Besluit onderzoek in een geautomatiseerd werk

Geraadpleegd op 31-10-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-01-2024 en zichtdatum 16-05-2024.
Geldend van 01-01-2024 t/m 30-06-2024

Besluit van 28 september 2018, houdende regels over de uitoefening van de bevoegdheid tot het binnendringen in een geautomatiseerd werk en het al dan niet met een technisch hulpmiddel onderzoek doen als bedoeld in de artikelen 126nba, eerste lid, 126uba, eerste lid, en 126zpa, eerste lid van het Wetboek van Strafvordering (Besluit onderzoek in een geautomatiseerd werk)

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Minister van Justitie en Veiligheid van 30 mei 2018, directie Wetgeving en Juridische Zaken, nr. 2280615;

Gelet op de artikelen 126nba, eerste en achtste lid, 126uba, eerste en derde lid, 126zpa, derde lid, en 126ee van het Wetboek van Strafvordering en artikel 18, eerste lid, van de Wet politiegegevens;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 26 juli 2018, nr. W16.18.0125/II);

Gezien het nader rapport van de Minister van Justitie en Veiligheid van 24 september 2018, directie Wetgeving en Juridische Zaken, nr. 2363828;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1. Definities

In dit besluit wordt verstaan onder:

Hoofdstuk 3. Deskundigheid van opsporingsambtenaren

Artikel 3. Aanwijzing opsporingsambtenaren en lidmaatschap van een technisch team

  • 2 Een op grond van het eerste lid aangewezen opsporingsambtenaar kan uitsluitend met de uitvoering van de in het eerste lid bedoelde bevoegdheid worden belast als hij lid is van een technisch team.

  • 3 Een op grond van het eerste lid aangewezen opsporingsambtenaar kan door de korpschef worden aangewezen als lid van een technisch team indien hij heeft voldaan aan door Onze Minister aangewezen kwalificaties.

Artikel 4. Incidentele samenwerking

  • 1 In afwijking van artikel 3, tweede lid, kan een op grond van artikel 3, eerste lid, aangewezen opsporingsambtenaar worden belast met de uitvoering van een bevel in een concrete zaak als hij deelnemer is aan een technisch team.

  • 2 Een op grond van artikel 3, eerste lid, aangewezen opsporingsambtenaar kan door de korpschef worden aangewezen als deelnemer aan een technisch team voor de duur van de uitvoering van het bevel in een concrete zaak, indien hij naar het oordeel van de korpschef beschikt over specifieke kennis en vaardigheden, benodigd voor de uitvoering van dat bevel.

  • 3 Een deelnemer aan een technisch team wordt gedurende de uitvoering van het bevel begeleid door een lid van een technisch team.

Hoofdstuk 4. Vastlegging van gegevens over de uitvoering van een bevel in logbestanden

Artikel 5. Logbestanden

  • 1 Gedurende de uitvoering van een bevel worden doorlopend en automatisch gegevens in logbestanden vastgelegd over:

    • a. de handelingen die worden verricht ter uitvoering van een bevel;

    • b. de toegang tot een technisch hulpmiddel;

    • c. de gegevens die al dan niet met een technisch hulpmiddel op de technische infrastructuur worden vastgelegd ter uitvoering van een bevel:

    • d. het functioneren van de technische infrastructuur.

  • 2 Indien de gegevens over de handelingen bedoeld in het eerste lid, onder a, naar hun aard niet automatisch kunnen worden vastgelegd legt een opsporingsambtenaar van een technisch team de handelingen handmatig vast.

Artikel 6. Vaststelling van onregelmatigheden

  • 1 De in artikel 5 bedoelde vastlegging van gegevens in logbestanden vindt op zodanige wijze plaats dat zowel tijdens de periode, vermeld in het bevel, waarbinnen aan het bevel uitvoering moet worden gegeven als na afloop daarvan kan worden vastgesteld of een onregelmatigheid heeft plaatsgevonden die van invloed is op de betrouwbaarheid en integriteit van de ter uitvoering van het bevel vastgelegde gegevens op een technische infrastructuur.

