Wet van 29 september 1815, houdende instelling van de orde van de Nederlandse Leeuw
Wij WILLEM, bij de gratie GODS, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, Groot-Hertog
van Luxemburg, enz., enz., enz.
Alzoo Wij in aanmerking genomen hebben, dat het uitdeelen van vereerende onderscheidings-teekenen
aan hen, die door beproefde vaderlandsliefde, bijzonderen ijver en trouw in het volbrengen
hunner burgerpligten of buitengewone bekwaamheid in wetenschappen en kunsten, zich
eene billijke aanspraak op de algemeene achting, en Onze erkentenis verworven hebben,
eenen heilzamen invloed oefenen kan op de aankweeking van deugd en kennis;
ZOO IS HET, dat Wij, den Raad van State gehoord en met gemeen overleg van de Staten-Generaal,
goedgevonden hebben te bepalen en te statuëren, gelijk Wij bepalen en statuëren bij
deze: