Inkomstenbelasting, inkomen uit sparen en beleggen (box 3)

[Regeling vervallen per 09-11-2016.]
Geraadpleegd op 30-04-2024.
Geldend van 02-01-2012 t/m 10-09-2013

Terugwerkende kracht

Voor dit onderdeel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.

In dit besluit staat het beleid over het inkomen uit sparen en beleggen (box 3). Dit besluit is een actualisering van het besluit van 16 februari 2012, nr. BLKB 2012/137M en bevat een nieuw beleidsstandpunt over de tijdigheid van een verzoek om een voorlopige aanslag of een aangifte en een goedkeuring voor de waardering van achtergestelde deposito’s en vorderingen op de DSB Bank NV op peildata 1 januari 2012 en 2013.

Terugwerkende kracht

Stcrt. 2015, 13801, datum inwerkingtreding 28-05-2015, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze tekst. Deze wijziging werkt terug tot 01-01-2012.

In dit besluit staat het beleid over het inkomen uit sparen en beleggen (box 3). Dit besluit is een actualisering van het besluit van 16 februari 2012, nr. BLKB 2012/137M en bevat een nieuw beleidsstandpunt over de tijdigheid van een verzoek om een voorlopige aanslag of een aangifte en een goedkeuring voor de waardering van achtergestelde deposito’s en vorderingen op de DSB Bank NV op peildata 1 januari 2012 en 2013.

In dit besluit is ook een goedkeuring opgenomen voor de defiscalisering van vruchtgebruik en bloot eigendom.

1. Inleiding

[Regeling vervallen per 09-11-2016]

Terugwerkende kracht

Voor dit onderdeel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.

In dit besluit staat het beleid over het inkomen uit sparen en beleggen (box 3). Dit besluit is een actualisering van het besluit van 16 februari 2012, nr. BLKB 2012/137M over het inkomen uit sparen en beleggen. Hieronder staan de wijzigingen ten opzichte van het besluit van 16 februari 2012.

  • Onderdeel 2.1 is aangepast. Voor een verzoek om een (nadere) voorlopige aanslag geldt voortaan een termijn van acht weken. Voor een aangifte is de termijn gesteld op dertien weken.

  • Onderdeel 2.2 is niet meer opgenomen. Dit onderdeel heeft zijn belang verloren omdat de aangiftetermijn en de termijn voor ambtshalve verminderen of teruggeven voor het kalenderjaar 2007 zijn verlopen.

  • Onderdeel 3.1 is niet meer opgenomen. Met ingang van 1 januari 2012 is dit onderdeel wettelijk geregeld in artikel 5.4, zesde lid van de Wet IB 2001.

  • Onderdeel 4.1 is niet meer opgenomen. Dit onderdeel heeft een voorlichtend karakter en bevat geen beleid.

  • Onderdeel 4.2 (in dit besluit onderdeel 4.1) is uitgebreid met een goedkeuring voor de peildata 1 januari 2012 en 1 januari 2013.

In de overige onderdelen zijn enkele tekstuele aanpassingen doorgevoerd. Hiermee is geen beleidswijziging beoogd.

Het besluit van 16 februari 2012, nr. BLKB 2012/137M is ingetrokken.

Terugwerkende kracht

Stcrt. 2015, 13801, datum inwerkingtreding 28-05-2015, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze tekst. Deze wijziging werkt terug tot 01-01-2012.

In dit besluit staat het beleid over het inkomen uit sparen en beleggen (box 3). Dit besluit is een actualisering van het besluit van 16 februari 2012, nr. BLKB 2012/137M over het inkomen uit sparen en beleggen. Hieronder staan de wijzigingen ten opzichte van het besluit van 16 februari 2012.

  • Onderdeel 2.1 is aangepast. Voor een verzoek om een (nadere) voorlopige aanslag geldt voortaan een termijn van acht weken. Voor een aangifte is de termijn gesteld op dertien weken.