  • 2 Indien een onregelmatigheid wordt geconstateerd maakt een opsporingsambtenaar van een technisch team daarvan proces-verbaal op, dat aan de officier van justitie wordt gezonden.

Artikel 7. Betrouwbaarheid en integriteit logbestanden

  • 1 De inhoud van de logbestanden wordt niet gewijzigd.

  • 2 De logbestanden zijn uitsluitend toegankelijk voor door de korpschef aangewezen ambtenaren.

  • 3 Bij de vastlegging van gegevens in logbestanden worden maatregelen getroffen om wijziging van de logbestanden of kennisneming hiervan door onbevoegden te voorkomen en achteraf te kunnen vaststellen of wijziging of kennisneming heeft plaatsgevonden.

Hoofdstuk 5. Technische eisen aan een technisch hulpmiddel voor het verrichten van onderzoekshandelingen

Artikel 8. Gerichte werking

Een technisch hulpmiddel is zodanig ingericht dat de werking ervan kan worden beperkt tot de in het bevel vermelde functionaliteit of functionaliteiten.

Artikel 9. Gerichte detectie en registratie

  • 1 Een technisch hulpmiddel detecteert en registreert uitsluitend gegevens ten behoeve van de in het bevel vermelde functionaliteit of functionaliteiten.

  • 2 Een technisch hulpmiddel dat een functionaliteit of functionaliteiten bevat ten behoeve van het opnemen van telecommunicatie detecteert en registreert uitsluitend de communicatie die plaatsvindt met gebruikmaking van één of meer identificerende kenmerken van het geautomatiseerde werk van de individuele gebruiker of gebruikers op wie het bevel betrekking heeft.

Artikel 10. Betrouwbaarheid en integriteit

  • 1 Een technisch hulpmiddel registreert gegevens op zodanige wijze dat de inhoud van de geregistreerde gegevens identiek is aan de inhoud van de gedetecteerde gegevens.

  • 2 Een technisch hulpmiddel is beveiligd tegen wijziging van de werking hiervan, tegen wijziging van de geregistreerde gegevens en tegen kennisneming van de geregistreerde gegevens door onbevoegden.

Artikel 11. Herleidbaarheid

Een technisch hulpmiddel voorziet de geregistreerde gegevens van een uniek gegeven.

Artikel 12. Datum en tijd

Een technisch hulpmiddel voorziet de geregistreerde gegevens van de datum en tijd waarop de registratie plaatsvindt.

Artikel 13. Transport

  • 1 Een technisch hulpmiddel transporteert de geregistreerde gegevens automatisch naar een technische infrastructuur.

  • 2 Een technisch hulpmiddel beveiligt de geregistreerde gegevens tijdens het transport naar een technische infrastructuur tegen wijziging van de geregistreerde gegevens en kennisneming van de geregistreerde gegevens door onbevoegden.

Hoofdstuk 6. Keuring van een technisch hulpmiddel voor het verrichten van onderzoekshandelingen

Artikel 14. Voorafgaande keuring en herkeuring

  • 1 Een technisch hulpmiddel wordt voorafgaand aan het gebruik ervan gekeurd door een keuringsdienst.

  • 2 Een technisch hulpmiddel wordt uitsluitend goedgekeurd indien het voldoet aan de in de artikelen 8 tot en met 13 gestelde eisen.

  • 3 Indien een technisch hulpmiddel of een onderdeel hiervan zodanig wijzigt dat redelijkerwijs kan worden aangenomen dat de werking niet langer voldoet aan de in de artikelen 8 tot en met 13 gestelde eisen, vindt voorafgaand aan het gebruik herkeuring plaats door een keuringsdienst van het gewijzigde technische hulpmiddel of van het gewijzigde onderdeel.

Artikel 15. Uitzonderingen op voorafgaande keuring en herkeuring

  • 1 In afwijking van artikel 14, eerste en derde lid, kan een technisch hulpmiddel na afloop van het gebruik ervan worden gekeurd of kan na afloop van het gebruik herkeuring plaatsvinden indien de officier van justitie dit heeft bepaald overeenkomstig artikel 21, tweede lid.

