Subsidieregeling stimulering herbestemming monumenten

[Regeling vervalt per 01-10-2027.]
Geraadpleegd op 28-03-2024.
Geldend van 01-11-2011 t/m 30-09-2012

Regeling van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 12 oktober 2011, nr. WJZ/337681 (8299), houdende voorschriften betreffende de verstrekking van subsidie in 2011 en volgende jaren voor de instelling van een haalbaarheidsonderzoek voor de herbestemming van monumenten en voor het treffen van tijdelijke maatregelen ter voorkoming van het verval van monumenten (Subsidieregeling stimulering herbestemming monumenten)

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Gelet op artikel 34, zesde en zevende lid, van de Monumentenwet 1988;

Besluit:

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1. Begripsbepalingen

  • 1 In deze regeling wordt verstaan onder:

    • a. minister: Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap;

    • b. monument: vervaardigde onroerende zaak of zaken die van algemeen belang zijn wegens hun schoonheid, hun betekenis voor de wetenschap of hun cultuurhistorische waarde;

    • c. samenstel van monumenten: twee of meer monumenten gekenmerkt door hun onderlinge samenhang die mede bepalend is voor hun monumentale waarde;

    • d. zelfstandig onderdeel: onderdeel van een monument dat is aan te merken als een zelfstandige bouwkundige eenheid;

    • e. eigenaar: natuurlijke persoon of rechtspersoon die het recht van eigendom of een ander zakelijk recht op een monument heeft;

    • f. herbestemming: geven van een nieuwe functie aan een monument of een belangrijk deel daarvan;

    • g. onderzoek: haalbaarheidsonderzoek dan welinteractief of procesgericht onderzoek;

    • h. haalbaarheidsonderzoek: onderzoek als bedoeld in artikel 5, eerste lid, onderdeel a, en derde lid;

    • i. interactief of procesgericht onderzoek: onderzoek als bedoeld in artikel 5, eerste lid, onderdeel b;

    • j. tijdelijke maatregel: maatregel als bedoeld in artikel 17;

    • k. subsidiabele kosten: kosten als bedoeld in artikel 20;

    • l. subsidietijdvak: het tijdvak van 1 november tot en met 31 oktober van het daaropvolgende jaar;

    • m. woonhuis: monument of zelfstandig onderdeel daarvan dat in oorsprong is vervaardigd voor bewoning of dat voor meer dan de helft van de oppervlakte voor bewoning in gebruik is met dien verstande dat niet als woonhuis wordt aangemerkt een monument dat als museum is geregistreerd, een kerkgebouw, kasteel, paleis, hoofdhuis van een buitenplaats, landhuis, gebouw van liefdadigheid, molen, gemaal, agrarisch gebouw of watertoren.

  • 2 In deze regeling wordt onder monument tevens zelfstandig onderdeel begrepen, tenzij het tegendeel blijkt.

Artikel 2. Reikwijdte

Subsidie kan worden verstrekt ten behoeve van een op grond van de Monumentenwet 1988, een provinciale verordening of een gemeentelijke verordening beschermd monument dan wel ten behoeve van een monument dat niet op grond van een van die regelingen is beschermd.

Artikel 3. Begrotingsvoorbehoud

  • 2 In geval van het niet vervullen van de voorwaarde, bedoeld in het eerste lid, worden de op grond van deze regeling verleende subsidiebedragen verlaagd tot het bedrag van de subsidie dat na de vaststelling van de begroting ter beschikking staat, een en ander naar rato van het aantal subsidieaanvragers aan wie subsidie is verleend, en van de hoogte van de verleende subsidiebedragen.

Hoofdstuk 2. Subsidie voor onderzoek naar herbestemming voor gebouwde monumenten

Paragraaf 2.1. Algemeen

Artikel 4. Begripsbepalingen hoofdstuk 2

In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

  • a. subsidie: een subsidie als bedoeld in artikel 5;

  • b. aanvraag: een aanvraag als bedoeld in artikel 9.

Artikel 5. Te subsidiëren activiteiten

  • 1 De minister kan subsidie verstrekken ten behoeve van:

    • a. het doen instellen van een onderzoek naar de haalbaarheid van herbestemming van een monument, en

    • b. het doen instellen van een interactief of procesgericht onderzoek naar de herbestemming van een monument.

