Beleidsregels geluidsisolatie Schiphol

Geraadpleegd op 28-03-2024.
Geldend van 01-10-2009 t/m heden

Beleidsregels geluidsisolatie Schiphol

De minister van Verkeer en Waterstaat, in overeenstemming met de minister voor Wonen, Wijken en Integratie;

Gelet op de Regeling geluidwerende voorzieningen 1997 en artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht;

Besluit:

Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De

minister

van Verkeer en Waterstaat,

C.M.P.S. Eurlings

Bijlage Beleidsregels geluidsisolatie schiphol (bgs ’09) ter nadere uitwerking van de Regeling geluidwerende voorzieningen 1997 (rgv’97)

Hoofdstuk 1. Inleiding en doelstellingen

1.1. Inleiding

Vanaf 1984 worden woningen, scholen en zorgcentra in de omgeving van de Luchthaven Schiphol door het Rijk voorzien van geluidwerende voorzieningen tegen vliegtuiggeluid. Deze activiteiten vonden aanvankelijk plaats op grond van de uit 1983 daterende Regeling geluidwerende voorzieningen (RGV). In 1997 is de RGV vervangen door de Regeling geluidwerende voorzieningen 1997 (Stcrt. 1997, 47; RGV’97).

De RGV’97 is een regeling voor het aanbrengen van geluidwerende voorzieningen aan bestaande geluidsgevoelige bebouwing, om zo de hinder die bewoners en gebruikers van het luchtvaartlawaai ondervinden te beperken. De RGV’97 is de huidige grondslag voor het aanbrengen van geluidwerende voorzieningen door het Rijk.

In 2006 is de RGV’97 gewijzigd (Stcrt. 2006, 235). Aanleiding hiervoor vormde de wijziging van de geluidscontouren en een aanpassing van het isolatiebeleid. De nieuwe geluidscontouren zijn opgenomen in bijlage 3 en 4 bij de RGV’97. Daarnaast is het beleid ten aanzien van het aanbrengen van geluidsisolatie klantvriendelijker geworden.

Eind december 2006 is op basis van het nieuw vastgestelde isolatiegebied het derde Geluidsisolatieproject Schiphol (GIS-3) van start gegaan.

Reeds vanaf de start van het eerste geluidsisolatieproject in 1984 zijn beleidsuitgangspunten geformuleerd voor gebruik in de praktijk. De laatste keer dat deze beleidsuitgangspunten ter nadere uitvoering van de RGV’97 door de Minister van Verkeer en Waterstaat (Minister) zijn vastgesteld, was op 6 februari 1997 met de Beleidsuitgangspunten en Praktijkregels 1997 (BP’97).

Als gevolg van de in 2006 gewijzigde regelgeving en opgedane ervaringen in de praktijk was het wenselijk de BP’97 voor toepassing in het isolatiegebied rond de luchthaven Schiphol aan te passen.

In de RGV’97 wordt onderscheid gemaakt tussen dagisolatie (Ke) en nachtisolatie (LAeq). Dagisolatie is anders van aard dan nachtisolatie. Eén van de verschillen is dat de LAeq-norm een eis stelt aan het geluidsniveau in een slaapruimte, terwijl de Ke-norm een eis stelt aan de geluidwering van de uitwendige scheidingsconstructie. Om die reden kennen de BP’97 twee delen: één voor dag- en één voor nachtisolatie. In de nieuwe beleidsregels zijn beide delen samengevoegd. De nieuwe beleidsregels hebben tot gevolg dat de BP’97 alleen nog voor andere luchthavens geldt.

1.2. Regelgevend kader

Het door het Rijk gehanteerde beleid voor de geluidsisolatieprojecten rond de luchthaven Schiphol is gebaseerd op de volgende regelgeving en beleidsstukken:

Hoofdstuk 2. Aanbod en besluit, overeenkomsten

2.1. Aanbod en besluit

De RGV’97 schrijft voor dat de Minister, na toestemming van de eigenaar, onderzoek doet bij een geluidsgevoelig gebouw dat is opgenomen in een isolatieprogramma, bijvoorbeeld een woning. Indien uit het onderzoek blijkt dat de woning in aanmerking komt voor geluidwerende voorzieningen zal het Rijk conform de in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) opgenomen uniforme openbare voorbereidingsprocedure het besluit tot isolatie voorbereiden.

Dit betekent dat de eigenaar een aanbod tot geluidsisolatie krijgt in de vorm van een ontwerpbesluit. Het ontwerpbesluit bevat in ieder geval een tekening met daarop de aan te brengen geluidwerende voorzieningen en de voorwaarden waaronder de geluidsisolatie wordt uitgevoerd. De eigenaar dient binnen twee maanden schriftelijk aan te geven of hij met het ontwerpbesluit instemt. Indien hij niet instemt, kan de eigenaar binnen twee maanden een zienswijze indienen. De termijn van twee maanden is conform de RGV’97 en langer dan de Awb voorschrijft.

Indien de eigenaar:

  • instemt met het ontwerpbesluit ontvangt hij een besluit tot isolatie. Omdat de inhoud van het besluit gelijk is aan het ontwerpbesluit en de eigenaar in dit geval geen zienswijze heeft ingediend, kan de eigenaar in beginsel niet meer in zijn beroep tegen dit besluit bij de rechtbank worden ontvangen;

  • na ontvangst van het ontwerpbesluit een zienswijze indient, kan het Rijk de eigenaar verzoeken op een hoorzitting zijn zienswijze toe te lichten. Nadat het Rijk kennis heeft genomen van de zienswijze beoordeelt het Rijk of er aanleiding bestaat om, in het te nemen besluit tot isolatie, aan de zienswijze (of onderdelen daarvan) tegemoet te komen. Het Rijk stelt vervolgens het besluit tot isolatie vast. Tegen dit besluit kan de eigenaar beroep bij de rechtbank instellen. In beginsel beperkt dit beroep zich tot het onderdeel van het besluit waarop de zienswijze betrekking heeft;

  • niet of niet tijdig reageert, zal het Rijk de woning niet isoleren. De eigenaar ontvangt een besluit dat van rijkswege geen geluidwerende voorzieningen worden aangebracht. Tegen dit besluit staan bezwaar en beroep open.

2.2. Overeenkomsten

1. Redenen voor een overeenkomst

Naast het besluit tot isolatie, kan de Minister een overeenkomst met de eigenaar aangaan. Een reden voor het aangaan van een overeenkomst kan zijn dat uit het onderzoek blijkt dat er belemmeringen zijn om isolatievoorzieningen zonder meer aan te brengen.

Deze belemmeringen kunnen zijn:

In de eerste vier genoemde situaties wordt de eigenaar in de gelegenheid gesteld om voor eigen rekening de benodigde herstelwerkzaamheden uit te (laten) voeren. Indien het Rijk en de eigenaar overeenkomen dat het Rijk deze werkzaamheden op kosten van de eigenaar zal uitvoeren, zullen deze extra werkzaamheden in een door het Rijk en de eigenaar te ondertekenen overeenkomst worden opgenomen.

Indien de kosten van de geluidwerende voorzieningen hoger zijn dan de kostenbegrenzingswaarde zullen alleen geluidwerende voorzieningen worden aangebracht, indien het Rijk en de eigenaar in een overeenkomst vastleggen dat de eigenaar het verschil voor zijn rekening neemt.

Een andere reden voor het aangaan van een overeenkomst kan de wens van een eigenaar zijn om gelijktijdig met de isolatie andere voorzieningen te laten aanbrengen.

  • 6. Indien de eigenaar extra voorzieningen wenst, deze in verband staan met de geluidsisolerende maatregelen en makkelijk inpasbaar zijn, worden deze in een door de eigenaar en het Rijk te ondertekenen overeenkomst vastgelegd. In de overeenkomst leggen eigenaar en Rijk de meerkosten van de wensvoorzieningen, die bij de eigenaar in rekening worden gebracht, vast.

