De invoeder dient er voor te zorgen dat de invoedingsinstallatie (blijft) voldoe(n)t
aan de krachtens de wet- en regelgeving gestelde voorwaarden op het gebied van veiligheid,
opdat de invoedingsinstallatie geen gevaar zal opleveren voor het ongestoord functioneren
van het landelijk gastransportnet noch voor personeel van de netbeheerder van het
landelijk gastransportnet of van door de netbeheerder van het landelijk gastransportnet
ingeschakelde derden. De netbeheerder van het landelijk gastransportnet is niet verplicht
uit eigen beweging na te gaan of is voldaan aan de voor de invoedingsinstallatie geldende
wet- en regelgeving.
Alvorens (wederom) een aansluitpunt of een aansluiting in gebruik wordt gesteld, zal
de invoeder naar genoegen van de netbeheerder van het landelijk gastransportnet dienen
aan te tonen dat de invoedingsinstallatie voldoet aan de daarvoor geldende wet- en
regelgeving op het gebied van veiligheid.
De invoeder is verplicht alle gegevens met betrekking tot de bouw, de modificaties
en het onderhoud van de invoedingsinstallatie actueel te houden, voor zover deze relevant
zijn om aan te tonen dat de invoedingsinstallatie voldoet aan de geldende wet- en
regelgeving op het gebied van veiligheid.
De invoeder is voorts verplicht om aanpassingen aan de invoedingsinstallatie, van
zodanige aard dat deze van betekenis kunnen zijn voor de veiligheid of het ongestoord
functioneren van het landelijk gastransportnet, tijdig voorafgaand aan het uitvoeren
hiervan aan de netbeheerder van het landelijk gastransportnet te melden.
Bij gerede twijfel of de invoedingsinstallatie voldoet aan de geldende wet- en regelgeving
op het gebied van veiligheid, dient de invoeder zo spoedig mogelijk, maar in ieder
geval binnen vierentwintig uur op verzoek en naar genoegen van de netbeheerder van
het landelijk gastransportnet te kunnen aantonen dat de invoedingsinstallatie wel
voldoet, zo nodig onder verstrekking aan de netbeheerder van het landelijk gastransportnet
van alle gegevens met betrekking tot de bouw, de modificaties en het onderhoud van
de invoedingsinstallatie. Eventuele hieruit voortvloeiende kosten komen voor rekening
van de invoeder, indien blijkt dat de invoedingsinstallatie inderdaad niet voldoet
aan de daarvoor geldende wet- en regelgeving.
Wanneer de invoeder niet voldoet aan het bepaalde in 1.2.1, 2.4 en/of 2.5 heeft de netbeheerder van het landelijk gastransportnet de bevoegdheid om het aansluitpunt
of de aansluiting af te sluiten. Deze maatregel zal niet eerder ongedaan worden gemaakt
dan nadat de reden voor het treffen van deze maatregel is weggenomen en de kosten
van de maatregel en van het ongedaan maken daarvan door de invoeder aan de netbeheerder
van het landelijk gastransportnet zijn vergoed.
Indien de reden voor het afsluiten van het aansluitpunt of de aansluiting is weggenomen
en is voldaan aan het bepaalde in 2.2, zal de netbeheerder van het landelijk gastransportnet het aansluitpunt of de aansluiting
weer in gebruik stellen binnen twee werkdagen nadat is voldaan aan het bepaalde in
2.2. De netbeheerder van het landelijk gastransportnet kan aan het opnieuw in gebruik
stellen nadere financiële en operationele voorwaarden verbinden, die gerelateerd zijn
aan de inspanningen die de netbeheerder van het landelijk gastransportnet heeft moeten
verrichten en de kosten die hij heeft moeten maken in verband met het afsluiten van
het aansluitpunt of de aansluiting en het ongedaan maken hiervan.
