Samenvatting
[Regeling vervallen per 01-01-2021]
Het Referentiekader spreiding en beschikbaarheid ambulancezorg is een model voor de ambulancezorg waarin per regio in Nederland wordt vastgesteld
hoeveel ambulances minimaal nodig zijn om aan de vraag naar ambulancezorg te voldoen.
Het referentiekader wordt periodiek geactualiseerd. In 2016 is het referentiekader
opnieuw doorgerekend op basis van productiecijfers van de ambulancezorg over het jaar
2015. In deze actualisatie is gebruik gemaakt van dezelfde rekenmodellen als in de
vorige doorrekening die in 2013 heeft plaatsgevonden. De doorrekening in 2013 was
op basis van de productiecijfers van de ambulancezorg over het jaar 2012.
Ten opzichte van het referentiekader-2013 zijn twee uitgangspunten veranderd:
-
1. Inzetten van Nederlandse ambulances in het buitenland worden nu wel meegenomen. Dit
heeft gevolgen voor de grensregio’s, in het bijzonder voor Zeeland, omdat een deel
van de planbare ambulancezorg van deze regio is gericht op Belgische ziekenhuizen.
In 2013 werden inzetten in het buitenland niet meegenomen.
-
2. De 2016-actualisatie maakt gebruik van het rijtijdenmodel van 2016. In 2013 werd gebruik
gemaakt van het rijtijdenmodel uit 2012. Hierdoor verschillen de verzorgingsgebieden
van standplaatsen iets ten opzichte van de 2013-doorrekening. De herverdeling van
spoedeisende inzetten is daarom anders dan in 2013. Deze herverdeling vindt plaats
omdat er in het referentiekader van wordt uitgegaan dat een inzet door de dichtstbijzijnde
standplaats wordt verzorgd.
Productiestijging 2012–2015
In de periode 2012–2015 is de totale productie van de ambulancezorg met 12,5% toegenomen,
overeenkomend met een stijging van 4,0% per jaar. De toename van het spoedvervoer,
inzetten met A1- of A2-urgentie, is 18,8%. Het besteld vervoer is met 1,9% afgenomen.
De stijging van 18,8% in 2012–2015 betekent een gemiddelde jaarlijkse groei van 5,9%.
De groei van de spoedeisende ambulancezorg kan deels worden verklaard door demografische
ontwikkelingen, zoals de bevolkingsgroei en de vergrijzing. Een andere factor is dat
mensen in 2015 vermoedelijk eerder en gemakkelijker een beroep doen op de ambulancezorg
dan in 2012. Ook zijn meldkamers de afgelopen jaren overgegaan op andere systemen
om 112-meldingen te behandelen en is er een nieuw protocol voor het sneller inzetten
van ambulances. Het nieuwe protocol moet leiden tot kortere responstijden van ambulances.
Grootste stijging in het aantal A1-inzetten
Van de spoedeisende ambulancezorg steeg het aantal inzetten met A1-urgentie het meest.
In de periode 2012–2015 is het aantal inzetten met A1-urgentie met 21,8% toegenomen,
wat een gemiddelde groei van 6,8% per jaar betekent. Het aantal inzetten met A2-urgentie
steeg in deze periode met 13,3%, gemiddeld 4,3% per jaar. In 2015 bestond 48,7% van
de totale productie uit A1-inzetten, 24,7% had A2-urgentie en 26,6% was besteld vervoer.
In 2012 was 45,0% van het totaal aantal inzetten onder A1-urgentie uitgevoerd en bestond
30,5% van de productie uit besteld vervoer. Het aandeel A2-inzetten was met 24,6%
ongeveer gelijk als in 2015.
Nadere selecties voor het referentiekader
Voor het referentiekader wordt een aantal ritten uit de ritstatistieken niet meegenomen
als uitvloeisel van de uitgangspunten van het referentiekader. Zo worden inzetten
van zogenaamde ‘rapid responders’, ambulances zonder mogelijkheid voor vervoer van
de patiënt, waarbij er tevens een ambulance is ingezet voor vervoer van de patiënt,
weggelaten. Ook ritten zonder tijdsregistratie en inzetten van de ambulancedienst
van Schiphol worden niet meegenomen. Door het weglaten van deze ritten en door de
herverdeling van spoedritten zijn de cijfers in het referentiekader anders dan de
productiecijfers die door Ambulancezorg Nederland zijn gepubliceerd.
Gemiddelde ritduur
In het referentiekader wordt voor de ritduur uitgegaan van de tijd die de ambulance
bezig is met een inzet: de tijdsduur tussen het vertrek van de ambulance en het moment
dat de inzet eindigt. Deze definitie omvat ook de tijd die de ambulance nodig heeft
om na een inzet terug te keren naar de standplaats. De gemiddelde ritduur van A1-inzetten
is in 2012–2015 op landelijk niveau met bijna een minuut toegenomen: van 61 minuten
en 48 seconde in 2012 naar 62 minuten en 42 seconde in 2015. De gemiddelde ritduur
voor A2-urgentie is met één minuut en 14 seconde afgenomen van 64 minuten en 18 seconde
in 2012 naar 63 minuten en 6 seconde in 2015. De gemiddelde ritduur van het besteld
vervoer is in deze periode vrijwel gelijk gebleven.
Referentiekader-2016
Het aantal inzetten samen met de gemiddelde ritduur bepalen het totaal aantal uren
ambulancezorg. In het referentiekader wordt hiervoor het benodigd aantal ambulances
berekend. Het resultaat is dat op werkdagen overdag (8–16 uur) er 598 ambulances nodig
zijn. Dit zijn tien meer dan in het referentiekader-2013 was berekend. Op werkdagen
in de nacht (0–8 uur) zijn er elf ambulances meer nodig, in de avonduren zijn er 28
ambulances meer nodig. In de weekenddagen varieert het aantal extra benodigde ambulances
van 13 tot 24, afhankelijk van het tijdstip op de dag.
De stijging van het aantal benodigde ambulances op werkdagen buiten kantooruren is
groter dan de stijging binnen kantooruren. Dit is een gevolg van de sterke toename
van de vraag naar ambulancezorg buiten kantooruren. Het tijdsblok van 8–16 uur is
vermoedelijk te smal om de drukste uren in de ambulancezorg te omvatten. De stijging
van het aantal benodigde ambulances in het weekend is voor een belangrijk deel een
gevolg van de toegenomen vraag naar spoedeisende ambulancezorg in het weekend. Opvallend
is dat ook in de avonduren (16–24 uur) op zondagen een stijging van het aantal benodigde
ambulances is te zien.
Discussiepunten
De toename van het aantal benodigde ambulances in het referentiekader-2016 verschilt
per regio, per soort dag en per tijdsinterval (blokuur). Het extra aantal benodigde
ambulances is voor sommige regio’s op werkdagen in de avonduren twee of soms drie,
voor andere regio’s nul. Deze verschillen treden op ondanks het feit dat alle regio’s
in de periode 2012–2015 een productiestijging hebben gehad. Er zijn twee verklaringen
voor het feit dat niet in alle regio’s een stijging van de productie leidt tot meer
benodigde ambulances: de toe- of afname van het besteld vervoer en de ontwikkeling
van de gemiddelde ritduur.
In sommige regio’s is een sterke daling van het besteld vervoer geweest. In de berekening
van de benodigde capaciteit kan dit leiden tot één tot twee minder ambulances voor
het besteld vervoer. Alle regio’s hebben een stijging van het spoedvervoer gehad.
Dit leidt tot één of twee extra benodigde ambulances. Bij regio’s met een daling van
het besteld vervoer kan het netto resultaat van het referentiekader-2016 zijn dat
er geen extra benodigde ambulances worden berekend.
De capaciteitsberekening van het referentiekader gaat uit van het totaal aantal uren
ambulancezorg dat door een regio is geleverd. Een lagere gemiddelde ritduur in combinatie
met een productiestijging kan resulteren in nul extra benodigde ambulances. Regio’s
hebben de volgende verklaringen gegeven voor een lagere gemiddelde ritduur:
-
− Door de CAO-acties in de ambulancesector in 2015 zijn ritgegevens onvolledig geregistreerd.
-
− Door de hogere werkdruk krijgen ambulances vaker dan in 2012 een vervolgopdracht nog
voordat een inzet volledig is afgerond. Het einde van een inzet wordt dan geregistreerd
voordat de ambulance is teruggekeerd naar de standplaats. Hierdoor wordt een kortere
ritduur berekend.
-
− Een hoger aantal afgebroken ritten. In veel regio’s wordt sinds kort gewerkt volgens
het protocol ‘Directe inzet ambulances’. Volgens dit protocol wordt een ambulance
uitgestuurd voordat de melding is afgerond. Door de overlap tussen meldtijd, uitruktijd
en rijtijd wordt een lagere responstijd gerealiseerd. Als na afronding van de melding
blijkt dat een inzet niet nodig is wordt de inzet afgebroken en keert de ambulance
terug naar de standplaats. Deze afgebroken ritten hebben een lage ritduur.
Aanbevelingen voor een volgende actualisatie
Er zijn aantal ontwikkelingen in de uitvoering van de ambulancezorg die aanleiding
kunnen zijn voor een discussie over en eventuele herziening van een aantal aspecten
van het referentiekader. De vraag kan bijvoorbeeld gesteld worden of de gegevensbewerking
voor het referentiekader aangepast moet worden omdat in de praktijk het protocol Directe inzet ambulances wordt toegepast. Ook kan er een discussie worden gevoerd of de stijging van het aantal
inzetten waarbij eerste hulp verleend wordt maar geen vervoer van de patiënt plaatsvindt,
aanleiding is voor een aanpassing van de randvoorwaarden en uitgangspunten.
1. Inleiding
[Regeling vervallen per 01-01-2021]
Het Referentiekader spreiding en beschikbaarheid ambulancezorg is een model voor de ambulancezorg waarin per regio in Nederland wordt vastgesteld
hoeveel ambulances minimaal nodig zijn om aan de vraag naar ambulancezorg te voldoen.
Daarbij wordt eveneens rekening gehouden met de capaciteit die nodig is om een voldoende
geografische dekking te garanderen. Hiervoor is een geografische spreiding van standplaatsen
gehanteerd waarmee in elke regio minstens 97% van de bevolking binnen 12 minuten rijtijd
kan worden bereikt. In het referentiekader wordt aan de hand van vooraf gekozen uitgangspunten
en randvoorwaarden modelmatig de benodigde spreiding en capaciteit berekend. De uitgangspunten
en randvoorwaarden beschrijven een bepaald minimumniveau voor de spreiding en beschikbaarheid
van de ambulancezorg. Het rekenmodel waarmee de benodigde capaciteit wordt berekend
is hierop toegesneden. De berekeningen zijn gebaseerd op ritgegevens van de ambulancezorg
in een basisjaar. De uitkomsten van het referentiekader vormen de basis voor het bekostigingsmodel
voor de ambulancezorg dat door de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) wordt beheerd.
De minister van VWS stelt het referentiekader vast. Dat gebeurde voor het eerst in
2004, actualisaties volgden in 2008 en in 2013 (Ministerie van VWS, 2004; 2008; 2013).
De eerste versie van het referentiekader is in 2004 opgesteld in het kader van het
Project Versterking Ambulancezorg (PVAZ, 2004). Daar ging een onderzoek naar spreiding en beschikbaarheid aan vooraf
(Kommer et al., 2003). De actualisaties in 2008 en 2013 gingen gepaard met een periode van discussie
over de randvoorwaarden en uitgangspunten en van uitkomsten van het rekenmodel. De
discussie werd gevoerd in een expertteam, een overleg met vertegenwoordigers van de ambulancesector, zorgverzekeraars en het
ministerie. Het RIVM ondersteunde de discussie met onderzoek en analyses en verzorgde
de definitieve doorrekening van het referentiekader (Kommer en Zwakhals, 2009; 2013a).
Naast deze rapportages van het referentiekader zijn de afgelopen jaren twee achtergrondrapporten
gepubliceerd. In 2011 zijn de modellen van het referentiekader gedocumenteerd (Kommer
en Zwakhals, 2011) en in 2013 is een rapportage uitgebracht waarin verschillende analyses
van de ambulancezorg zijn gegeven en waarin een aantal modelvarianten is uitgewerkt
(Kommer en Zwakhals, 2013). In het rapport uit 2013 is tevens een uitgebreid overzicht
gegeven van de randvoorwaarden en uitgangspunten van het referentiekader.
Actualisatie van het referentiekader in 2016
In opdracht van het ministerie van VWS heeft het RIVM het referentiekader in 2016
geactualiseerd op basis van ritgegevens over het productiejaar 2015. Hierbij zijn
het spreidings- en capaciteitsmodel dezelfde als in de doorrekening van 2013. De uitgangspunten
en randvoorwaarden zijn ook gelijk gebleven, op twee uitgangspunten na. Ten eerste
worden nu inzetten van de Nederlandse ambulancezorg in het buitenland wel meegenomen
in de ritgegevens. In vorige versies van het referentiekader werden deze inzetten
uit de selectie van ritten gefilterd. Ten tweede wordt nu gebruik gemaakt van een
in 2016 geactualiseerd rijtijdenmodel. Met het nieuwe rijtijdenmodel worden verzorgingsgebieden
van standplaatsen iets anders dan in 2013, toen de 2012-versie van het rijtijdenmodel
werd gebruikt. Als gevolg van de andere verzorgingsgebieden is de herverdeling van
spoedeisende inzetten anders dan in 2013.
