Zondagswet

Geraadpleegd op 19-03-2024.
Geldend van 01-04-1994 t/m heden

Wet van 15 October 1953, houdende nadere voorschriften ter wegneming van beletselen voor de viering van en ter verzekering van de openbare rust op de Zondag en enige Christelijke feestdagen

Wij JULIANA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het noodzakelijk is de wet van 1 Maart 1815, Staatsblad no. 21, houdende voorschriften ter viering van de dagen aan de openbare Christelijke Godsdienst toegewijd, te vervangen door nadere voorschriften ter wegneming van beletselen voor de viering van en ter verzekering van de openbare rust op de Zondag en enige Christelijke feestdagen;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Artikel 1

  • 1 Voor de toepassing van deze wet worden de Hemelvaartsdag en de eerste Kerstdag met de Zondag gelijkgesteld.

  • 2 Voor de toepassing van artikel 2 worden de tweede Paas-, Pinkster- en Kerstdag, de Goede Vrijdag en de Nieuwjaarsdag met de Zondag gelijkgesteld.

Artikel 2

  • 1 Het is verboden op Zondag in de nabijheid van kerken of andere gebouwen voor de openbare eredienst in gebruik, zonder strikte noodzaak gerucht te verwekken, waardoor de godsdienstoefening wordt gehinderd.

  • 2 De burgemeester treft de nodige maatregelen teneinde te voorkomen, dat op Zondag door het verkeer op land- en waterwegen in de nabijheid van kerken of andere gebouwen voor de openbare eredienst in gebruik, meer voor de godsdienstoefeningen hinderlijk gerucht wordt veroorzaakt dan met het oog op de eisen van dat verkeer redelijkerwijze onvermijdelijk is. Hij is bevoegd daartoe verbiedend of bevelend op te treden of te doen optreden.

Artikel 3

  • 1 Het is verboden op Zondag zonder strikte noodzaak gerucht te verwekken, dat op een afstand van meer dan 200 meter van het punt van verwekking hoorbaar is.

  • 2 Het bepaalde in het eerste lid is niet van toepassing op uitingen tijdens geoorloofde samenkomsten tot het belijden van godsdienst of levensovertuiging, vergaderingen of betogingen als bedoeld in de Wet openbare manifestaties. Voor zover dat vereist is ter voorkoming van gerucht dat de viering van de Zondag en de openbare rust op de Zondag ernstig verstoort, voegt de burgemeester aan de voorschriften en beperkingen bedoeld in artikel 5, eerste lid, van de Wet openbare manifestaties voorschriften en beperkingen toe met betrekking tot het geluidsniveau en met betrekking tot het gebruik van geluidsapparaten, of worden door hem aanwijzingen ter zake gegeven.

  • 3 Voor andere gevallen dan die bedoeld in het tweede lid kan de burgemeester voor de tijd na 13 uur ontheffing verlenen van het bepaalde in het eerste lid; de gemeenteraad kan ter zake regels stellen.

Artikel 4

  • 1 Het is verboden op Zondag voor 13 uur openbare vermakelijkheden te houden, daartoe gelegenheid te geven of daaraan deel te nemen.

  • 2 De gemeenteraad kan bij plaatselijke verordening voor de tijd na 13 uur voor door hem aan te wijzen openbare vermakelijkheden eenzelfde verbod vaststellen als in het eerste lid vervat.

  • 3 De burgemeester is bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde bij het eerste en krachtens het tweede lid; de gemeenteraad kan terzake regels stellen.

  • 4 Ten aanzien van openbare vermakelijkheden, waarvan redelijkerwijze geen beletselen voor de viering van de Zondag en geen verstoring van de openbare rust op de Zondag zijn te duchten, wordt bij algemene maatregel van bestuur bepaald, dat zij niet als openbare vermakelijkheden in de zin van deze wet zullen worden beschouwd.

Artikel 5

  • 1 Het is verboden op Zondag voor 13 uur optochten of bijeenkomsten op openbare plaatsen te houden, daartoe gelegenheid te geven, of daaraan deel te nemen.

