Besluit houdende verhoging uitkeringen niet-pensioengerechtigden van land- en zeemacht met een algemene toeslag

Toekomstige wijziging(en) op 01-04-1964. Zie het overzicht van wijzigingen.
Geraadpleegd op 24-04-2024.
Geldend van 01-01-1963 t/m heden

Besluit van 1 juli 1957, houdende verhoging uitkeringen niet-pensioengerechtigden van land- en zeemacht met een algemene toeslag

Wij JULIANA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.

Op de voordracht van Onze Minister voor Defensie van 12 maart 1957, Nr. P. 111.341/A/Conf en Nr. Minmar 467699/349595;

Overwegende, dat de beperking van de uitbetaling van de uitkeringen, bedoeld in de Regeling uitkeringen niet-pensioengerechtigden van land- en zeemacht (Stb. 1948, I 543) bij gelijktijdige aanspraak op een pensioen krachtens de Algemene Ouderdomswet (Stb. 1956, 281), het wenselijk maakt ten aanzien van die uitkeringen gelijksoortige voorzieningen te treffen als is geschied ten aanzien van de militaire pensioenen;

De Raad van State gehoord (advies van 21 mei 1957 nr. 69);

Gezien het nader rapport van Onze voornoemde Minister van 25 juni 1957, Nr. P. 111.341/E/Conf, Nr minmar 552822/254777;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel 1

Dit besluit verstaat onder:

uitkering: het nominale bedrag, zoals dit is of wordt vastgesteld, van een uitkering verleend of te verlenen krachtens de Regeling uitkeringen niet-pensioengerechtigden van land- en zeemacht (Stb. 1948, I 543) met uitzondering van:

  • a. de toeslag en de extra-toeslag verleend krachtens Ons besluit van 24 maart 1951 (Stb. 87);

  • b. de toeslag-1954 verleend krachtens Ons besluit van 16 september 1954 (Stb. 433);

  • c. de aanpassingtoeslag verleend krachtens Ons besluit van 15 april 1955 (Stb. 184), en

  • d. de nadere toeslag-1954 verleend krachtens Ons besluit van 27 oktober 1956 (Stb. 520);

Regeling: de Regeling uitkeringen niet-pensioengerechtigden van land- en zeemacht (Stb. 1948, I 543).

Artikel 2

  • 1 Voor zover het recht op een uitkering op 1 januari 1957 niet is vervallen, worden de uitkeringen te rekenen van 1 januari 1957 of van het later tijdstip waarop zij zijn ingegaan of zullen ingaan, met inachtneming van de volgende bepalingen, ambtshalve verhoogd met een toeslag, verder te noemen algemene toeslag.

  • 2 Op het tijdstip, met ingang waarvan een uitkering is verhoogd met een algemene toeslag, vervallen de toeslagen welke, krachtens de in artikel 1 genoemde besluiten, op een uitkering zijn verleend, met uitzondering van de extra-toeslag, bedoeld in artikel 5a van Ons besluit van 24 maart 1951 (Stb. 87).

Artikel 4

Het percentage, bedoeld in artikel 3, bedraagt voor:

  • a. uitkeringen, welke zijn of worden verleend aan gewezen vrijwillig dienende militairen, bedoeld in artikel 1 van de Regeling, voor zover die militairen de hieronder vermelde rang en stand of de daarmede gelijkgestelde rang en stand hebben bekleed:

    sergeant of hoger

    : 102

    korporaal

    : 109

    soldaat of matroos

    : 93;

  • b. uitkeringen, welke zijn of worden verleend aan weduwen, bedoeld in artikel 4, eerste lid, van de Regeling: 100.

Artikel 7

De algemene toeslag wordt verleend door Onze Minister van Oorlog of van Marine, al naar gelang de betrokken militair, minder geëmployeerde, werkman of bediende heeft behoord tot of is werkzaam geweest bij een inrichting van de Koninklijke landmacht of van de zeemacht.

Artikel 8

Uitkering en algemene toeslag worden als een eenheid beschouwd. De bepalingen, vervat in het vijfde hoofdstuk der Pensioenwetten voor de land- en zeemacht 1922 , zijn in daartoe leidende gevallen van overeenkomstige toepassing op de algemene toeslag.

Artikel 9

De kosten van de algemene toeslag komen ten laste van het hoofdstuk VIII A of VIII B der rijksbegroting, al naar gelang de betrokken militair, minder geëmployeerde, werkman of bediende heeft behoord tot of is werkzaam geweest bij een inrichting van de Koninklijke landmacht of van de zeemacht.

Artikel 10

  • 1 Onze besluiten, genoemd in artikel 1, vinden te rekenen van 1 januari 1957 geen toepassing meer op uitkeringen, waarop op of na die datum recht is of wordt verkregen.

  • 2 Het bepaalde in het eerste lid lijdt uitzondering ten aanzien van de extra-toeslag, bedoeld in artikel 5a van Ons besluit van 24 maart 1951 (Stb. 87).

Onze Ministers van Oorlog en van Marine zijn belast met de uitvoering van dit besluit, hetwelk in het Staatsblad zal worden geplaatst en waarvan afschrift zal worden gezonden aan de Raad van State en de Algemene Rekenkamer.

Soestdijk , 1 juli 1957

JULIANA.

De Minister voor Defensie,

C. STAF.

Uitgegeven de drieëntwintigste juli 1957.

De Minister van Justitie,

SAMKALDEN.

Naar boven