Terminologie
In de toelichting op de bewerking van de ritgegevens voor de doorrekening van het
referentiekader is het noodzakelijk om bepaalde kenmerken van de ambulancezorg en
de geregistreerde ritgegevens te bespreken. De terminologie die in dit rapport wordt
gehanteerd sluit aan bij het Uniform Begrippenkader Ambulancezorg van Ambulancezorg Nederland (AZN, 2013a).Voor de leesbaarheid wordt in enkele gevallen
alternatieve terminologie gebruikt. Meestal wordt de term inzet gehanteerd voor een dienstverlening door een ambulance maar soms spreken we van een
rit. In de meeste gevallen vindt er bij een inzet/rit daadwerkelijk vervoer van de patiënt
plaats, dit zijn declarabele inzetten. In een aantal gevallen wordt ter plaatse eerste hulp verleend maar vindt
geen vervoer van de patiënt plaats. Dit zijn EHGV-inzetten (Eerste hulp geen vervoer). In sommige gevallen wordt geen patiënt aangetroffen of wordt ter plaatse geconcludeerd
dat hulpverlening niet noodzakelijk is. In die gevallen is er noch hulpverlening geweest
noch vervoer. Dit zijn zogenaamde loze ritten. In al deze gevallen is de ambulance ter plaatse gekomen. Er zijn ook gevallen
waarbij de inzet vroegtijdig wordt geannuleerd. Als de ambulance op het tijdstip van
annulering al rijdt is er sprake van een afgebroken rit. Als het ambulanceteam wel een opdracht heeft gekregen, maar nog niet is uitgerukt,
is er sprake van een geannuleerde rit. Inzetten van de ambulance hebben altijd een urgentiecodering. Voor spoedeisende
inzetten is dit een A-urgentie. Bij levensbedreigende situaties wordt een inzet onder
A1-urgentie uitgevoerd, anders is er A2-urgentie. Naast de spoedeisende inzetten zijn
er ook planbare inzetten. Dit zijn inzetten waarbij een tijdstip wordt afgesproken
voor het halen of brengen van een patiënt. Vaak wordt de patiënt van of naar een ziekenhuis
of andere zorginstelling gebracht voor therapie of behandeling. Het planbare vervoer
wordt soms ook besteld vervoer of B-vervoer genoemd.
De regio-indeling van het referentiekader wijkt af van de reguliere RAV-indeling omdat
in het referentiekader de zogenaamde ‘eilandbenadering’ wordt gehanteerd. In deze
benadering wordt de capaciteitsberekening voor de Waddeneilanden, voor Goeree-Overflakkee
en voor de Zeeuwse (schier-)eilanden apart berekend. Ook wordt de capaciteitsberekening
voor de regio’s Zaanstreek-Waterland en Amsterdam-Amstelland apart gedaan, waar deze
twee regio’s organisatorisch één geheel vormen. In Bijlage 1 is een nummering gegeven
van de regio’s zoals in het referentiekader gehanteerd. Deze nummering wordt in een
aantal tabellen in dit rapport gehanteerd. Voor de productiecijfers, zoals gehanteerd
in het sectorrapport Ambulances in zicht, hanteren we de term ‘RAV’, voor de indeling van het referentiekader hanteren we
de term ‘regio’.
Leeswijzer
In hoofdstuk 2 worden de productiecijfers van de Nederlandse ambulancezorg besproken.
Paragraaf 2.1 geeft de cijfers zoals die in het sectorrapport Ambulances in zicht zijn gepubliceerd. De selecties die voor het referentiekader-2016 zijn gedaan worden
in paragraaf 2.2 besproken. Paragraaf 2.3 presenteert de gemiddelde ritduur in 2015.
Hoofdstuk 3 geeft de resultaten van de capaciteitsberekeningen van het referentiekader.
De veranderde uitgangspunten en randvoorwaarden worden in paragraaf 3.1 besproken.
Paragraaf 3.2 geeft de uitkomsten van de stapsgewijze actualisatie van het referentiekader
en sluit af met de uitkomsten van het referentiekader-2016. Hoofdstuk 4 geeft de conclusies
en geeft een discussie op de actualisatie van het referentiekader.
2. Productiecijfers 2015
[Regeling vervallen per 01-01-2021]
Cijfers over de vraag naar, het aanbod van en de prestaties in de ambulancezorg in
Nederland wordt jaarlijks door Ambulancezorg Nederland (AZN) gepubliceerd in het sectorrapport
Ambulances in zicht. Het RIVM verzorgt sinds 2008 de verzameling en analyse van de logistieke gegevens
(Ambulancezorg Nederland, 2008; 2009; 2010; 2011; 2012; 2013; 2014; 2015; 2016). In
de jaarlijkse cyclus wordt in januari begonnen met het verzamelen van ritgegevens.
Meestal zijn de productie- en prestatiecijfers in juni vastgesteld. Voor deze vaststelling
is er afstemming van de RIVM-analyses met de 24 Regionale Ambulancevoorzieningen (RAV’s).
Er wordt aan elke RAV goedkeuring gevraagd van de door het RIVM geanalyseerde productie-
en prestatiecijfers.
In 2016 was meer tijd nodig voor het vaststellen van de ritgegevens omdat van een
aantal regio’s de ritgegevens onvolledig of onjuist waren. Onder meer door de CAO-acties
onder het ambulancepersoneel in 2015 waren van een aantal regio’s de ritgegevens niet
volledig. Ook de invoering van nieuwe automatiseringssystemen in sommige regio’s leidde
tot onjuiste of onvolledige datasets. Het oplossen van deze problemen nam tijd in
beslag waardoor de doorrekening van het referentiekader later dan gepland is uitgevoerd.
In dit hoofdstuk worden in paragraaf 2.1 de productiecijfers van de ambulancezorg
in 2015 besproken. Er is ook een vergelijking gemaakt met de cijfers over 2012. Als
groeicijfers over het gebruik van ambulancezorg worden genoemd zijn deze gebaseerd
op de productiecijfers in paragraaf 2.1. Voor toepassing in het referentiekader zijn
in paragraaf 2.2 een aantal selecties uitgevoerd en bewerkingen gedaan. Onder andere
worden spoedeisende inzetten herverdeeld naar dichtstbijzijnde standplaats. Ook hanteert
het referentiekader een andere regio-indeling dan de algemeen gehanteerde RAV-indeling.
Daarom zijn de cijfers die toegepast worden in het referentiekader minder geschikt
voor het bespreken van de groei in het zorggebruik. De gemiddelde ritduur die in paragraaf
2.3 wordt gepresenteerd is een belangrijke parameter in het capaciteitsmodel van het
referentiekader omdat deze mede bepalend is voor het totaal aantal uren geleverde
ambulancezorg.
2.1. Selecties voor productiecijfers
[Regeling vervallen per 01-01-2021]
De ruwe rittendatabases die door de RAV’s worden geleverd bevatten meer dan alleen
inzetten van de reguliere ambulancezorg. In sommige regio’s komen in de databases
ook inzetten voor van huisartsen, huisartsenposten (HAP’s), thuiszorg, andere zorgverleners
of inzetten van mobiele medische teams (MMT’s). Ook worden inzetten van andere vervoerders
geregistreerd of inzetten in dienst van de GHOR. Voor de productiecijfers van de reguliere
ambulancezorg worden dit soort inzetten uitgesloten. In totaal gaat het om de volgende
uitsluitingen:
-
− inzetten van andere vervoerders, tenzij de andere vervoerder in opdracht van de RAV
een reguliere inzet verzorgde;
-
− inzetten uitgevoerd voor een andere zorgaanbieder (first-responder, huisarts, thuiszorg)
of organisatie (zoals KNRM, SAR, Koninklijke Marine);
-
− inzetten in dienst van de GHOR, OvDG, GGD, RGF;
-
− MICU en PICU inzetten, tenzij deze voertuigen in de reguliere paraatheid worden ingezet;
-
− standby-inzetten, voor evenementen of multidisciplinaire bijstandverlening;
-
− inzetten voor training of voor onderhoud voertuigen.
Voor de productiecijfers worden verder alleen inzetten geselecteerd die voortkomen
uit een melding en waarbij de ambulance daadwerkelijk heeft gereden. Dat betekent
dat de volgende inzetten worden uitgesloten:
En om dubbeltellingen te voorkomen worden de volgende inzetten uitgesloten:
Deze inzetten zijn overgedragen aan een andere meldkamer ambulancezorg. Een inzet
wordt alleen meegeteld bij de RAV die de inzet heeft uitgevoerd.
Tabel 2.1 geeft een overzicht van de productiecijfers 2012 en 2015. Deze cijfers zijn
(2012-data) of worden (2015-data) gepubliceerd in Ambulances in zicht (AZN, 2013; 2016). Er zijn twee verschillen met de cijfers in Ambulances in zicht. Het eerste betreft inzetten van de ambulancedienst Schiphol. In 2012 zijn die niet
opgenomen in de productie van RAV Kennemerland, in 2015 wel. In Tabel 2.1 is hiervoor
gecorrigeerd, de cijfers van RAV Kennemerland zijn in beide gevallen exclusief inzetten
van de ambulancedienst van Schiphol. De tweede correctie betreft inzetten van de zogenaamde
‘hulpambulance’ in RAV Haaglanden. In 2012 waren inzetten van de hulpambulance niet in de ritstatistieken
opgenomen, in 2015 wel. Het ging toen om 13.574 inzetten. De cijfers in Tabel 2.1
van RAV Haaglanden over 2012 zijn hiervoor gecorrigeerd.
In de periode 2012–2015 is de totale productie van de ambulancezorg met 12,5% toegenomen,
overeenkomend met een stijging van 4,0% per jaar. Het spoedvervoer is toegenomen,
het besteld vervoer afgenomen. In de periode 2012–2015 is het aantal inzetten met
A1-urgentie met 21,8% toegenomen, wat een gemiddelde groei van 6,8% per jaar betekent.
Het aantal inzetten met A2-urgentie steeg in deze periode met 13,3%, dat is gemiddeld
4,3% per jaar. De afname van het besteld vervoer was 1,9%, overeenkomend met een gemiddelde
afname van -0,6% per jaar. In 2015 bestond 48,7% van de totale productie uit A1-inzetten,
24,7% had A2-urgentie en 26,6% was besteld vervoer. In 2012 was 45,0% van het totaal
aantal inzetten onder A1-urgentie uitgevoerd en bestond 30,5% van de productie uit
besteld vervoer. Het aandeel A2-inzetten was met 24,6% ongeveer gelijk als in 2015.
De afname van het besteld vervoer is gepaard gegaan met een toename van het A1-vervoer.
De verandering van het aantal inzetten in de periode 2012–2015 verschilt tussen de
regio’s en hangt af van de urgentie. De toename van het aantal A1-inzetten varieerde
tussen 4,1 (Gooi- en Vechtstreek) en 100,4% (Drenthe). In dezelfde regio’s vonden
de grootste veranderingen in het aantal A2-inzetten plaats. Drenthe had een daling
van 31,1% van het aantal A2-inzetten, Gooi- en Vechtstreek had met 53,0% de hoogste
groei. Dit wijst op een verschuiving in indicatie van A2 naar A1-urgentie (Drenthe)
en andersom (Gooi- en Vechtstreek). In 11 regio’s was er een daling van het besteld
vervoer, in 6 gevallen was er 10% of meer productievermindering. In 13 regio’s was
er een stijging van het besteld vervoer. Deze stijging was tussen de 1 en 10%.
Kanttekening bij de productiecijfers-2015
De laatste jaren wordt door vrijwel alle meldkamers in Nederland gebruik gemaakt van
het protocol Directe Inzet Ambulance (DIA). Hierbij wordt een ambulance-opdracht tot vertrek gegeven terwijl de uitvraag
van de melding nog niet is voltooid. Er is dan een overlap tussen de meldtijd en de
uitruk- en de rijtijd. Als de melding leidt tot een inzet wordt bij DIA een kortere
responstijd gerealiseerd.
Bij DIA is de eerste opdrachtverlening onder A2-urgentie. Als de uitvraag van de melding
is voltooid zijn er twee mogelijke situaties: (1) de inzet wordt vervolgd, hierbij
kan de urgentie worden omgezet naar A1 of de inzet wordt onder A2-urgentie voortgezet,
of (2) de inzet wordt afgebroken en de ambulance keert terug naar zijn stationeringsplaats
(standplaats of ander vertrekpunt). Het DIA-protocol wordt pas sinds enkele jaren
gehanteerd. Geconstateerd is dat er verschillen tussen de regio’s zijn in de manier
waarop de afgebroken DIA-inzetten worden geregistreerd. In sommige regio’s worden
onder DIA afgebroken inzetten met een aparte code geregistreerd. In andere regio’s
worden deze niet onderscheiden van andersoortige (reguliere) afgebroken inzetten.
Ook komt het voor dat een regio onder DIA afgebroken inzetten als geannuleerde inzet
registreert.
In de selecties van de productiecijfers geldt dat afgebroken inzetten meegenomen worden
in de productiecijfers, geannuleerde ritten niet. Door de diversiteit in registratie
van afgebroken DIA-inzetten worden in sommige regio’s DIA-inzetten meegenomen in de
productie, in andere regio’s niet. Door het ontbreken van landelijke uniformiteit
zijn de productiecijfers over 2015 in Tabel 2.1 niet helemaal vergelijkbaar. Dat betekent
ook dat de groeicijfers beïnvloed zijn door deze verschillen in registratiewijze.
Valideren van het afhaaladres
Verschillende analyses van de ritgegevens maken gebruik van het ‘afhaaladres’, de
locatie waar de ambulance naar toe rijdt om hulp te verlenen. In spoedeisende gevallen
is dit de plaats van het incident dat aanleiding geeft tot de ambulance inzet, bij
besteld vervoer is dit de locatie waar de patiënt opgehaald wordt, het ziekenhuis,
een andere zorginstelling of het woon- of verblijfadres van de patiënt. In de ritgegevens
wordt het afhaaladres geregistreerd als een adres, inclusief een zespositie postcode
(vier cijfers en twee letters). Het RIVM leidt hiervan een vierpositie postcode af.