  • 2 Een onderzoek als bedoeld in het eerste lid heeft betrekking op een of meer monumenten dan wel op een of meer zelfstandige onderdelen.

  • 3 Een haalbaarheidsonderzoek heeft betrekking op een of meer van de volgende onderwerpen:

    • a. de bouwhistorische en cultuurhistorische kenmerken van het monument in relatie tot herbestemming,

    • b. de bouwkundige staat van het monument,

    • c. mogelijke nieuwe functies van het monument, en

    • d. de financiële haalbaarheid van de herbestemming van het monument.

  • 4 Indien een monument uit zelfstandige onderdelen bestaat of indien er sprake is van een samenstel van monumenten, kunnen voor dat monument onderscheidenlijk dat samenstel ten hoogste drie aanvragen om subsidie worden ingediend.

Artikel 6. Aanvragers

Subsidie kan worden aangevraagd door:

  • a. eigenaren van een ander monument dan een woonhuis, en

  • b. rechtspersonen die belang hebben bij de herbestemming van een ander monument dan een woonhuis.

Artikel 7. Subsidieplafond

  • 1 Voor de subsidieverstrekking op grond van dit hoofdstuk is voor het tijdvak 1 november 2011 tot en met 31 oktober 2012 een bedrag van € 2,6 miljoen beschikbaar.

  • 2 Voor de subsidieverstrekking op grond van dit hoofdstuk is voor de subsidietijdvakken na het tijdvak, bedoeld in het eerste lid, telkens een bedrag van € 1 miljoen beschikbaar.

Artikel 8. Subsidiebedrag; minimum- en maximumbedrag aan kosten

  • 1 De subsidie voor een onderzoek bedraagt 70 procent van de kosten van dat onderzoek.

  • 2 Het bedrag aan kosten voor een onderzoek waarover subsidie kan worden verstrekt, is ten minste € 10.000 en ten hoogste € 25.000 per aanvraag.

Paragraaf 2.2. Aanvraag

Artikel 9. Aanvraag en indieningsvereisten

  • 1 De subsidie wordt op aanvraag verstrekt.

  • 2 De aanvraag wordt ingediend op een door de minister vastgesteld formulier. Daarop wordt in elk geval aangegeven:

    • a. of subsidie wordt aangevraagd voor een haalbaarheidsonderzoek dan wel voor een interactief of procesgericht onderzoek,

    • b. op welk monument of welke monumenten dan wel op welk zelfstandig onderdeel of welke zelfstandige onderdelen het onderzoek betrekking heeft,

    • c. tot welke soort monumenten, bedoeld in artikel 2, het monument behoort, en

    • d. of, voor zover van toepassing, de eigenaar van het monument heeft ingestemd met het instellen van een onderzoek.

  • 3 De aanvraag gaat vergezeld van:

    • a. een beschrijving van de problematiek van de herbestemming en de te onderzoeken mogelijkheden tot herbestemming en een mededeling over het tijdstip waarop het onderzoek is afgerond,

    • b. een opgave van de kosten waarvoor subsidie wordt aangevraagd en een offerte, en

    • c. in geval van een monument dat niet op grond van de Monumentenwet 1988, een provinciale verordening of een gemeentelijke verordening is beschermd, een verklaring van het college van burgemeester en wethouders van de desbetreffende gemeente dat het monument van algemeen belang is wegens zijn schoonheid, zijn betekenis voor de wetenschap of zijn cultuurhistorische waarde.

Artikel 10. Indieningstermijn

  • 1 De aanvraag wordt per subsidietijdvak ingediend van 1 november tot en met 30 september van het daaropvolgende jaar.

  • 2 De aanvraag wordt ingediend bij de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed te Amersfoort.

Paragraaf 2.3. Subsidievaststelling

Artikel 11. Weigeringsgronden

Onverminderd artikel 4:35 van de Algemene wet bestuursrecht wordt de verstrekking van een subsidie in elk geval geweigerd, voor zover:

  • a. de in de offerte, bedoeld in artikel 9, derde lid, onderdeel b, opgenomen kosten naar het oordeel van de minister niet redelijk zijn,

  • b. met betrekking tot de kosten subsidie is verstrekt op grond van een andere rijkssubsidieregeling,

  • c. met de werkzaamheden voor een onderzoek is begonnen, voordat de aanvraag is ingediend, of

  • d. de rechtspersoon, bedoeld in artikel 6, onderdeel b, naar het oordeel van de minister onvoldoende of geen belang bij de herbestemming van het monument heeft.

