§ 4. Weigeringsgronden
[Regeling vervallen per 15-07-2015]
Toelichting
[Regeling vervallen per 15-07-2015]
In deze paragraaf zijn de afwijzingsgronden omschreven die niet reeds in de kaderregeling
of de Algemene wet bestuursrecht worden genoemd.
De afwijzingsgrond genoemd onder a heeft betrekking op de continuïteit van het samenwerkingsverband.
Gelet op het doel van het subsidieprogramma om, onder meer, een bundeling van krachten
in de watersector te bewerkstelligen, moet de continuïteit van het samenwerkingsverband
op de korte of middellange termijn voldoende gewaarborgd zijn. Uit de aanvraag moet
derhalve naar voren komen dat de samenwerking in het samenwerkingsverband meer betekent
dan alleen een samenwerking ad hoc voor de uitvoering van het subsidieproject. De
samenwerking in het kader van het project dient gevolgd te worden door een zekere
en bestendige vorm van verdere samenwerking na het project.
De afwijzingsgrond genoemd onder b, dat de subsidie niet minder dan € 25.000,– bedraagt,
is opgenomen omdat projecten een zekere minimale omvang moeten hebben om een bijdrage
van betekenis te kunnen leveren aan de doelstellingen van het subsidieprogramma. Niet
het aangevraagde subsidiebedrag is bepalend, maar het subsidiebedrag dat na beoordeling
van de aanvraag door de uitvoeringsinstantie wordt berekend.
De afwijzingsgronden onder c t/m f hebben betrekking op de maximale omvang van de
projecten die voor subsidie in aanmerking komen, uitgedrukt in subsidiabele kosten.
De keuze hiervoor is gemaakt, omdat wordt beoogd het uitvoeren van projecten van relatief
beperkte omvang te stimuleren. Met deze projecten kan bij succesvolle uitvoering een
basis worden gelegd voor het doen van investeringen in andere, eventueel ook grotere
projecten. Deze grotere investeringen zijn niet het onderwerp van dit subsidieprogramma.
Gelet op de toepasselijke bepalingen van de kaderregeling omtrent subsidiabele kosten (artikelen 11, 12 en 17) zullen de subsidiabele kosten in de meeste gevallen de reële kosten van een project
omvatten. De mogelijk niet voor subsidie in aanmerking komende projectkosten, indien
al aanwezig, zullen naar verwachting dan ook beperkt zijn. Uiteraard geldt daarbij
wel dat de kosten rechtstreeks aan de uitvoering van het project toegerekend moeten
kunnen worden om subsidiabel te zijn. Voor alle duidelijkheid bepaalt artikel 24 van de kaderregeling dat winstopslagen bij transacties binnen een groep, financieringskosten en rentevergoedingen,
de kosten tot verwerving van de subsidie en de BTW – als deze kan worden verrekend
– niet tot de subsidiabele kosten behoren. Met nadruk wordt er op gewezen dat projecten
die worden ingediend met hogere subsidiabele kosten dan de genoemde maximale bedragen
zullen worden afgewezen, ook als de overschrijding gering is. Hiervoor zal na sluiting
van de tender geen herstelmogelijkheid worden geboden. Het is voor aanvragers dus
zaak om het project zodanig in te richten, dat deze maximale bedragen niet worden
overschreden. Daarbij moet het project waarvoor subsidie wordt aangevraagd een zelfstandig
en afgerond geheel zijn. Het aanvragen van subsidie voor een deel van een groter project
wordt derhalve niet gehonoreerd, tenzij het deel waarvoor subsidie wordt gevraagd
als een zelfstandig en afgerond geheel kan worden aangemerkt. Dit zal door de uitvoeringsinstantie
worden beoordeeld.
De afwijzingsgrond onder f betekent dat voor een combinatieproject de subsidiabele
kosten van het project in totaal niet meer mogen bedragen dan de subsidiabele kosten
die zijn toegestaan voor het deelproject met de hoogst toegestane subsidiabele kosten.
Voorbeeld: de subsidiabele kosten van een combinatieproject met als deelprojecten
pilotproject en kennisversterkingsproject bedragen maximaal € 600.000,–, zijnde de
maximale subsidiabele kosten van een pilotproject. Een stapeling boven dit maximum
is derhalve niet mogelijk.
Op grond van de afwijzingsgrond genoemd onder g moet het ten tijde van de aanvraag
aannemelijk zijn dat het project binnen twee jaar na de subsidieverlening kan worden
afgerond. Deze termijn past bij het soort projecten waarvoor subsidie kan worden verleend.
Het gaat hier om een uiterste termijn.
De afwijzingsgrond genoemd onder h heeft betrekking op de vraaggestuurdheid van het
project. Als onvoldoende aannemelijk is dat het project is voortgekomen uit een duidelijke
behoefte uit het doelland, wordt de aanvraag afgewezen. Hiermee wordt beoogd te voorkomen
dat aanvragers een project uitvoeren ter positionering van hun eigen producten, technieken
of diensten, zonder zich daarbij uitdrukkelijk te laten leiden door de behoefte in
het doelland.