Ook wordt de vierpositie postcode gevalideerd, dat wil zeggen dat wordt nagegaan of
het een bestaande en logische code is. In een aantal gevallen is de postcode niet
valide, ofwel omdat een niet-bestaande zespositie postcode is vastgelegd, ofwel omdat
een code oneigenlijk wordt gebruikt. Bijvoorbeeld worden de codes ‘9999’ of ‘1111’
vaak oneigenlijk gebruikt. In deze gevallen kan een analyse op basis van de vierpositie
postcode van het afhaaladres tot onzuivere uitkomsten leiden. Het RIVM heeft zich
ingespannen om een valide vierpositie postcode af te leiden, maar heeft niet altijd
kunnen voorkomen dat er soms een onjuiste vierpositie postcode wordt afgeleid.
Er zijn ook inzetten waarbij het afhaaladres of de zespositie postcode niet is geregistreerd.
In die gevallen is gekeken naar de plaats van het afhaaladres en is de centroïde van
de plaatsnaam gehanteerd als vierpositie postcode van het afhaaladres. Als ook de
plaatsnaam van het afhaaladres niet bekend was, is de centroïde van de uitvoerende
RAV gebruikt als vierpositie postcode van het afhaaladres.
Van 96,9% van de inzetten in 2015 is de vierpositie postcode bepaald aan de hand van
de zespositie postcode van het afhaaladres. Van 2,7% van de ritten is de centroïde
van de plaatsnaam gehanteerd. In 0,4% van de gevallen was ook de plaatsnaam niet bekend
en is de vierpositie postcode bepaald aan de hand van de centroïde van de RAV.
Tabel 2.1: Productiecijfers 2012 en 2015 naar urgentie in de periode 2012–2015 (bron:
AZN 2012; 2016, cijfers bewerkt door RIVM).
|
|
|
2012
|
|
|
|
2015
|
|
|
nr
|
RAV
|
A1
|
A2
|
B
|
Totaal
|
A1
|
A2
|
B
|
Totaal
|
1
|
Groningen
|
20.181
|
10.574
|
15.640
|
46.395
|
24.363
|
11.907
|
14.140
|
50.410
|
2
|
Friesland
|
16.095
|
13.247
|
11.966
|
41.308
|
23.396
|
12.539
|
10.769
|
46.704
|
3
|
Drenthe
|
9.787
|
15.354
|
8.826
|
33.967
|
19.615
|
10.575
|
9.383
|
39.573
|
4
|
IJsselland
|
12.353
|
9.426
|
9.960
|
31.739
|
14.355
|
10.164
|
8.708
|
33.227
|
5
|
Twente
|
10.943
|
13.667
|
9.859
|
34.469
|
13.230
|
14.386
|
10.618
|
38.234
|
6
|
Noordoost Gelderland
|
18.410
|
13.995
|
10.837
|
43.242
|
20.771
|
14.603
|
9.740
|
45.114
|
7
|
Midden Gelderland
|
15.736
|
9.833
|
9.452
|
35.021
|
19.963
|
12.026
|
9.536
|
41.525
|
8
|
Gelderland Zuid
|
14.191
|
8.960
|
10.547
|
33.698
|
15.790
|
11.696
|
10.763
|
38.249
|
9
|
Utrecht
|
29.745
|
22.375
|
31.493
|
83.613
|
34.978
|
25.471
|
29.589
|
90.038
|
10
|
Noord-Holland Noord
|
21.731
|
7.586
|
9.626
|
38.943
|
24.167
|
8.666
|
8.214
|
41.047
|
11
|
Amsterdam/Waterland
|
59.397
|
12.575
|
36.294
|
108.266
|
67.011
|
16.866
|
37.739
|
121.616
|
12
|
Kennemerland (1)
|
21.836
|
6.016
|
10.562
|
38.414
|
25.022
|
7.897
|
9.738
|
42.657
|
14
|
Gooi- en Vechtstreek
|
8.036
|
2.148
|
5.849
|
16.033
|
8.363
|
3.286
|
6.092
|
17.741
|
15
|
Haaglanden (2)
|
39.283
|
14.462
|
27.104
|
80.849
|
48.058
|
21.002
|
27.740
|
96.800
|
16
|
Hollands Midden
|
25.540
|
9.353
|
15.036
|
49.929
|
30.308
|
10.512
|
14.299
|
55.119
|
17
|
Rotterdam-Rijnmond
|
44.162
|
20.013
|
32.671
|
96.846
|
51.565
|
23.804
|
32.620
|
107.989
|
18
|
Zuid-Holland Zuid
|
13.819
|
7.186
|
9.198
|
30.203
|
17.623
|
7.916
|
9.523
|
35.062
|
19
|
Zeeland
|
12.040
|
6.749
|
5.725
|
24.514
|
13.872
|
8.476
|
5.977
|
28.325
|
20
|
Midden- en West Brabant
|
28.578
|
20.157
|
18.612
|
67.347
|
39.766
|
22.053
|
19.767
|
81.586
|
21
|
Brabant-Noord
|
15.723
|
11.784
|
9.380
|
36.887
|
20.744
|
13.073
|
7.983
|
41.800
|
22
|
Brabant Zuidoost
|
19.105
|
11.090
|
13.351
|
43.546
|
26.139
|
11.983
|
12.130
|
50.252
|
23
|
Noord- en Midden Limburg
|
14.063
|
10.384
|
7.150
|
31.597
|
17.731
|
12.506
|
7.327
|
37.564
|
24
|
Zuid Limburg
|
17.714
|
11.048
|
15.978
|
44.740
|
20.088
|
12.393
|
16.045
|
48.526
|
25
|
Flevoland
|
12.367
|
5.710
|
4.350
|
22.427
|
13.234
|
6.390
|
4.512
|
24.136
|
|
Totaal
|
500.835
|
273.692
|
339.466
|
1.113.993
|
610.152
|
310.190
|
332.952
|
1.253.294
|
1 : Voor de vergelijkbaarheid is de productie van RAV Kennemerland over 2015 verminderd
met inzetten van ambulancedienst Schiphol (533 A1-inzetten, 175 A2-inzetten 9 B-ritten).
In 2012 waren inzetten van de ambulancedienst van Schiphol niet meegenomen in de productie
van RAV Kennemerland.
2 : Voor de vergelijkbaarheid is de productie van het B-vervoer van RAV Haaglanden
in 2012 verhoogd met 13.574 inzetten van hulpambulances. In 2015 zijn inzetten van
de hulpambulance al opgenomen in de productie van RAV Haaglanden.
Tabel 2.1 (vervolg): Productiecijfers 2012 en 2015 naar urgentie in de periode 2012–2015
(bron: AZN 2012; 2016., cijfers bewerkt door RIVM).
|
|
Groei 2012–2015 (%)
|
Gemiddelde groei per jaar 2012–2015 (%)
|
nr
|
RAV
|
A1
|
A2
|
B
|
Totaal
|
Totaal
A1 en A2
|
A1
|
A2
|
B
|
Totaal
|
Totaal
A1 en A2
|
1
|
Groningen
|
20,7
|
12,6
|
–9,6
|
8,7
|
17,9
|
6,5
|
4,0
|
–3,3
|
2,8
|
5,7
|
2
|
Friesland
|
45,4
|
–5,3
|
–10,0
|
13,1
|
22,5
|
13,3
|
–1,8
|
–3,5
|
4,2
|
7,0
|
3
|
Drenthe
|
100,4
|
–31,1
|
6,3
|
16,5
|
20,1
|
26,1
|
–11,7
|
2,1
|
5,2
|
6,3
|
4
|
IJsselland
|
16,2
|
7,8
|
–12,6
|
4,7
|
12,6
|
5,1
|
2,5
|
–4,4
|
1,5
|
4,0
|
5
|
Twente
|
20,9
|
5,3
|
7,7
|
10,9
|
12,2
|
6,5
|
1,7
|
2,5
|
3,5
|
3,9
|
6
|
Noordoost Gelderland
|
12,8
|
4,3
|
–10,1
|
4,3
|
9,2
|
4,1
|
1,4
|
–3,5
|
1,4
|
3,0
|
7
|
Midden Gelderland
|
26,9
|
22,3
|
0,9
|
18,6
|
25,1
|
8,3
|
6,9
|
0,3
|
5,8
|
7,8
|
8
|
Gelderland Zuid
|
11,3
|
30,5
|
2,0
|
13,5
|
18,7
|
3,6
|
9,3
|
0,7
|
4,3
|
5,9
|
9
|
Utrecht
|
17,6
|
13,8
|
–6,0
|
7,7
|
16,0
|
5,6
|
4,4
|
–2,1
|
2,5
|
5,1
|
10
|
Noord-Holland Noord
|
11,2
|
14,2
|
–14,7
|
5,4
|
12,0
|
3,6
|
4,5
|
–5,2
|
1,8
|
3,8
|
11
|
Amsterdam/Waterland
|
12,8
|
34,1
|
4,0
|
12,3
|
16,5
|
4,1
|
10,3
|
1,3
|
4,0
|
5,2
|
12
|
Kennemerland (1)
|
14,6
|
31,3
|
–7,8
|
11,0
|
18,2
|
4,6
|
9,5
|
-2,7
|
3,6
|
5,7
|
14
|
Gooi- en Vechtstreek
|
4,1
|
53,0
|
4,2
|
10,7
|
14,4
|
1,3
|
15,2
|
1,4
|
3,4
|
4,6
|
15
|
Haaglanden (2)
|
22,3
|
45,2
|
2,3
|
19,7
|
28,5
|
7,0
|
13,2
|
0,8
|
6,2
|
8,7
|
16
|
Hollands Midden
|
18,7
|
12,4
|
–4,9
|
10,4
|
17,0
|
5,9
|
4,0
|
–1,7
|
3,4
|
5,4
|
17
|
Rotterdam-Rijnmond
|
16,8
|
18,9
|
–0,2
|
11,5
|
17,4
|
5,3
|
6,0
|
–0,1
|
3,7
|
5,5
|
18
|
Zuid-Holland Zuid
|
27,5
|
10,2
|
3,5
|
16,1
|
21,6
|
8,4
|
3,3
|
1,2
|
5,1
|
6,7
|
19
|
Zeeland
|
15,2
|
25,6
|
4,4
|
15,5
|
18,9
|
4,8
|
7,9
|
1,4
|
4,9
|
6,0
|
20
|
Midden- en West Brabant
|
39,1
|
9,4
|
6,2
|
21,1
|
26,8
|
11,6
|
3,0
|
2,0
|
6,6
|
8,2
|
21
|
Brabant-Noord
|
31,9
|
10,9
|
–14,9
|
13,3
|
22,9
|
9,7
|
3,5
|
–5,2
|
4,3
|
7,1
|
22
|
Brabant Zuidoost
|
36,8
|
8,1
|
–9,1
|
15,4
|
26,3
|
11,0
|
2,6
|
–3,1
|
4,9
|
8,1
|
23
|
Noord- en Midden Limburg
|
26,1
|
20,4
|
2,5
|
18,9
|
23,7
|
8,0
|
6,4
|
0,8
|
5,9
|
7,3
|
24
|
Zuid Limburg
|
13,4
|
12,2
|
0,4
|
8,5
|
12,9
|
4,3
|
3,9
|
0,1
|
2,7
|
4,1
|
25
|
Flevoland
|
7,0
|
11,9
|
3,7
|
7,6
|
8,6
|
2,3
|
3,8
|
1,2
|
2,5
|
2,8
|
|
Totaal
|
21,8
|
13,3
|
–1,9
|
12,5
|
18,8
|
6,8
|
4,3
|
–0,6
|
4,0
|
5,9
|
1 : Voor de vergelijkbaarheid is de productie van RAV Kennemerland over 2015 verminderd
met inzetten van ambulancedienst Schiphol (533 A1-inzetten, 175 A2-inzetten 9 B-ritten).
In 2012 waren inzetten van de ambulancedienst van Schiphol niet meegenomen in de productie
van RAV Kennemerland.
2 : Voor de vergelijkbaarheid is de productie van het B-vervoer van RAV Haaglanden
in 2012 verhoogd met 13.574 inzetten van hulpambulances. In 2015 zijn inzetten van
de hulpambulance al opgenomen in de productie van RAV Haaglanden.
2.2. Nadere selecties voor het referentiekader
[Regeling vervallen per 01-01-2021]
De cijfers die worden gehanteerd in het referentiekader wijken iets af van de productiecijfers
in tabel 2.1 omdat er een aantal bewerkingen en aanvullende selecties worden gedaan.
Deze bewerkingen zijn beschreven in Bijlage 1 van het RIVM rapport Referentiekader-2013
(Kommer en Zwakhals, 2013a). Ten opzichte van 2013 is voor de actualisatie in 2016
één bewerking bijgekomen. Inzetten in het buitenland worden nu niet uitgefilterd.
In eerdere doorrekeningen van het referentiekader werden inzetten in het buitenland
uit de rittenselectie verwijderd. Dat deze inzetten nu wel worden meegenomen heeft
gevolgen voor grensregio’s. In het bijzonder voor Zeeland omdat bij het besteld vervoer
in Zeeuws Vlaanderen een groot aantal patiënten van en naar Belgische ziekenhuizen
wordt gebracht. In 2015 waren er 364 besteld vervoer inzetten van RAV Zeeland met
afhaaladres in België. Een andere bewerking betreft inzetten van de ambulancedienst
van Schiphol. In de ritgegevens van 2012 waren deze inzetten niet aanwezig in de productie
van RAV Kennemerland. In 2015 wel. In tabel 2.1 zijn de productiecijfers van RAV Kennemerland
gecorrigeerd voor deze inzetten. Voor het referentiekader worden deze inzetten niet
in de selectie meegenomen.
