Besluit instelling Klachtencommissie ongewenste omgangsvormen Infrastructuur en Milieu

Geraadpleegd op 20-04-2024.
Geldend van 18-11-2016 t/m heden

Besluit instelling Klachtencommissie ongewenste omgangsvormen Infrastructuur en Milieu van 1 november 2016

De Minister van Infrastructuur en Milieu,

Gelet op artikel 9:14, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, artikel 3, tweede lid, van de Arbeidsomstandighedenwet en artikel 6, eerste lid, van de Klachtenregeling seksuele intimidatie burgerlijk rijkspersoneel;

Gehoord de Departementale Ondernemingsraad van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu;

Besluit:

§ 1. Algemene bepalingen

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a. minister: Minister van Infrastructuur en Milieu;

  • b. ministerie: Ministerie van Infrastructuur en Milieu;

  • c. secretaris-generaal: secretaris-generaal van het ministerie;

  • d. hoofddirecteur FMC: hoofddirecteur Financiën, Management en Control van het ministerie;

  • e. EC O&P: Expertisecentrum Organisatie en Personeel, onderdeel van de Uitvoeringsorganisatie Bedrijfsvoering Rijk van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties;

  • f. medewerker: degene die werkzaamheden verricht of heeft verricht bij het ministerie;

  • g. ongewenste omgangsvormen: factoren van direct of indirect onderscheid in de arbeidssituatie die stress teweegbrengen, met inbegrip van intimidatie, seksuele intimidatie, agressie, geweld en pesten;

  • h. vertrouwenspersoon: als zodanig aangewezen persoon;

  • i. klacht: schriftelijke klacht over ongewenste omgangsvormen;

  • j. commissie: klachtencommissie, bedoeld in artikel 3;

  • k. klager: medewerker die een klacht heeft ingediend bij de commissie;

  • l. aangeklaagde: degene op wie de klacht betrekking heeft.

§ 2. Werkingsgebied

Artikel 2

  • 1 De medewerker die wordt of is geconfronteerd met ongewenste omgangsvormen kan zich, al dan niet met behulp van een vertrouwenspersoon, wenden tot zijn manager of een klacht indienen bij de commissie.

  • 3 Een klacht bij de commissie wordt gericht aan de Klachtencommissie ongewenste omgangsvormen Infrastructuur en Milieu, EC O&P, Postbus 20011, 2500 EA Den Haag.

§ 3. Klachtencommissie ongewenste omgangsvormen Infrastructuur en Milieu

Artikel 4

  • 1 De commissie wordt telkens na het indienen van een klacht samengesteld.

  • 2 De commissie bestaat uit:

    • a. een voorzitter, tevens lid, niet werkzaam onder de verantwoordelijkheid van de minister;

    • b. ten minste twee overige leden.

  • 3 De leden van de commissie hebben plaatsvervangers.

  • 4 Bij afwezigheid van de voorzitter treedt een van de andere leden of een plaatsvervangend lid op als voorzitter.

  • 5 De Manager Dienstenstroom Arbeidsjuridisch Advies van het EC O&P benoemt de leden en de plaatsvervangend leden van de commissie, waarbij de hoofddirecteur FMC een of meer bij het ministerie werkzame personen als lid kan voordragen.

Artikel 5

De commissie wordt bijgestaan door een secretaris die wordt aangewezen door de Manager Dienstenstroom Arbeidsjuridisch Advies van EC O&P.

Artikel 6

  • 1 De commissie heeft tot taak het verrichten van onderzoek naar elke bij haar ingediende klacht en het uitbrengen van een rapport van bevindingen, vergezeld van een advies en eventuele aanbevelingen, aan de secretaris-generaal, die de klacht schriftelijk afdoet. Deze taak heeft mede betrekking op klachten over gedragingen die gerelateerd zijn aan de ongewenste omgangsvormen waarop de ingediende klacht betrekking heeft.

  • 3 Als tijdens het onderzoek naar de klacht zowel de klager als de aangeklaagde bereid blijken tot bemiddeling of mediation schort de commissie de behandeling van de klacht op.

  • 4 Als de commissie tijdens het onderzoek naar de klacht feiten of omstandigheden constateert of vermoedt die voor de minister of het ministerie politieke gevolgen of imagoschade met zich mee zouden kunnen brengen, licht zij terstond de secretaris-generaal in.

Artikel 7

  • 1 De bij de behandeling van een klacht betrokken leden van de commissie stellen het rapport en het advies bij meerderheid van stemmen vast. Geen van de leden onthoudt zich van stemming.

  • 2 De bij de behandeling van een klacht betrokken fungerend voorzitter en leden ondertekenen het rapport, het advies en de eventuele aanbevelingen.

  • 3 De secretaris draagt zorg voor de verzending van het rapport, het advies en de eventuele aanbevelingen.

Artikel 8

De commissie is bevoegd:

  • a. tot het oproepen van daarvoor in aanmerking komende derden. Iedere medewerker is verplicht aan een oproep van de commissie gehoor te geven en desgevraagd alle inlichtingen naar waarheid en zonder voorbehoud te verstrekken;

  • b. overlegging te vorderen van ter zake dienende bescheiden;

  • c. een onderzoek op de werkplek in te stellen of te doen instellen;

  • d. zich door deskundigen van advies en bijstand te laten dienen;

  • e. ook anderszins de medewerking te verlangen die zij nodig acht voor de behandeling van de klacht.

Artikel 9

  • 1 De commissie registreert alle schriftelijk ingediende klachten.

  • 2 De commissie brengt jaarlijks voor 1 mei een verslag uit aan de secretaris-generaal.

  • 3 Het verslag bevat een geanonimiseerd overzicht van het aantal en de aard van de klachten in het voorgaande kalenderjaar en de strekking van de adviezen die daarover zijn uitgebracht. Het verslag kan aanbevelingen van algemene aard bevatten.

  • 4 Het verslag wordt ter kennis gebracht van de Departementale Ondernemingsraad.

Artikel 10

  • 1 De commissie draagt er zorg voor dat de op klachten betrekking hebbende dossiers die door de commissie zijn aangelegd, worden overgedragen aan de hoofddirecteur FMC. De dossiers zijn alleen toegankelijk voor de minister, de secretaris-generaal, de hoofddirecteur FMC en de door deze daartoe aangewezen ambtenaren.

  • 2 De hoofddirecteur FMC ziet toe op de zorgvuldige bewaring van de overgedragen dossiers en draagt zorg voor de vernietiging hiervan overeenkomstig de daarvoor geldende wettelijke termijnen.

§ 4. Rechtspositie

Artikel 11

  • 1 Een lid of gewezen lid van de commissie ondervindt in zijn positie als medewerker geen nadeel van zijn activiteiten in het kader van de uitvoering van dit besluit.

  • 2 Een klager ondervindt in zijn positie als medewerker geen nadeel van het te goeder trouw indienen van een klacht.

§ 5. Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 12

[Red: Wijzigt de Klachtenregeling ongewenste omgangsvormen in de arbeidsorganisatie Ministerie van Verkeer en Waterstaat.]

Artikel 13

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst.

Artikel 14

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit instelling Klachtencommissie ongewenste omgangsvormen Infrastructuur en Milieu.

Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De

Minister

van Infrastructuur en Milieu,

M.H. Schultz van Haegen

Naar boven