van basisonderwijs of voortgezet onderwijs aan internationale scholen en internationale
afdelingen van niet-internationale scholen, tot de bedragen die door de school overeenkomstig
haar tarieven voor onderwijs in rekening worden gebracht, met uitzondering van kosten
van kost en inwoning maar met inbegrip van vervoerskosten.
-
1 Vergoedingen en verstrekkingen aan extraterritoriale werknemers van kosten, respectievelijk
ter voorkoming van kosten van verblijf buiten het land van herkomst worden, ten aanzien
van ingekomen werknemers op gezamenlijk verzoek van de werknemer en de inhoudingsplichtige,
in elk geval beschouwd als vergoeding voor extraterritoriale kosten tot (bewijsregel):
-
a. 30% van de grondslag, waarbij de grondslag is de som van het loon uit tegenwoordige
dienstbetrekking ter zake van het verblijf buiten het land van herkomst voorzover
de ingekomen of uitgezonden werknemer ter zake geen recht heeft op voorkoming van
dubbele belasting, en de vergoeding voor extraterritoriale kosten;30% van de grondslag, waarbij de grondslag de som is van:
-
1°. het loon uit tegenwoordige dienstbetrekking ter zake van het verblijf buiten het land
van herkomst dat is genoten tijdens de looptijd van de bewijsregel en waarover met
toepassing van de artikelen 20a, 20b, 26 en 26b van de wet belasting wordt geheven, voor zover de ingekomen of uitgezonden werknemer ter zake
geen recht heeft op voorkoming van dubbele belasting;
-
2°. de vergoeding voor extraterritoriale kosten, bedoeld in artikel 31a, tweede lid, onderdeel e, van de wet;
-
b. het bedrag van de schoolgelden.
-
2 In afwijking van het eerste lid bezit een werknemer die in het wetenschappelijk onderwijs
een Nederlandse mastergraad of een hiermee gelijkwaardige buitenlandse graad heeft
behaald en die de leeftijd van 30 jaar nog niet heeft bereikt, specifieke deskundigheid
indien het loon, bedoeld in paragraaf 3.3.1 van de Wet inkomstenbelasting 2001, op jaarbasis meer bedraagt dan € 30.001.
-
14 Bij de beoordeling of een ingekomen werknemer specifieke deskundigheid bezit die op
de Nederlandse arbeidsmarkt niet of schaars aanwezig is, wordt in onderlinge samenhang
rekening gehouden met de volgende factoren, voorzover relevant:Bij de beoordeling of de specifieke deskundigheid die een ingekomen werknemer bezit
niet of schaars aanwezig is op de Nederlandse arbeidsmarkt, wordt in onderlinge samenhang
rekening gehouden met de volgende factoren, voor zover relevant:
-
a. het niveau van de door de werknemer gevolgde opleiding;
-
b. de voor de functie relevante ervaring van de werknemer;
-
c. het beloningsniveau van de onderhavige functie in Nederland in verhouding tot het
beloningsniveau in het land van herkomst van de werknemer.
-
25 Een werknemer van het middenkader of hoger kader van een internationaal concern met
ten minste twee en een half jaar ervaring in dat concern die in het kader van roulatie
wordt uitgezonden naar Nederland, wordt geacht specifieke deskundigheid te bezitten
die op de Nederlandse arbeidsmarkt niet of schaars aanwezig is.Bij het begin van het kalenderjaar worden de in het eerste en tweede lid genoemde
bedragen bij ministeriële regeling gewijzigd in andere bedragen. Deze bedragen worden
berekend door de te wijzigen bedragen te vermenigvuldigen met de tabelcorrectiefactor,
bedoeld in artikel 10.2 van de Wet inkomstenbelasting 2001, en vervolgens de nodig geachte afronding aan te brengen. Indien in het voorafgaande
kalenderjaar een dergelijke afronding is toegepast, kan bij wijziging worden uitgegaan
van het niet-afgeronde bedrag.