2. Betaling door eigenaar

De eigenaar dient het in de overeenkomst overeengekomen bedrag te voldoen voor een door de Minister vast te stellen datum, die in principe is gelegen vóór de start van de uitvoering van de geluidsisolatie. Met de start van de uitvoering is bedoeld het moment waarop de aannemer de woning inspecteert om de benodigde materialen te bestellen (‘derde opname’).

2.3. Vergoedingen

Het geluidsisolatieproject kent de onderstaande vergoedingen. Voor zover van toepassing maken deze onderdeel uit van het besluit tot isolatie.

– Vergoeding voor vervallen permanente opening, indien eigenaar zelf een gesloten verbrandingstoestel (c.v.-ketel, geiser) laat plaatsen (per permanente opening)

€ 540,00

   

– Vergoeding voor vervallen gevelkachel (per gevelkachel)

€ 475,00

   

– Vergoeding voor wandafwerking (per vertrek en alleen indien tijdens de uitvoering beschadigingen onvermijdelijk zijn)

€ 245,00

   

– Vergoeding voor door de eigenaar zelf uit te voeren binnenschilderwerk (per m2 kozijn (lengte maal hoogte van het kozijn (hierna ook: vlakvol)))

€ 20,00

Hoofdstuk 3. Geluidsgevoeligheid van ruimten

3.1. Algemeen

De eerste stap om te bepalen of een ruimte in aanmerking komt voor het aanbrengen van geluidwerende voorzieningen, is het vaststellen van de geluidsgevoeligheid van de ruimte.

Onder een geluidsgevoelige ruimte van een woning wordt een ruimte binnen een woning verstaan, voor zover die kennelijk duurzaam als slaap-, woon- of eetkamer wordt gebruikt of voor een zodanig gebruik is bestemd (artikel 1, onder b, RGV’97).

Nadat is vastgesteld dat een ruimte geluidsgevoelig is, is de tweede stap om vast te stellen of de geluidsgevoelige ruimte voldoet aan de op grond van het geldende bouwbesluit voorgeschreven technische voorschriften voor bestaande bouw. Dit betreft onder meer eisen met betrekking tot daglichttoetreding, bereikbaarheid, ventilatie, (brand)veiligheid, oppervlakte, hoogte van de ruimte en geluidwering van scheidingswanden.

Deze eisen gelden voor alle in paragraaf 3.2 tot en met 3.7 vermelde geluidsgevoelige ruimten.

3.2. Woonkamers en eetkamers

  • Alle vertrekken die volgens het oorspronkelijk ontwerp en bouwvergunning bestemd zijn als woonkamer of eetkamer zijn geluidsgevoelig, tenzij een vaste inrichting is aangebracht ten behoeve van een ander gebruik (bijvoorbeeld een kantoor).

  • Vertrekken die niet als woonkamer en eetkamer ontworpen zijn, doch later als zodanig zijn aangepast, ingericht en kennelijk in gebruik genomen, zijn geluidsgevoelig mits de attributen volgens de ‘matjes’ van bijlage 1 plaatsbaar zijn.

3.3. Slaapkamers

Een slaapkamer is een ruimte van een woning die kennelijk duurzaam voor nachtverblijf in gebruik is of voor zodanig gebruik is bestemd, alsmede het gedeelte van een ziekenhuis, verpleeghuis, verzorgingstehuis, psychiatrische inrichting, medisch centrum, polikliniek of medisch kleuterdagverblijf1 waarin personen die medisch worden verpleegd, verzorgd of behandeld, de nacht doorbrengen .

Dit leidt tot het volgende:

  • Alle vertrekken die volgens het oorspronkelijk ontwerp en bouwvergunning bestemd zijn als slaapkamer zijn geluidsgevoelig, tenzij een vaste inrichting is aangebracht ten behoeve van een ander gebruik (bijv. wijziging in badkamer).

  • Vertrekken die niet als slaapkamer ontworpen zijn, doch later als zodanig zijn aangepast, ingericht en kennelijk in gebruik genomen, zijn geluidsgevoelig, mits de attributen volgens de ‘matjes’ van bijlage 1 plaatsbaar zijn.

    Ruimtes die als slaapkamer zijn ingericht, moeten bovendien minimaal voldoen aan de volgende eisen:

    • bereikbaar vanuit een verkeersruimte zonder dat een andere slaapkamer, toiletruimte of badruimte moet worden betreden;

    • aanwezigheid van een vaste trap met een minimum breedte van de trap van 0,65 m;

    • een vrije hoogte van minimaal 2.10 m;

    Is de hoogte kleiner dan 2.00 m, dan wordt de ruimte niet geluidsgevoelig geacht.

    Is de hoogte tussen 2.00 m en 2.10 m en is aanpassing – met een verplichte eigen bijdrage – mogelijk tot 2.10 m dan wordt de ruimte geluidsgevoelig geacht.

    Is aanpassing van de hoogte niet mogelijk dan wordt de ruimte niet geluidsgevoelig geacht.

    Is aanpassing van de hoogte niet mogelijk, maar is de hoogte minimaal 2.05 m, dan wordt de ruimte toch geluidsgevoelig geacht.

    • vloeroppervlakte (gemeten op een hoogte van 1.50 m): minimaal 5 m2;

    • minimale breedte (gemeten op een hoogte van 2.10 m): minimaal 1.80 m (op enig punt in de ruimte te meten);

    • daglichttoetreding: min. 0.50 m2;

    • aanwezig zijn van een toegangsdeur;

    • kierdicht dakbeschot voorzien van een afwerking.

3.4. Keukens

Keukens zijn niet geluidsgevoelig, tenzij door het feitelijk gebruik de functie van woon- of eetkamer vervuld wordt.

  • Om als geluidsgevoelige woon- of eetkeuken aangemerkt te worden, moet een keuken een oppervlak groter dan 11 m2hebben.

  • Een woon- of eetkeuken kleiner dan 11 m2 kan toch als geluidsgevoelig aangemerkt worden, indien aan de hand van de ‘matjes’ aangetoond kan worden dat er voldoende attributenruimte aanwezig is. Zie voor de toepassing van de ‘matjes’ bijlage 1.

3.5. Open keuken

Een keuken die in open verbinding staat met een woonkamer wordt zonder meer als geluidsgevoelig beschouwd, mits de open verbinding tussen woonkamer en keuken minimaal 1.20 m breed en 2.00 m hoog is.

Als de hiervoor bedoelde open verbinding smaller dan 1.20 m is, wordt eerst bepaald of volgens de regels van paragraaf 3.4 de keuken zelf geluidsgevoelig is. Wordt de keuken als niet geluidsgevoelig aangemerkt, dan wordt in principe een deur tussen keuken en woonkamer geplaatst.

3.6. Serres

Een serre is niet geluidsgevoelig.

Een uitzondering wordt gemaakt indien sprake is van een degelijke uitbreiding die door middel van een niet afsluitbare opening (breder dan 1.40 m en minimaal 2.00 m hoog) in verbinding met de woonkamer staat en voldoet aan:

  • de voorschriften van het Bouwbesluit 2003

  • gefundeerde, gemetselde onderbouw;

  • tochtvrije opbouw;

  • solide dakconstructie.

Indien een bouwvergunning vereist was voor de aanleg van de serre dient de eigenaar deze ook te kunnen tonen om voor geluidsisolatie in aanmerking te komen.

3.7. Overige ruimten

  • Overige ruimten, zoals hal, toilet, overloop, berging, bijkeuken, badkamer, kantoor, kelder, hobbyruimte en zolder zijn niet geluidsgevoelig.

  • Praktijkruimten aan huis zijn niet geluidsgevoelig, tenzij in deze praktijkruimten dezelfde activiteiten plaatsvinden als in de hieronder genoemde geluidsgevoelige ruimten van andere geluidsgevoelige gebouwen.