De invoeder draagt er zorg voor dat de toegang tot de invoedingsinstallatie, alsmede
tot het gebouw of deel van een gebouw waarin de meet- en regelinrichting is opgesteld,
voor de netbeheerder van het landelijk gastransportnet is gewaarborgd, voorzover dit
voor de netbeheerder van het landelijk gastransportnet noodzakelijk is ter waarborging
van de veiligheid en/of doelmatige en betrouwbare werking van het landelijk gastransportnet.
Hierbij zal de netbeheerder van het landelijke gastransportnet het veiligheidsbeleid
van de invoeder in acht nemen.
2.9. Druk- of flowregeling en drukbeveiliging
De invoedingsinstallatie dient voorzien te zijn van een systeem om de flow te kunnen
beheersen teneinde te kunnen voldoen aan de resultaten van de uitvoering van de procedures
zoals beschreven in 4.2.2 en 4.2.3 van de Transportcode gas artikel bij een druk die voldoet aan hetgeen bepaald is in 3.2.1.
De invoedingsinstallatie dient voorzien te zijn van een drukbeveiliging die voldoet
aan de daarvoor geldende wet- en regelgeving. De instelling van deze drukbeveiliging
wordt overeengekomen tussen de invoeder en de netbeheerder van het landelijk gastransportnet
en dient te waarborgen dat de veiligheid en/of doelmatige en betrouwbare werking van
het landelijk gastransportnet niet in gevaar wordt gebracht.
De drukbeveiliging dient te worden onderhouden en te worden getest in overeenstemming
met de geldende wet- en regelgeving. De netbeheerder van het landelijk gastransportnet
heeft het recht om deze tests bij te wonen. Om de veiligheid en/of doelmatige en betrouwbare
werking van het landelijk gastransportnet te waarborgen is de netbeheerder van het
landelijk gastransportnet gerechtigd een onderzoek uit te voeren naar het onderhoud
en de tests van de drukbeveiliging.
Indien de veiligheid en/of de betrouwbare werking van het landelijk gastransportnet
in gevaar wordt gebracht, heeft de netbeheerder van het landelijk gastransportnet
uit voorzorg het recht op het onmiddellijk afsluiten van het aansluitpunt of de aansluiting
die het gevaar veroorzaakt. De netbeheerder van het landelijk gastransportnet stelt
de invoeder daarvan onmiddellijk, en zo mogelijk voorafgaand, op de hoogte. De netbeheerder
van het landelijk gastransportnet informeert de invoeder over de reden van de afsluiting.
4. Invoeden, meten en regelen
De invoeder staat er voor in dat de invoeding van gas niet zodanig is dat de veiligheid
en/of betrouwbare werking van het landelijk gastransportnet in gevaar wordt dan wel
kan worden gebracht. De invoeder is verplicht om, indien een dergelijke situatie zich
toch voordoet of dreigt voor te doen, de netbeheerder van het landelijk gastransportnet,
zo mogelijk tijdig voorafgaand aan die situatie, te informeren en de door de netbeheerder
van het landelijk gastransportnet ter zake gegeven aanwijzingen op te volgen.
Indien de netbeheerder van het landelijk gastransportnet vermoedt dat door toedoen
van de invoeder de veiligheid en/of betrouwbare werking van het landelijk gastransportnet
in gevaar wordt gebracht, zal de netbeheerder van het landelijk gastransportnet de
invoeder daarvan onmiddellijk op de hoogte stellen. De netbeheerder van het landelijk
gastransportnet heeft uit voorzorg het recht op het onmiddellijk afsluiten van het
aansluitpunt of de aansluiting.
De meet- en regelinrichting wordt aangelegd, beheerd en onderhouden door de invoeder,
tenzij de invoeder en de netbeheerder van het landelijk gastransportnet anders overeenkomen.
De invoeder en de netbeheerder van het landelijk gastransportnet zullen een meethandboek
opstellen. Dit meethandboek betreft zowel de comptabele als niet-comptabele metingen
en bevat een omschrijving van de opgestelde apparatuur, de berekeningsmethodes, de
afhandeling van geconstateerde fouten, de aan de apparatuur te stellen nauwkeurigheidseisen
en de methodes en criteria om de kwaliteit van de metingen te waarborgen, evenals
de voor het veilig, doelmatig en betrouwbaar functioneren van het landelijk gastransportnet
benodigde informatievoorziening. De gebruikte methodes en procedures zullen in overeenstemming
zijn met relevante (internationale) standaarden. Bij het verschijnen van een nieuwe
versie van een standaard zullen de invoeder en de netbeheerder van het landelijk gastransportnet
in overleg bepalen of, en zo ja wanneer deze in de meet- en regelinrichting zal worden
toegepast.