-
1 Voor ingekomen werknemers bedraagt de looptijd van de bewijsregel maximaal tien jaar,
ingaande op de eerste dag van de tewerkstelling door de inhoudingsplichtige.Voor ingekomen werknemers bedraagt de looptijd van de bewijsregel maximaal vijf jaar,
ingaande op de eerste dag van de tewerkstelling door de inhoudingsplichtige en eindigende
op de laatste dag van het loontijdvak na het loontijdvak waarin die tewerkstelling
is geëindigd.
-
1 Indien een ingekomen werknemer tijdens de looptijd een andere inhoudingsplichtige
krijgt, blijft op gezamenlijk verzoek van de werknemer en de nieuwe inhoudingsplichtige
de bewijsregel gedurende de resterende looptijd van toepassing, mits de periode tussen
het einde van de tewerkstelling door de oude inhoudingsplichtige en de aanvang van
de tewerkstelling door de nieuwe inhoudingsplichtige niet langer is dan drie maanden.Indien een ingekomen werknemer tijdens de looptijd een andere inhoudingsplichtige
krijgt, blijft op gezamenlijk verzoek van de werknemer en de nieuwe inhoudingsplichtige
de bewijsregel gedurende de resterende looptijd van toepassing, mits de periode tussen
het einde van de tewerkstelling door de oude inhoudingsplichtige en de totstandkoming
van de arbeidsovereenkomst met de nieuwe inhoudingsplichtige niet langer is dan drie
maanden.
-
1 Indien de ingekomen werknemer niet langer specifieke deskundigheid bezit die op de
Nederlandse arbeidsmarkt niet of schaars aanwezig is, wordt de looptijd verminderd
tot op het moment waarop deze situatie zich gaat voordoen, maar tot op niet minder
dan vijf jaar.
Indien de ingekomen werknemer niet langer specifieke deskundigheid bezit die op de
Nederlandse arbeidsmarkt niet of schaars aanwezig is, wordt de looptijd verminderd
tot op het moment waarop deze situatie zich voordoet.
-
1 Indien de ingekomen werknemer voorafgaand aan de aanvang van de tewerkstelling als
ingekomen werknemer door de inhoudingsplichtige, in Nederland is tewerkgesteld of
is verbleven, wordt de looptijd verminderd met de perioden van eerdere tewerkstelling
en eerder verblijf.
-
2 Perioden van eerdere tewerkstelling en eerder verblijf die meer dan vijftien jaar
voorafgaand aan de tewerkstelling zijn geëindigd, worden niet in aanmerking genomen.Perioden van eerdere tewerkstelling en eerder verblijf die meer dan vijfentwintig
jaar voorafgaand aan de tewerkstelling zijn geëindigd, worden niet in aanmerking genomen.
-
3 Perioden van eerdere tewerkstelling en eerder verblijf die meer dan tien jaar maar
minder dan vijftien jaar voorafgaand aan de tewerkstelling zijn geëindigd, worden
niet in aanmerking genomen indien de ingekomen werknemer in de periode van tien jaar
niet in Nederland is tewerkgesteld of is verbleven.Voor de toepassing van het eerste en tweede lid is de ingekomen werknemer niet in
Nederland tewerkgesteld indien hij in elk kalenderjaar van de periode van vijfentwintig
jaar maximaal 20 dagen hier te lande heeft gewerkt.
-
4 Voor de toepassing van het derde lid is de ingekomen werknemer niet in Nederland tewerkgesteld
indien hij in elk kalenderjaar van de periode van tien jaar maximaal 20 dagen hier
te lande heeft gewerkt.Voor de toepassing van het eerste en tweede lid is de ingekomen werknemer niet in
Nederland verbleven indien hij in elk kalenderjaar van de periode van vijfentwintig
jaar in totaal niet langer dan zes weken in Nederland is verbleven wegens vakantie,
familiebezoek of andere persoonlijke omstandigheden, waarbij in de periode van vijfentwintig
jaar eenmalig een periode van maximaal drie aaneengesloten maanden in Nederland wegens
vakantie, familiebezoek of andere persoonlijke omstandigheden niet in aanmerking wordt
genomen.