Artikel 12. Wijze van verdeling van de beschikbare middelen

De minister verdeelt de beschikbare bedragen, bedoeld in artikel 7, in volgorde van ontvangst van de aanvragen.

Artikel 13. Beschikking tot subsidievaststelling

  • 1 De minister beslist binnen 13 weken na ontvangst van de aanvraag om subsidie.

  • 2 De subsidie wordt vastgesteld zonder voorafgaande subsidieverlening.

  • 3 De beschikking tot subsidievaststelling vermeldt de aard van het onderzoek waarvoor subsidie wordt verstrekt, het subsidiebedrag en het tijdstip waarop het onderzoek uiterlijk is afgerond.

Paragraaf 2.4. Verplichtingen en verantwoording

Artikel 14. Subsidieverplichtingen

  • 1 De ontvanger van een subsidie voltooit het onderzoek uiterlijk op het tijdstip, bedoeld in artikel 13, derde lid.

  • 2 De ontvanger van een subsidie doet onmiddellijk schriftelijk mededeling aan de minister, indien aannemelijk is dat de activiteiten waarvoor de subsidie is verstrekt niet voor het tijdstip, bedoeld in artikel 13, derde lid, zijn verricht dan wel niet of niet geheel zullen worden verricht.

Artikel 15. Desgevraagd verantwoorden

  • 1 De ontvanger van een subsidie toont op verzoek van de minister aan dat:

    • a. de activiteiten waarvoor de subsidie is verstrekt, zijn verricht, en

    • b. is voldaan aan de verplichting, bedoeld in artikel 14, eerste lid.

  • 2 Aan het eerste lid, aanhef en onderdeel a, is in elk geval toepassing gegeven, indien de ontvanger van een subsidie een rapport overlegt waarin de resultaten van het onderzoek zijn vastgelegd.

Hoofdstuk 3. Subsidie voor wind- en waterdicht maken van gebouwde monumenten

Paragraaf 3.1. Algemeen

Artikel 16. Begripsbepalingen hoofdstuk 3

In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

  • a. subsidie: een subsidie als bedoeld in artikel 17;

  • b. aanvraag: een aanvraag als bedoeld in artikel 23.

Artikel 17. Te subsidiëren activiteiten

  • 1 De minister kan subsidie verstrekken ten behoeve van het treffen van tijdelijke maatregelen die er toe strekken om een monument wind- en waterdicht te maken dan wel om verval, verzakking of instorting van een monument te voorkomen met het oog op mogelijke herbestemming van een monument.

  • 2 Subsidie wordt uitsluitend verstrekt, indien met betrekking tot een monument recent een onderzoek is ingesteld of een aanvraag om subsidie voor een onderzoek is ingediend. Onder een onderzoek als bedoeld in de eerste volzin wordt mede begrepen een ander vergelijkbaar haalbaarheidsonderzoek.

  • 3 Maatregelen als bedoeld in het eerste lid hebben betrekking op een of meer monumenten dan wel op een of meer zelfstandige onderdelen.

  • 4 Indien een monument uit zelfstandige onderdelen bestaat of indien er sprake is van een samenstel van monumenten, kunnen voor dat monument onderscheidenlijk dat samenstel ten hoogste twee aanvragen om subsidie worden ingediend.

Artikel 18. Aanvragers

Subsidie kan worden aangevraagd door eigenaren van een ander monument dan een woonhuis.

Artikel 19. Subsidieplafond

Voor de subsidieverstrekking op grond van dit hoofdstuk is voor het tijdvak 1 november 2011 tot en met 31 oktober 2012 en de daaropvolgende subsidietijdvakken telkens een bedrag van € 1,4 miljoen beschikbaar.

