Tijdelijke subsidieregeling innovatieketen water

[Regeling vervallen per 01-01-2013.]
Geraadpleegd op 28-03-2024.
Geldend van 12-11-2009 t/m 31-12-2012

Regeling houdende regels met betrekking tot subsidie aan samenwerkingsverbanden voor onderzoek en ontwikkeling op het gebied van innovatie in de watersector (Tijdelijke subsidieregeling innovatieketen water)

De Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat,

Gelet op de artikelen 2, aanhef, onderdeel d, 3 en 4 van de Kaderwet subsidies Verkeer en Waterstaat;

Besluit:

Artikel 1. Begripsbepalingen

[Regeling vervallen per 01-01-2013]

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • gemachtigde: stichting Ecoshape, building with nature of stichting Flood Control;

  • grote onderneming: grote onderneming in de zin van paragraaf 2.2, onderdeel b van de kaderregeling;

  • kaderregeling: kaderregeling van de Commissie van 30 december 2006 inzake staatssteun voor onderzoek, ontwikkeling en innovatie (PbEU 2006 C 323);

  • kleine en middelgrote onderneming: kleine en middelgrote onderneming in de zin van paragraaf 2.2, onderdeel a, van de kaderregeling;

  • meerjarenprogramma: samenhangend geheel van projecten die zich uitstrekken over de periode van 1 januari 2010 tot 1 januari 2013 en kunnen bestaan uit:

    • fundamenteel onderzoek: fundamenteel onderzoek in de zin van paragraaf 2.2, onderdeel e, van de kaderregeling;

    • industrieel onderzoek: industrieel onderzoek in de zin van paragraaf 2.2, onderdeel f, van de kaderregeling;

    • experimentele ontwikkeling: experimentele ontwikkeling in de zin van paragraaf 2.2, onderdeel g, van de kaderregeling;

    • technische haalbaarheidsstudies: technische haalbaarheidsstudies in de zin van paragraaf 5.2 van de kaderregeling;

    • een combinatie van 1°, 2°, 3° en 4°;

  • minister: Minister van Verkeer en Waterstaat;

  • onderneming: elke eenheid, ongeacht haar rechtsvorm, die een economische activiteit uitoefent, ongeacht haar rechtsvorm en de wijze waarop zij wordt gefinancierd;

  • onderzoeksorganisatie: onderzoeksorganisatie in de zin van paragraaf 2.2, onderdeel d, van de kaderregeling;

  • samenwerkingsverband watersector: krachtens artikel 4 aangewezen samenwerkingsverband zonder rechtspersoonlijkheid, bestaande uit een gemachtigde, ten minste drie ondernemingen en ten minste twee onderzoeksorganisaties, dat blijkens zijn samenwerkingsovereenkomst open staat voor een ieder en toegankelijk is onder niet-discriminatoire voorwaarden en waar bij elk project uit het meerjarenprogramma waarbij een onderneming is betrokken minimaal een onderzoeksorganisatie wordt betrokken;

  • uitvoeringsorganisatie: in mandaat door onze minister aangewezen uitvoeringsorganisatie behorende tot het Ministerie van Economische Zaken.

Artikel 2. Doel

[Regeling vervallen per 01-01-2013]

  • 1 De minister kan op aanvraag subsidie verlenen aan een gemachtigde.

  • 2 De subsidie, bedoeld in het eerste lid wordt verleend voor het uitvoeren van een meerjarenprogramma door een samenwerkingsverband watersector.

  • 3 Een meerjarenprogramma bestaat uit vernieuwende projecten op het gebied van water met een of meer van doelstellingen die voortkomen uit programmalijn 2 van de Maatschappelijke Innovatieagenda Water, en dat door versterking van de kennisdoorstroming over de gehele innovatieketen een bijdrage levert aan innovatie in de watersector, inhoudende:

    • a. een grote waterveiligheid door betere risicobeheersing, en

    • b. het ontwikkelen van nieuwe, wetenschappelijke kennis, expertise, hulpmiddelen, en ontwerpconcepten voor de duurzame inrichting van kust-, delta- en riviergebieden.

Artikel 3. Subsidieplafond

[Regeling vervallen per 01-01-2013]

Het subsidieplafond voor de jaren 2009 tot en met 2012 bedraagt € 22 miljoen.

Artikel 4. Aangewezen samenwerkingsverband watersector

[Regeling vervallen per 01-01-2013]

Als samenwerkingsverband watersector worden aangewezen:

  • a. Flood Control; en

  • b. Ecoshape, building with nature.

