Beleidsregels Humanitaire Hulp 2008

Geraadpleegd op 19-04-2024.
Geldend van 26-04-2008 t/m heden

Besluit van de Minister voor Ontwikkelingssamenwerking van 27 maart 2008, nr. DMV/HH-0058/08, tot vaststelling van beleidsregels voor subsidiëring van humanitaire hulp op grond van de Subsidieregeling Ministerie van Buitenlandse Zaken 2006 (Beleidsregels Humanitaire Hulp 2008)

Artikel 1

Voor subsidieverlening op grond van artikel 3.1 van de Subsidieregeling Ministerie van Buitenlandse Zaken 2006 in het kader van humanitaire hulp gelden voor de periode 1 januari 2008 tot en met 31 december 2008 de beleidsregels zoals neergelegd in de bijlage bij dit besluit.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin het geplaatst wordt.

Dit besluit zal met de daarbij behorende bijlagen in de Staatscourant worden geplaatst.

De

Minister

voor Ontwikkelingssamenwerking,
namens deze:
de

plv. directeur-generaal Internationale Samenwerking

,

J.M.G. Brandt

Bijlage

Beleidsregels Humanitaire Hulp 2008 en annexen

Inleiding

Op grond van art. 3.1 van de Subsidieregeling Ministerie van Buitenlandse Zaken 2006 heeft de Minister voor Ontwikkelingssamenwerking de bevoegdheid subsidie te verlenen ten behoeve van noodhulp of conflictbeheersing. In deze beleidsregels voor humanitaire hulp wordt het beleid van de Minister voor Ontwikkelingssamenwerking met betrekking tot subsidieverlening aan NGO’s ten behoeve van humanitaire hulp nader ingevuld. De beleidsregels kunnen tevens dienen als hulpmiddel bij het indienen van subsidieaanvragen.

De indeling van dit beleidskader is als volgt:

Hoofdstuk 1 geeft aan wat de algemene doelstellingen zijn van humanitaire hulp en welke strategie Nederland daarbij hanteert. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen chronische crises waaraan Nederland specifiek aandacht besteedt, overige crisissituaties en acute crisissituaties. Ook de algemene criteria ten aanzien van aanvragen en aanvragers worden in dit hoofdstuk behandeld.

Hoofdstuk 2 behandelt de Nederlandse aanddachtsgebieden bij het verstrekken van humanitaire hulp. Bij dit hoofdstuk behoort een aantal landen–annexen, die de prioriteiten van de Nederlandse noodhulp weergeven in een aantal belangrijke crisislanden/regio’s en waar nodig aanvullende voorwaarden bevatten.

In hoofdstuk 3 komen de overige chronische crisissituaties aan bod waarvoor geen aparte annex is opgevoerd. Dit hoofdstuk behandelt het Nederlands beleid ten aanzien van humanitaire hulp in dergelijke situaties, inclusief de criteria die hierbij worden gehanteerd.

Hoofdstuk 4 beschrijft het beleid van Nederland voor humanitaire hulp ten aanzien van acute crisissituaties. Dit hoofdstuk heeft betrekking op acute rampen, inclusief kanaalkeuze, (paragraaf 4.4). In de laatste annex bij deze beleidsregels is de handleiding humanitaire hulp opgenomen, die praktische wenken biedt bij het opstellen en beoordelen van subsidieaanvragen.

Hoofdstuk 1. Doelstellingen, strategie en algemene criteria Nederlandse humanitaire hulp

1.1. Mission statement: doelstelling van humanitaire hulp

De hoofddoelstelling van humanitaire hulp is de optimale leniging van levensbedreigende menselijke noden onder de meest kwetsbaren, waaronder vooral vrouwen en kinderen, als gevolg van (chronische) crisissituaties en/of natuurrampen. In principe verleent Nederland wereldwijd humanitaire hulp. Bijzondere aandacht is er voor een aantal specifieke crisisgebieden in ontwikkelingslanden. Daarnaast bestaat er een aparte faciliteit voor humanitair ontmijnen.1

Nederland onderschrijft en baseert haar noodhulpbeleid op de volgende internationale humanitaire hulpprincipes:

  • De humanitaire respons op crises is uitsluitend gemotiveerd door het streven om het menselijk lijden van de meest kwetsbaren in het getroffen gebied te verlichten (het humanitair imperatief);