Ten opzichte van de productiecijfers in Tabel 2.1 worden voor het referentiekader
de volgende inzetten uit de selectie verwijderd:
-
1. Inzetten zonder tijdsregistratie. Deze worden uitgesloten omdat deze inzetten niet
kunnen worden toegedeeld naar het uur van de dag, wat nodig is voor een doorrekening
van het referentiekader. De toedeling van inzetten naar tijdstip op de dag is op basis
van het tijdstip van vertrek van de ambulance. Als deze niet is geregistreerd wordt
uitgegaan van het tijdstip van opdrachtverlening aan de ambulance. Als ook dit tijdstip
niet bekend is wordt het tijdstip van aankomst bij patiënt gehanteerd en als ook die
niet is geregistreerd wordt uitgegaan van het tijdstip van melding op de meldkamer.
Deze volgorde is gehanteerd omdat dit de beste benadering geeft van het tijdstip waarop
de inzet daadwerkelijk plaatsvond. Bij besteld vervoer kan de meldtijd uren of dagen
vóór de inzet plaatsvinden, daarom geeft een indeling op basis van meldtijd niet de
beste toedeling. Als geen van deze tijdstippen is geregistreerd wordt de inzet uit
de selectie verwijderd. In totaal worden hierdoor 174 A1-inzetten, 203 A2-inzetten
en 397 B-inzetten uitgefilterd.
-
2. Inzetten van rapid responders waarbij er ook een ambulance is ingezet ten behoeve van vervoer van de patiënt. Inzetten
van rapid responders zonder vervoer van de patiënt worden meegenomen in de selecties.
Wanneer vervoer heeft plaatsgevonden wordt de inzet van de rapid responder niet in
de selecties voor het referentiekader meegenomen. In totaal gaat het om 7.898 A1-inzetten
en 5.732 A2-inzetten die worden uitgefilterd.
-
3. Inzetten door de ambulancedienst van Schiphol. Het gaat hierbij om 533 inzetten met
A1-urgentie, 175 inzetten met A2-urgentie en 9 B-ritten.
Naast het uitfilteren van deze inzetten is er een herverdeling van spoedritten:
-
4. Spoedeisende inzetten, met A1- of A2-urgentie, worden toegedeeld aan de dichtstbijzijnde
standplaats, volgens het spreidingsplan van het referentiekader. Deze toedeling wordt
gedaan met gebruik van het rijtijdenmodel voor de spoedeisende ambulancezorg. Het
totaal aantal spoedeisende inzetten blijft gelijk, er vindt een herverdeling plaats
tussen regio’s. Dit wordt ook wel een correctie naar ‘burenhulp’ of ‘grensoverschrijdende
assistentie’ genoemd. Het besteld vervoer wordt niet herverdeeld naar standplaatsen omdat de berekening van de benodigde capaciteit voor
het besteld vervoer op RAV-niveau gebeurt. Het B-vervoer blijft bij de RAV die de
productie heeft uitgevoerd. Vanwege de eilandbenadering die het referentiekader hanteert is het wel noodzakelijk dat het besteld vervoer
van de eilanden wordt bepaald. Deze toedeling gebeurt op basis van afhaaladres van
de inzet. Op deze manier is ook de productie van het besteld vervoer van de RAV Amsterdam-Waterland
opgesplitst naar de regio’s Amsterdam-Amstelland en Zaanstreek-Waterland. De B-ritten
van RAV Zeeland die een afhaaladres buiten de provincie Zeeland hebben zijn toegekend
aan Walcheren-Bevelanden.
Buitenlandritten in de herverdelingssystematiek
Inzetten in het buitenland betreffen inzetten door Nederlandse ambulances in België
en Duitsland. Het gaat hierbij om 415 inzetten met B-urgentie en 57 inzetten met A-urgentie,
het merendeel van deze inzetten is gedaan door de RAV’s Zeeland en Midden- en West
Brabant. De 415 inzetten met B-urgentie zijn conform bovenstaande punt 4 toegewezen
aan de uitvoerende RAV. Deze inzetten zijn ook meegenomen in de berekening van de
gemiddelde ritduur van het besteld vervoer, zie paragraaf 2.3. De herverdeling naar
dichtstbijzijnde standplaats zoals in punt 4 beschreven was voor het spoedvervoer
niet mogelijk omdat de afhaaladressen in het buitenland niet in de herverdelingsmethodiek
zijn meegenomen. Daarom zijn de 57 inzetten met A-urgentie net als bij het B-vervoer
aan de uitvoerende RAV toegedeeld. Deze inzetten zijn niet meegenomen in de berekening
van de gemiddelde ritduur van spoedeisende inzetten.
Ambulancedienst Schiphol en de herverdelingssystematiek
De productiecijfers van RAV Kennemerland over 2015 bevatten ook inzetten van de ambulancedienst
van Schiphol. De cijfers van Tabel 2.1 zijn gecorrigeerd voor deze inzetten, maar
in de landelijke database met ritgegevens kunnen deze inzetten niet worden onderscheiden.
Daarom konden deze niet voorafgaand aan de herverdeling worden uitgefilterd maar moest
dit na de herverdeling. In de herverdeling van de spoedritten worden inzetten van
de ambulancedienst van Schiphol met A1- en A2-urgentie toegewezen aan de dichtstbijzijnde
standplaats. De dichtstbijzijnde standplaats is de standplaats Aalsmeer, behorende
bij de RAV Amsterdam-Amstelland. Na de herverdeling zijn de aan standplaats Aalsmeer
toegedeelde ritten verminderd met de 708 spoedritten van de ambulancedienst Schiphol.
Het B-vervoer wordt niet herverdeeld. Daarom is de productie B-vervoer van RAV Kennemerland
verminderd met de negen B-ritten van de ambulancedienst van Schiphol.
Tabel 2.2 geeft de aantallen ritten die op grond van bovenstaande criteria 1–3 zijn
uitgefilterd, zowel voor het jaar 2012 als voor 2015 (inclusief inzetten van de ambulancedienst
van Schiphol). De cijfers uit 2012 zijn ontleend aan de rapportage van het referentiekader-2013
(Kommer en Zwakhals, 2013a). Kaart 2.1 geeft een overzicht van de verzorgingsgebieden
van de standplaatsen in het referentiekader. Op basis van deze geografische gebiedsindeling
zijn de spoedritten herverdeeld. De gebieden waar een herverdeling van het aantal
inzetten plaatsvindt, zijn gegeven in Kaart 2.2. Tabel 2.3 geeft de herverdeelde ritten
voor het spoedvervoer. Tabel 2.4 geeft een samenvatting van de herverdeling van de
productiecijfers voor het referentiekader. Tabel 2.5 geeft de ritten voor het besteld
vervoer. Tabel 2.6 geeft de productiecijfers zoals opgenomen in het referentiekader
en een vergelijking met de productiecijfers van het referentiekader-2013.
Tabel 2.3 moet als volgt worden gelezen. De totale productie volgens Tabel 2.1, maar
nu zonder de correctie voor de ambulancedienst van Schiphol, staat per RAV gegeven
in de onderste rij. In de rijen daarboven staan de ritten die uit de selectie zijn
verwijderd. In de rij ‘Buitenland’ zijn inzetten in het buitenland gegeven, deze doen
niet mee in de herverdeling. De rij ‘Totaal in herverdeling’ geeft het aantal inzetten
dat is gebruikt in de herverdelingssystematiek. Deze ritten zijn verdeeld volgens
de cellen in de overige rijen. Bijvoorbeeld worden 429 inzetten van RAV Groningen
aan Friesland toegedeeld (vaste land gebied) en 1.302 aan Drenthe. Op een soortgelijke
manier ontvangt Groningen 299 inzetten van RAV Friesland en 1.783 inzetten van RAV
Drenthe. De kolom ‘Totaal na herverdeling’ geeft het totaal aantal inzetten dat na
herverdeling aan een regio wordt toegewezen. Voor de capaciteitsberekening worden
daar inzetten in het buitenland bij opgeteld en inzetten van de ambulancedienst Schiphol
afgetrokken. Dat brengt het totaal aantal spoedeisende inzetten in het referentiekader
op 906.355.
Tabel 2.5 is makkelijker te lezen omdat hier alleen voor de regio’s met een eilandbenadering
B-ritten worden herverdeeld. De onderste rij ‘Totale productie’ geeft de productie
van het besteld vervoer volgens Tabel 2.1. Het aantal ritten zonder tijdsregistratie
en het aantal B-ritten door de ambulancedienst Schiphol worden in mindering gebracht.
Vervolgens worden voor de eilanden ritten toegewezen op basis van het afhaaladres.
De kolom ‘Totaal in het referentiekader’ geeft het aantal B-ritten dat gebruikt is
in het referentiekader.
Het aantal inzetten dat door de herverdeling van spoedritten tussen de regio’s plaatsvind
kan afgelezen worden uit Tabel 2.3, in combinatie met het kaartbeeld van Kaart 2.2
Tabel 2.2: Overzicht van de uitgefilterde ritten in de selecties voor het referentiekader
in 2012 en 2015(1).
Productiecijfers-2012
|
A1
|
A2
|
B
|
Totaal
|
Totale productie(1)
|
500.835
|
273.692
|
339.466
|
1.113.993
|
|
|
|
|
|
Ritten in het buitenland
|
21 –
|
9 –
|
523 –
|
553 –
|
Ritten zonder tijdsregistratie
|
3 –
|
0 –
|
292 –
|
3 –
|
Rapid responder ritten met een vervolgauto
|
6.121 –
|
4.164 –
|
1 –
|
10.286 –
|
|
|
|
|
|
Totale productie in referentiekader-2013
|
494.690
|
269.519
|
338.650
|
1.102.859
|
|
|
|
|
|
Productiecijfers-2015
|
A1
|
A2
|
B
|
Totaal
|
Totale productie(2)
|
610.152
|
310.190
|
332.952
|
1.253.294
|
|
|
|
|
|
Ritten zonder tijdsregistratie
|
174 –
|
203 –
|
397 –
|
774 –
|
Rapid responder ritten met een vervolgauto
|
7.898 –
|
5.732 –
|
0 –
|
13.630 –
|
|
|
|
|
|
Totale productie in referentiekader-2016
|
602.080
|
304.255
|
332.555
|
1.238.890
|
1 : De productie 2012 is conform Tabel 2.1 en is exclusief de inzetten van de ambulancedienst
van Schiphol en inclusief 13.574 inzetten van de hulpambulance van RAV Haaglanden.
2 : De productie 2015 is conform Tabel 2.1 en is exclusief inzetten van de ambulancedienst
van Schiphol en inclusief inzetten van de hulpambulance van RAV Haaglanden.
Kaart 2.1: Verzorgingsgebieden van standplaatsen in het referentiekader.
Kaart 2.2: Verschil tussen RAV-regio’s en de gebieden die op basis van verzorgingsgebieden
van standplaatsen een regio worden toegewezen.
Tabel 2.3: Herverdeling van spoedritten op basis van verzorgingsgebieden van de spreiding
van het referentiekader: in de kolommen staan de cijfers van de RAV die de productie
heeft verzorgd (Tabel 2.1, zonder correctie voor inzetten van ambulancedienst Schiphol),
in de rijen zijn de ritten toegedeeld aan de regio in het capaciteitsmodel (zie paragraaf
2.2 voor toelichting op de berekeningswijze).
|
RAV
|
Regio
|
1
|
2
|
3
|
4
|
5
|
6
|
7
|
8
|
9
|
10
|
11
|
12
|
14
|
15
|
16
|
1
|
34.286
|
299
|
1.783
|
2
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
2
|
429
|
33.806
|
261
|
137
|
|
|
2
|
|
|
3
|
|
|
|
|
|
3
|
1.302
|
99
|
27.570
|
796
|
|
1
|
|
|
|
|
|
|
|
|
1
|
4
|
34
|
105
|
362
|
21.576
|
37
|
597
|
1
|
|
13
|
|
|
|
1
|
|
|
5
|
26
|
|
3
|
423
|
26.885
|
168
|
|
92
|
|
|
|
|
17
|
|
|
6
|
1
|
1
|
2
|
965
|
247
|
33.569
|
195
|
24
|
39
|
|
|
|
|
|
|
7
|
|
|
|
1
|
|
586
|
29.411
|
353
|
326
|
|
|
|
|
|
1
|
8
|
2
|
|
|
|
1
|
2
|
204
|
25.101
|
703
|
|
2
|
|
|
|
|
9
|
|
|
1
|
2
|
|
13
|
1.686
|
33
|
53.972
|
|
35
|
1
|
279
|
2
|
225
|
10
|
|
7
|
|
|
|
|
|
|
|
29.681
|
100
|
40
|
|
|
|
11
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
148
|
19.198
|
27
|
|
|
|
12
|
|
|
|
|
|
1
|
|
|
|
1.181
|
140
|
31.214
|
1
|
|
110
|
13
|
|
1
|
|
26
|
|
|
|
2
|
449
|
17
|
64.109
|
1.639
|
1.097
|
16
|
45
|
14
|
|
|
1
|
|
1
|
|
1
|
|
1.662
|
2
|
7
|
3
|
10.025
|
1
|
|
15
|
|
|
1
|
|
|
|
|
7
|
|
|
|
3
|
|
65.884
|
793
|
16
|
|
|
|
|
|
|
|
|
380
|
|
6
|
209
|
|
1.311
|
37.932
|
17
|
1
|
|
|
|
|
|
|
|
|
1
|
1
|
|
1
|
557
|
1.711
|
18
|
|
|
|
|
|
|
1
|
345
|
20
|
|
|
|
|
|
1
|
20
|
|
|
|
|
|
|
|
277
|
19
|
|
|
2
|
|
|
|
21
|
|
|
|
|
|
|
|
693
|
|
|
|
|
|
|
|
22
|
|
1
|
|
|
|
|
|
4
|
1
|
|
1
|
|
|
|
|
23
|
|
|
|
|
|
|
|
7
|
|
|
|
|
|
|
|
24
|
1
|
1
|
|
|
|
|
|
16
|
|
|
|
1
|
|
|
|
25
|
|
69
|
|
232
|
|
205
|
1
|
|
1
|
1
|
3
|
3
|
86
|
|
|
30
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
1.030
|
|
2
|
|
|
|
31
|
|
103
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
32
|
|
711
|
|
|
|
|
|
|
|
|
2
|
|
|
|
|
33
|
|
337
|
|
|
|
|
|
7
|
|
|
|
|
|
|
|
34
|
1
|
103
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
35
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
1
|
36
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
37
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
38
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
39
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Totaal in herverdeling
|
36.083
|
35.643
|
29.984
|
24.160
|
27.171
|
35.142
|
31.502
|
26.961
|
57.585
|
32.064
|
83.604
|
33.144
|
11.507
|
67.771
|
40.820
|
Buitenland
|
|
|
|
1
|
|
1
|
|
1
|
|
|
|
|
|
|
|
Tijdreg(2)
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
RR(3)
|
187
|
292
|
206
|
358
|
445
|
231
|
487
|
524
|
2.864
|
769
|
273
|
483
|
142
|
1.289
|
|
Totale productie
|
36.270
|
35.935
|
30.190
|
24.519
|
27.616
|
35.374
|
31.989
|
27.486
|
60.449
|
32.833
|
83.877
|
33.627
|
11.649
|
69.060
|
40.820
|
1 : AMS = Ambulancedienst Schiphol;
2 : Tijdreg= ritten uitgesloten omdat deze geen tijdsregistratie hadden;
3 : RR= ritten van rapid responder uitgesloten omdat er een vervolgauto was.