Het comptabele meetsysteem voldoet aan de volgende specificaties:
meetonzekerheid in hoeveelheid energie op maandbasis
|
< 0,75%
|
meetonzekerheid in hoeveelheid energie per uur
|
< 2%
|
beschikbaarheid data per uur (gemiddelde op jaarbasis)
|
≥ 99%
|
maximale storingsduur meting en/of data acquisitie
|
2 uur
|
De netbeheerder van het landelijk gastransportnet en de invoeder kunnen afwijkende
specificaties overeenkomen.
De lokale data acquisitiesystemen van het comptabele meetsysteem dienen op afstand
door de netbeheerder van het landelijk gastransportnet uitleesbaar te zijn met een
frequentie van minimaal eenmaal per 5 minuten ten behoeve van near-real-time informatievoorziening.
Indien de invoeder het meetsysteem beheert, dienen de comptabele meetwaarden op uurbasis
door de invoeder uiterlijk op de vierde werkdag van de maand volgend op de maand waarop
de meetwaarden van toepassing zijn, aangeleverd te worden aan de netbeheerder van
het landelijk gastransportnet.
De netbeheerder van het landelijk gastransportnet is gerechtigd tot het aanleggen,
instandhouden en gebruiken van de door haar (voor de uitvoering van haar taken als
netbeheerder van het landelijk gastransportnet) benodigde telecommunicatie-infrastructuur
en/of datalijnen, verbonden aan de meet- en regelinrichting. Hierbij zal de netbeheerder
van het landelijke gastransportnet het veiligheidsbeleid van de invoeder in acht nemen.
De invoeder en de netbeheerder van het landelijk gastransportnet hebben toegang tot
alle aan de meting gerelateerde informatie. De partij die de meet- en regelinrichting
beheert zal de andere partij in de gelegenheid stellen de uit te voeren test- en calibratiewerkzaamheden
bij te wonen en de resultaten hiervan overleggen.
De invoeder zal er voor zorgen dat de hoeveelheid in te voeden gas structureel en/of
planmatig ligt in het capaciteitsgebied tussen de minimum meetcapaciteit en de maximum
meetcapaciteit. De invoeder zal zodanig invoeden dat een goede inzet van de meetinrichting
wordt gewaarborgd. De invoeder is verplicht om de netbeheerder van het landelijk gastransportnet,
indien de invoeder hieraan niet voldoet dan wel zal kunnen voldoen, te informeren
en de door de netbeheerder van het landelijk gastransportnet ter zake gegeven aanwijzingen
op te volgen. Voorts is de invoeder verplicht, indien en voor zover hij structureel
en/of planmatig de overeengekomen minimum meetcapaciteit onderschrijdt dan wel de
maximale meetcapaciteit overschrijdt, met de netbeheerder van het landelijk gastransportnet
in overleg te treden over een lagere minimum dan wel hogere maximum meetcapaciteit.
Een gewijzigde meetcapaciteit wordt door de netbeheerder van het landelijk gastransportnet
en de invoeder vastgelegd.
Indien een partij gegronde redenen heeft om aan te nemen dat de meetinrichting niet
correct functioneert of een afwijking vertoont, zal de beheerder van de meetinrichting
deze controleren en zo nodig handelend optreden (justeren). De kosten hiervan komen
voor rekening van de partij die de meetinrichting beheert, tenzij een eventueel geconstateerde
onnauwkeurigheid de toegestane afwijkingen, zoals gedefinieerd in het meethandboek,
niet overschrijdt, in welk geval de kosten voor rekening van de partij komen die om
de controle heeft verzocht.