  • 2 In afwijking van het eerste lid kan keuring of herkeuring achteraf achterwege blijven, indien de officier van justitie dit heeft bepaald overeenkomstig artikel 21, vierde lid.

Artikel 16. Keuringsdienst

  • 1 Onze Minister wijst een onderdeel van de Eenheid landelijke expertise en operaties aan als keuringsdienst.

  • 2 Onze Minister kan één of meer andere organisaties aanwijzen als keuringsdienst.

  • 3 Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld over de aanwijzing van de keuringsdienst, bedoeld in het eerste lid.

  • 4 Indien Onze Minister voornemens is één of meer andere organisaties aan te wijzen als keuringsdienst worden hierover bij ministeriële regeling regels gesteld.

Artikel 17. Keuringsprotocol

  • 1 Een keuringsdienst legt de wijze van keuring vast in een keuringsprotocol.

  • 2 Een keuringsprotocol behoeft voorafgaande goedkeuring door Onze Minister.

Artikel 18. Keuringsrapport

  • 1 De korpschef biedt een technisch hulpmiddel ter keuring aan bij een keuringsdienst.

  • 2 Een keuringsdienst legt de resultaten van de keuring vast in een keuringsrapport.

  • 3 Het keuringsrapport van een goedgekeurd technisch hulpmiddel vermeldt ten minste:

    • a. dat het technische hulpmiddel voldoet aan de artikel 8 tot en met 13 gestelde eisen;

    • b. een referentienummer;

    • c. een omschrijving van de werking van het technische hulpmiddel;

    • d. een aanduiding van de functionaliteit of functionaliteiten van het technische hulpmiddel;

    • e. relevante verplichte vervangende waarborgen waarmee voldaan kan worden aan één of meer eisen, bedoeld in de artikelen 8 tot en met 13;

    • f. relevante informatie met betrekking tot de werking van een functionaliteit of functionaliteiten van het technische hulpmiddel;

    • g. de periode waarvoor de keuring geldt, zolang de werking van het technische hulpmiddel ongewijzigd is.

Artikel 19. Registratie van keuringsrapporten

De keuringsdienst van een onderdeel van de Eenheid landelijke expertise en operaties houdt een centrale registratie bij van de keuringsrapporten.

Artikel 20. Wederzijdse erkenningsclausule

  • 1 Met technische hulpmiddelen als bedoeld in dit besluit worden gelijkgesteld technische hulpmiddelen die rechtmatig zijn vervaardigd of in de handel zijn gebracht in een andere lidstaat van de Europese Unie of in een staat, niet zijnde een lidstaat van de Europese Unie, die partij is bij een tot een douane-unie strekkend Verdrag, dan wel rechtmatig zijn vervaardigd in een staat die partij is bij een tot een vrijhandelszone strekkend Verdrag dat Nederland bindt, en die voldoen aan eisen die een beschermingsniveau bieden dat ten minste gelijkwaardig is aan het niveau dat met de nationale eisen wordt nagestreefd.

  • 2 Met een keuringsrapport als bedoeld in dit besluit wordt gelijkgesteld een verklaring van goedkeuring, afgegeven door een onafhankelijke keuringsinstelling in een andere lidstaat van de Europese Unie dan wel in een staat, niet zijnde een lidstaat van de Europese Unie, die partij is bij een daartoe strekkend of mede daartoe strekkend Verdrag dat Nederland bindt, welke verklaring is afgegeven op basis van onderzoekingen die een beschermingsniveau bieden dat ten minste gelijkwaardig is aan het niveau dat met de nationale onderzoekingen wordt nagestreefd.

Hoofdstuk 7. Het verrichten van onderzoekshandelingen in een geautomatiseerd werk

Artikel 21. Uitvoering van een bevel

  • 1 Indien de officier van justitie beveelt dat het verrichten van onderzoekshandelingen in een geautomatiseerd werk plaatsvindt met een technisch hulpmiddel wordt ter uitvoering van het bevel gebruik gemaakt van een goedgekeurd technisch hulpmiddel.