Tabel 2.3 (vervolg)
|
RAV
|
|
|
|
|
Regio
|
17
|
18
|
19
|
20
|
21
|
22
|
23
|
24
|
25
|
Totaal na herverdeling
|
AMS(1)
|
Buiten-
land
|
Totaal in referentiekader
|
1
|
|
|
|
|
|
|
|
|
1
|
36.371
|
|
|
36.371
|
2
|
|
|
|
|
1
|
|
|
|
77
|
34.716
|
|
|
34.716
|
3
|
|
|
|
2
|
|
|
|
|
|
29.771
|
|
|
29.771
|
4
|
|
|
|
|
|
|
|
|
16
|
22.742
|
|
1
|
22.743
|
5
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
27.614
|
|
|
27.614
|
6
|
1
|
|
1
|
|
1
|
|
|
|
37
|
35.083
|
|
1
|
35.084
|
7
|
1
|
|
|
|
|
|
|
|
|
30.679
|
|
|
30.679
|
8
|
1
|
57
|
|
1
|
118
|
|
43
|
1
|
|
26.236
|
|
1
|
26.237
|
9
|
4
|
36
|
|
1
|
|
1
|
2
|
|
16
|
56.309
|
|
|
56.309
|
10
|
|
|
|
|
|
|
|
|
23
|
29.851
|
|
|
29.851
|
11
|
|
|
|
|
|
|
|
|
1
|
19.374
|
|
|
19.374
|
12
|
1
|
1
|
|
|
1
|
|
3
|
|
|
32.653
|
|
|
32.653
|
13
|
4
|
1
|
|
|
|
|
3
|
|
21
|
67.430
|
-708
|
|
66.722
|
14
|
|
|
|
|
|
|
|
|
78
|
11.781
|
|
|
11.781
|
15
|
1.505
|
2
|
|
|
|
|
16
|
|
|
68.212
|
|
|
68.212
|
16
|
76
|
2
|
|
|
|
|
|
1
|
1
|
39.918
|
|
|
39.918
|
17
|
67.537
|
67
|
3
|
6
|
|
1
|
|
|
|
69.886
|
|
1
|
69.887
|
18
|
2.389
|
24.959
|
|
216
|
|
|
|
|
|
27.931
|
|
|
27.931
|
20
|
80
|
118
|
285
|
58.837
|
1.037
|
34
|
2
|
|
|
60.691
|
|
32
|
60.723
|
21
|
2
|
|
1
|
255
|
31.556
|
859
|
855
|
|
|
34.221
|
|
|
34.221
|
22
|
4
|
|
|
118
|
157
|
36.366
|
222
|
2
|
|
36.876
|
|
|
36.876
|
23
|
|
|
|
|
376
|
314
|
28.299
|
234
|
|
29.230
|
|
|
29.230
|
24
|
|
|
|
|
|
|
196
|
31.870
|
|
32.085
|
|
18
|
32.103
|
25
|
|
|
|
|
|
|
|
|
19.139
|
19.740
|
|
|
19.740
|
30
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
1.032
|
|
|
1.032
|
31
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
103
|
|
|
103
|
32
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
713
|
|
|
713
|
33
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
344
|
|
|
344
|
34
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
104
|
|
|
104
|
35
|
2.165
|
39
|
76
|
4
|
|
|
|
|
|
2.285
|
|
|
2.285
|
36
|
13
|
|
2.317
|
|
|
|
|
|
|
2.330
|
|
|
2.330
|
37
|
|
|
946
|
196
|
|
|
|
|
|
1.142
|
|
|
1.142
|
38
|
30
|
|
12.088
|
1.063
|
|
|
|
|
|
13.181
|
|
|
13.181
|
39
|
2
|
4
|
6.346
|
|
|
|
|
|
|
6.352
|
|
3
|
6.355
|
Totaal in herverdeling
|
73.816
|
25.286
|
22.063
|
60.699
|
33.247
|
37.575
|
29.641
|
32.108
|
19.410
|
906.986
|
-708
|
57
|
906.335
|
Buitenland
|
1
|
|
3
|
32
|
|
|
|
18
|
|
57
|
|
|
|
Tijdreg(2)
|
374
|
|
|
|
|
|
|
3
|
|
377
|
|
|
|
RR(3)
|
1.178
|
253
|
282
|
1.088
|
570
|
547
|
596
|
352
|
214
|
13.630
|
|
|
|
Totale productie
|
75.369
|
25.539
|
22.348
|
61.819
|
33.817
|
38.122
|
30.237
|
32.481
|
19.624
|
921.050
|
|
|
|
1 : AMS = Ambulancedienst Schiphol;
2 : Tijdreg= ritten uitgesloten omdat deze geen tijdsregistratie hadden;
3 : RR= ritten van rapid responder uitgesloten omdat er een vervolgauto was.
Tabel 2.4: Overzicht van de spoedritten per RAV na herverdeling voor het referentiekader.(1)
Nr.
|
RAV
|
Productie 2015
|
Uitgefilterd tbv referentiekaderobv criteria rapid-responder ritten en tijdsregistratie
|
Productie in eigen regio
|
Herverdeeld: productie toegedeeld aan andere regio's
|
Herverdeeld: productie vanuit andere regio’s toegedeeld
|
Inzetten in het buitenland en door ambulance-
dienst
Schiphol
|
Totale productie in referentie-kader
|
Netto verschil van herverdeling
|
1
|
Groningen
|
36.270
|
187
|
34.286
|
1.797
|
2.085
|
|
36.371
|
288
|
2
|
Friesland
|
35.935
|
292
|
35.060
|
583
|
920
|
|
35.980
|
337
|
3
|
Drenthe
|
30.190
|
206
|
27.570
|
2.414
|
2.201
|
|
29.771
|
-213
|
4
|
IJsselland
|
24.519
|
358
|
21.576
|
2.584
|
1.166
|
1
|
22.743
|
-1.418
|
5
|
Twente
|
27.616
|
445
|
26.885
|
286
|
729
|
|
27.614
|
443
|
6
|
Noordoost Gelderland
|
35.374
|
231
|
33.569
|
1.573
|
1.514
|
1
|
35.084
|
-59
|
7
|
Midden Gelderland
|
31.989
|
487
|
29.411
|
2.091
|
1.268
|
|
30.679
|
-823
|
8
|
Gelderland Zuid
|
27.486
|
524
|
25.101
|
1.860
|
1.135
|
1
|
26.237
|
-725
|
9
|
Utrecht
|
60.449
|
2.864
|
53.972
|
3.613
|
2.337
|
|
56.309
|
-1.276
|
10
|
Noord-Holland Noord
|
32.833
|
769
|
30.711
|
1.353
|
172
|
|
30.883
|
-1.181
|
11
|
Amsterdam/Waterland
|
83.877
|
273
|
83.307
|
297
|
3.497
|
-708
|
86.096
|
3.200
|
12
|
Kennemerland
|
33.627
|
483
|
31.214
|
1.930
|
1.439
|
|
32.653
|
-491
|
14
|
Gooi- en Vechtstreek
|
11.649
|
142
|
10.025
|
1.482
|
1.756
|
|
11.781
|
274
|
15
|
Haaglanden
|
69.060
|
1.289
|
65.884
|
1.887
|
2.328
|
|
68.212
|
441
|
16
|
Hollands Midden
|
40.820
|
0
|
37.932
|
2.888
|
1.986
|
|
39.918
|
-902
|
17
|
Rotterdam-Rijnmond
|
75.369
|
1.552
|
69.702
|
4.114
|
2.469
|
1
|
72.172
|
-1.645
|
18
|
Zuid-Holland Zuid
|
25.539
|
253
|
24.959
|
327
|
2.972
|
|
27.931
|
2.645
|
19
|
Zeeland
|
22.348
|
282
|
21.697
|
366
|
1.308
|
3
|
23.008
|
942
|
20
|
Midden- en West Brabant
|
61.819
|
1.088
|
58.837
|
1.862
|
1.854
|
32
|
60.723
|
-8
|
21
|
Brabant Noord
|
33.817
|
570
|
31.556
|
1.691
|
2.665
|
|
34.221
|
974
|
22
|
Brabant Zuidoost
|
38.122
|
547
|
36.366
|
1.209
|
510
|
|
36.876
|
-699
|
23
|
Noord- en Midden Limburg
|
30.237
|
596
|
28.299
|
1.342
|
931
|
|
29.230
|
-411
|
24
|
Zuid Limburg
|
32.481
|
355
|
31.870
|
238
|
215
|
18
|
32.103
|
-23
|
25
|
Flevoland
|
19.624
|
214
|
19.139
|
271
|
601
|
|
19.740
|
330
|
|
Totaal
|
921.050
|
14.007
|
868.928
|
38.058
|
38.058
|
-651
|
906.335
|
0
|
1 : Inzetten in het buitenland en inzetten van de ambulancedienst Schiphol doen niet
mee in de herverdeling van ritten maar zijn wel opgenomen in de productie 2015 in
de derde kolom. De totale productie in het referentiekader is opgebouwd uit de totale
productie in 2015 verminderd met het aantal uitgefilterde ritten in kolom 4 en vermeerderd
met het netto verschil van de herverdeling. Voor de RAV Amsterdam-Waterland moet dit
nog worden verminderd met inzetten van de ambulancedienst Schiphol.
Tabel 2.5: Toedeling van besteld vervoer ritten op basis van uitvoerende RAV, met
uitzondering van de eilanden en regio 11 (Zaanstreek-Waterland), waarvoor ritten zijn
herverdeeld op basis van afhaaladres.
|
RAV
|
|
Regio
|
1
|
2
|
3
|
4
|
5
|
6
|
7
|
8
|
9
|
10
|
11
|
12
|
14
|
15
|
Totaal in referentiekader
|
1
|
14.140
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
14.140
|
2
|
|
10.594
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
10.594
|
3
|
|
|
9.383
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
9.383
|
4
|
|
|
|
8.708
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
8.708
|
5
|
|
|
|
|
10.618
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
10.618
|
6
|
|
|
|
|
|
9.740
|
|
|
|
|
|
|
|
|
9.740
|
7
|
|
|
|
|
|
|
9.536
|
|
|
|
|
|
|
|
9.536
|
8
|
|
|
|
|
|
|
|
10.763
|
|
|
|
|
|
|
10.763
|
9
|
|
|
|
|
|
|
|
|
29.589
|
|
|
|
|
|
29.589
|
10
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
8.065
|
|
|
|
|
8.065
|
11
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
4.724
|
|
|
|
4.724
|
12
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
9.738
|
|
|
9.738
|
13
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
33.015
|
|
|
|
33.015
|
14
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
6.092
|
|
6.092
|
15
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
27.740
|
27.740
|
30
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
149
|
|
|
|
|
149
|
31
|
|
11
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
11
|
32
|
|
95
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
95
|
33
|
|
52
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
52
|
34
|
|
17
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
17
|
Totaal
|
14.140
|
10.769
|
9.383
|
8.708
|
10.618
|
9.740
|
9.536
|
10.763
|
29.589
|
8.214
|
37.739
|
9.738
|
6.092
|
27.740
|
|
AMS(1)
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
9
|
|
|
|
Geen tijdsregistratie
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Totale productie
|
14.140
|
10.769
|
9.383
|
8.708
|
10.618
|
9.740
|
9.536
|
10.763
|
29.589
|
8.214
|
37.739
|
9.747
|
6.092
|
27.740
|
|
(1) : AMS = Ambulancedienst Schiphol
Tabel 2.5 (vervolg): Toedeling van besteld vervoer ritten
|
RAV
|
|
Regio
|
|
17
|
18
|
19
|
20
|
21
|
22
|
23
|
24
|
25
|
Totaal in referentiekader
|
16
|
14.299
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
14.299
|
17
|
|
31.112
|
|
|
|
|
|
|
|
|
31.112
|
18
|
|
|
9.523
|
|
|
|
|
|
|
|
9.523
|
20
|
|
|
|
|
19.767
|
|
|
|
|
|
19.767
|
21
|
|
|
|
|
|
7.983
|
|
|
|
|
7.983
|
22
|
|
|
|
|
|
|
12.130
|
|
|
|
12.130
|
23
|
|
|
|
|
|
|
|
7.327
|
|
|
7.327
|
24
|
|
|
|
|
|
|
|
|
16.045
|
|
16.045
|
25
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
4.512
|
4.512
|
35
|
|
1.111
|
|
|
|
|
|
|
|
|
1.111
|
36
|
|
|
|
163
|
|
|
|
|
|
|
163
|
37
|
|
|
|
62
|
|
|
|
|
|
|
62
|
38
|
|
|
|
3.466
|
|
|
|
|
|
|
3.466
|
39
|
|
|
|
2.286
|
|
|
|
|
|
|
2.286
|
Totaal
|
14.299
|
32.223
|
9.523
|
5.977
|
19.767
|
7.983
|
12.130
|
7.327
|
16.045
|
4.512
|
332.555(2)
|
AMS(1)
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
9(2)
|
Geen tijdsregistratie
|
|
397
|
|
|
|
|
|
|
|
|
397(2)
|
Totale productie
|
14.299
|
36.620
|
9.523
|
5.977
|
19.767
|
7.983
|
12.130
|
7.327
|
16.045
|
4.512
|
332.961(2)
|
(1) : AMS = Ambulancedienst Schiphol
(2) : Totaal over alle RAV’s/regio’s.