  • Het humanitaire hulpaanbod dient altijd aangepast en afgestemd te zijn op plaatselijke omstandigheden en gebruiken, waar mogelijk de bestaande capaciteit en de zelfredzaamheid te bevorderen en donorafhankelijkheid te voorkomen;

  • Humanitaire hulp is onpartijdig. Hulp wordt niet verstrekt ter bevordering van politieke of andere externe agenda’s en dient te worden verleend zonder onderscheid op basis van bijvoorbeeld ras, religie, politieke overtuiging, sekse, etcetera;

  • Humanitaire hulp functioneert onafhankelijk van politieke invloeden (zowel vanuit Nederland als vanuit de getroffen landen);

  • In een conflictsituatie is soevereiniteit van het desbetreffende land ondergeschikt aan de noodzaak tot verlening van onbelemmerde en onpartijdige humanitaire hulp. Vrije toegang tot de getroffen bevolking is vereist;

  • Humanitaire hulp is evenredig aan de behoefte (demand driven) en is dus niet aanbodgestuurd (supply-driven).

1.2. Strategie van de Nederlandse humanitaire hulp

De strategie van de Nederlandse humanitaire hulp is gericht op versterking en uitbouw van een gemeenschappelijke, gecoördineerde benadering door alle betrokken hulpverlenende instanties (VN-instellingen, de Rode Kruis familie en (I)NGO’s) opdat deze niet solistisch en ongecoördineerd in het getroffen gebied opereren. Nauwe (internationale) afstemming draagt bij aan een betere aansluiting tussen de verschillende soorten en fasen van hulp. Richtinggevend voor de Nederlandse inspanningen in chronische crisissituaties is het Consolidated Appeal Process (CAP), dat onder leiding van het UN Office for the Coordination of Humanitarian Affairs (OCHA) in gang wordt gezet.

In geval van acute crisissituaties zijn daarnaast de Emergency Appeals van zowel de VN als de International Committee of the Red Cross (ICRC) en de International Federation of the Red Cross and Red Crescent Societies (IFRC) in eerste instantie richtinggevend voor de Nederlandse inspanningen. Mocht Nederland ook aanvragen van NGO’s ontvangen, dan geval zullen in elk geval de snelheid, aard en schaal van de voorgestelde interventie en de bekendheid met het getroffen gebied worden meegewogen in de beslissing.

Tegen deze achtergrond steunt Nederland in 2008 het VN noodhulpfonds CERF en, evenals in 2006 en 2007, de twee gezamenlijke noodhulpfondsen van de VN (Common Humanitarian Funds ofwel CHF’s) in de Democratische Republiek Congo en Sudan. Deze fondsen staan onder leiding van de Humanitarian Coördinator van de VN. Deze fondsen zijn ook voor NGO’s toegankelijk, daartoe dienen zij zich echter tot de Humanitaire Coördinator in het betreffende land te wenden.

Het Ministerie van Buitenlandse Zaken zal geen projecten subsidiëren die ook geld uit een door Nederland gesteund CHF ontvangen. De komende jaren zal het aantal CHF’s langzaam worden uitgebreid.

1.3. Criteria voor voorstellen en aanvragers

1.3.1. Algemene criteria m.b.t. subsidieaanvragen

Voorstellen dienen ten minste aan onderstaande criteria te voldoen:

  • De activiteiten waarvoor subsidie wordt gevraagd dienen uiteraard te voldoen aan de in paragraaf 1.1 genoemde internationale humanitaire hulpprincipes en aan toepasselijke regelgeving met betrekking tot het verstrekken van subsidies (de Algemene wet bestuursrecht, de Kaderwet Subsidies Ministerie van Buitenlandse Zaken, het Subsidiebesluit Ministerie van Buitenlandse Zaken en de Subsidieregeling Ministerie van Buitenlandse Zaken 2006);

  • De voorgestelde activiteiten hebben een looptijd van maximaal 24 maanden: uit Nederlandse humanitaire hulp fondsen worden geen projecten gesubsidieerd die naar hun aard structurele ontwikkelingshulp vormen. In de meeste gevallen is het mogelijk om voorstellen in te dienen met een looptijd van maximaal 24 maanden (zie hiervoor de annexen);

  • Voorstellen bevatten een beknopte analyse van de noden en een duidelijk omschreven doelgroep;