De afwijzingsgrond genoemd onder i houdt verband met minimale milieu-eisen waar een
project aan moet voldoen. In een project moet gebruik gemaakt worden van de best beschikbare
of gangbare technieken om milieuschade te voorkomen of, als dat niet mogelijk is,
zoveel mogelijk te beperken of ongedaan te maken. Een aanvraag wordt geacht hier in
elk geval niet aan te voldoen, als gehandeld wordt in strijd met op het project van
toepassing zijnde milieuwetgeving.
De afwijzingsgrond opgenomen onder j houdt verband met eisen die in de kaderregeling
aan een grote onderneming worden gesteld op grond van het van toepassing zijnde Europese
staatssteunkader. Er moet een stimulerend effect zijn vastgesteld voordat de subsidie
aan een grote onderneming toelaatbaar wordt geacht. Beschreven wordt hoe dit stimulerend
effect door de onderneming zelf moet worden aangetoond.
De afwijzingsgrond genoemd onder k heeft betrekking op de inhoudelijke eisen die aan
projecten worden gesteld. In paragraaf 8, tweede lid, zijn de rangschikkingscriteria
voor aanvragen voor projecten in doellanden opgenomen. Deze criteria zijn op grond
van paragraaf 9, tweede lid, van overeenkomstige toepassing op aanvragen voor projecten
in deltalanden. Om tot een rangschikking te worden toegelaten, moet de beoordeling
leiden tot ten minste het resultaat zoals onder k beschreven, anders wordt de aanvraag
afgewezen. Zie hiervoor ook de tabel opgenomen in bijlage C. Daarmee wordt voorkomen
dat projecten van onvoldoende kwaliteit, die voor het overige aan de eisen en voorwaarden
voldoen, toch moeten worden gerangschikt.
In artikel 34 van de kaderregeling zijn een aantal algemene afwijzingsgronden opgenomen. Een aanvraag wordt afgewezen
als die niet voldoet aan het bepaalde in de kaderregeling of dit subsidieprogramma.
Zo zal een aanvraag die niet past binnen de doelstelling van het subsidieprogramma
worden afgewezen. Voorts wordt een aanvraag afgewezen, indien de staatssecretaris
aanwijzingen heeft dat de aanvrager het project onvoldoende kan financieren. Voor
de beoordeling van de haalbaarheid van de financiering wordt gekeken naar de eigen
middelen die de aanvrager kan inzetten en naar de middelen waarvan de aanvrager aantoont
dat derden die ter beschikking zullen stellen. Daarnaast wordt het bedrag van de aangevraagde
subsidie meegenomen in de beoordeling. Voorts wordt de subsidie geweigerd indien de
staatssecretaris aanwijzingen heeft dat de technische, organisatorische of economische
haalbaarheid van het project onvoldoende is. Ook mogen de werkzaamheden van het project
niet zijn begonnen vóór het indienen van de subsidieaanvraag. Voor die tijd mogen
ook nog geen verplichtingen ten behoeve van het project zijn aangegaan. Wel mag voor
die tijd ter voorbereiding van de aanvraag het samenwerkingsverband worden opgericht.
Indien er een bevel tot terugvordering van de Europese Commissie bestaat ten aanzien
van aan een onderneming verstrekte staatssteun, mag aan die onderneming geen subsidie
worden verstrekt. Tot slot bepaalt artikel 34 van de kaderregeling dat geen subsidie
mag worden verstrekt aan een onderneming in moeilijkheden in de zin van de toepasselijke
Europese richtsnoeren of verordening.
Daarnaast zijn de weigeringsgronden van artikel 4:35 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing. Zo wordt de subsidie geweigerd indien er reden bestaat om aan te
nemen dat de activiteiten niet zullen plaatsvinden, dat niet aan de aan de subsidieverlening
verbonden verplichtingen zal worden voldaan, dat niet op behoorlijke wijze rekening
en verantwoording zal worden afgelegd, en bij onjuiste of onvolledige gegevensverstrekking
indien dat geleid zou hebben tot een onjuiste beschikking, in geval van faillissement,
surseance van betaling, of indien daartoe een verzoek is ingediend.
Tot slot wordt gewezen op de samenloopbepaling van artikel 6 van de kaderregeling in geval van andere subsidie(s) voor het project. Uit hoofde van dit subsidieprogramma
wordt slechts subsidie verstrekt, indien en voor zover met de totale subsidie voor
het project de maximum subsidie die op basis van dit subsidieprogramma kan worden
verstrekt niet wordt overschreden. Dit houdt verband met het feit dat de totale subsidie
voor een project de in de Europese staatssteunkaders opgenomen steunplafonds niet
mag overschrijden. Hiermee komt tevens het additionele karakter van de financiering
door middel van het subsidieprogramma tot uiting.