Tabel 2.6: Productiecijfers 2012 en 2015 per RAV zoals gehanteerd in het referentiekader
spreiding en beschikbaarheid ambulancezorg in 2013 en 2016.(1)
|
|
|
2012
|
|
|
|
2015
|
|
|
nr
|
RAV
|
A1
|
A2
|
B
|
Totaal
|
A1
|
A2
|
B
|
Totaal
|
1
|
Groningen
|
20.017
|
10.796
|
15.639
|
46.452
|
24.509
|
11.862
|
14.140
|
50.511
|
2
|
Friesland
|
16.084
|
13.412
|
11.966
|
41.462
|
23.348
|
12.632
|
10.769
|
46.749
|
3
|
Drenthe
|
10.051
|
14.943
|
8.826
|
33.820
|
19.348
|
10.423
|
9.383
|
39.154
|
4
|
IJsselland
|
11.264
|
8.806
|
9.960
|
30.030
|
13.247
|
9.496
|
8.708
|
31.451
|
5
|
Twente
|
11.011
|
13.480
|
9.859
|
34.350
|
13.463
|
14.151
|
10.618
|
38.232
|
6
|
Noordoost Gelderland
|
18.649
|
14.065
|
10.837
|
43.551
|
20.517
|
14.567
|
9.740
|
44.824
|
7
|
Midden Gelderland
|
15.674
|
9.847
|
9.451
|
34.972
|
19.074
|
11.605
|
9.536
|
40.215
|
8
|
Gelderland-Zuid
|
13.609
|
8.647
|
10.546
|
32.802
|
15.108
|
11.129
|
10.763
|
37.000
|
9
|
Utrecht
|
27.115
|
20.173
|
31.493
|
78.781
|
32.853
|
23.456
|
29.589
|
85.898
|
10
|
Noord-Holland Noord
|
20.755
|
7.156
|
9.334
|
37.245
|
22.780
|
8.103
|
8.214
|
39.097
|
11
|
Amsterdam/Waterland
|
60.764
|
12.988
|
36.292
|
110.044
|
68.657
|
17.439
|
37.739
|
123.835
|
12
|
Kennemerland
|
21.327
|
6.054
|
10.562
|
37.943
|
24.769
|
7.884
|
9.738
|
42.391
|
14
|
Gooi- en Vechtstreek
|
8.215
|
2.913
|
5.849
|
16.977
|
8.159
|
3.622
|
6.092
|
17.873
|
15
|
Haaglanden
|
38.358
|
14.457
|
27.104
|
79.919
|
47.502
|
20.710
|
27.740
|
95.952
|
16
|
Hollands Midden
|
25.117
|
9.264
|
15.036
|
49.417
|
29.412
|
10.506
|
14.299
|
54.217
|
17
|
Rotterdam-Rijnmond
|
42.708
|
18.924
|
32.678
|
94.310
|
49.747
|
22.425
|
32.223
|
104.395
|
18
|
Zuid-Holland Zuid
|
15.404
|
7.934
|
9.198
|
32.536
|
19.251
|
8.680
|
9.523
|
37.454
|
19
|
Zeeland
|
12.538
|
7.023
|
5.247
|
24.808
|
14.327
|
8.681
|
5.977
|
28.985
|
20
|
Midden- en West Brabant
|
28.128
|
19.852
|
18.569
|
66.549
|
39.013
|
21.710
|
19.767
|
80.490
|
21
|
Brabant-Noord
|
15.279
|
11.273
|
9.380
|
35.932
|
21.056
|
13.165
|
7.983
|
42.204
|
22
|
Brabant Zuidoost
|
18.956
|
11.020
|
13.351
|
43.327
|
25.370
|
11.506
|
12.130
|
49.006
|
23
|
Noord- en Midden Limburg
|
13.918
|
10.119
|
7.150
|
31.187
|
17.304
|
11.926
|
7.327
|
36.557
|
24
|
Zuid Limburg
|
17.547
|
10.855
|
15.973
|
44.375
|
19.907
|
12.196
|
16.045
|
48.148
|
25
|
Flevoland
|
12.202
|
5.518
|
4.350
|
22.070
|
13.359
|
6.381
|
4.512
|
24.252
|
|
Totaal
|
494.690
|
269.519
|
338.650
|
1.102.859
|
602.080
|
304.255
|
332.555
|
1.238.890
|
1 : In deze productiecijfers zijn zowel in 2012 als in 2015 de productie van hulpambulances
in RAV Haaglanden meegenomen en inzetten van de ambulancedienst van Schiphol uitgesloten.
Tabel 2.6 (vervolg): Productiecijfers 2012 en 2015 per RAV zoals gehanteerd in het
referentiekader spreiding en beschikbaarheid ambulancezorg in 2013 en 2016 (1).
|
|
Groei 2012-2015 (%)
|
Gemiddelde groei per jaar 2012-2015 (%)
|
nr
|
RAV
|
A1
|
A2
|
B
|
Totaal
|
Totaal
A1 en A2
|
A1
|
A2
|
B
|
Totaal
|
Totaal
A1 en A2
|
1
|
Groningen
|
22,4
|
9,9
|
–9,6
|
8,7
|
18,0
|
7,0
|
3,2
|
–3,3
|
2,8
|
5,7
|
2
|
Friesland
|
45,2
|
–5,8
|
–10,0
|
12,8
|
22,0
|
13,2
|
–2,0
|
–3,5
|
4,1
|
6,8
|
3
|
Drenthe
|
92,5
|
–30,2
|
6,3
|
15,8
|
19,1
|
24,4
|
–11,3
|
2,1
|
5,0
|
6,0
|
4
|
IJsselland
|
17,6
|
7,8
|
–12,6
|
4,7
|
13,3
|
5,6
|
2,5
|
-4,4
|
1,6
|
4,3
|
5
|
Twente
|
22,3
|
5,0
|
7,7
|
11,3
|
12,8
|
6,9
|
1,6
|
2,5
|
3,6
|
4,1
|
6
|
Noordoost Gelderland
|
10,0
|
3,6
|
–10,1
|
2,9
|
7,2
|
3,2
|
1,2
|
–3,5
|
1,0
|
2,4
|
7
|
Midden Gelderland
|
21,7
|
17,9
|
0,9
|
15,0
|
20,2
|
6,8
|
5,6
|
0,3
|
4,8
|
6,3
|
8
|
Gelderland-Zuid
|
11,0
|
28,7
|
2,1
|
12,8
|
17,9
|
3,5
|
8,8
|
0,7
|
4,1
|
5,6
|
9
|
Utrecht
|
21,2
|
16,3
|
–6,0
|
9,0
|
19,1
|
6,6
|
5,2
|
–2,1
|
2,9
|
6,0
|
10
|
Noord-Holland Noord
|
9,8
|
13,2
|
–12,0
|
5,0
|
10,6
|
3,2
|
4,2
|
-4,2
|
1,6
|
3,4
|
11
|
Amsterdam/Waterland
|
13,0
|
34,3
|
4,0
|
12,5
|
16,7
|
4,2
|
10,3
|
1,3
|
4,0
|
5,3
|
12
|
Kennemerland
|
16,1
|
30,2
|
–7,8
|
11,7
|
19,3
|
5,1
|
9,2
|
–2,7
|
3,8
|
6,0
|
14
|
Gooi- en Vechtstreek
|
-0,7
|
24,3
|
4,2
|
5,3
|
5,9
|
–0,2
|
7,5
|
1,4
|
1,7
|
1,9
|
15
|
Haaglanden
|
23,8
|
43,3
|
2,3
|
20,1
|
29,2
|
7,4
|
12,7
|
0,8
|
6,3
|
8,9
|
16
|
Hollands Midden
|
17,1
|
13,4
|
–4,9
|
9,7
|
16,1
|
5,4
|
4,3
|
–1,7
|
3,1
|
5,1
|
17
|
Rotterdam-Rijnmond
|
16,5
|
18,5
|
–1,4
|
10,7
|
17,1
|
5,2
|
5,8
|
–0,5
|
3,4
|
5,4
|
18
|
Zuid-Holland Zuid
|
25,0
|
9,4
|
3,5
|
15,1
|
19,7
|
7,7
|
3,0
|
1,2
|
4,8
|
6,2
|
19
|
Zeeland
|
14,3
|
23,6
|
13,9
|
16,8
|
17,6
|
4,5
|
7,3
|
4,4
|
5,3
|
5,6
|
20
|
Midden- en West Brabant
|
38,7
|
9,4
|
6,5
|
20,9
|
26,6
|
11,5
|
3,0
|
2,1
|
6,5
|
8,2
|
21
|
Brabant-Noord
|
37,8
|
16,8
|
–14,9
|
17,5
|
28,9
|
11,3
|
5,3
|
-5,2
|
5,5
|
8,8
|
22
|
Brabant Zuidoost
|
33,8
|
4,4
|
–9,1
|
13,1
|
23,0
|
10,2
|
1,4
|
-3,1
|
4,2
|
7,1
|
23
|
Noord- en Midden Limburg
|
24,3
|
17,9
|
2,5
|
17,2
|
21,6
|
7,5
|
5,6
|
0,8
|
5,4
|
6,7
|
24
|
Zuid Limburg
|
13,4
|
12,4
|
0,5
|
8,5
|
13,0
|
4,3
|
4,0
|
0,2
|
2,8
|
4,2
|
25
|
Flevoland
|
9,5
|
15,6
|
3,7
|
9,9
|
11,4
|
3,1
|
5,0
|
1,2
|
3,2
|
3,7
|
|
Totaal
|
21,7
|
12,9
|
–1,8
|
12,3
|
18,6
|
6,8
|
4,1
|
–0,6
|
4,0
|
5,9
|
1 : In deze productiecijfers zijn zowel in 2012 als in 2015 de productie van hulpambulances
in RAV Haaglanden meegenomen en inzetten van de ambulancedienst van Schiphol uitgesloten.
2.3. Gemiddelde ritduur
[Regeling vervallen per 01-01-2021]
In de capaciteitsberekening van het referentiekader wordt het aantal benodigde ambulances
bepaald aan de hand van het aantal uren ambulancezorg dat is geleverd. Het aantal
uren ambulancezorg wordt berekend door het aantal inzetten te vermenigvuldigen met
een gemiddelde ritduur. Om een gemiddelde ritduur te bepalen is het noodzakelijk om
eerst de ritduur van een inzet te definiëren.
De definitie die in de actualisatie-2016 is gehanteerd is dezelfde als in het referentiekader-2013
en is als volgt:
In de berekening van de gemiddelde ritduur worden, net als in de systematiek van 2013,
extreme waarden niet meegenomen:
-
− de gemiddelde ritduur voor spoedritten is gebaseerd op ritten met een ritduur kleiner
dan 4 uur;
-
− de gemiddelde ritduur voor besteld vervoer is gebaseerd op ritten met een ritduur
groter dan 10 minuten en kleiner dan 8 uur.
De gemiddelde ritduur wordt per regio (34 regio’s) en urgentietype (3 urgenties),
per tijdsinterval van twee uur (12 blokuren) en soort dag (werkdag, zaterdag, zondag)
berekend. In totaal is van 3.672 combinaties van regio-urgentie-blokuur-dagsoort de
gemiddelde ritduur bepaald. In 214 gevallen is een gemiddelde ritduur van nul minuten
berekend. In 210 gevallen is dit omdat er geen ritten zijn verreden in betreffend
tijdsinterval. In vier gevallen was er één rit verzorgd, maar deze voldeed niet aan
de criteria om te gebruiken voor de gemiddelde ritduur.
De 415 besteld vervoer inzetten in het buitenland in 2015 zijn integraal meegenomen
in de berekening van de gemiddelde ritduur. In de berekening van de gemiddelde ritduur
van het spoedvervoer zijn de 57 inzetten in het buitenland niet meegenomen omdat de
ritduur wordt bepaald na herverdeling van ritten en de buitenlandritten niet zijn
meegenomen in de herverdeling.
Figuur 2.1 geeft de (geaggregeerde) gemiddelde ritduren in 2012 en 2015 per RAV en
per urgentieklasse.
-
− De landelijke gemiddelde ritduur van A1-inzetten is toegenomen van 61 minuten en 48
secondes in 2012 naar 62 minuten en 42 secondes in 2015, een toename van 1,5%. In
ongeveer de helft van de regio’s is de gemiddelde ritduur van A1-inzetten toegenomen.
In 2015 is de variatie van de gemiddelde ritduur van de regio’s afgenomen.