Artikel 5. Subsidiepercentages

[Regeling vervallen per 01-01-2013]

  • 1 De subsidiabele kosten van een haalbaarheidsproject gericht op industrieel onderzoek en van een haalbaarheidsproject gericht op experimentele ontwikkeling als bedoeld in het tweede lid, onderdeel d en e, zijn uitsluitend de studiekosten.

  • 2 De subsidie bedraagt maximaal:

    • a. voor fundamenteel onderzoek: 85% van de subsidiabele kosten;

    • b. voor industrieel onderzoek: 50% van de subsidiabele kosten;

    • c. voor experimentele ontwikkeling: 25% van de subsidiabele kosten;

    • d. voor technische haalbaarheidsstudies voor kleine en middelgrote ondernemingen op het gebied van:

      • 1°. industrieel onderzoek: 75% van de subsidiabele kosten;

      • 2°. experimentele ontwikkeling: 50% van de subsidiabele kosten;

    • e. voor technische haalbaarheidsstudies voor grote ondernemingen op het gebied van:

      • 1°. industrieel onderzoek: 65% van de subsidiabele kosten;

      • 2°. experimentele ontwikkeling: 40% van de subsidiabele kosten.

  • 3 Indien het project een combinatie is van de onderzoeken uit het tweede lid, onderdeel a, b, c, d en e, bedraagt de subsidie maximaal het gewogen gemiddelde van deze percentages.

  • 4 De in het tweede lid, onderdelen b en c, genoemde percentages kunnen worden verhoogd met maximaal 15 procentpunten wanneer er sprake is van een samenwerkingsverband watersector tussen een onderneming en een onderzoeksorganisatie bij een project in het kader van coördinatie van nationaal beleid op het gebied van onderzoek en ontwikkeling, waarbij:

    • a. de onderzoeksorganisatie ten minste 10 procent van de subsidiabele kosten van het project draagt, en

    • b. de onderzoeksorganisatie het recht heeft de resultaten van de projecten te publiceren, voor zover deze afkomstig zijn van het door de onderzoeksorganisatie uitgevoerde onderzoek.

  • 5 Het totaal van de te verlenen subsidie aan een gemachtigde bedraagt niet meer dan 50% van de subsidiabele kosten van de projecten die zijn uitgevoerd in de periode van 1 januari 2009 tot 1 januari 2013.

  • 6 Indien voor de subsidiabele kosten of een deel daarvan reeds door een bestuursorgaan subsidie is verleend, wordt slechts een zodanig bedrag aan subsidie verleend dat de totale bijdrage van dat bestuursorgaan en de op basis van deze regeling te verlenen subsidie gezamenlijk, niet meer bedraagt dan de te verlenen bijdrage op basis van deze regeling.

Artikel 6. Subsidiabele kosten

[Regeling vervallen per 01-01-2013]

  • 1 Als subsidiabele kosten worden uitsluitend de volgende aan het meerjarenprogramma toe te rekenen kosten, gemaakt na indiening van de aanvraag, aangemerkt, die rechtstreeks betrekking hebben op de uitvoering van het meerjarenprogramma en de daaronder vallende projecten en noodzakelijk zijn voor het leveren van een bijdrage aan het doel als bedoeld in artikel 2:

    • a. het aantal door direct bij het project betrokken personeel gemaakte uren, gebaseerd op een urenverantwoording per werknemer, vermenigvuldigd met het in het tweede lid bedoelde integrale uurtarief per werknemer, waarbij het uurloon wordt berekend op basis van 1650 productie-uren per jaar;

    • b. de specifiek ten behoeve van het project gemaakte kosten, voor zover deze niet zijn opgenomen in het integrale uurtarief, van:

      • machines en apparatuur, met uitzondering van lease;

      • materialen en hulpmiddelen, en

      • derden.

  • 2 Het integrale uurtarief wordt berekend op basis van een gebruikelijke en controleerbare methodiek, die is gebaseerd op bedrijfseconomisch en maatschappelijk aanvaardbare grondslagen en wordt bij de aanvraag tot subsidie onderbouwd. Het integrale uurtarief is samengesteld uit de directe personeelskosten en de overheadkosten. Het integrale uurtarief betreft uitsluitend de kosten uit de gewone bedrijfsuitoefening en bevat geen winstopslag. Dit wordt bij de aanvraag onderbouwd.

  • 3 In afwijking van het eerste lid, onderdeel a, kan bij het niet hanteren van integraal uurtarief op verzoek een vast uurtarief van € 35,– worden gehanteerd of uitgegaan worden van de loonkosten voor betrokken personeel, voor zover deze rechtstreeks voor de uitvoering van het project noodzakelijk zijn plus een opslag voor overige algemene kosten van 50% van de loonkosten.