-
5 Voor de toepassing van het derde lid is de ingekomen werknemer niet in Nederland verbleven
indien hij in elk kalenderjaar van de periode van tien jaar in totaal niet langer
dan zes weken in Nederland is verbleven wegens vakantie, familiebezoek of andere persoonlijke
omstandigheden, waarbij in de periode van tien jaar eenmalig een periode van maximaal
drie aaneengesloten maanden in Nederland wegens vakantie, familiebezoek of andere
persoonlijke omstandigheden niet in aanmerking wordt genomen.Voor de toepassing van het eerste en tweede lid wordt een werknemer geacht in Nederland
te zijn tewerkgesteld gedurende de gehele periode dat hij een door een inhoudingsplichtige
uit een ander land aangeworven, of naar een inhoudingsplichtige gezonden werknemer
in de zin van artikel 2 van de wet is.
Indien een verzoek om toepassing van de bewijsregel als bedoeld in artikel 9hartikel 10ei niet is gedaan binnen vier maanden na aanvang van de tewerkstelling als ingekomen
werknemer door de inhoudingsplichtige, wordt de looptijd verminderd met de periode
tussen het tijdstip waarop de ingekomen werknemer door de inhoudingsplichtige is tewerkgesteld
en het tijdstip waarop de beschikking, bedoeld in artikel 9hartikel 10ei, voor het eerst van toepassing is.
Bij vermindering van de looptijd volgens dit hoofdstuk wordt een periode waarmee de
looptijd wordt verminderd naar boven afgerond op gehele kalendermaanden.Bij vermindering van de looptijd volgens dit hoofdstuk wordt elke periode waarmee
de looptijd wordt verminderd naar boven afgerond op gehele kalendermaanden.
-
2 Indien het verzoek is gedaan binnen vier maanden na aanvang van de tewerkstelling
als extraterritoriale werknemer door de inhoudingsplichtige, werkt de beschikking
terug tot en met de aanvang van de tewerkstelling als extraterritoriale werknemer.
Indien het verzoek later is gedaan, is de beschikking van toepassing met ingang van
de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin het verzoek is gedaan.
De inhoudingsplichtige wordt voor de toepassing van de bepalingen van dit hoofdstuk
ten aanzien van een ingekomen werknemer geacht dezelfde inhoudingsplichtige te zijn
als de zonder onderbreking voorafgaande inhoudingsplichtigen van de werknemer mits:
-
a. de inhoudingsplichtige en de zonder onderbreking voorafgaande inhoudingsplichtige
behoren tot een zelfde samenhangende groep inhoudingsplichtigen in de zin van artikel 27e van de wet, en
-
b. aannemelijk is dat de werknemer opnieuw zou worden aangemerkt als ingekomen werknemer
indien artikel 10ed zou worden toegepast.
[Red: Vervallen]
-
1 Ten aanzien van de werknemers aan wie kosten verband houdende met het vervoer per
auto als bedoeld in artikel 15b, eerste lid, onderdeel a, van de wet worden vergoed, is het toegestaan dat deze vergoedingen slechts als loon in aanmerking
worden genomen voor zover zij in totaal meer hebben bedragen dan het aantal in het
kalenderjaar voor vergoeding in aanmerking gekomen kilometers vermenigvuldigd met
het in de genoemde bepaling bedoelde bedrag per kilometer.
-
4 Ten aanzien van de werknemers aan wie kosten verband houdende met het vervoer per
auto als bedoeld in artikel 15b, eerste lid, onderdeel a, van de wet worden vergoed, is het, indien het eerste lid geen toepassing vindt, toegestaan dat
het ter zake van die vergoedingen als loon van de maand december van het kalenderjaar
in aanmerking te nemen bedrag wordt geacht niet te behoren tot het loon van die maand
doch wordt geacht te behoren tot het loon van de maand januari van het volgende kalenderjaar
en te zijn betaald op de laatste werkdag van deze maand.