  • 2 In afwijking van het eerste lid kan de officier van justitie bepalen dat, indien het onderzoeksbelang dit dringend vordert, een niet gekeurd technisch hulpmiddel wordt gebruikt. In dat geval vermeldt de officier van justitie in het bevel dat toepassing is gegeven aan artikel 21, tweede lid.

  • 3 Indien ter uitvoering van een bevel gebruik wordt gemaakt van een niet gekeurd technisch hulpmiddel vermeldt de officier van justitie de uitkomst van de keuring of herkeuring na afloop van het gebruik in de processtukken.

  • 4 In afwijking van het derde lid kan keuring of herkeuring na afloop van het gebruik achterwege blijven, indien de aard van het technische hulpmiddel zich naar het oordeel van de officier van justitie daartegen verzet. In dat geval vermeldt de officier van justitie in de processtukken dat toepassing is gegeven aan artikel 21, vierde lid, en vermeldt hij welke aanvullende waarborgen zijn getroffen om de betrouwbaarheid, integriteit en herleidbaarheid van de met het technisch hulpmiddel vastgelegde gegevens te garanderen.

  • 5 Indien de officier van justitie beveelt dat het verrichten van onderzoekshandelingen in een geautomatiseerd werk plaatsvindt zonder een technisch hulpmiddel worden ter uitvoering van het bevel de onderzoekshandelingen verricht die zijn omschreven in het bevel en worden procedurele waarborgen getroffen om de betrouwbaarheid, integriteit en herleidbaarheid van de tijdens het onderzoek vast te leggen gegevens te garanderen.

Artikel 22. Toegang tot een technisch hulpmiddel

  • 1 De korpschef wijst één of meer ambtenaren aan die zijn belast met de centrale registratie van de toegang tot technische hulpmiddelen.

  • 2 Een met registratie belaste ambtenaar verschaft, na ontvangst van een kopie van het bevel, een met plaatsing belaste opsporingsambtenaar toegang tot een technisch hulpmiddel.

  • 3 De toegang tot een technisch hulpmiddel wordt verleend voor de in het bevel vermelde periode waarbinnen aan het bevel uitvoering moet worden gegeven.

  • 4 Een met registratie belaste ambtenaar registreert ten minste:

    • a. een aanduiding van het technische hulpmiddel waartoe toegang wordt verleend;

    • b. het tijdstip van toegangverlening;

    • c. de in het bevel vermelde aanduidingen van de aard en functionaliteit van een technisch hulpmiddel;

    • d. de in het bevel vermelde periode waarbinnen aan het bevel uitvoering moet worden gegeven;

    • e. een aanduiding van de opsporingsambtenaar van een technisch team die om toegang verzoekt.

Artikel 23. Plaatsing van een technisch hulpmiddel

  • 1 De plaatsing van een technisch hulpmiddel in een geautomatiseerd werk vindt plaats door een opsporingsambtenaar van een technisch team.

  • 2 De opsporingsambtenaar beperkt bij de plaatsing van een technisch hulpmiddel de werking ervan tot de in het bevel vermelde functionaliteit of functionaliteiten.

  • 3 De opsporingsambtenaar maakt proces-verbaal op van de plaatsing, dat aan de officier van justitie wordt gezonden.

  • 4 Indien bij de plaatsing van een technisch hulpmiddel een onregelmatigheid plaatsvindt, maakt de opsporingsambtenaar hiervan melding in het proces-verbaal.

Artikel 24. Onderzoekshandelingen verrichten

  • 1 Het verrichten van onderzoekshandelingen in een geautomatiseerd werk vindt plaats door een opsporingsambtenaar van een technisch team.

  • 2 De opsporingsambtenaar maakt proces-verbaal op van het verrichten van onderzoekshandelingen, dat aan de officier van justitie wordt gezonden.

  • 3 Indien bij het verrichten van onderzoekshandelingen een onregelmatigheid plaatsvindt, maakt de opsporingsambtenaar hiervan melding in het proces-verbaal.