  • 4 De kosten als bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, worden in aanmerking genomen met inbegrip van omzetbelasting als deze niet in aftrek kan worden gebracht.

  • 5 Onder de in het eerste lid, onderdeel a, bedoelde uren worden niet de uren van het personeel van bestuursorganen verstaan.

  • 6 De eventuele restwaarde van de speciaal voor het project aangeschafte apparatuur wordt in mindering gebracht op de subsidiabele kosten.

  • 7 De kosten van het oprichten van de organisatie watersector komen niet voor subsidie in aanmerking.

Artikel 7. Aanvraag

[Regeling vervallen per 01-01-2013]

  • 1 De gemachtigde dient voor 1 januari 2010 een aanvraag in bij de uitvoeringsorganisatie voor de uitvoering van het meerjarenprogramma met gebruikmaking van het door de minister vastgestelde aanvraagformulier dat verkrijgbaar is bij de uitvoeringsorganisatie.

  • 2 De aanvraag gaat vergezeld van:

    • a. het ingevulde aanvraagformulier als bedoeld in het eerste lid;

    • b. een meerjarenprogramma bestaande uit de projecten, de uitvoerders van de projecten, de belangrijke stappen, tussenresultaten en eindresultaten van de projecten en een begroting.

  • 3 De aanvraag voor een subsidie gaat vergezeld van de oprichtingsakte en statuten van de gemachtigde.

Artikel 8. Verdeling

[Regeling vervallen per 01-01-2013]

De minister verleent 45,45 procent van het beschikbare bedrag voor het meerjarenprogramma van het samenwerkingsverband, genoemd in artikel 4, onderdeel a en 54,55 procent van het beschikbare bedrag voor het meerjarenprogramma van het samenwerkingsverband, genoemd in artikel 4, onderdeel b.

Artikel 9. Afwijzingsgronden

[Regeling vervallen per 01-01-2013]

  • 1 De minister wijst de aanvraag af als deze:

    • a. niet voldoet aan de regeling;

    • b. onvoldoende bijdraagt aan de doelstellingen van programmalijn 2 van de Maatschappelijke Innovatieagenda Water.

  • 2 De minister verleent geen subsidie voor een project in het meerjarenprogramma als:

    • a. het project onvoldoende kan worden gefinancierd;

    • b. de technische, organisatorische of economische haalbaarheid van het project onvoldoende is;

    • c. het project waarbij een onderneming is betrokken niet samen met minimaal één onderzoeksorganisatie wordt uitgevoerd.

Artikel 10. Voorschot

[Regeling vervallen per 01-01-2013]

De minister verstrekt ambtshalve bij beschikking tot subsidieverlening een voorschot in drie jaarlijkse termijnen tot een maximum van 80% van het verleende subsidiebedrag.

Artikel 11. Verplichtingen

[Regeling vervallen per 01-01-2013]

De gemachtigde zorgt ervoor dat:

  • a. de uitvoering van het meerjarenprogramma start in 2010;

  • b. de uitvoering van het project in ieder geval door één onderzoeksorganisatie geschiedt;

  • c. onverwijld melding wordt gedaan aan de minister zodra aannemelijk is dat de activiteiten waarvoor subsidie wordt verleend niet of niet geheel zullen worden verricht of dat niet of niet geheel aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen zal worden voldaan;

  • d. voor een wijziging in de doelstelling, looptijd of financiering van het meerjarenprogramma dan wel het afzien van de uitvoering van een deel van het meerjarenprogramma toestemming aan de minister wordt gevraagd;

  • e. jaarlijks, met gebruikmaking van een bij de uitvoeringsorganisatie hiervoor beschikbaar formulier, een voortgangsrapportage wordt ingediend over:

    • 1°. de inhoudelijke voortgang van het meerjarenprogramma inclusief de mate van doelrealisatie;

    • 2°. de financiële voortgang van het meerjarenprogramma;.

  • f. de resultaten uit de projecten waaraan geen intellectuele eigendomsrechten kunnen worden ontleend actief worden verspreid en eventuele intellectuele eigendomsrechten op de resultaten die uit de activiteiten van een onderzoeksorganisatie voortvloeien volledig aan een onderzoeksorganisatie worden toegewezen;

  • g. een deelnemende onderzoeksorganisatie van de deelnemende ondernemingen een vergoeding ontvangt die overeenstemt met de marktprijs voor de intellectuele eigendomsrechten die voortvloeien uit de door de onderzoeksorganisatie in het kader van het project uitgevoerde activiteiten en die worden overgedragen aan de deelnemende ondernemingen. Eventuele bijdragen van de deelnemende ondernemingen in de kosten van de onderzoeksorganisatie worden op deze compensatie in mindering gebracht.