  • De beoogde activiteiten zijn gekoppeld aan duidelijk omschreven verwachte resultaten, doelen, instrumenten en indicatoren;

  • Voorstellen hebben oog voor de zogenaamde ‘gap’-problematiek: het is van belang dat waar mogelijk een zo goed mogelijke overgang van acute noodhulp naar rehabilitatie wordt gemaakt en dat, eveneens waar mogelijk, aanknopingspunten voor wederopbouw worden geboden, overigens zonder dat dit automatisch subsidiëring van het vervolgtraject impliceert;

  • In de landen die voorkomen op de lijst voor rehabilitatieactiviteiten in het kader van het Medefinancieringsstelsel (MFS)2 en waar dergelijke activiteiten worden uitgevoerd, zal bijzondere aandacht worden geschonken aan de ‘gap-problematiek’;

  • Een exitstrategie maakt deel uit van het projectvoorstel;

  • Projectvoorstellen dienen aandacht te schenken aan de HIV/Aids-problematiek. Zie hiervoor ook de Guidelines for HIV/aids interventions in emergency settings van de Inter-Agency Standing Committee van de VN (IASC)3;

  • Projectvoorstellen dienen aandacht te hebben voor de problematiek van gender en seksuele en reproductieve gezondheid en rechten (SGRG). Zie ook hiervoor het IASC Gender Handbook for Humanitarian Action4.

  • Een projectvoorstel bevat een duidelijke en sluitende begroting die gekoppeld is aan de activiteiten;

  • In het budget kunnen slechts kosten worden opgenomen die direct zijn gerelateerd aan het project. Identificatiemissies ter verkenning van de noden komen niet voor subsidie in aanmerking;

  • Met ingang van 2005 is het stramien voor indiening van voorstellen en rapportages aangepast. Voorstellen die niet of onvolledig aan deze herziene voorschriften voldoen, worden, met inachtneming van artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht, niet in behandeling genomen. Ter onderstreping van dit punt is in 2006 een herziene editie van de bekende ‘Stroomlijningsnotitie’ beschikbaar gekomen. Deze notitie – met de nieuwe titel ‘Handleiding Humanitaire hulp’ – is als bijlage bij dit besluit gevoegd.

  • Sinds 2006 geldt het vereiste van cofinanciering door ten minste één andere donor, of van een substantiële eigen bijdrage van de aanvragende organisatie aan het totale project- of programmabudget (in beide gevallen minimaal 20%).

1.3.2 Beoordelingscriteria

Behalve aan bovenvermelde algemene criteria zullen aanvragen worden beoordeeld aan de hand van de volgende criteria:

  • In elk geval zullen de snelheid, aard en schaal van de voorgestelde interventie en de bekendheid met het getroffen gebied worden meegewogen in de beslissing;

  • Daar waar sprake is van een langdurige crisis heeft voortzetting van relevante activiteiten, mits de uitvoering adequaat is bevonden, prioriteit boven subsidiëring van nieuwe activiteiten;

  • Bij het beoordelen van aanvragen wordt gekeken naar eventuele negatieve effecten van humanitaire hulp (de zogenaamde ‘do no harm’- principes), mede met het oog op de duurzaamheid van de resultaten.

1.3.3 Algemene criteria t.a.v. aanvragers

Aanvragen kunnen worden ingediend door NGO’s die werkzaam zijn op het terrein van humanitaire hulp. Om in aanmerking te komen voor een subsidie ten behoeve van humanitaire hulp dienen zij te voldoen aan onderstaande criteria:

  • Ervaring en een goede track record in het desbetreffende gebied (de betrouwbaarheid van de subsidieaanvrager);

  • Aantoonbare kennis en expertise met de desbetreffende problematiek (de geschiktheid van de subsidieaanvrager);

  • Voldoende implementatiecapaciteit van de subsidieaanvrager;

  • Een positieve beoordeling van de structuur van, de strategie en de financiële capaciteit van de aanvragende organisatie aan de hand van de Checklist Organisational Capacity Assessment (COCA);

  • Deelname door de subsidieaanvrager, of de lokale partij, aan het Common Humanitarian Action Plan (CHAP), of aan een andersoortig coördinatieplatform o.l.v. de VN Humanitarian Coordinator, indien dat er is. Dit omvat mede participatie in het Joint Needs Assessment Framework, indien dit door de VN in het desbetreffende land wordt toegepast. Uitzonderingen hierop bijvoorbeeld in verband met het neutrale imago van de hulorganisatie, dienen te worden onderbouwd;

  • Gezien het belang dat de Minister hecht aan de coördinatie van internationale hulpactiviteiten dienen subsidieontvangers waar mogelijk actief te participeren in de VN-coördinatiestructuur en hun activiteiten te coördineren met andere NGO’s.