  • Als geluidsgevoelige ruimten van andere geluidsgevoelige gebouwen worden aangemerkt (zie ook artikel 1, onder d, RGV’97):

    • les-, theorie- en studielokalen van onderwijsgebouwen (met uitzondering van gymnastieklokalen);

    • onderzoeks-, behandelings-, recreatie- en conversatieruimten, alsmede woon- en slaapruimten van ziekenhuizen, verpleeghuizen en andere gezondheidszorggebouwen als bedoeld in de algemene maatregel van bestuur, bedoeld in artikel 1 van de Wet geluidhinder;

3.8. Bijzondere situaties

a. Geen van de geluidsgevoelige ruimten voldoet aan de technische voorschriften

Indien uit het onderzoek blijkt dat geen van de geluidsgevoelige ruimten in een woning voldoet aan de voorschriften voor bestaande bouw, zoals die op grond van het geldende bouwbesluit zijn voorgeschreven, dan komen deze ruimten conform artikel 6, eerste lid, RGV’97 dan wel artikel 9, eerste lid, RGV’97 niet in aanmerking voor geluidsisolatie.

De RGV’97 biedt echter de mogelijkheid om genoemd artikellid buiten beschouwing te laten indien toepassing leidt tot een ‘onbillijkheid van overwegende aard’ (artikel 6, tweede lid, RGV’97 en artikel 9, tweede lid, RGV’97).

Indien geen van de geluidsgevoelige ruimten in een woning voldoet aan de voorschriften voor bestaande bouw, zoals die op grond van het geldende bouwbesluit zijn voorgeschreven, dan zal in de eerste plaats de mogelijkheid onderzocht worden of de eigenaar de ruimten alsnog in overeenstemming met de voorschriften wil brengen.

Indien dit niet mogelijk is, kan het Rijk de eigenaar aanbieden één (slaap)kamer te isoleren, mits de gemeente een ontheffing verleent voor het voldoen aan op grond van het geldende bouwbesluit toepasselijke voorschriften.

b. Verborgen gebreken tijdens de uitvoering

In de praktijk kan het voorkomen dat (bouwtechnische) gebreken zich pas tijdens de uitvoering van de werkzaamheden openbaren. Mocht bij de uitvoering blijken dat de op de tekening aangegeven voorzieningen niet doelmatig kunnen worden aangebracht wegens gebreken en/of omstandigheden die het Rijk redelijkerwijs niet had kunnen voorzien, dan zullen het Rijk en de eigenaar in onderling overleg komen tot een billijke toedeling van de extra uitvoeringskosten waarbij in beginsel de (financiële) verantwoordelijkheid bij de eigenaar ligt. De eigenaar dient ter plaatse een formulier voor akkoord te ondertekenen met daarin opgenomen de voor zijn rekening komende verplichte eigen bijdrage.

Indien een gebrek in vorenbedoelde zin aan het licht komt nadat het isolatiebesluit is genomen, maar vóórdat daadwerkelijk de uitvoeringswerkzaamheden aan de betreffende ruimte zijn gestart, ligt de (financiële) verantwoordelijkheid altijd bij de eigenaar. De eigenaar mag dan alsnog afzien van de voorzieningen die benodigd zijn om die ruimte te isoleren.

Met de start van de uitvoeringswerkzaamheden is bedoeld het moment waarop de aannemer de woning inspecteert om de benodigde materialen te bestellen (‘derde opname’).

c. Bij-isolatie

Het geluidsisolatieproject Schiphol bestaat uit meerdere fasen. Voor sommige woningen die in een eerdere fase zijn geïsoleerd, kan het zijn dat de reeds aangebrachte isolatie niet voldoet aan de op een later moment geldende geluidweringseisen.

Een woning kan voor bij-isolatie in aanmerking komen indien:

  • de woning in het kader van een eerdere fase van het geluidsisolatieproject Schiphol is geïsoleerd tegen vliegtuiggeluid;

  • de in het kader van die fase aangebrachte isolatie meer dan 3 dB(A) (in het geval van dagisolatie) of meer dan 1 dB(A) (in het geval van nachtisolatie) tekortschiet ten opzichte van de geluidweringseisen die in het kader van het actuele geluidsisolatieproject zijn gesteld; (zie ook artikel 3, onder h, RGV’97 dan wel artikel 4, onder h, RGV’97);

  • de eigenaar van de woning de geluidwerende voorzieningen die in een eerdere fase van het geluidsisolatieproject zijn aangebracht, goed heeft onderhouden.

d. Partiële isolatie

Indien een eigenaar daarom verzoekt, is het mogelijk om over te gaan tot partiële isolatie van een woning of een ander geluidsgevoelig gebouw.

Partieel isoleren houdt daarbij in dat in één of meerdere geluidsgevoelige ruimten geen voorzieningen worden aangeboden en die ruimtes dus in het geheel niet geïsoleerd worden.

Het laten vervallen van een enkele voorziening in een te isoleren ruimte is niet mogelijk, indien de vereiste geluidwering na isolatie in de betreffende ruimte niet gehaald zal worden. Tevens is het niet mogelijk om voorzieningen te laten vervallen die uit het oogpunt van regelgeving en/of gezondheidsoverwegingen noodzakelijk zijn (bijvoorbeeld het aanbrengen van een permanente luchttoevoer ten behoeve van een open verbrandingstoestel, zie ook hoofdstuk 5).

Nevenruimten

Indien voor isolatie van een ruimte tevens voorzieningen aangebracht zouden moeten worden aan nevenruimten (zogenaamd omloopgeluid), dan komen ook deze voorzieningen te vervallen indien de eigenaar ervoor kiest om de te isoleren ruimte uit te sluiten in het kader van partiële isolatie.

Indien de uit te sluiten ruimte tevens werkt als nevenruimte voor een wel te isoleren ruimte, dan is het mogelijk dat er toch (beperkte) voorzieningen aangebracht moeten worden aan de uit te sluiten ruimte ten behoeve van de wel te isoleren ruimte. In dat geval kan de eigenaar niet afzien van die beperkte voorzieningen.

Hoofdstuk 4. De akoestische voorzieningen

4.1. Voorzieningen aan de gevels

4.1.1. Kozijnen

In principe worden bij het aanbrengen van geluidwerende voorzieningen de bestaande kozijnen gehandhaafd en met extra sponning- en aanslaglatten geschikt gemaakt voor de akoestische beglazing/puivulling.

Bijlage 244995.png

Vervanging van het kozijn gebeurt alleen wanneer:

  • a. het kozijn door zijn afmetingen of profilering ongeschikt is om op verantwoorde wijze te kunnen worden aangepast. Vervanging gebeurt in dat geval op kosten van het geluidsisolatieproject.

  • b. de onderhoudstoestand van het kozijn dermate slecht is dat vervanging noodzakelijk is voordat er geluidwerende voorzieningen in kunnen worden aangebracht. De extra kosten komen in dat geval voor rekening van de eigenaar (verplichte eigen bijdrage) en zijn inclusief de kosten van eventueel bijkomende maatregelen (latei, raamdorpelsteen, vensterbank, kantstukken, e.d.).

    Wanneer gelijktijdig sprake is van situatie a en situatie b wordt geen eigen bijdrage in rekening gebracht.

  • c. de eigenaar zelf vervanging wenst, hoewel dit vanuit technisch/akoestisch oogpunt niet nodig is. De meerkosten, inclusief de kosten van eventuele bijkomende maatregelen (latei, raamdorpelsteen, vensterbank, kantstukken, e.d.) komen voor rekening van de eigenaar.

Indien kozijnen vervangen moeten worden, worden standaard de nieuwe kozijnen in hetzelfde materiaal uitgevoerd, mits daarmee de vereiste geluidwering gehaald kan worden en het is toegestaan op basis van de geldende regelgeving.

4.1.2. Beglazing

Vast glas

De afmetingen van het akoestische glas zijn begrensd vanwege het gewicht. Dit betekent dat te grote glasvlakken opgedeeld zullen worden door middel van een tussenstijl in het kozijn.

Vaste ramen

De houtmaat van vaste ramen wordt afgestemd op de eventueel te plaatsen draairamen en kan dus wijzigen.