Artikel 25. Verwijdering van een technisch hulpmiddel

  • 1 Een technisch hulpmiddel wordt verwijderd uit een geautomatiseerd werk zodra een bevel is uitgevoerd of uiterlijk zodra de periode, vermeld in het bevel, waarbinnen aan het bevel uitvoering moet worden gegeven is verlopen.

  • 2 De verwijdering van een technisch hulpmiddel vindt plaats door een opsporingsambtenaar van een technisch team.

  • 3 De opsporingsambtenaar maakt proces-verbaal op van de verwijdering, dat aan de officier van justitie wordt gezonden.

Artikel 26. Niet of niet volledige verwijdering van een technisch hulpmiddel

  • 1 Indien een technisch hulpmiddel niet of niet volledig kan worden verwijderd uit een geautomatiseerd werk, beëindigt de met verwijdering belaste opsporingsambtenaar het transport van de door het technische hulpmiddel geregistreerde gegevens naar de technische infrastructuur.

  • 2 Indien de niet of niet volledige verwijdering van een technisch hulpmiddel risico’s oplevert voor het functioneren van het geautomatiseerde werk waarin het is geplaatst, stelt de opsporingsambtenaar de officier van justitie hiervan in kennis en stelt hij informatie ter beschikking ten behoeve van de volledige verwijdering.

  • 3 De opsporingsambtenaar maakt proces-verbaal op van de niet of niet volledige verwijdering, dat aan de officier van justitie wordt gezonden.

Artikel 27. Vastlegging van gegevens op een technische infrastructuur

  • 1 De vastlegging van de tijdens het onderzoek al dan niet door een technisch hulpmiddel geregistreerde gegevens vindt plaats op een technische infrastructuur.

  • 2 Een technische infrastructuur is zodanig ingericht dat bij de vastlegging van gegevens het door een technisch hulpmiddel geregistreerde unieke gegeven wordt herkend.

  • 3 Een technische infrastructuur is zodanig ingericht dat bij de vastlegging van gegevens de datum en tijd van de vastlegging worden geregistreerd.

Artikel 28. Betrouwbaarheid en integriteit van een technische infrastructuur

  • 1 De inhoud van de op een technische infrastructuur vastgelegde gegevens wordt niet gewijzigd.

  • 2 De vastgelegde gegevens zijn uitsluitend toegankelijk voor door de korpschef aangewezen ambtenaren.

  • 3 Bij de vastlegging van gegevens worden maatregelen getroffen om wijziging van de vastgelegde gegevens of kennisneming van de vastgelegde gegevens hiervan door onbevoegden te voorkomen en achteraf te kunnen vaststellen of wijziging of kennisneming hiervan heeft plaatsgevonden.

Hoofdstuk 8. Verstrekking van ter uitvoering van een bevel vastgelegde gegevens

Artikel 29. Verstrekking en bewerking van vastgelegde gegevens

  • 1 De ter uitvoering van een bevel op een technische infrastructuur vastgelegde gegevens, bedoeld in artikel 27, worden verstrekt aan een opsporingsambtenaar die is belast met het opsporingsonderzoek.

  • 2 Indien het ter uitvoering van het bevel of ten behoeve van het opsporingsonderzoek nodig is om een selectie te maken uit op een technische infrastructuur vastgelegde gegevens, voert een opsporingsambtenaar van een technisch team een bewerking uit met gebruikmaking van een kopie van de op grond van artikel 27 vastgelegde gegevens. De bewerkte gegevens worden verstrekt aan een opsporingsambtenaar die is belast met het opsporingsonderzoek.

  • 3 Bij de selectie van gegevens legt een opsporingsambtenaar van een technisch team de bewerkingen die hebben plaatsgevonden met betrekking tot de kopie van de vastgelegde gegevens vast in een proces-verbaal, dat aan de officier van justitie wordt gezonden.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

Wassenaar, 28 september 2018

Willem-Alexander

De Minister van Justitie en Veiligheid,

F.B.J. Grapperhaus

Uitgegeven de negende oktober 2018

De Minister van Justitie en Veiligheid,

F.B.J. Grapperhaus