[Red: Vervallen]
-
1 Ten aanzien van een in de onderneming van zijn ouder werkzaam kind dat behoort tot
het huishouden van die ouder en niet verzekerd is ingevolge enige andere sociale verzekering
dan een volksverzekering, kan de inspecteur onder door hem te stellen voorwaarden
toestaan dat de belasting wordt ingehouden op de eerste werkdag van het volgende kalenderjaar,
met toepassing van de loonbelastingtabellen voor het kalenderjaar waarin het loon
is verstrekt. Alsdan wordt het in dat kalenderjaar verstrekte loon geacht in gelijke
delen te zijn verstrekt over de kalenderkwartalen waarin het kind werkzaam is geweest,
en vinden artikel 26 van de wet en de krachtens dat artikel vastgestelde loonbelastingtabellen voor bijzondere
beloningen geen toepassing.
Ten aanzien van de werknemer die niet in Nederland woont en die werkzaamheden verricht
of heeft verricht in de in Ingeval een verzekeraar als bedoeld in artikel 2, derde lidartikel 19a van de wet, van de wet genoemde dienstbetrekkingen, zijn de in overeenkomt met de inhoudingsplichtige die aan de werknemer loon verstrekt als bedoeld
in artikel 28artikel 31, vierde lid, onderdeel h, van de wet en , dat die verzekeraar de ter zake van dat loon verschuldigde loonbelasting inhoudt
op het pensioen, wordt niet die inhoudingsplichtige, maar die verzekeraar ter zake
van dat loon als inhoudingsplichtige beschouwd.29 van de wet opgenomen verplichtingen niet van toepassing, indien het heffingsrecht
over het loon uit die dienstbetrekking op grond van een belastingverdrag niet aan
Nederland is toegewezen en de werknemer niet premieplichtig is voor de volksverzekeringen.
Ten aanzien van de in artikel 7, eerste lid, onderdeel bartikel 33, tweede lid, onderdeel c, onder 1°, van de wet, bedoelde werknemers, met uitzondering van degenen die een uitkering ontvangen op
grond van het bedoelde werknemers, met uitzondering van degenen die een uitkering ontvangen op
grond van het Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004, herrekent de inhoudingsplichtige bij het einde van het kalenderjaar volgens bij
ministeriële regeling te stellen regels de op de voet van de in die bepaling bedoelde
tabel geheven belasting zodanig dat uiteindelijk de belasting zoveel mogelijk wordt
geheven als hadden de werknemers loon uit vroegere arbeid genoten ander dan uitkeringen
ingevolge de , herrekent de inhoudingsplichtige bij het einde van het kalenderjaar volgens bij
ministeriële regeling te stellen regels de op de voet van de in die bepaling bedoelde
tabel geheven belasting zodanig dat uiteindelijk de belasting zoveel mogelijk wordt
geheven als hadden de werknemers loon uit vroegere arbeid genoten niet zijnde uitkeringen
ingevolge de Wet werk en bijstandParticipatiewet. Bij de in de vorige volzin bedoelde herrekening wordt het bedrag van de in aanmerking
te nemen heffingskorting, in afwijking in zoverre van artikel 23artikel 23, tweede lid, van de wet van de wet, verminderd met het volgens bij ministeriële regeling te stellen regels
te bepalen bedrag aan heffingskorting voor de loonbelasting, met uitzondering van
de arbeidskorting, waarmee ten aanzien van de werknemer reeds rekening is gehouden
bij de inhouding van belasting op ander loon. , verminderd met het volgens bij ministeriële regeling te stellen regels te bepalen
bedrag aan heffingskorting voor de loonbelasting, met uitzondering van de arbeidskorting
en de werkbonus, waarmee ten aanzien van de werknemer reeds rekening is gehouden bij
de inhouding van belasting op ander loon.