Artikel 12. Subsidievaststelling

[Regeling vervallen per 01-01-2013]

  • 1 De gemachtigde dient voor 1 oktober 2013 een aanvraag tot vaststelling van de subsidie in bij de uitvoeringsorganisatie met gebruikmaking van het daartoe bestemde bij de uitvoeringsorganisatie verkrijgbare aanvraagformulier.

  • 2 De aanvraag tot vaststelling gaat vergezeld van een verslag met daarin gegevens over de doeltreffendheid en de effecten van het meerjarenprogramma, een financieel eindverslag en een accountantsverklaring, opgesteld overeenkomstig het controleprotocol in bijlage 1 van deze regeling.

Artikel 13. Inwerkingtreding en vervaldatum

[Regeling vervallen per 01-01-2013]

  • 1 De regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

  • 2 De regeling vervalt met ingang van 1 januari 2013, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op subsidies die zijn verleend op aanvragen die voor de vervaldatum zijn ontvangen.

Artikel 14. Citeertitel

[Regeling vervallen per 01-01-2013]

De regeling wordt aangehaald als: Tijdelijke subsidieregeling innovatieketen water.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De

Staatssecretaris

van Verkeer en Waterstaat,

J.C. Huizinga-Heringa

Bijlage 1. , bedoeld in artikel 13, tweede lid, van de tijdelijke subsidieregeling innovatieketen water

[Regeling vervallen per 01-01-2013]

Controleprotocol

[Regeling vervallen per 01-01-2013]

1.1. Algemeen

[Regeling vervallen per 01-01-2013]

Op grond van de subsidieverlening dient de organisatie sector water namens het samenwerkingsverband watersector een accountant aan te wijzen als bedoeld in artikel 4:78 Awb. De accountant onderzoekt of het financiële verslag voldoet aan de bij of krachtens de wet gestelde voorschriften en of het activiteitenverslag, voor zover hij dat verslag kan beoordelen, met het financiële verslag verenigbaar is. De opdracht dient in te houden een onderzoek van de naleving van aan de subsidie verbonden verplichtingen (artikel 4:79, eerste en tweede lid, Awb). De accountant geeft de uitslag van zijn onderzoek weer in een schriftelijke verklaring omtrent de getrouwheid van het financiële verslag. De verklaring van de accountant bij het financiële verslag dient een oordeel te bevatten over de rechtmatige besteding van de bijdrage, overeenkomstig artikel 4:79, derde lid, Awb. In dit protocol wordt overeenkomstig artikel 4:79, tweede lid, Awb een aantal nadere aanwijzingen gegeven voor de criteria die de accountant dient te hanteren bij de accountantscontrole van de financiële verantwoording. De organisatie watersector is verplicht deze aanwijzingen op te nemen in de opdracht aan de accountant. Het financiële verslag dient aan te sluiten op de ingediende en goedgekeurde begroting, overeenkomstig de ontvangen beschikking. De accountantsverklaring die een onderdeel uitmaakt van het financiële verslag, is medebepalend voor de vraag of de minister zal overgaan tot het geheel of gedeeltelijk terugvorderen van het verstrekte voorschot.

1.2. Normen voor de accountantscontrole

[Regeling vervallen per 01-01-2013]

De accountantsverklaring is, naast een oordeel over de juistheid en volledigheid van de verantwoorde baten en lasten in het kader van het ingediende en goedgekeurde jaarprogramma, gericht op de controle van de rechtmatige verantwoording van het beheer. Onder de controle op de rechtmatige besteding van de subsidie, overeenkomstig artikel 4:79 Awb wordt verstaan de naleving van de subsidieverlening, de relevante wet- en regelgeving en de aanwijzingen in dit protocol. Daarbij wordt het oordeel beperkt tot de in de jaarrekening opgenomen financiële beheershandelingen (inclusief de niet in de balans opgenomen verplichtingen). Hiervoor wordt verwezen naar het Handboek Auditing Rijksoverheid. Het te hanteren toetsingskader als bedoeld in artikel 4:79, tweede lid, Awb is:

  • de jaarlijkse subsidieverlening

  • de Algemene wet bestuursrecht;

  • de Kaderwet subsidies Verkeer en Waterstaat;

  • de Tijdelijke subsidieregeling innovatieketen water;

  • de hierna onder 1.3 beschreven speciale aandachtspunten en de in 1.4 vermelde goedkeuringstoleranties;

  • de aanwijzingen voor de uitvoering van de rechtmatigheidscontrole (Handboek Auditing Rijksoverheid);

  • de algemene in Nederland aanvaarde controlenormen.