Naast de hiervoor genoemde eisen dient een subsidieaanvrager uiteraard te voldoen aan de gebruikelijke eisen en verplichtingen die voortvloeien uit de toepasselijke regelgeving. Dit houdt onder meer in dat de beheersmatige kwaliteiten van de organisatie voldoende zijn. Verder wordt, naast de kwaliteit van het voorstel, ook de kwaliteit, zorgvuldigheid en tijdigheid van rapportages en evaluaties van de aanvragende organisatie meegewogen, aan de hand van eerdere ervaringen met de organisatie. Organisaties waarmee relatief kort wordt samenwerkt, worden regelmatig onderzocht op hun beheerscapaciteit.

De aard van de relatievorm subsidieverstrekking brengt met zich dat de uitvoering van de gesubsidieerde activiteiten geheel plaatsvindt onder verantwoordelijkheid van de subsidieontvanger. Dit impliceert onder andere dat de subsidieontvanger – indien de veiligheidssituatie in zijn werkgebied daartoe aanleiding biedt – zelf zorgdraagt voor een adequate risicoafweging en een daarbij passend niveau van beveiliging en verzekering van de personen die door subsidieontvanger met de uitvoering van haar zijn activiteiten zullen worden belast.

1.4. Niet in aanmerking

Niet in aanmerking voor een subsidie ten behoeve van humanitaire hulp komen de volgende activiteiten:

  • Uit Nederlandse humanitaire hulp fondsen worden geen projecten gesubsidieerd die naar hun aard structurele ontwikkelingshulp vormen.

  • Identificatiemissies ter verkenning van de humanitaire noden komen niet voor subsidie in aanmerking.

  • Activiteiten waarvoor gelden uit een door Nederland gesteund CHF worden ontvangen komen niet voor subsidie in aanmerking.

  • Aangezien het Ministerie van Buitenlandse Zaken vanaf 2007 jaarlijks via Unicef een groot bedrag besteedt aan onderwijs in crisissituaties, worden (met ingang van 2007) uit de begroting voor humanitaire hulp geen nieuwe onderwijsactiviteiten meer gefinancierd.

  • Activiteiten op het gebied van ‘disaster preparedness’ worden in principe financieel ondersteund via multilaterale en/of ‘Rode Kruis’ kanalen en komen aldus niet in aanmerking voor subsidiëring binnen het kader van deze beleidsregels.

  • De afdeling Humanitaire Hulp verleent uitsluitend bijdragen of subsidies voor activiteiten, dus geen instellingssubsidies.

  • Projecten met inkomensgenerering als voornaamste doelstelling komen in beginsel niet voor subsidiëring in aanmerking. Dergelijke (deel)activiteiten kunnen alleen worden gesubsidieerd indien zij, behalve aan de algemene criteria hierboven genoemd, aan de volgende voorwaarden voldoen:

    • Het projectvoorstel bevat een specificatie van eigendom en beheer van eventuele roulerende fondsen na afloop van het project;

    • De looptijd van het project is maximaal 24 maanden;

    • Het voorstel is gebaseerd op een sobere benadering: lage investeringskosten, relatief kleine leningen met korte terugbetalingschema’s ten behoeve van ‘vervoerbare’ productiemiddelen (d.w.z. geen zware machines).

1.5. Sancties

Mede afgestemd op de duur van een gesubsidieerde activiteit zullen aan de subsidie verplichtingen worden verbonden met betrekking tot tussentijdse en afsluitende inhoudelijke en financiële rapportages. Deze rapportages zijn gebonden aan strikte deadlines. Aan het niet (volledig) nakomen van (rapportage)verplichtingen zijn sancties verbonden. Deze omvatten het geheel of gedeeltelijk intrekken en terugvorderen van verleende subsidies. Tevens kunnen negatieve ervaringen een rol spelen bij de beoordeling van toekomstige subsidieaanvragen.

