Instellingsbesluit Bedrijfschap Schoenindustrie

[Regeling vervallen per 09-03-2007.]
Geraadpleegd op 19-04-2024.
Geldend van 03-04-1981 t/m 08-03-2007

Besluit van 6 december 1955, houdende instelling van een bedrijfschap voor de schoenindustrie

Wij JULIANA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.

Op de voordracht van Onze Ministers voor Publiekrechtelijke Bedrijfsorganisatie, van Economische Zaken en van Sociale Zaken en Volksgezondheid van 22 September 1955, no. B. 3236, Dir. W.J.A.;

Overwegende, dat het wenselijk is overeenkomstig het door de Sociaal-Economische Raad op 8 Juli 1955 uit eigen beweging daartoe uitgebrachte advies over te gaan tot instelling van een bedrijfschap als bedoeld in de Wet op de Bedrijfsorganisatie (Stb. 1950, K 22) voor ondernemingen op het gebied van de schoenindustrie;

Gelet op genoemde wet;

De Raad van State gehoord (advies van 18 October 1955, no. 40);

Gezien het nader rapport van Onze voornoemde Ministers van 1 December 1955, no. B. 3498, Dir. W.J.A.;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel 1

[Regeling vervallen per 09-03-2007]

  • 1 Er is een Bedrijfschap voor de Schoenindustrie.

  • 2 Het bedrijfschap heeft zijn zetel te Tilburg.

Artikel 2

[Regeling vervallen per 09-03-2007]

  • 1 Het bedrijfschap is ingesteld voor de ondernemingen, waarin het bedrijf van het in serie vervaardigen van schoeisel wordt uitgeoefend, alsmede voor de ondernemingen, waarin door middel van stanzerij-, stikkerij- of lasserijwerkzaamheden, dan wel daaraan voorafgaande of daarbij aansluitende werkzaamheden, bedrijfsmatig onderdelen van schoeisel worden vervaardigd of bewerkt.

  • 2 Dit besluit verstaat onder:

    schoeisel: schoenen, laarzen en pantoffels, met uitzondering van schoenen en laarzen, waarvan de buitenzijde geheel uit rubber bestaat, en van sportschoeisel, voorzien van een rubberzool en een bovenwerk van textiel;

    wet: de Wet op de Bedrijfsorganisatie (Stb. 1950, K 22).

  • 3 Dit besluit verstaat onder uitoefening van de in het eerste lid bedoelde bedrijven niet het in serie vervaardigen van schoeisel, voorzien van een rubberzool en een bovenwerk van textiel, of daaraan verwant schoeisel, alsmede het vervaardigen of bewerken van onderdelen van zodanig schoeisel, mits dit geschiedt in een onderneming waarin niet tevens ander schoeisel in serie wordt vervaardigd, onderscheidenlijk onderdelen van dit schoeisel worden vervaardigd of bewerkt.

Artikel 3

[Regeling vervallen per 09-03-2007]

  • 1 Aan het bedrijfschap is overgelaten de regeling of nadere regeling van de volgende onderwerpen:

    • a. de lonen en de andere arbeidsvoorwaarden;

    • b. de aanstelling en het ontslag van personeel;

    • c. de vakopleiding, omscholing en herscholing en de vaststelling van de getalsverhouding in ondernemingen, waarvoor het bedrijfschap is ingesteld;

    • d. fondsen en andere instellingen in het belang van de bedrijfsgenoten;

    • e. de verkoops-, leverings- en betalingsvoorwaarden en daarmede verband houdende aangelegenheden;

    • f. de administratie van ondernemingen, waarvoor het bedrijfschap is ingesteld, voor zover regeling daarvan voor het toezicht op de naleving van verordeningen nodig is;

    • g. de registratie van de ondernemingen, waarvoor het bedrijfschap is ingesteld, en van de in die ondernemingen werkzame personen;

    • h. het verstrekken van de voor de vervulling van de taak van het bedrijfschap nodige gegevens;

    • i. de inzage van boeken en bescheiden van ondernemingen, waarvoor het bedrijfschap is ingesteld, voor zover strekkend ter verkrijging van gegevens als bedoeld onder h, welke degenen, die deze ondernemingen drijven, niet desgevraagd hebben verstrekt, of ter verificatie van gegevens als bedoeld onder h, waarvan zij de juistheid niet hebben doen staven door een verklaring van een deskundige, die aan door het bestuur van het bedrijfschap te stellen eisen voldoet.

  • 2 De overlating van de regeling of nadere regeling van het in het eerste lid, onder a, genoemde onderwerp of van onderdelen daarvan neemt eerst een aanvang op een door de Sociaal-Economische Raad te bepalen en in het Mededelingenblad Bedrijfsorganisatie bekend te maken tijdstip, doch uiterlijk vier jaren na het in werking treden van het onderhavige besluit. Alvorens te besluiten hoort de Raad het bestuur van het bedrijfschap.