Glasroeden

Indien in de bestaande toestand glasroeden aanwezig zijn, dan zullen deze afhankelijk van die bestaande toestand vervangen worden door nieuwe roeden, hiervoor zijn de volgende mogelijkheden:

  • a. Glasroeden in de spouw worden vervangen door nieuwe glasroeden in de spouw;

  • b. Plakroeden worden vervangen door nieuwe plakroeden;

  • c. Vaste roeden worden vervangen door Wiener Sprossen (aluminium verdeling in de spouw van het glas en houten plakroeden op het glas);

Vaste roeden worden niet geplaatst.

Glas-in-Lood

Bestaand glas-in-lood (dat een eigenaar wenst te behouden) wordt in principe niet verwijderd maar wordt door middel van het plaatsen van een voorzetraam, naar keuze van de eigenaar aan de binnen of de buitenzijde, geïsoleerd.

Alleen bij dagisolatie kan, indien een voorzetraam niet wordt gewenst door de eigenaar en het akoestisch mogelijk is, het bestaande glas-in-lood, mits van goede kwaliteit, in de glasspouw geplaatst worden. Het glas in lood kan in dat geval kleiner worden. Gezien de gevoeligheid van het materiaal kan de aannemer noch Het Rijk verantwoordelijk worden gehouden voor eventuele beschadigingen van het glas-in-lood tijdens het verwijderen. De kosten voor aanpassing, reparatie en herstel van het glas-in-lood komen voor rekening van de eigenaar.

Glas-in-lood van slechte kwaliteit zal niet in de glasspouw geplaatst worden.

Speciaal glas

Indien in de bestaande toestand speciaal glas aanwezig is (bijvoorbeeld zonwerend of HR++), wordt door het geluidsisolatieproject glas met een vergelijkbare kwaliteit aangebracht, mits dit akoestisch mogelijk is. Eventuele kleurverschillen met niet te vervangen ruiten worden niet weggewerkt.

Indien het gewenste glas niet in een akoestische uitvoering mogelijk is, dan wordt er standaard akoestisch isolerend glas geplaatst.

4.1.3. Draairamen

Draairamen worden standaard uitgevoerd in hout, tenzij in de bestaande situatie een ander soort materiaal aanwezig is (bijvoorbeeld aluminium of kunststof). Om constructieve redenen wordt voor de draairamen geen Europees naaldhout, maar hardhout gebruikt (standaard Dark red meranti).

In de volgende bijzondere situaties kan voor een afwijkende hardhoutsoort worden gekozen:

  • a. indien in de huidige situatie reeds hardhout aanwezig is van een andere kwaliteit (bijvoorbeeld merbau).

  • b. indien sprake is van transparant gelakte hardhouten kozijnen. In dat geval wordt voor de draairamen uitgegaan van dezelfde houtsoort als het kozijn.

De keuze voor een draairaam of draai/valraam wordt bepaald door het type raam dat aanwezig is volgens het principe: ‘terugbrengen als bestaand’ en is ook afhankelijk van uitvoeringstechnische afwegingen. In beginsel wordt in een bestaand kozijn de sponning niet gewisseld (dus geen draai/valraam waar nu een raam naar buiten draait). Alleen wanneer er een nieuw kozijn wordt geplaatst, is de keuze tussen draairaam of draai/valraam vrij.

4.1.4. Schuiframen

Bij schuiframen wordt de schuifconstructie vervangen door een vulling met vaste beglazing en een draai(/val)raam.

In die gevallen waarbij in de bestaande toestand sprake is van een aluminium of kunststof schuifraam zal ook in de nieuwe situatie worden uitgegaan van aluminium of kunststof.

4.1.5. Buitendeuren

Buitendeuren die direct uitkomen in een geluidsgevoelige ruimte moeten in principe worden vervangen. Met name bij de hogere geluidsbelastingen zal (voor het behalen van voldoende geluidwering) een deur met zoveel mogelijk akoestisch glas oppervlak en een (dubbele) kierdichting moeten worden toegepast.

Bij voorkeur zullen hardhouten deuren met gangbare houtafmetingen worden toegepast, waarbij het akoestische glas is gevat in opdek-glaslatten aan de binnenzijde. Om een optimale werking van de kierdichting te waarborgen, worden de deuren uitgevoerd met extra (opbouw-) knevelsluitingen aan onder- en bovenzijde of een driepuntssluiting.

Alleen indien een zeer hoge geluidwering is vereist, zal worden uitgegaan van aluminium deuren in plaats van hout. De aluminium deuren worden met een aluminium inzetkozijn in het bestaande kozijn geplaatst. Hierdoor treedt een geringe vermindering van de vrije hoogte en breedte op, die niet gecompenseerd wordt.

Voor dubbele (balkon)deuren geldt hetzelfde als voor enkele deuren, met dien verstande dat altijd één van beide deuren als loopdeur wordt uitgevoerd. De andere deur wordt met behulp van twee kantschuiven vastgezet.

Indien de voordeur van de woning vervangen moet worden, dan zal een nieuwe standaard verkrijgbare voldoende akoestisch geïsoleerde voordeur in een vergelijkbare kwaliteit en vormgeving geplaatst worden.

4.1.6. Schuifpuien

Gewone schuifpuien geven meestal een slechte geluidwering. De bestaande parallel- of hefschuifpui van een geluidsgevoelig vertrek wordt daarom vervangen door een houten kantel-schuifpui met een dubbele kierdichting en akoestische beglazing.

Als in een bestaande situatie een kunststof- of aluminium schuifpui aanwezig is, zal desgewenst de nieuwe kantelschuifpui ook in kunststof of aluminium worden uitgevoerd.

Indien een zeer hoge geluidwering is vereist, zal worden uitgegaan van aluminium ongeacht het materiaal van de bestaande schuifpui.

4.2. Voorzieningen aan daken, vloeren en plafonds

4.2.1. Hellende daken

Voorzieningen aan hellende dakvlakken worden altijd aan de binnenzijde van de dakconstructie aangebracht. Door binnendakse isolatie zal de nuttige ruimte kleiner worden, hetgeen niet gecompenseerd wordt.

Voorzieningen buitendaks kunnen worden verzocht door de eigenaar en worden alleen toegestaan bij dagisolatie, op voorwaarde dat deze oplossing niet belemmerend werkt op de voortgang van het project én de eigenaar bereid is alle meerkosten geheel voor zijn rekening te nemen.

Ter bestrijding van de extra advieskosten zal de eigenaar vooraf een voorschot van € 1.000,– moeten betalen. Dit bedrag wordt achteraf verrekend met de werkelijk gemaakte en in rekening te brengen extra advieskosten, ook indien uiteindelijk niet tot buitendakse isolatie wordt overgegaan.

Bijlage 244996.png

Indien de binnendakse isolatie een ontoelaatbare ruimteverkleining van een slaapkamer tot gevolg heeft, wordt nader bezien of compensatie mogelijk is, bijvoorbeeld door additionele maatregelen (vergroten van een dakkapel of herindelen van de plattegrond). Bij deze keuze spelen kostentechnische overwegingen mede een rol van betekenis. Voor het bepalen van de maximaal toelaatbare ruimteverkleining zie bijlage 2.

Ingebouwde kasten die kleiner worden als gevolg van het binnendakse isolatiepakket, maar die niet hoeven te worden verwijderd, worden niet gecompenseerd.

Ingebouwde kasten die wel moeten worden verwijderd, worden indien mogelijk gedemonteerd en teruggeplaatst en indien nodig aangepast

Aanpassen van de vloerbedekking wordt niet vergoed.

Ruimten achter knieschotten worden niet aangemerkt als kast- of bergruimte. Indien de ruimte achter de knieschotten toegankelijk is gemaakt blijft deze toegankelijkheid gehandhaafd (afhankelijk van de overblijvende nuttige ruimte achter het knieschot). Ruimteverlies achter de knieschotten wordt niet gecompenseerd.

4.2.2. Platte daken

Voorzieningen aan platte daken (bungalows, dakkapellen, aanbouwen) worden om bouwfysische en uitvoeringstechnische redenen gewoonlijk buitendaks aangebracht.

Bijlage 244997.png

In bijzondere situaties kan gekozen worden voor binnendakse isolatie, bijvoorbeeld wanneer een grote constructiehoogte in het dak aanwezig is, of wanneer reeds een thermisch geïsoleerd dak is aangebracht (een zogenaamd warm dak, met de isolatie rechtstreeks onder de dakbedekking).

