Uitvoeringsbesluit Wet overbrenging consignatiekas naar de Nederlandsche Bank

Geraadpleegd op 25-04-2024.
Geldend van 01-01-2002 t/m heden

Besluit van 21 september 1936, houdende uitvoering van artikel 3 der Wet van 27 maart 1936, Stb. 201, tot overbrenging van de consignatiekas voor het bewaren van effecten aan toonder naar de Nederlandsche Bank

Wij WILHELMINA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.

Op de voordracht van Onze Ministers van Justitie en van Financiën van den 1 Augustus 1936, 1ste Afdeeling C, n°. 866, en van den 6 Augustus 1936, n°. 148, afdeeling Indirecte Belastingen;

Gelet op artikel 3 van de wet van 27 Maart 1936, Staatsblad n°. 201;

Den Raad van State gehoord (advies van 25 Augustus 1936, n°. 28);

Gezien de nadere rapporten van Onze Ministers voornoemd van den 7 September 1936, 1ste Afdeeling C, n°. 859, en van den 11 September 1936, n°. 82, afdeeling Indirecte Belastingen;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel 1

De bemoeiingen van de Nederlandsche Bank met de krachtens de wet van 27 Maart 1936, Staatsblad n°. 201, in bewaring gegeven effecten omvatten:

  • a. het verzilveren der coupons en dividendbewijzen of het incasseeren op andere wijze van vervallen of betaalbaar gestelde opbrengsten en het verantwoorden daarvan, met inachtneming van het bepaalde in artikel 4 der bovengenoemde wet, aan den bewaargever of zijn vertegenwoordiger op een der wijzen, krachtens de Voorwaarden van bewaarneming van de Nederlandsche Bank toegelaten;

  • b. het inleveren van talons of stukken ter verkrijging van nieuwe coupon- of dividendbladen of nieuwe rentegevende stukken;

  • c. het bezorgen van noodzakelijke verwisselingen, in het bijzonder die van voorloopige stukken in definitieve stukken;

  • d. het nazien van uitlotingen en het kennisgeven van losbaarstellingen of gelegenheden tot verwisseling aan den bewaargever of zijn vertegenwoordiger;

  • e. het nazien van de aankondigingen betreffende conversies, reorganisaties, kapitaalsuitbreidingen of -reduceeringen, gelegenheden tot inlevering bij beschermingscomité's, oproepingen tot bijstorting of terugbetaling van kapitaal, en andere dergelijke financieele gebeurtenissen, een en ander voor zoover het fondsen betreft die aan de Amsterdamsche Beurs verhandeld worden, alsmede het kennisgeven daarvan aan den bewaargever of zijn vertegenwoordiger;

  • f. het verrichten van de handelingen, die uit de onder d en e genoemde gebeurtenissen voortvloeien, voor zooveel noodig na overleg met den bewaargever of zijn vertegenwoordiger, of krachtens de beslissing van den Kantonrechter in artikel 7, laatste lid, der bovengenoemde wet bedoeld;

  • g. het verleenen van haar bemiddeling bij het doen uitvoeren van effectenorders in de gevallen in bovengenoemde wet bedoeld;

  • h. het eventueel te gelde maken van een voorkeursrecht, voortspruitende uit het bezit van een der krachtens bovengenoemde wet in bewaring gegeven stukken.

Artikel 2

  • 1 De Nederlandsche Bank brengt voor de in artikel 1 bedoelde werkzaamheden een loon in rekening van € 0,68 per € 453,78 werkelijke waarde per jaar, met een minimum van € 1,82 per jaar per bewaargeving. De werkelijke waarde der fondsen wordt berekend naar de grondslagen daarvoor in de Voorwaarden van bewaarneming van de Nederlandsche Bank aangegeven. Het loon wordt zooveel mogelijk verrekend met de opbrengst van de in bewaring gegeven effecten.

  • 2 Onkosten, welke aan de Nederlandsche Bank bij het verrichten der in artikel 1 bedoelde werkzaamheden in rekening worden gebracht, komen ten laste van de bewaargevers.

Onze Ministers van Justitie en van Financiën zijn, ieder voor zooveel hem aangaat, belast met de uitvoering van dit besluit, dat in het Staatsblad zal worden geplaatst en waarvan afschrift zal worden gezonden aan den Raad van State.

Het Loo, den 21sten September 1936

WILHELMINA.

De Minister van Justitie,

VAN SCHAIK.

De Minister van Financiën,

OUD.

Uitgegeven den negen en twintigsten September 1936.

De Minister van Justitie,

VAN SCHAIK.

Naar boven