Artikel 20. Subsidiabele kosten

  • 1 Als subsidiabele kosten worden aangemerkt de rechtstreeks aan het treffen van tijdelijke maatregelen toe te rekenen kosten, voor zover de werkzaamheden ter uitvoering van die maatregelen naar het oordeel van de minister technisch noodzakelijk zijn en sober en doelmatig zijn.

  • 2 Kosten als bedoeld in het eerste lid zijn in elk geval:

    • a. kosten voor arbeid in het kader van werkzaamheden gericht op het wind- en waterdicht maken van een monument dan wel op het voorkomen van verval van een monument, het voorkomen van vervolgschade aan een monument dan wel het voorkomen van verzakkingen of instorten van een monument, en

    • b. kosten van het materiaal benodigd voor de in onderdeel a bedoelde werkzaamheden.

Artikel 21. Niet-subsidiabele kosten

  • 1 Niet voor subsidie komen in ieder geval in aanmerking:

    • a. kosten voor verwerving van de subsidie,

    • b. kosten van overleg,

    • c. kosten voor project- of procesmanagement,

    • d. kosten van activiteiten in de uitwerkings- of uitvoeringsfase na de subsidieverlening,

    • e. kosten van voorlichting of communicatie,

    • f. kosten voor de aanschaf van apparatuur of gereedschap ten behoeve van tijdelijke maatregelen,

    • g. kosten die de marktconforme tarieven te boven gaan,

    • h. kosten van beheers- en gebruikskosten na de voltooiing van de tijdelijke maatregelen,

    • i. kosten van uitgevoerde of voltooide tijdelijke maatregelen gemaakt voor het tijdstip van een aanvraag om subsidie, en

    • j. kosten van werkzaamheden die door de eigenaar van het monument zelf zijn verricht.

  • 2 Voorts komen niet voor subsidie in aanmerking kosten, voor zover die in geval van schade op grond van een verzekering worden vergoed.

Artikel 22. Subsidiebedrag; minimum- en maximumbedrag aan subsidiabele kosten

  • 1 De subsidie voor tijdelijke maatregelen bedraagt 70 procent van de subsidiabele kosten.

  • 2 Het bedrag aan subsidiabele kosten voor tijdelijke maatregelen waarover subsidie kan worden verstrekt, is ten minste € 10.000 en ten hoogste € 50.000 per aanvraag.

Paragraaf 3.2. Aanvraag

Artikel 23. Aanvraag en indieningsvereisten

  • 1 De subsidie wordt op aanvraag verleend.

  • 2 De aanvraag wordt ingediend op een door de minister vastgesteld formulier. Daarop wordt in elk geval aangegeven:

    • a. op welk monument of welke monumenten dan wel op welk zelfstandig onderdeel of welke zelfstandige onderdelen de tijdelijke maatregelen betrekking hebben, en

    • b. tot welke soort monumenten, bedoeld in artikel 2, het monument behoort.

  • 3 De aanvraag gaat vergezeld van:

    • a. een globale beschrijving van de staat waarin het monument verkeert, en overzichts- en detailfoto’s of tekeningen die een duidelijke indruk geven van de structuur van het monument en zijn gebreken,

    • b. een daarop gebaseerd activiteitenplan waaruit blijkt op welke plaats aan, op of bij het monument en op welke wijze en binnen welke termijn de tijdelijke maatregelen worden uitgevoerd,

    • c. een opgave van de kosten waarvoor subsidie wordt aangevraagd en een offerte of een begroting van de uit te voeren werkzaamheden die is opgesteld volgens de hoofdstructuur van het Standaardbestek voor de burgerlijke en utiliteitsbouw, vastgesteld door de Stichting Stabu,

    • d. een actueel rapport als bedoeld in artikel 15, tweede lid, met betrekking tot het monument of een daarmee gelijk te stellen document dan wel de mededeling dat een aanvraag om subsidie voor een haalbaarheidsonderzoek dan wel een interactief of procesgericht onderzoek met betrekking tot het monument is ingediend, en

    • e. in geval van een monument dat niet op grond van de Monumentenwet 1988, een provinciale verordening of een gemeentelijke verordening is beschermd, een verklaring van het college van burgemeester en wethouders van de desbetreffende gemeente dat het monument van algemeen belang is wegens zijn schoonheid, zijn betekenis voor de wetenschap of zijn cultuurhistorische waarde.