  • Onderdeel 2.2 is niet meer opgenomen. Dit onderdeel heeft zijn belang verloren omdat de aangiftetermijn en de termijn voor ambtshalve verminderen of teruggeven voor het kalenderjaar 2007 zijn verlopen.

  • Onderdeel 3.1 is niet meer opgenomen. Met ingang van 1 januari 2012 is dit onderdeel wettelijk geregeld in artikel 5.4, zesde lid van de Wet IB 2001.

  • Onderdeel 3.2 bevat een goedkeuring voor de defiscalisering van vruchtgebruik en bloot eigendom.

  • Onderdeel 4.1 is niet meer opgenomen. Dit onderdeel heeft een voorlichtend karakter en bevat geen beleid.

  • Onderdeel 4.2 (in dit besluit onderdeel 4.1) is uitgebreid met een goedkeuring voor de peildata 1 januari 2012 en 1 januari 2013.

In de overige onderdelen zijn enkele tekstuele aanpassingen doorgevoerd. Hiermee is geen beleidswijziging beoogd.

Het besluit van 16 februari 2012, nr. BLKB 2012/137M is ingetrokken.

1.1. Gebruikte begrippen en afkortingen

[Regeling vervallen per 09-11-2016]

[Treedt in werking op 11-09-2013]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

2. De rendementsgrondslag

[Regeling vervallen per 09-11-2016]

[Treedt in werking op 11-09-2013]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

3. Toedeling bij bepaalde verkrijgingen krachtens erfrecht

[Regeling vervallen per 09-11-2016]

3.1. Renteloze geldvordering van een kind op de echtgenoot van de overleden ouder

[Regeling vervallen per 09-11-2016]

[Treedt in werking op 11-09-2013]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

3.2. Defiscalisering vruchtgebruik en bloot eigendom

[Regeling vervallen per 09-11-2016]

Terugwerkende kracht

Voor dit onderdeel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.

Terugwerkende kracht

Stcrt. 2015, 13801, datum inwerkingtreding 28-05-2015, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze circulaire.divisie. Deze wijziging werkt terug tot 01-01-2012.

Het onderdeel is nieuw toegevoegd.

Terugwerkende kracht

Voor dit onderdeel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.

In bepaalde vruchtgebruiksituaties wordt bij de langstlevende ouder de volledige waarde van de goederen in aanmerking genomen (artikel 5.4, derde en vierde lid, van de Wet IB 2001). De bloot eigendom van het kind wordt niet tot de bezittingen in box 3 gerekend. Een voorwaarde voor deze defiscalisering is dat het vruchtgebruik juridisch moet zijn gevestigd.

In de praktijk is gebleken dat de nabestaanden na het openvallen van de nalatenschap te weinig tijd hebben om het vruchtgebruik in juridisch opzicht te laten vestigen. Dit houdt in dat de defiscalisering niet vanaf de eerste peildatum voor box 3 na het openvallen van de nalatenschap van toepassing is. Als het vruchtgebruik formeel wordt gevestigd, is de defiscalisering pas vanaf dat moment van toepassing. In de praktijk leidt dit tot misverstanden.

Goedkeuring

Daarom keur ik met toepassing van artikel 63 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (de hardheidsclausule) goed dat de defiscalisering met terugwerkende kracht geldt vanaf de eerste peildatum voor box 3 na het openvallen van de nalatenschap. Ik stel hierbij de voorwaarde dat het recht van vruchtgebruik wordt gevestigd binnen twee jaren na het overlijden van de erflater.

Terugwerkende kracht

Stcrt. 2015, 13801, datum inwerkingtreding 28-05-2015, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze tekst. Deze wijziging werkt terug tot 01-01-2012.

Het onderdeel is nieuw toegevoegd.

4. Waardering

[Regeling vervallen per 09-11-2016]

[Treedt in werking op 11-09-2013]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

5. Ingetrokken regeling

[Regeling vervallen per 09-11-2016]

[Treedt in werking op 11-09-2013]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

6. Inwerkingtreding

[Regeling vervallen per 09-11-2016]

[Treedt in werking op 11-09-2013]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Naar boven