Dit besluit bevat beleidsregels en goedkeuringen op het terrein van de administratieve-,
facturerings- en andere verplichtingen voor de omzetbelasting. De in dit besluit opgenomen
beleidsregels vormen een aanvulling op Hoofdstuk VI, afdeling 4 van de Wet op de omzetbelasting 1968 en de algemene administratieverplichtingen in hoofdstuk VIII, afdeling 2, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen.
Het besluit bevat de volgende beleidsmatige wijzigingen:
§3.2.5.2: is aangepast in die zin dat de bijzondere regeling voor detailhandelaren en uitgevers
niet geldt als zij weten of in redelijkheid moeten weten dat hun afnemers kwalificeren
als ondernemer.
§3.5.1: bevat richtlijnen hoe om te gaan met de uitkomsten van het zogenoemde Stadeco II-arrest
van de Hoge Raad.
Het besluit bevat de volgende redactionele wijzigingen:
§2.2: is aangepast in die zin dat verduidelijkt is dat alle ondernemers die een geldadministratie
voeren en geen afzonderlijke in- en verkoopadministratie bijhouden de btw mogen aftrekken
in het (latere) aangiftetijdvak waarin zij betalen.
§3.2.2: is aangepast in die zin dat verduidelijkt is dat sommige, specifiek aangewezen,
ondernemers verplicht zijn om voor alle leveringen facturen uit te reiken.
§3.2.5.1: geeft aan hoe de onderlinge verrekening van de verhuurtermijnen tussen oude en nieuwe
eigenaren van onroerende zaken op praktische wijze mag plaatsvinden. Deze paragraaf
is tekstueel, maar niet inhoudelijk gewijzigd.
§3.3.5: geeft aan dat de factuur niet in het Nederlands hoeft te worden opgemaakt. De inspecteur
kan evenwel een vertaling in het Nederlands eisen, als dat uit het oogpunt van controle
nodig is.
§3.3.6: beschrijft wanneer uitreiking van een vereenvoudigde factuur toegestaan is.
§3.3.7: bevat een goedkeuring dat de btw op een factuur met lichte gebreken toch in aftrek
kan worden gebracht. Deze goedkeuring was eerder opgenomen in §3.5.3 van het besluit van 27 juni 2012, nr. BLKB 2012/477M.
§3.3.8.1: in de tweede regel (aftrek van voorbelasting) is een gedragslijn opgenomen voor
de betaling van voorschotten aan nutsbedrijven. Deze paragraaf is tekstueel, maar
niet inhoudelijk gewijzigd.
§3.3.8.3: de termijn van de overgangsregeling in verband met het per 1 juli 2012 vervallen
van de goedkeuring om een getalscriterium te hanteren voor het bepalen van de belastingplicht
bij de vervulling van een aantal commissariaten is verstreken. De overgangsregeling
is daarom niet langer opgenomen in dit besluit.
§3.5.1: is aangepast in die zin dat verduidelijkt is dat een verzoek om herziening van ten
onrechte of te veel berekende btw als bezwaargrond tegen de verschuldigdheid van deze
btw wordt aangemerkt. Daarbij wordt duidelijk gemaakt binnen welke termijn de herziening
van te veel of ten onrechte in rekening gebrachte btw moet plaatsvinden. Hierover
bestond in de praktijk onduidelijkheid.
§3.5.2: geeft aan welke heffingsmogelijkheden er zijn als geen herziening plaatsvindt van
ten onrechte berekende btw. Daarbij is verhelderd dat voor aftrek van ten onrechte
berekende btw in elk geval noodzakelijk is dat de afnemer de nodige zorgvuldigheid
in acht heeft genomen.
§4.1: is aangepast in die zin dat verduidelijkt is dat de exploitant van een webwinkel
voor de toepassing van het kasstelsel als een winkelier geldt.
§5: is aangepast in die zin dat verduidelijkt is dat onder voorwaarde goedgekeurd wordt
dat ondernemers hun ‘Opgaaf ICP’ over dezelfde periode als hun jaaraangifte in kunnen
dienen. Als nieuwe voorwaarde is opgenomen dat er geen aanwijzing en geen gevaar van
btw-fraude mag zijn.