-
− De landelijke gemiddelde ritduur van A2-inzetten is afgenomen van 64 minuten en 18
secondes in 2012 naar 63 minuten en 6 secondes in 2015, een afname van 1,9%. In bijna
driekwart van de regio’s is de gemiddelde ritduur van A2-inzetten afgenomen. In 2015
is de variatie van de gemiddelde ritduur van de regio’s sterk afgenomen.
-
− De landelijke gemiddelde ritduur van het B-vervoer is in 2015 ongeveer gelijk aan
2012. In minder dan de helft van de regio’s is de ritduur afgenomen. In 2015 is de
variatie van de gemiddelde ritduur van de regio’s licht afgenomen.
Regionaal zijn er grote verschillen in de verandering van gemiddelde ritduur. Deze
is voor A1-inzetten in bijna de helft van de regio’s toegenomen. Per regio varieert
de verandering in gemiddelde ritduur tussen een toename van 5 minuten en 30 secondes
tot een afname van ruim 5 minuten. Bij A2-inzetten zijn de verschillen nog groter.
Daar varieert de verandering in gemiddelde ritduur tussen een toename van ruim 7 minuten
tot een afname van ruim 7 minuten. In zeven van de tien regio’s was er een afname
van de gemiddelde ritduur. Bij het vergelijken van de gemiddelde ritduur van het besteld
vervoer valt op dat een groot aantal regio’s een relatief kleine verandering in gemiddelde
ritduur laat zien. Enkele regio’s hebben echter wel een grote verandering, variërend
van een toename van bijna 12 minuten tot een afname van ruim 35 minuten.
Figuur 2.2 geeft in een histogram de vergelijking tussen de ritduren in 2012 en 2015
op ritniveau. De toename van het aantal A1-inzetten in 2015 ten opzichte van 2012
is zichtbaar, evenals de lichte verschuiving naar een hogere ritduur. De toename in
het aantal A2-inzetten is veel minder groot. De afname van de landelijke gemiddelde
ritduur van A2-inzetten is veroorzaakt door een veel hoger aantal inzetten met een
lage ritduur. Vermoedelijk is dit gerelateerd aan het aantal geannuleerde inzetten
in het kader van DIA (zie paragraaf 2.1 voor een toelichting op het DIA-protocol).
De histogrammen van het B-vervoer in 2012 en 2015 zijn opvallend bijna gelijk.
Figuur 2.1: Gemiddelde ritduur in 2012 en 2015 per regio en per urgentieklasse (minuten).
Figuur 2.2: Aantal inzetten naar ritduur in 2012 en 2015, per urgentieklasse (minuten).
3. Referentiekader spreiding en beschikbaarheid 2016
[Regeling vervallen per 01-01-2021]
In dit hoofdstuk worden de resultaten van de actualisatie van het referentiekader-2016
gepresenteerd. In paragraaf 3.1 worden de uitgangspunten en randvoorwaarden genoemd
die anders zijn dan in het referentiekader-2013. In paragraaf 3.2 wordt stapsgewijs
het referentiekader geactualiseerd. Hiermee worden de effecten van de verschillende
onderdelen van het capaciteitsmodel zichtbaar. Deze paragraaf sluit af met een tabel
met de eindresultaten van de actualisatie.
3.1. Uitgangspunten en randvoorwaarden
[Regeling vervallen per 01-01-2021]
Ten opzichte van het referentiekader-2013 zijn twee uitgangspunten veranderd:
Door het meenemen van inzetten in het buitenland heeft wordt de productie van bepaalde
grensregio’s iets hoger dan de binnenlandse productie alleen. Door het gebruik van
het nieuwe rijtijdenmodel verschillen de verzorgingsgebieden van standplaatsen iets
ten opzichte van de 2013-doorrekening. Hierdoor is de herverdeling van spoedeisende
inzetten iets anders dan in 2013. Deze herverdeling gebeurt als gevolg van het uitgangspunt
dat een inzet door de dichtstbijzijnde standplaats wordt uitgevoerd.
Verder zijn, conform de afspraken met de opdrachtgever, alle andere uitgangspunten
en randvoorwaarden gelijk gebleven aan het vorige referentiekader.
3.2. Stapsgewijze actualisatie
[Regeling vervallen per 01-01-2021]
Het actualiseren van het referentiekader-2013 naar 2016 is in de volgende vier stappen
uitgevoerd.
-
1. Aanpassen van het aantal dagen en soort dagen, 2012 was een schrikkeljaar en had een
ander aantal werkdagen, zaterdagen en zondag dan 2015.
-
2. Actualiseren van het aantal spoedritten, zie Tabel 2.6.
-
3. Actualiseren van het aantal besteld vervoer ritten, zie Tabel 2.6.
-
4. Actualiseren van de gemiddelde ritduur, zie paragraaf 2.3.
De effecten van deze stapsgewijze actualisatie op de landelijke uitkomsten van het
referentiekader zijn gegeven in Tabel 3.1. De cijfers per regio zijn opgenomen in
Bijlage 3. De uitkomsten van het referentiekader-2016 per regio zijn gegeven in Tabel
3.2. De verschillen ten opzichte van het referentiekader-2013 zijn gegeven in Tabel
3.3.
De tabellen 3.1, 3.2 en 3.3 geven ook het gewogen gemiddelde van het aantal ambulances.
Dit is een maat voor het totaal aantal ambulances over alle dagsoorten en blokuren.
Tabel 3.1: Stapsgewijze actualisatie van het referentiekader-2013 met productiecijfers-2015:
aantal benodigde ambulances en het verschil ten opzichte van het referentiekader-2013.
|
Werkdagen
|
Zaterdagen
|
Zondagen
|
Gewogen gemiddelde
|
|
0–8 uur
|
8–16 uur
|
16–24 uur
|
0–8 uur
|
8–16 uur
|
16–24 uur
|
0–8 uur
|
8–16 uur
|
16–24 uur
|
|
Referentiekader-2013
|
281
|
588
|
375
|
286
|
414
|
357
|
296
|
388
|
350
|
395,8
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Stap 1: actualiseren dagsoort
|
281
|
590
|
375
|
288
|
416
|
357
|
295
|
387
|
346
|
396,1
|
verschil ten opzichte van referentiekader-2013
|
0
|
2
|
0
|
2
|
2
|
0
|
-1
|
-1
|
-4
|
0,4
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Stap 2: na stap 1 actualiseren spoedvervoer(1)
|
289
|
610
|
398
|
296
|
435
|
381
|
306
|
404
|
365
|
413,0
|
verschil ten opzichte van stap 1
|
8
|
20
|
23
|
8
|
19
|
24
|
11
|
17
|
19
|
16,8
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Stap 3: na stap 2 actualiseren van B-vervoer
|
291
|
599
|
401
|
297
|
434
|
381
|
306
|
406
|
369
|
411,9
|
verschil ten opzichte van stap 2
|
2
|
-11
|
3
|
1
|
-1
|
0
|
0
|
2
|
4
|
-1,1
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Stap 4: na stap 3 actualiseren van de grd (2)
|
292
|
598
|
403
|
300
|
435
|
381
|
309
|
409
|
368
|
412,7
|
verschil ten opzichte van stap 3
|
1
|
-1
|
2
|
3
|
1
|
0
|
3
|
3
|
-1
|
0,9
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Referentiekader-2016
(=resultaat van stap 4)
|
292
|
598
|
403
|
300
|
435
|
381
|
309
|
409
|
368
|
412,7
|
1 : Bij het actualiseren van het spoedvervoer zijn ook inzetten van de ambulancedienst
van Schiphol uit de productiestatistieken verwijderd.
2 : grd = gemiddelde ritduur
Tabel 3.2: Resultaten van de capaciteitsberekeningen van het referentiekader-2016:
aantal ambulances per dagsoort en tijdsblok.
Regio
|
Werkdagen
|
Zaterdagen
|
Zondagen
|
|
|
0–8 uur
|
8–16 uur
|
16–24 uur
|
0–8 uur
|
8–16 uur
|
16–24 uur
|
0–8 uur
|
8–16 uur
|
16–24 uur
|
Gewogen gemiddelde
|
Groningen
|
16
|
32
|
21
|
17
|
24
|
20
|
17
|
21
|
19
|
22,0
|
Friesland excl. Waddeneilanden
|
19
|
32
|
23
|
19
|
25
|
23
|
20
|
24
|
22
|
24,0
|
Drenthe
|
13
|
24
|
16
|
13
|
18
|
16
|
14
|
17
|
16
|
17,1
|
IJsselland
|
12
|
23
|
15
|
12
|
17
|
14
|
12
|
15
|
14
|
15,9
|
Twente
|
11
|
22
|
15
|
12
|
17
|
15
|
12
|
15
|
14
|
15,5
|
Noordoost Gelderland
|
13
|
26
|
17
|
13
|
18
|
16
|
13
|
17
|
16
|
17,8
|
Midden Gelderland
|
9
|
18
|
13
|
10
|
14
|
13
|
10
|
14
|
12
|
13,0
|
Gelderland Zuid
|
10
|
20
|
14
|
10
|
16
|
13
|
11
|
15
|
13
|
14,2
|
Utrecht
|
17
|
39
|
26
|
17
|
29
|
23
|
18
|
26
|
22
|
26,0
|
Noord-Holland Noord excl. Texel
|
10
|
18
|
13
|
10
|
14
|
13
|
10
|
14
|
12
|
13,2
|
Zaanstreek-Waterland
|
6
|
11
|
7
|
6
|
8
|
7
|
6
|
8
|
7
|
7,7
|
Kennemerland
|
8
|
16
|
11
|
8
|
12
|
10
|
8
|
12
|
10
|
11,2
|
Amsterdam-Amstelland
|
11
|
36
|
22
|
12
|
21
|
17
|
12
|
19
|
17
|
21,1
|
Gooi en Vechtstreek
|
3
|
7
|
5
|
3
|
5
|
5
|
3
|
5
|
4
|
4,8
|
Haaglanden
|
12
|
33
|
20
|
12
|
21
|
18
|
13
|
19
|
17
|
20,2
|
Hollands Midden
|
10
|
23
|
15
|
11
|
17
|
14
|
11
|
16
|
14
|
15,4
|
Rotterdam-Rijnmond excl. Goeree-Overflakkee
|
14
|
39
|
24
|
15
|
24
|
21
|
15
|
22
|
20
|
23,9
|
Zuid-Holland Zuid
|
9
|
17
|
12
|
9
|
13
|
11
|
9
|
12
|
11
|
12,1
|
Midden- en West-Brabant
|
17
|
36
|
23
|
18
|
26
|
23
|
19
|
25
|
22
|
24,4
|
Brabant-Noord
|
10
|
19
|
13
|
10
|
14
|
13
|
11
|
14
|
13
|
13,6
|
Brabant Zuidoost
|
10
|
21
|
14
|
10
|
16
|
13
|
11
|
15
|
13
|
14,4
|
Noord- en Midden Limburg
|
9
|
18
|
12
|
10
|
13
|
12
|
10
|
13
|
12
|
12,6
|
Zuid Limburg
|
7
|
18
|
11
|
7
|
11
|
10
|
7
|
10
|
9
|
11,1
|
Flevoland
|
8
|
13
|
10
|
8
|
10
|
10
|
8
|
10
|
9
|
10,0
|
Texel
|
2
|
2
|
2
|
2
|
2
|
2
|
2
|
2
|
2
|
2,0
|
Vlieland
|
2
|
2
|
2
|
2
|
2
|
2
|
2
|
2
|
2
|
2,0
|
Terschelling
|
2
|
2
|
2
|
2
|
2
|
2
|
2
|
2
|
2
|
2,0
|
Ameland
|
2
|
2
|
2
|
2
|
2
|
2
|
2
|
2
|
2
|
2,0
|
Schiermonnikoog
|
2
|
2
|
2
|
2
|
2
|
2
|
2
|
2
|
2
|
2,0
|
Goeree-Overflakkee
|
3
|
4
|
3
|
3
|
3
|
3
|
3
|
3
|
3
|
3,2
|
Schouwen-Duiveland
|
3
|
3
|
3
|
3
|
3
|
3
|
3
|
3
|
3
|
3,0
|
Tholen
|
2
|
2
|
2
|
2
|
2
|
2
|
2
|
2
|
2
|
2,0
|
Walcheren en Bevelanden
|
6
|
11
|
8
|
6
|
9
|
8
|
7
|
8
|
8
|
8,1
|
Zeeuws-Vlaanderen
|
4
|
7
|
5
|
4
|
5
|
5
|
4
|
5
|
4
|
5,1
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Totaal
|
292
|
598
|
403
|
300
|
435
|
381
|
309
|
409
|
368
|
412,7
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Totaal Friesland
|
27
|
40
|
31
|
27
|
33
|
31
|
28
|
32
|
30
|
32,0
|
Totaal Noord-Holland Noord
|
12
|
20
|
15
|
12
|
16
|
15
|
12
|
16
|
14
|
15,2
|
Totaal Rotterdam-Rijnmond
|
17
|
43
|
27
|
18
|
27
|
24
|
18
|
25
|
23
|
27,1
|
Totaal Zeeland
|
15
|
23
|
18
|
15
|
19
|
18
|
16
|
18
|
17
|
18,2
|
Tabel 3.3: Verschil tussen Referentiekader-2016 en -2013: aantal ambulances per dagsoort
en tijdsblok (een lege cel betekent dat er geen verschil is).