Er wordt geen zink of koper toegepast als afwerking van het platte dak, de waterwerende laag wordt voorzien van de standaard dakbedekking. Uitgezonderd is alleen de situatie waarin het zink of koper vanaf de begane grond zichtbaar is.

Over het algemeen is het noodzakelijk om het boeiboord van het platte dak te verhogen indien het platte dak van buitenaf geïsoleerd wordt. Hiervoor zal gebruik gemaakt worden van een gelijksoortige afwerking als het bestaande boeiboord. Indien in de bestaande toestand geen boeiboord aanwezig is dan zal deze aangebracht worden; de gevels worden niet opgemetseld.

4.2.3. Vloeren, plafonds en binnendeuren

Bestaande plafonds worden zoveel mogelijk gehandhaafd. Zie schets A Een isolatiepakket ter plaatse van een schuin dakvlak wordt op het bestaande plafond aangesloten door middel van een afwerklat of gestucte plafondplint.

Bijlage 244998.png

Indien in verband met omloopgeluid via bijvoorbeeld de zolder voorzieningen nodig zijn aan het plafond, dan zal afhankelijk van de situatie:

het bestaande plafond worden gehandhaafd waarbij de noodzakelijke voorziening wordt uitgevoerd in de vorm van beplating op de bovenliggende vloer (bijvoorbeeld de vloer van een niet geluidsgevoelige zolder). Zie schets B.

of het bestaande plafond worden vervangen door een gipsplaten-plafond. Zie schets C.

Bijlage 244999.png

Indien bij de werkzaamheden aan plafonds bestaande elektrische bedrading moet worden vervangen welke niet meer aan de huidige eisen voldoet, wordt de eigenaar verplicht tot een eigen bijdrage.

Te vervangen of te plaatsen binnendeuren worden indien akoestisch mogelijk afgestemd op de reeds in de woning aanwezige deuren, waarbij geldt dat de betreffende deur in de normale handel verkrijgbaar moet zijn.

4.2.4. Dakramen en dakkapellen

Indien een bestaand dakraam niet aangepast kan worden, dan wordt een nieuw standaard dakraam met akoestisch isolerende beglazing aangebracht. De afmetingen van het nieuwe raam zijn zoveel mogelijk gelijk aan die van het bestaande raam.

Van bestaande dakkapellen moeten zijwanden en dak vaak flink verzwaard worden. Op basis van kostenoverwegingen kan besloten worden de dakkapel te vervangen door een (prefab) nieuwe dakkapel van ongeveer gelijke afmetingen.

Voor de draaiende delen van een dakkapel geldt hetzelfde als gesteld in de paragrafen 4.1.1, 4.1.2 en 4.1.3. De gekozen oplossing (naar binnen draaiende ramen – naar buiten draaiende ramen – draai/valraam – vast glas – combinaties hiervan) hangt bovendien af van de noodzaak om het dakkapelkozijn al dan niet te vervangen.

Bij dakkapellen over meerdere vertrekken (bijvoorbeeld slaapkamer en badkamer) wordt in principe alleen binnendaks geïsoleerd ter plaatse van de geluidsgevoelige ruimte. Indien niet binnendaks geïsoleerd kan worden, worden de buitendakse maatregelen van het isolatiepakket ook doorgezet over het niet geluidsgevoelige deel zodat de dakkapel over de gehele lengte in aanzicht gelijk is.

In bijzondere gevallen kan een buitendaks pakket niet worden doorgetrokken, waarbij een overgang ontstaat tussen wel en niet geïsoleerd deel (bijvoorbeeld een dakkapel over twee woningen, terwijl slechts één van beide eigenaren deelneemt). Indien mogelijk kan een voorstel worden gedaan om het niet-geïsoleerde deel van de dakkapel optisch te verbreden of te verhogen, zodat het aanzicht over de gehele lengte gelijk is. De kosten hiervan komen voor rekening van het Rijk.

4.3. Ventilatievoorzieningen

4.3.1. Algemeen

In het geldende bouwbesluit worden eisen gesteld ten aanzien van de ventilatie van verblijfsruimten. De akoestische maatregelen worden daarom zodanig ontworpen dat tijdens het ventileren volgens de minimaal voorgeschreven capaciteit de vereiste geluidwering wordt bereikt. Dit is alleen mogelijk door toepassing van geluidgedempte ventilatieopeningen. Afhankelijk van de geluidsbelasting wordt gekozen voor een natuurlijk ventilatiesysteem of een mechanisch ventilatiesysteem.

Bij een natuurlijk ventilatiesysteem komt de ventilatie tot stand door gedempte gevelopeningen in combinatie met drukverschillen rondom de woning en in de woning zelf. Bij een mechanisch ventilatiesysteem komt de ventilatie tot stand door een natuurlijke luchttoevoer (gedempte gevelopeningen) in combinatie met mechanische afzuiging.

Daarnaast stelt de bouwregelgeving dat de doorspuibaarheid van een verblijfsruimte moet worden gegarandeerd. Dit betekent dat in elk geluidgevoelig vertrek minimaal één te openen raam of deur aanwezig moet zijn.

4.3.2. Geluidgedempte ventilatie

Afhankelijk van de bestaande situatie kan voor de ventilatie gebruik worden gemaakt van een van de volgende natuurlijke geluidgedempte ventilatievoorzieningen:

  • muurdemper

  • suskasten

  • dakdemper

Alle ventilatiesystemen zijn regelbaar en afsluitbaar.

In verband met het comfort moet de instroomopening op minimaal 1.80 m boven de vloer liggen.

Als alternatief voor natuurlijke ventilatie kan het gebruik van een elektrisch aangedreven ventilatiesysteem worden overwogen. Afhankelijk van de situatie in de bestaande toestand kan hiervoor een eigen bijdrage worden gevraagd.

Een elektrisch ventilatie-apparaat kan laag in de gevel geplaatst worden. De diameter van het gat in de gevel is kleiner ten opzichte van andere ventilatievoorzieningen. Bij toepassing dient gewezen te worden op bijkomende stroomkosten voor de eigenaar/bewoner.

De akoestisch adviseur bepaalt in eerste instantie welk ventilatiesysteem toegepast wordt. Hieronder worden de verschillende typen ventilatie voorzieningen nader toegelicht:

Muurdempers

Muurdempers zijn ventilatieopeningen in de gevel, bestaande uit:

  • een vierkant afsluitbaar binnenrooster op de muur,

  • een demper in een rond geboord gat in de gevel,

  • een vierkante buitenkap, waarmee de opening wordt afgedekt.

Suskasten

Dit zijn in feite ventilatieroosters in het kozijn, maar dan in een geluidgedempte uitvoering. Aangezien de suskast in tegenstelling tot het ongedempte ventilatierooster een grote diepte kent (tot ca. 29 cm), is toepassing in draairamen niet mogelijk.

Dakdempers

Een dakdemper is een ventilatievoorziening door een dak (plat of schuin) en bestaat uit de volgende onderdelen:

  • een afsluitbaar binnenrooster op het plafond,

  • een demper in een gat in het dak of op het dak,

  • een ventilatiepijp op het dak.

4.4. Wijze van uitvoeren

Tijdens de uitvoering van de werkzaamheden blijven de bewoners in de woning wonen.

Er wordt gestreefd naar kostenbesparing door standaardisering van voorzieningen. Hierdoor wordt het aantal keuzemogelijkheden tussen overigens gelijkwaardige voorzieningen beperkt.

Hoofdstuk 5. Overige voorzieningen

5.1. Verbrandingstoestellen

Er wordt onderscheid gemaakt tussen:

  • a. open-verbrandingstoestellen;

  • b. gesloten-verbrandingstoestellen;

  • c. openhaarden.

ad a

Open-verbrandingstoestellen zijn apparaten die voor de verbranding van gas zuurstof betrekken uit het vertrek waarin het toestel is opgesteld. Gesloten-verbrandingstoestellen betrekken de benodigde zuurstof rechtstreeks van buiten.