Met uitzondering van de in dit protocol opgenomen speciale en procedurele aandachtspunten dient het verslag met normale aandacht te worden gecontroleerd. Tot de normale aandacht behoort dat de financiële verantwoording is opgesteld in overeenstemming met de in dit protocol gegeven aanwijzingen.

1.3. Speciale en procedurele aandachtspunten bij de accountantscontrole

[Regeling vervallen per 01-01-2013]

De controlerend accountant in het kader van deze subsidieverlening wordt aangewezen door de organisatie watersector. Alle in dat verband te maken afspraken vallen volledig onder de verantwoordelijkheid van de organisatie watersector.

De accountant stelt uitdrukkelijk vast dat de van toepassing zijnde wet- en regelgeving wordt nageleefd. Daarbij wordt er op toegezien dat procedures in het leven zijn geroepen om te waarborgen dat aan de betreffende voorschriften wordt voldaan en dat die procedures in feite zijn gevolgd.

Voor het oordeel over de getrouwheid, rechtmatigheid van de bestedingen (transacties) en de naleving van de subsidievoorwaarden hanteert de accountant de daarvoor gegeven aanwijzingen, opgenomen in het Handboek Auditing Rijksoverheid, in het bijzonder de getrouwheids- en rechtmatigheidscriteria.

Als verantwoorde uitgaven (lasten) zijn gebaseerd op gegevens van individuen en andere instellingen en organisaties, dient de organisatie watersector deze gegevens te (doen) controleren op de juistheid, tijdigheid en volledigheid. Daarbij behoort ook het voldoen aan alle wettelijke verplichtingen terzake van personele kosten in het bijzonder bij inhuur van derden. Er dient een beleid te zijn geformuleerd dat misbruik en oneigenlijk gebruik op adequate wijze bestrijdt. De accountant dient hierop toe te zien en afwijkingen te rapporteren.

1.4. De accountantsverklaring en het rapport van bevindingen

[Regeling vervallen per 01-01-2013]

Voor de formulering van de goedkeurende accountantsverklaring hanteert de accountant het NIVRA-model nummer 10.3. De accountantsverklaring wordt jaarlijks verstrekt en betreft zowel de getrouwheid als de naleving van de subsidievoorwaarden als bedoeld in artikel 4:79 Awb. Voor de strekking van de accountantsverklaring hanteert de accountant de volgende tabel:

in % van de kosten

Goedkeuring

Beperking

Oordeel- onthouding

Afkeuring

Fout in in de financiële verantwoording

< = 1%

> 1% < 3%

n.v.t.

> 3%

Onzekerheden in de controle

< = 3%

> 3% < 10%

> = 10%

n.v.t.

De administratie van de organisatie watersector wordt gevoerd op basis van een stelsel van baten en lasten. De bedragen voor de rapporteringstoleranties die de accountant hanteert ten behoeve van de rapportering in het verslag van bevindingen zijn de bedragen die voortvloeien uit de goedkeuringstoleranties. De in de tabel vermelde percentages dienen voor wat betreft de balans en de exploitatierekening te worden toegepast op het totaal van de baten. Als de accountant kwalitatieve gebreken van noemenswaardig belang constateert, meldt hij deze in het verslag van bevindingen, ook als deze gebreken niet leiden tot het onthouden van een goedkeurende accountantsverklaring. Tijdens de controle geconstateerde onjuistheden dienen te worden gecorrigeerd in de financiële verantwoording. Geconstateerde opzettelijke fouten worden, ook als de invloed op het totaal van de bestedingen lager is dan de toleranties in de tabel, vermeld in het verslag van bevindingen. Bij de oordeelvorming over de verantwoording spelen de goedkeuringstoleranties een belangrijke rol. De goedkeuringstoleranties zijn kwantitatieve criteria. Als de goedkeuringstoleranties niet worden overschreden, wordt in beginsel een goedkeurende accountantsverklaring afgegeven. De accountant kan op grond van zijn deskundigheid ook besluiten dat er kwalitatieve gebreken zijn van dusdanige aard, dat de goedkeuring wordt onthouden. Als één der of beide goedkeuringstolerantie(s) worden overschreden zal geen goedkeurende accountantsverklaring, maar één van de drie hierna genoemde oordelen verstrekt door de accountant: verklaring met beperking, oordeelonthouding of afkeuring.

1.5. Dossiervorming

[Regeling vervallen per 01-01-2013]

De accountant richt zijn controledossiers zodanig in dat een efficiënte en effectieve review door de departementale auditdienst van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat op korte termijn mogelijk is.

Naar boven