Regio
|
Werkdagen
|
Zaterdagen
|
Zondagen
|
|
|
0–8 uur
|
8–16 uur
|
16–24 uur
|
0–8 uur
|
8–16 uur
|
16–24 uur
|
0–8 uur
|
8–16 uur
|
16–24 uur
|
Gewogen gemiddelde
|
Groningen
|
|
1
|
2
|
1
|
2
|
1
|
1
|
1
|
1
|
1,0
|
Friesland excl. Waddeneilanden
|
1
|
1
|
1
|
|
1
|
1
|
1
|
1
|
1
|
1,0
|
Drenthe
|
|
1
|
1
|
|
2
|
1
|
1
|
1
|
1
|
0,8
|
IJsselland
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
0,0
|
Twente
|
|
|
1
|
1
|
2
|
1
|
|
|
|
0,4
|
Noordoost Gelderland
|
|
|
1
|
|
|
|
|
|
|
0,2
|
Midden Gelderland
|
|
1
|
1
|
1
|
1
|
1
|
|
1
|
|
0,7
|
Gelderland Zuid
|
|
|
1
|
|
1
|
1
|
1
|
1
|
1
|
0,5
|
Utrecht
|
1
|
|
1
|
1
|
1
|
1
|
1
|
2
|
1
|
0,8
|
Noord-Holland Noord excl. Texel
|
1
|
–1
|
1
|
|
|
1
|
|
1
|
|
0,3
|
Zaanstreek-Waterland
|
|
1
|
|
|
|
|
|
|
|
0,2
|
Kennemerland
|
1
|
–1
|
1
|
1
|
1
|
1
|
|
1
|
|
0,4
|
Amsterdam-Amstelland
|
1
|
|
3
|
1
|
1
|
1
|
1
|
1
|
2
|
1,3
|
Gooi en Vechtstreek
|
|
|
1
|
|
|
1
|
|
|
|
0,3
|
Haaglanden
|
1
|
|
3
|
1
|
3
|
3
|
2
|
3
|
2
|
1,6
|
Hollands Midden
|
|
1
|
1
|
1
|
2
|
1
|
|
1
|
1
|
0,8
|
Rotterdam-Rijnmond excl. Goeree-Overflakkee
|
1
|
|
2
|
2
|
|
1
|
1
|
1
|
1
|
1,0
|
Zuid-Holland Zuid
|
1
|
1
|
1
|
1
|
1
|
1
|
1
|
1
|
1
|
1,0
|
Midden- en West-Brabant
|
1
|
1
|
1
|
1
|
1
|
2
|
1
|
2
|
1
|
1,1
|
Brabant-Noord
|
1
|
|
1
|
1
|
|
1
|
1
|
1
|
2
|
0,8
|
Brabant Zuidoost
|
|
|
1
|
|
1
|
1
|
1
|
1
|
1
|
0,5
|
Noord- en Midden Limburg
|
|
1
|
|
1
|
|
|
|
1
|
1
|
0,4
|
Zuid Limburg
|
1
|
|
1
|
|
|
1
|
|
|
|
0,5
|
Flevoland
|
|
1
|
1
|
|
|
1
|
|
|
|
0,5
|
Texel
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
0,0
|
Vlieland
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
0,0
|
Terschelling
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
0,0
|
Ameland
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
0,0
|
Schiermonnikoog
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
0,0
|
Goeree-Overflakkee
|
|
1
|
|
|
|
|
|
|
|
0,2
|
Schouwen-Duiveland
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
0,0
|
Tholen
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
0,0
|
Walcheren en Bevelanden
|
|
|
|
|
1
|
|
|
|
1
|
0,1
|
Zeeuws-Vlaanderen
|
|
1
|
1
|
|
|
1
|
|
|
|
0,5
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Totaal
|
11
|
10
|
28
|
14
|
21
|
24
|
13
|
21
|
18
|
17,0
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Totaal Friesland
|
1
|
1
|
1
|
|
1
|
1
|
1
|
1
|
1
|
1,0
|
Totaal Noord-Holland Noord
|
1
|
–1
|
1
|
|
|
1
|
|
1
|
|
0,3
|
Totaal Rotterdam-Rijnmond
|
1
|
1
|
2
|
2
|
|
1
|
1
|
1
|
1
|
1,2
|
Totaal Zeeland
|
|
1
|
1
|
|
1
|
1
|
|
|
1
|
0,6
|
De resultaten van de actualisatie van het referentiekader verschillen per regio en
per dagsoort en dagdeel. Het meest opvallend is dat op landelijk niveau op werkdagen
overdag (8–16 uur) het aantal extra benodigde ambulances het laagst is, namelijk 10.
In de avond (16–24 uur) zijn er 28 meer ambulances nodig, in de nacht (0–8 uur) zijn
er 11 meer nodig. De stijging van het aantal benodigde ambulances is voor de weekenddagen
groter dan voor de werkdagen. Afhankelijk van de dag en het tijdsblok zijn in het
weekend tussen 13 en 24 extra ambulances nodig. Op werkdagen overdag zijn er volgens
de nieuwe berekeningen 598 ambulances nodig, in de avonduren 403 en in de nacht 292.
Er zijn 8 regio’s die volgens deze berekeningen geen extra ambulance nodig hebben:
IJsselland, de Waddeneilanden, Schouwen-Duiveland en Tholen. Het hoogste aantal extra
ambulances krijgen de regio’s Groningen, Friesland, Amsterdam-Amstelland, Haaglanden,
Rotterdam-Rijnmond, Zuid-Holland Zuid en Midden- en West-Brabant.
4. Conclusie en discussie
[Regeling vervallen per 01-01-2021]
Conclusies
Het referentiekader spreiding en beschikbaarheid ambulancezorg is in 2016 geactualiseerd
op basis van productiecijfers over 2015. Hierbij is het referentiekader ten opzichte
van de eerdere doorrekening uit 2013 op twee punten aangepast:
In de periode 2012–2015 is de totale productie van de ambulancezorg met 12,5% toegenomen.
De toename van het spoedvervoer, inzetten met A1- of A2-urgentie, is 18,8%. Het besteld
vervoer is met 1,9% afgenomen. Voor het referentiekader wordt uitgegaan van iets lagere
productieaantallen, omdat sommige soorten inzetten uit de productie worden gefilterd
als gevolg van uitgangspunten van het referentiekader. Voor het referentiekader is
uitgegaan van ruim 1,2 miljoen inzetten, een stijging van 12,3% ten opzichte van het
referentiekader-2013. De grootste stijging was in het aantal A1-inzetten. Van deze
inzetten was bovendien de gemiddelde ritduur in de periode 2012-2015 met bijna een
minuut toegenomen. Dit leidt ertoe dat in 2015 meer uren ambulancezorg is geleverd
dan in 2012.
Deze productiestijging in de Nederlandse ambulancezorg leidt er toe dat er nu op werkdagen
overdag 598 ambulances nodig zijn. Dat zijn er tien meer ten opzichte van het referentiekader-2013.
In de avond- en nachturen en in het weekend is het aantal extra benodigde ambulances
tussen 11 en 28. De toename van het aantal benodigde ambulances in de avonduren en
weekenddagen is groter dan op werkdagen overdag. De toename verschilt bovendien per
regio. Een enkele regio krijgt geen extra ambulance erbij, andere regio’s krijgen
voor werkdagen in de avonduren twee tot drie ambulances erbij. Deze verschillende
aantallen extra benodigde ambulances worden verklaard door verschillen tussen de regio’s
in de ontwikkeling van de productie en in de gemiddelde ritduur.
Discussie
De toename van het aantal benodigde ambulances in het referentiekader-2016 verschilt
per regio, per soort dag en per tijdsinterval (blokuur). Sommige regio’s krijgen op
werkdagen in de avonduren twee of soms drie ambulances erbij, andere regio’s geen.
Deze verschillen treden op ondanks het feit dat alle regio’s in de periode 2012–2015
een productiestijging hebben gehad. Er zijn twee verklaringen voor het feit dat niet
in alle regio’s een stijging van de productie leidt tot meer benodigde ambulances:
de toe- of afname van het besteld vervoer en de ontwikkeling van de gemiddelde ritduur.
In sommige regio’s is een sterke daling van het besteld vervoer geweest. In de berekening
van de benodigde capaciteit kan dit leiden tot één tot twee minder ambulances voor
het besteld vervoer. Alle regio’s hebben een stijging van het spoedvervoer gehad.
Dit leidt tot één of twee extra benodigde ambulances. Bij regio’s met een daling van
het besteld vervoer kan het netto resultaat van het referentiekader-2016 zijn dat
er geen extra benodigde ambulances worden berekend.
De capaciteitsberekening van het referentiekader gaat uit van het totaal aantal uren
ambulancezorg dat door een regio is geleverd. Een lagere gemiddelde ritduur in combinatie
met een productiestijging kan resulteren in nul extra benodigde ambulances. Regio’s
hebben de volgende verklaringen gegeven voor een lagere gemiddelde ritduur:
-
− Door de CAO-acties in de ambulancesector in 2015 zijn ritgegevens onvolledig geregistreerd.
-
− Door de hogere werkdruk krijgen ambulances vaker dan in 2012 een vervolgopdracht nog
voordat een inzet volledig is afgerond. Het einde van een inzet wordt dan geregistreerd
voordat de ambulance is teruggekeerd naar de standplaats. Hierdoor wordt een kortere
ritduur berekend.
-
− Een hoger aantal afgebroken ritten. In veel regio’s wordt sinds kort gewerkt volgens
het protocol ‘Directe inzet ambulances’. Volgens dit protocol wordt een ambulance
uitgestuurd voordat de melding is afgerond. Door de overlap tussen meldtijd, uitruktijd
en rijtijd wordt een lagere responstijd gerealiseerd. Als na afronding van de melding
blijkt dat een inzet niet nodig is wordt de inzet afgebroken en keert de ambulance
terug naar de standplaats. Deze afgebroken ritten hebben een lage ritduur.
Aanbevelingen voor een volgende actualisatie
Er zijn aantal ontwikkelingen in de uitvoering van de ambulancezorg die aanleiding
kunnen zijn voor een discussie over en eventuele herziening van een aantal aspecten
van het referentiekader. De vraag kan bijvoorbeeld gesteld worden of de gegevensbewerking
voor het referentiekader aangepast moet worden omdat in de praktijk het protocol Directe inzet ambulances wordt toegepast. Ook kan er een discussie worden gevoerd of de stijging van het aantal
EHGV-inzetten aanleiding moet zijn voor een aanpassing van de randvoorwaarden en uitgangspunten.
Referenties
[Regeling vervallen per 01-01-2021]
Ambulancezorg Nederland (2009). Ambulances in-zicht 2008. Zwolle: AZN.
Ambulancezorg Nederland (2010). Ambulances in-zicht 2009. Zwolle: AZN.
Ambulancezorg Nederland (2011). Ambulances in-zicht 2010. Zwolle: AZN.
Ambulancezorg Nederland (2012). Ambulances in-zicht 2011. Zwolle: AZN.
Ambulancezorg Nederland (2013). Ambulances in-zicht 2012. Zwolle: AZN.
Ambulancezorg Nederland (2013a). Uniform begrippenkader ambulancezorg. Versie 3,0.
Zwolle, 13 februari 2013.
Ambulancezorg Nederland (2014). Ambulances in-zicht 2013. Zwolle: AZN.
Ambulancezorg Nederland (2015). Ambulances in-zicht 2014. Zwolle: AZN.
Ambulancezorg Nederland (2016). Ambulances in-zicht 2015. Zwolle: AZN. Nog te verschijnen.
Kommer, G.J. en S.L.N. Zwakhals (2009). Referentiekader spreiding en beschikbaarheid
ambulancezorg 2008. RIVM briefrapport 270192001. Bilthoven: RIVM.
Kommer, G.J. en S.L.N. Zwakhals (2011). Modellen referentiekader ambulancezorg 2008.
RIVM rapport 270412001. Bilthoven: RIVM.
Kommer, G.J. en S.L.N. Zwakhals (2013). Modellen referentiekader ambulancezorg. RIVM
rapport 270412002. Bilthoven: RIVM.
Kommer, G.J. en S.L.N. Zwakhals (2013a). Referentiekader spreiding en beschikbaarheid
ambulancezorg 2013. RIVM briefrapport 270412003. Bilthoven: RIVM.
Kommer, G.J., A.A. van der Veen, W.F. Botter en I. Tan I. (2003). Ambulances binnen
bereik – analyse van de spreiding en beschikbaarheid van de ambulancezorg in Nederland.
RIVM rapport 270556006. Bilthoven: RIVM.
Ministerie van VWS (2004).Referentiekader spreiding en beschikbaarheid ambulancezorg.
Kamerstuk CZ/EZ 2487006. Den Haag, 4 juni 2004.
Ministerie van VWS (2008). Herijking landelijk referentiekader spreiding en beschikbaarheid
ambulancezorg. Kamerstuk 1CZ-EKZ-2854207. Den Haag, 5 juni 2008.
Ministerie van VWS (2013). Actualisatie referentiekader spreiding en beschikbaarheid.
Kamerbrief 131849-106797-CZ. Den Haag, 16 juli 2013.
Project Versterking Ambulancezorg (PVAZ) (2004). Landelijk referentiekader spreiding-
en beschikbaarheid – Een landelijk referentiekader als planningsgrondslag. Van Naem
& Partners, 04.0177jk, eindrapport S&B II; Woerden.
Lijst van afkortingen
[Regeling vervallen per 01-01-2021]
ALS Advanced life support
AZN Ambulancezorg Nederland
DIA Directe inzet ambulance
EHGV Eerste hulp geen vervoer
GGD Gemeentelijke gezondheidsdienst
GHOR Geneeskundige hulpverleningsorganisatie in de regio
HAP Huisartsenpost
KNRM Koninklijke Nederlandse reddingsmaatschappij
MICU Mobiele intensive care unit
MMT Mobiel medisch team
NZa Nederlandse Zorgautoriteit
OvDG Officier van dienst geneeskundig
PICU Pediatric intensive care unit
RAV Regionale ambulancevoorziening
RGF Regionaal geneeskundig functionaris
SAR Search and rescue
VWS (1) Volksgezondheid, welzijn en sport
(2) Voorwaardescheppend