Het dichten van kieren en naden in de woning heeft consequenties voor de verbranding. Woningen moeten met betrekking tot de bescherming tegen schadelijke en hinderlijke stoffen, zoals verbrandingslucht en -rook voldoen aan de eisen die de bouwregelgeving voorschrijft.

Indien een verwarmingsinstallatie in een bestaande (niet geïsoleerde) woning voldoet aan de eisen met betrekking tot zuurstoftoevoer/ rookgasafvoer, zal het geluidsisolatieproject er zorg voor dragen dat dit ook na isolatie het geval is. Dit kan met bijvoorbeeld permanente openingen of een anderszins gegarandeerde zuurstoftoevoer/rookgasafvoer. De constructie zal zodanig worden gekozen dat een optimale veiligheid kan worden gegarandeerd. In bijzondere situaties zal een oplossing gekozen worden nadat het nutsbedrijf om advies is gevraagd.

In principe worden aan toestellen in niet geluidsgevoelige ruimten geen aanpassingen verricht. De eisen die door het nutsbedrijf worden gesteld vallen onder de verantwoordelijkheid van de eigenaar. Alleen indien de bouwfysische situatie wezenlijk verandert door isolerende voorzieningen in een aangrenzend geluidsgevoelige ruimte, zorgt het geluidsisolatieproject voor de benodigde aanpassingen.

Een uitzondering wordt gemaakt voor open c.v.-ketels in een niet geluidsgevoelige ruimte. Hoewel ook hier de verantwoordelijkheid bij de eigenaar ligt, worden vanuit het geluidsisolatieproject permanente luchttoe- en afvoeropeningen gemaakt als die ontbreken, of wordt een vergoeding uitgekeerd ter grootte van de gemiddelde kosten voor deze voorziening (vaste vergoeding € 540,–) indien de eigenaar zelf een gesloten c.v.-ketel plaatst.

Bij open-toestellen in geluidsgevoelige ruimten wordt in eerste instantie gekeken of de bestaande situatie voldoet aan de eisen (zo nodig via toetsing door het nutsbedrijf). Is dit niet het geval, dan worden de kosten voor aanpassing om in de huidige situatie aan de eisen te voldoen bij de eigenaar in rekening gebracht. Vanuit het geluidsisolatieproject zal worden zorggedragen dat de situatie na isolatie aan de eisen voldoet.

ad b

Gesloten-verbrandingstoestellen of c.v.-ketels geven geen aanleiding tot een onveilige situatie en behoeven derhalve niet aangepast te worden.

Lokale verwarmingstoestellen in de vorm van gevelkachels betrekken ook de zuurstof rechtstreeks van buiten en behoeven om gastechnische redenen geen aanpassing. Alleen als gevelkachels opgesteld in geluidsgevoelige vertrekken om akoestische redenen niet gehandhaafd kunnen blijven, ontvangt de eigenaar een vergoeding voor vervanging van € 475,– per gevelkachel. De bestaande gevelkachel zal worden verwijderd en de muurdoorvoer wordt door de aannemer dichtgezet.

ad c

In het geval van een openhaard kan er sprake zijn van een onaanvaardbare geluidsinstraling door het rookkanaal waardoor een voorziening nodig is in de vorm van bijvoorbeeld een MRA (motorisch bedienbare rookgasafvoerklep). Deze klep wordt van boven af in het kanaal gemonteerd. Met behulp van een schakelaar wordt de klep geopend, waarna de haard gestookt kan worden.

Bij een gasgestookte openhaard wordt de bestaande situatie niet in overeenstemming gebracht met de eisen, maar wordt de openhaard buiten gebruik gesteld door het afdoppen van de aanvoergasleiding. Het rookkanaal zal zonodig worden afgesloten.

5.2. Afwerkingen

5.2.1. Algemeen

De aangebrachte akoestische voorzieningen worden in bouw- en installatietechnisch opzicht sober afgewerkt. Wanneer de bestaande afwerkingen verwijderd dienen te worden, zullen die zodanig vervangen worden dat de ruimte gebruiksgereed opgeleverd wordt met in de bouw gebruikelijke materialen. Dit houdt in dat de afwerking niet vanzelfsprekend als in bestaande toestand wordt teruggebracht.

De eigenaar doet afstand van vrijkomende materialen. Deze worden eigendom van het geluidsisolatieproject en door de aannemer afgevoerd. In enkele gevallen kan hierop een uitzondering worden gemaakt. De materialen welke de eigenaar wenst te behouden, worden op de tekening of beschrijving van de aan te brengen voorzieningen – behorende bij het besluit tot isolatie – aangegeven. De eigenaar dient deze materialen zelf, of in overleg met de aannemer, te verwijderen. De aannemer is niet aansprakelijk voor beschadigingen aan deze materialen.

Asbesthoudende materialen worden alleen dan op kosten van het geluidsisolatieproject verwijderd en afgevoerd, als dit noodzakelijk is in verband met het aanbrengen van de akoestische voorzieningen.

Er wordt geen herinrichtingskostenvergoeding uitgekeerd.

Alle aan te brengen voorzieningen worden in standaard (RAL) kleuren aangebracht. Voorwaarde hiervoor is dat deze kleuren tot het leveringsprogramma van de producent behoren.

5.2.2. Voorzorgsmaatregelen

De aannemer dient er zorg voor te dragen dat beschadigingen tot een minimum beperkt blijven. Tijdens de werkzaamheden worden door de aannemer voorzorgsmaatregelen getroffen ter voorkoming van beschadigingen aan de woning en/of stoffering van de woning. Hiertoe worden vloerbedekkingen en trappen door de aannemer doelmatig afgedekt.

De eigenaar/bewoner dient voorzorgsmaatregelen te treffen ter voorkoming van beschadigingen aan de inrichting van de woning. De eigenaar/bewoner draagt zorg voor het verwijderen van meubilair en andere attributen uit de ruimten, waarin gewerkt moet worden, zodat de aannemer geen belemmering ondervindt tijdens het werk. Indien dit niet mogelijk is, bijvoorbeeld door de omvang of de bevestiging van de attributen, dan zorgt de eigenaar/bewoner voor het adequaat afdekken van zulke attributen. De aannemer stelt voor dit doel afdekmateriaal ter beschikking.

In bijzondere gevallen kan door de aannemer voor de tijdelijke opslag een afsluitbare verhuiscontainer beschikbaar worden gesteld. De opslag (en verzekering van de opgeslagen spullen)valt onder de verantwoordelijkheid van de eigenaar/bewoner.

Eigenaren/bewoners die door leeftijd of handicaps niet in staat zijn om hun meubilair te verplaatsen, kunnen zich wenden tot de bewonersbegeleiding voor het verkrijgen van hulp.

Indien onverhoopt beschadigingen optreden die door de aannemer veroorzaakt zijn, dan worden deze vergoed of hersteld door de aannemer die hiertoe een verzekering zal afsluiten. Het is van belang dat de eigenaar/bewoner deze schades binnen 24 uur na het ontstaan van de schade schriftelijk meldt bij de opzichter.

5.2.3. Kozijnen, wanden en plafonds

De aan te brengen voorzieningen worden volledig afgewerkt. Voor de afwerking wordt uitgegaan van standaard materialen:

bij kozijnvoorzieningen: schilderwerk als bestaand

bij dak- en plafondvoorzieningen: sauswerk of stucwerk

bij aftimmeringen: schilderwerk of sauswerk

Voorzieningen ter plaatse van een niet afgewerkte ruimte blijven onafgewerkt (bijvoorbeeld een vloervoorziening of aftimmering van een ventilatiedemper op een niet afgewerkte zolder).

De (compleet afgewerkte) voorzieningen worden aangesloten op bestaande constructies. De afwerkingen van deze bestaande constructies worden niet aangepast. Ook kleine kleurverschillen worden niet bijgewerkt, met uitzondering van de kozijnen: waar ingrijpende voorzieningen worden getroffen in bestaande kozijnen zal het bestaande kozijn éénmaal in kleur worden overgeschilderd.