  • 3 Verordeningen betreffende het in het eerste lid, onder e, genoemde onderwerp worden niet vastgesteld, dan nadat een door het bestuur van het bedrijfschap in te stellen commissie in de gelegenheid is gesteld over het ontwerp der verordening van advies te dienen. Tenminste één maand vóór de instelling van de commissie maakt het bestuur zijn voornemen daartoe bekend in het Mededelingenblad Bedrijfsorganisatie. Het bestuur draagt zorg, dat de verschillende groepen op het gebied van de vervaardiging van en de handel in schoeisel, die bij de voorgenomen regeling zijn betrokken, in de commissie zijn vertegenwoordigd. Van afwijkende gevoelens van een minderheid in de commissie wordt in het advies desverlangd melding gemaakt. Bij het inzenden van een verordening ter goedkeuring wordt het advies overgelegd.

Artikel 4

[Regeling vervallen per 09-03-2007]

Bij een op grond van artikel 93, eerste lid, van de wet vastgestelde verordening betreffende het in artikel 3, eerste lid, onder e, genoemde onderwerp en, voor zover dit voor de uitvoering en het toezicht op de naleving van een dergelijke verordening nodig is, bij een op grond van vorengenoemde wetsbepaling vastgestelde verordening betreffende een der in artikel 3, eerste lid, onder f, h en i, genoemde onderwerpen, kan worden bepaald, dat de daarbij gestelde regelen mede degenen binden, die ondernemingen drijven, waarin geen ander dan schoeisel voorzien van een rubberzool en een bovenwerk van textiel, of daaraan verwant schoeisel in serie wordt vervaardigd, alsmede degenen, die ondernemingen drijven, waarin door middel van stanzerij-, stikkerij- of lasserijwerkzaamheden onderdelen van zodanig schoeisel worden vervaardigd of bewerkt.

Artikel 5

[Regeling vervallen per 09-03-2007]

Overtredingen van een op grond van artikel 93, eerste lid, van de wet vastgestelde verordening kunnen bij die verordening worden aangewezen als strafbare feiten.

Artikel 6

[Regeling vervallen per 09-03-2007]

Op overtreding van een op grond van artikel 93, eerste lid, van de wet vastgestelde verordening door de personen, bedoeld in artikel 102, eerste lid, van de wet, kunnen, ook indien de overtreding als strafbaar feit is aangewezen, bij die verordening tuchtrechtelijke maatregelen worden gesteld.

Artikel 7

[Regeling vervallen per 09-03-2007]

  • 1 Onverminderd het in het tweede en derde lid bepaalde kunnen de door het bedrijfschap krachtens artikel 126, eerste lid, van de wet op te leggen heffingen worden vastgesteld:

    • a. naar de grondslag van het in iedere onderneming, waarvoor het bedrijfschap is ingesteld, bij de uitoefening van het in artikel 2, eerste lid, bedoelde bedrijf gedurende een bij de verordening aan te wijzen tijdvak aan loon uitbetaalde bedrag;

    • b. naar de grondslag van de in iedere onderneming, waarvoor het bedrijfschap is ingesteld, bij de uitoefening van het in artikel 2, eerste lid, bedoelde bedrijf gedurende een bij de verordening aan te wijzen tijdvak bereikte, in geld uitgedrukte omzet;

    • c. naar beide grondslagen gezamenlijk.

  • 2 Een periodieke heffing kan ook, als basisheffing, worden opgelegd tot een bedrag, dat voor alle ondernemingen, waarvoor het bedrijfschap is ingesteld, gelijk is.

  • 3 Heffingen, waarvan de opbrengst een bijzondere bestemming heeft, kunnen worden opgelegd naar een grondslag, welke het bestuur van het bedrijfschap in verband met die bestemming passend acht.

Artikel 8

[Regeling vervallen per 09-03-2007]

Dit besluit kan worden aangehaald als: Instellingsbesluit Bedrijfschap Schoenindustrie.

Artikel 9

[Regeling vervallen per 09-03-2007]

Dit besluit treedt in werking op een door Ons te bepalen tijdstip.

Onze Ministers voor Publiekrechtelijke Bedrijfsorganisatie, van Economische Zaken en van Sociale Zaken en Volksgezondheid zijn belast met de uitvoering van dit besluit, hetwelk in het Staatsblad zal worden geplaatst en waarvan afschrift zal worden gezonden aan de Raad van State.

Soestdijk, 6 december 1955

JULIANA.

De Minister voor Publiekrechtelijke Bedrijfsorganisatie,

A. C. DE BRUIJN.

De Minister van Economische Zaken,

J. ZIJLSTRA.

De Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid,

J. G. SUURHOFF.

Uitgegeven de drieëntwintigste december 1955.

De Minister van Justitie,

L. A. DONKER.

Naar boven