Paragraaf 3.3. Subsidieverstrekking

Artikel 25. Weigeringsgronden

Onverminderd artikel 4:35 van de Algemene wet bestuursrecht wordt de verstrekking van een subsidie in elk geval geweigerd, voor zover:

  • a. de in de offerte of begroting, bedoeld in artikel 23, derde lid, onderdeel c, opgenomen kosten naar het oordeel van de minister niet redelijk zijn,

  • b. met betrekking tot de subsidiabele kosten subsidie is verstrekt op grond van een andere rijkssubsidieregeling,

  • c. voor het monument al eerder subsidie op grond van dit hoofdstuk is verstrekt, en

  • d. met het treffen van tijdelijke maatregelen is begonnen, voordat de aanvraag is ingediend.

Artikel 26. Wijze van verdeling van de beschikbare middelen

Artikel 12 is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 27. Beschikking op de subsidieaanvraag

  • 1 Indien de te verstrekken subsidie € 25.000 of meer bedraagt, geeft de minister de beschikking tot subsidieverlening binnen 13 weken na de ontvangst van de aanvraag.

  • 2 Indien de te verstrekken subsidie minder dan € 25.000 bedraagt, stelt de minister de subsidie zonder voorafgaande subsidieverlening vast binnen 13 weken na de ontvangst van de aanvraag.

  • 3 De beschikking vermeldt de aard van de werkzaamheden waarvoor subsidie wordt verstrekt, het subsidiebedrag en het tijdstip waarop de werkzaamheden uiterlijk zijn afgerond.

Paragraaf 3.4. Bevoorschotting en verplichtingen

Artikel 28. Bevoorschotting

Indien de subsidie € 25.000 of meer bedraagt, verstrekt de minister een voorschot van 90 procent van het verleende subsidiebedrag onmiddellijk na de verlening van de subsidie. De minister verstrekt het resterende voorschot onmiddellijk na indiening van de prestatieverklaring, bedoeld in artikel 31, eerste lid.

Artikel 29. Subsidieverplichtingen

  • 1 De ontvanger van een subsidie voltooit de werkzaamheden uiterlijk op het tijdstip, bedoeld in artikel 27, derde lid.

Paragraaf 3.5. Subsidievaststelling en verantwoording

Artikel 30. Aanvraag tot subsidievaststelling

  • 1 Indien de subsidie € 25.000 of meer bedraagt, dient de ontvanger van een subsidie binnen 13 weken na het tijdstip, bedoeld in artikel 27, derde lid, een aanvraag tot vaststelling van de subsidie in.

  • 2 De aanvraag wordt ingediend bij de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed te Amersfoort.

Artikel 31. Verantwoording

  • 1 Indien de subsidie € 25.000 of meer bedraagt, toont de ontvanger van een subsidie aan de hand van een prestatieverklaring aan dat de activiteiten waarvoor de subsidie is verstrekt, zijn verricht en dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan. De minister stelt voor de prestatieverklaring een model vast. De prestatieverklaring wordt gevoegd bij de aanvraag, bedoeld in artikel 30.

  • 2 Indien de subsidie minder dan € 25.000 bedraagt, is artikel 15, eerste lid, van toepassing. Aan de eerste volzin is in elk geval toepassing gegeven, indien de ontvanger van een subsidie een prestatieverklaring als bedoeld in het eerste lid overlegt.

Artikel 32. Subsidievaststelling

Indien de subsidie € 25.000 of meer bedraagt, stelt de minister de subsidie vast binnen 22 weken na ontvangst van de aanvraag, bedoeld in artikel 30.

Artikel 33. Terugvordering

  • 1 De subsidieontvanger is na de subsidievaststelling, bedoeld in artikel 32, verplicht onverschuldigd betaalde subsidiebedragen onmiddellijk terug te betalen, tenzij de minister tot verrekening heeft besloten.

  • 2 In geval van terugvordering van onverschuldigde subsidiebedragen kan de minister de subsidieontvanger verplichten de met de terugvordering verband houdende kosten te voldoen. Tevens kan de minister in dat geval de wettelijke rente vorderen.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De

Staatssecretaris

van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

H. Zijlstra

Naar boven