Indien gewenst kan de eigenaar het binnenschilderwerk zelf binnen 4 maanden na oplevering, uitvoeren. Hiervoor wordt een vergoeding van € 20,– per m2 kozijn vlakvol toegekend. Het project zal in die situatie het houtwerk in grondverf opleveren.

In geen geval wordt achterstallig onderhoud aan bestaand schilderwerk op kosten van het geluidsisolatieproject verholpen.

Er wordt geen behangwerk uitgevoerd door het geluidsisolatieproject. Indien de werkzaamheden in een bepaald vertrek zo omvangrijk zijn dat beschadigingen aan de wandafwerking niet te vermijden zijn, wordt aan de eigenaar een vaste vergoeding van € 245,– per vertrek uitgekeerd.

5.2.4. Betimmeringen

Betimmeringen, die niet gehandhaafd kunnen blijven – bijvoorbeeld schroten aan de buitenzijde en/of aan de binnenzijde van de woning – worden vervangen door een soortgelijke afwerking.

Wanneer de eigenaar geen prijs stelt op herplaatsing van de betimmering, zorgt de aannemer voor verwijdering en afvoer van de materialen.

Vaste attributen, zoals getimmerde vaste bedden en kasten in een geluidsgevoelig vertrek, die het aanbrengen van de geluidwerende voorzieningen in de weg staan, worden verwijderd en desgewenst verplaatst.

5.2.5. Accessoires

Accessoires in en aan de woning die verwijderd moeten worden om de geluidwerende voorzieningen te kunnen aanbrengen worden door het geluidsisolatieproject verwijderd en indien mogelijk teruggeplaatst (inclusief eventuele kleine bouwkundige aanpassingen). Het inkorten van vitrage, gordijnen en lamellen, evenals het vervangen van niet terug te plaatsen accessoires wordt niet door het geluidsisolatieproject verzorgd c.q. vergoed.

Rolluiken en zonwering en dergelijke aan de buitenzijde van de woning worden, indien nodig, door het geluidsisolatieproject verwijderd en herplaatst. Vervanging is daar niet bij inbegrepen.

Het demonteren en herplaatsen van alarminstallaties wordt niet door het geluidsisolatieproject verzorgd. De eigenaar/bewoner is zelf verantwoordelijk voor het vooraf verwijderen van de installatie, indien nodig, en voor het weer terug plaatsen. Eventuele aanpassing van de installatie ten gevolge van het aanbrengen van de akoestische voorzieningen, wordt ook niet vergoed.

5.3. Wensvoorzieningen

Wensvoorzieningen kunnen uitsluitend in het ontwerp worden meegenomen als het gaat om aanpassingen welke een directe relatie hebben met de aan te brengen geluidwerende voorzieningen, bovendien eenvoudig in het geluidsisolatieproject zijn mee te nemen en niet meer dan circa 15% van de totale isolatiekosten bedragen. De kosten van deze wensvoorzieningen komen volledig voor rekening van de eigenaar en worden opgenomen in de overeenkomst, als bedoeld in paragraaf 2.2.

Bijvoorbeeld:

  • de vervanging van een kozijn, waar vanuit het geluidsisolatieproject volstaan kan worden met het aanbrengen van akoestische beglazing in het bestaande kozijn.

  • extra draairamen.

  • bij vervanging van een bestaand dakraam, kan op verzoek een groter dakraam geplaatst worden (de kosten voor rekening van de eigenaar zijn inclusief de kosten voor het groter maken van de sparing).

  • Het plaatsen van glas in lood in de spouw van het isolatieglas inclusief aanpassing en eventueel herstel.

  • Het vervangen van een kozijn in een niet geluidsgevoelige ruimte indien alle overige kozijnen in dezelfde gevel vervangen worden met als doel het aanzicht van alle kozijnen in een gevel hetzelfde te houden.

  • bij aanpassing of vervanging van een bestaande dakkapel, is het vergroten van de dakkapel mogelijk onder de volgende voorwaarden:

    • a. de gewenste uitbreiding bevindt zich in een geluidsgevoelig vertrek;

    • b. de vereiste vergunningen worden vooraf door de eigenaar verkregen;

    • c. de meerkosten (inclusief extra voorbereidingskosten) worden door de eigenaar middels een eigen bijdrage betaald.

Alleen de eerste twee voorbeelden komen voor bij nachtisolatie.

Wanneer voor wensvoorzieningen een gemeentelijke goedkeuring of vergunning nodig is, moet dit door de eigenaar verzorgd worden. Ook leges of andere kosten, nodig voor het verkrijgen van een bouwvergunning, zijn voor rekening van de eigenaar.

Indien een wensvoorziening gevolgen heeft voor de geluidwering, bijvoorbeeld bij uitbreiding van een dakkapel, dan worden tevens de extra advieskosten (akoestisch advies, bouwkundig ontwerp en tekenwerk) in rekening gebracht bij de eigenaar.

5.4. Comfortvermindering

Het aanbrengen van geluidwerende voorzieningen gebeurt sober en doelmatig en mag niet leiden tot essentiële, onevenredige comfortvermindering.

Er is onder meer geen sprake van essentiële comfortvermindering als:

  • a. het nuttig vloeroppervlak of de nuttige ruimte van een slaapkamer door het aanbrengen van geluidwerende voorzieningen in beperkte mate verkleind wordt (zie bijlage 2 overzicht toelaatbare ruimteverkleining);

  • b. een schuifraam vervangen wordt door een draairaam, een schuifdeur vervangen wordt door een draaideur;

  • c. er ruimteverlies achter de knieschotten optreedt als gevolg van het aanbrengen van geluidwerende voorzieningen;

  • d. er ventilatieopeningen op een hoogte van minimaal 1.80 m boven de vloer worden aangebracht;

  • e. er kleine kleurverschillen ontstaan tussen de afwerking van de aangebrachte voorzieningen en de bestaande afwerking;

  • f. er een vermindering van de daglichttoetreding optreedt bijvoorbeeld bij het plaatsen van een suskast of ten gevolge van het verzwaren van het kozijnhout;

  • g. er een deur wordt geplaatst tussen de woonkamer en een niet geluidsgevoelige keuken;

  • h. de grootte van een bestaande opening enige mate wordt verkleind doordat er voorzieningen in die opening worden aangebracht (bijvoorbeeld het verhogen van een drempel bij schuifpuien).

5.5. Wijze van uitvoeren

Tijdens de uitvoering van de isolatiewerkzaamheden blijven de bewoners in de woning wonen.

Er wordt gestreefd naar kostenbesparing door standaardisering van voorzieningen. Hierdoor wordt het aantal keuzemogelijkheden tussen overigens kwalitatief gelijkwaardige voorzieningen beperkt.

Bijlage 1. ‘Matjes’ voor zitten, koken-eten en slapen uit de woontechnische minimumeisen

Z

zitten

Minimum afmetingen van plaatsings- en gebruiksruimten van de benodigde attributen

aantal attributen bij bewonerscapaciteit van:

 
Bijlage 245552.png
 
Bijlage 245553.png

– voor de woonactiviteit Zitten moet een ruimte beschikbaar zijn met een oppervlakte van tenminste 10, 11 of 12 m2, bij een bewonerscapaciteit van respectievelijk 2, 4 of 6 personen.

Bijlage 245554.png

– hiernaast is aangegeven welke attributen in die ruimte geplaatst en gebruikt moeten kunnen worden: het benodigde aantal attributen (zitelement, bergmeubel) is afhankelijk van de bewonerscapaciteit.

Bijlage 245555.png

– voor het bepalen van het oppervlak van de ruimte wordt alleen dat deel meegerekend dat een breedte heeft van tenminste 2,0 m en een hoogte van tenminste 2,2 m.

binnen het vertrek gelegen

Bijlage 245556.png

– zitelementen moeten aan 3 zijden van de tafel opgesteld kunnen worden (zie illustratie).