  • 2 Het bepaalde in het eerste lid is niet van toepassing op:

    • a. samenkomsten tot het belijden van godsdienst of levensovertuiging;

    • b. wandeltochten die niet door muziek worden begeleid.

  • 3 Met betrekking tot de in het tweede lid onder a bedoelde samenkomsten voegt de burgemeester, voor zover dat vereist is ter voorkoming van onnodige verstoring van de openbare rust op de Zondag, aan de voorschriften en beperkingen bedoeld in artikel 5, eerste lid, van de Wet openbare manifestaties voorschriften en beperkingen toe met betrekking tot tijd, plaats en duur van zodanige samenkomsten, of worden door hem aanwijzingen ter zake gegeven.

Artikel 5a

  • 1 Artikel 3, eerste lid, en artikel 5, eerste lid, zijn in een gemeente of groep van gemeenten niet van toepassing op door Gedeputeerde Staten aangewezen, bij het in werking treden dezer wet aldaar bestaande tradities en gebruiken, welke naar hun oordeel in het volksleven zijn geworteld en niet als openbare vermakelijkheden in de zin van deze wet zijn te beschouwen. Aanwijzing kan slechts geschieden binnen 18 maanden na het in werking treden van dit artikel. Alvorens Gedeputeerde Staten tot aanwijzing overgaan horen zij burgemeester en wethouders.

  • 2 Artikel 3, derde lid, en artikel 4, derde lid, zijn niet van toepassing in door Gedeputeerde Staten aangewezen gemeenten, waar naar hun oordeel het verlenen van ontheffing zou indruisen tegen godsdienstige overtuigingen, welke het volksleven aldaar overwegend beheersen. Alvorens Gedeputeerde Staten tot aanwijzing overgaan, horen zij burgemeester en wethouders.

Artikel 6

Het is verboden op Zondag zonder genoegzame reden de openbare rust door arbeid in beroep of bedrijf te verstoren.

Artikel 7

  • 1 Plaatselijke verordeningen tot regeling van punten, waaromtrent bij deze wet niet is voorzien, mogen geen verbodsbepalingen inhouden omtrent sportbeoefening of andere vormen van ontspanning op Zondag, die niet als openbare vermakelijkheid in de zin van deze wet zijn te beschouwen.

  • 2 Besluiten van een orgaan van de gemeente mogen geen beletselen inhouden voor sportbeoefening of andere vormen van ontspanning op zondag, niet zijnde openbare vermakelijkheden als bedoeld in het eerste lid.

  • 3 Voor de toepassing van het tweede lid worden met een "orgaan van de gemeente" gelijkgesteld:

    • a. een orgaan ingesteld tot uitvoering van een gemeenschappelijke regeling; en

    • b. een of meer natuurlijke personen of rechtspersonen voor zover het betreft besluiten ten aanzien van de exploitatie van een inrichting voor sportbeoefening of andere vormen van ontspanning waarvan de gemeente eigenaresse is of ten behoeve waarvan de gemeente een bijdrage in welke vorm dan ook heeft verleend na 8 mei 1974.

  • 4 De gemeenteraad kan bij plaatselijke verordening bepalen, dat artikel 2 mede van toepassing zal zijn op in de verordening met name genoemde dagen, welke door een of meer kerkgenootschappen tot rust- of feestdagen zijn bestemd.

Artikel 8

Artikel 12

Bij het in werking treden van deze wet vervalt de wet van 1 Maart 1815 (Staatsblad no. 21), zoals deze laatstelijk is gewijzigd, zomede het Besluit van de Souvereine Vorst van 1 October 1814, no. 68.

Lasten en bevelen, dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst, en dat alle Ministeriële Departementen, Autoriteiten, Colleges en Ambtenaren, wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te 's-Gravenhage, 15 October 1953

JULIANA.

De Minister van Binnenlandse Zaken,

BEEL.

Uitgegeven de zeventiende November 1953.

De Minister van Justitie,

L. A. DONKER.

Naar boven