Bijlage 245557.png

VOORBEELDEN

Z

  • bij het toetsen rekening houden met de gebruiksruimte van beweegbare ramen, deuren, vaste kasten e.d.;

  • nagaan of voldoende ruimte aanwezig is voor een kachel of voor radiatoren;

  • controleren of de benodigde loopstroken voor het gebied aanwezig zijn (0,60m breed);

  • ruimten waarin geen voorbeeldgebied past toetsen met de afzonderlijke attributen zoals hieronder aangegeven. N.B. het oppervlak van het vertrek moet tenminste 10, 11 of 12 m2 zijn bij een bewonerscapaciteit van resp. 2, 4 of 6.

Bijlage 245558.png

K-E

koken-eten

Minimum afmetingen van plaatsings- en gebruiksruimten van de benodigde attributen

   

binnen het gebied gelegen

 
Bijlage 245559.png

– voor de combinatie van woonactiviteiten Koken-Eten moet een ruimte beschikbaar zijn waarin de hiernaast aangegeven attributen geplaatst en gebruikt kunnen worden; het type eettafel is afhankelijk van de bewonerscapaciteit.

Bijlage 245561.png

– De koelkast mag, bij een bewonerscapaciteit van maximaal 2, ook elders geplaatst worden, mits deze vanuit het Koken eenvoudig te bereiken is.

Bijlage 245562.png

– Het wasapparaat en de CV-ketel mogen ook elders geplaatst worden.

Bijlage 245563.png

in- of buiten het vertrek gelegen

Bijlage 245565.png
Bijlage 245566.png
Bijlage 245567.png

binnen het vertrek gelegen

Bijlage 245564.png

VOORBEELDEN

K-E

  • bij het toetsen rekening houden met de gebruiksruimte van beweegbare ramen, deuren, vaste kasten e.d.;

  • nagaan of voldoende ruimte aanwezig is voor een kachel of voor radiatoren;

  • controleren of de benodigde loopstroken voor het gebied aanwezig zijn (0,60m breed);

  • ruimten waarin geen voorbeeldgebied past toetsen met de afzonderlijke attributen zoals hieronder aangegeven;

    • 1) het wasapparaat en de CV-ketel mogen ook elders geplaatst worden.

    • 2) bij een bewonerscapaciteit van maximaal 2 mag de koelkast ook elders geplaatst worden (zie hieronder).

Bijlage 245568.png

S0

slapen ouders

Minimum afmetingen van plaatsings- en gebruiksruimten van de benodigde attributen

   

binnen het gebied gelegen

 
Bijlage 245569.png

– voor een ouderslaapkamer moet een ruimte beschikbaar zijn waarin de hiernaast aangegeven attributen geplaatst en gebruikt kunnen worden; daarbij kan naar keuze een lits-jumeaux of een tweepersoonsbed geplaatst worden.

– tussen de plaatsingsruimte van het bed en een beweegbaar raam moet een ruimte van tenminste 0,4 m breedte liggen.

– een studeer/toilettafel kan ook als nachtkastje dienen.

– de kast mag ook elders geplaatst worden, mits deze vanuit de slaapkamer eenvoudig bereikbaar is.

Bijlage 245570.png
 

binnen het vertrek gelegen

 
Bijlage 245571.png
 

in- of buiten het vertrek gelegen

 
Bijlage 245572.png
 

VOORBEELDEN

S0

  • bij het toetsen rekening houden met de gebruiksruimte van beweegbare ramen, deuren, vaste kasten e.d.;

  • controleren of de benodigde loopstroken voor het gebied aanwezig zijn (0,60m breed);

  • ruimten waarin geen voorbeeldgebied past toetsen met de afzonderlijke attributen zoals hieronder aangegeven;

Bijlage 245573.png

S1

slapen 1 persoon

Minimum afmetingen van plaatsings- en gebruiksruimten van de benodigde attributen

   

binnen het gebied gelegen

 
Bijlage 245574.png
Bijlage 245575.png

– voor een eenpersoonsslaapkamer moet een ruimte beschikbaar zijn waarin de hiernaast aangegeven attributen geplaatst en gebruikt kunnen worden.

 

– tussen de plaatsingsruimte van het bed en een beweegbaar raam moet een ruimte van tenminste 0,4 m breedte liggen.

 

– een studeer/toilettafel kan ook als nachtkastje dienen.

 

binnen het vertrek gelegen

– de kast mag ook elders geplaatst worden, mits deze vanuit de slaapkamer eenvoudig bereikbaar is

Bijlage 245576.png
 

in- of buiten het vertrek gelegen

 
Bijlage 245577.png
 

VOORBEELDEN

S1

  • bij het toetsen rekening houden met de gebruiksruimte van beweegbare ramen, deuren, vaste kasten e.d.;

  • controleren of de benodigde loopstroken voor het gebied aanwezig zijn (0,60m breed);

  • ruimten waarin geen voorbeeldgebied past toetsen met de afzonderlijke attributen zoals hieronder aangegeven;

Bijlage 245578.png

S2

slapen 2 personen

Minimum afmetingen van plaatsings- en gebruiksruimten van de benodigde attributen

   

binnen het gebied gelegen

 
Bijlage 245579.png
Bijlage 245580.png

– voor een tweepersoonsslaapkamer moet een ruimte beschikbaar zijn waarin de hiernaast aangegeven attributen geplaatst en gebruikt kunnen worden;

N.B. 2 éénpersoonsbedden.

 

– tussen de plaatsingsruimte van een bed en een beweegbaar raam moet een ruimte van tenminste 0,4 m breedte liggen.

 

– een studeer/toilettafel kan ook als nachtkastje dienen.

 

binnen het vertrek gelegen

– de kast mag ook elders geplaatst worden, mits deze vanuit de slaapkamer eenvoudig bereikbaar is

Bijlage 245581.png
 

in- of buiten het vertrek gelegen

 
Bijlage 245582.png
 

VOORBEELDEN

S2

  • bij het toetsen rekening houden met de gebruiksruimte van beweegbare ramen, deuren, vaste kasten e.d.;

  • controleren of de benodigde loopstroken voor het gebied aanwezig zijn (0,60m breed);

  • ruimten waarin geen voorbeeldgebied past toetsen met de afzonderlijke attributen zoals hieronder aangegeven;

Bijlage 245583.png

Bijlage 2. Overzicht toelaatbare ruimteverkleining

Maximaal toegestane ruimteverkleining

Voor het bepalen van de maximaal toegestane ruimteverkleining worden de volgende regels gehanteerd:

  • De bruto oppervlakte van een vertrek (= loop, zit- en attributenruimte) wordt bepaald bij een hoogte van 1,50 m;

  • Er wordt onderscheid gemaakt in ouderslaapkamer en overige slaapkamers (maximaal 2 bedden);

  • Er wordt rekening gehouden met de plaatsingsruimte voor de in de bijlage 1 omschreven attributen;

  • Voor een ouderslaapkamer wordt de oppervlakte voor de benodigde attributen bepaald op 5 m2;

  • Voor een eenpersoonsslaapkamer wordt de oppervlakte voor de benodigde attributen bepaald op 3 m2;

  • Voor een ouderslaapkamer is de toegestane ruimteverkleining bij een vrije oppervlakte (= bruto oppervlakte minus de attributenruimte) van 3 m2 maximaal 0,60 m2 en bij een vrije oppervlakte van 11 m2 maximaal 2,75 m2. Bij tussenliggende oppervlakten wordt rechtlijnig geïnterpoleerd.

  • Voor een (eenpersoons-)slaapkamer is de toegestane ruimteverkleining bij een vrije vloeroppervlakte (= bruto oppervlakte minus de attributenruimte) van 2 m2 maximaal 0, 40 m2 en bij een vrije oppervlakte van 13 m2maximaal 3,25 m2. Bij tussenliggende oppervlakten wordt rechtlijnig geïnterpoleerd.

Ruimteverkleining ouderslaapkamer

Bijlage 245585.png
Bijlage 245587.png

Ruimteverkleining slaapkamer

Bijlage 245588.png
Bijlage 245589.png
  1. Zie artikel 1.2 van het Besluit geluidhinder, in samenhang met artikel 1, onder g, RGV’97. ^ [1]
Naar boven