Hoofdstuk 2. Nederlandse aandachtsgebieden

2.1. Inleiding

De Nederlandse humanitaire hulp streeft naar een optimale respons op crisissituaties. Hierbij wordt, zoals hierboven benoemd, een onderscheid gemaakt tussen chronische crisissituaties en acute crisissituaties. De Nederlandse humanitaire hulp bij chronische crisissituaties richt zich op een beperkt aantal landen en region’s5. Het beleid voor deze crisissituaties en landen is verder uitgewerkt in de bijgevoegde annexen. Deze landenkeuze is mede bepaald op grond van de volgende overwegingen:

  • Aard en stadium van het conflict (en eerdere Nederlandse betrokkenheid);

  • VN-strategie en kwaliteit van het CAP;

  • Omvang van de Nederlandse betrokkenheid in relatie tot de inzet van andere donoren;

  • Duur van de Nederlandse steun in relatie tot de vooruitzichten op zelfredzaamheid van het desbetreffende land;

  • Mogelijkheden voor parallelle inzet van politieke, militaire en andere middelen.

2.2. Sectoren

De sectoren waarop de Nederlandse humanitaire hulp zich richt in de afzonderlijke chronische crisissituaties staan beschreven in de annexen. Voor rehabilitatie activiteiten wordt voorts verwezen naar het MFS, deze komen niet in aanmerking voor subsidiëring uit humanitaire hulpmiddelen.

Activiteiten op het gebied van humanitair ontmijnen worden gefinancierd uit het stabiliteitsfonds. Hiervoor bestaat een apart beleidskader, zie ook 1.1.

2.3. Criteria

Naast de algemene criteria genoemd in paragraaf 1.3 moeten activiteiten passen in de prioriteiten die per land/regio zijn beschreven in de annexen; zij moeten aansluiten bij de humanitaire strategie die hierin uiteengezet wordt. Voor specifieke criteria per conflictgebied wordt dan ook verwezen naar de desbetreffende annex.

Als in het land of de regio sprake is van een CAP, worden activiteiten slechts gesubsidieerd indien de aanvrager zijn activiteiten coördineert met OCHA en actief participeert in het opstellen van het Common Humanitarian Action Plan (CHAP).

2.4. Instellingssubsidies

De afdeling Humanitaire Hulp verleent uitsluitend bijdragen of subsidies voor activiteiten, dus geen instellingssubsidies.

2.5. Kanaalkeuze

Zie annexen.

Hoofdstuk 3. Overige chronische crisissituaties

Nederland biedt ook humanitaire hulp aan enkele landen/regio’s die niet in de annexen zijn opgenomen. Deze hulp bestaat uit financiering van beperkte activiteiten, in het algemeen uitgevoerd door organisaties die beschikken over bewezen expertise, grondige kennis hebben van het desbetreffende land/gebied en beschikken over recente ervaring met het werken in dat land/gebied. De activiteiten behelzen in beginsel een continuering van lopende projecten. Voor humanitaire hulp in deze gebieden geldt eveneens dat als in het land of de regio een CAP is opgezet, activiteiten slechts worden gefinancierd indien de aanvragende organisatie waar mogelijk haar activiteiten coördineert met OCHA en actief participeert in het opstellen van het CHAP.

Voedselhulp met een spoedeisend karakter wordt in beginsel verleend via multilaterale kanalen (WFP en UNICEF). Daarnaast kunnen (I)NGO’s, actief op het gebied van voedselhulp en voedselzekerheidsprogramma’s, onder bepaalde voorwaarden voor subsidie in aanmerking komen. Daarbij zijn het CAP (Consolidated Appeals Process) en emergency appeals richtinggevend.

Het is overigens niet uitgesloten dat ook in voedselcrises humanitaire hulp met een non-food karakter wordt gefinancierd, afhankelijk van het betreffende Appeal. Hetzelfde geldt voor aanzetten tot rehabilitatie (de zogenaamde ‘humanitaire hulp plus’), zoals zaaigoed en gereedschappen. (I)NGO’s kunnen, met inachtneming van het voorgaande, bijvoorbeeld voor subsidie in aanmerking komen indien de voorgestelde activiteiten gebieden bestrijken die door VN-organisaties moeilijk kunnen worden bediend. Ook in situaties waarbij VN-organisaties hun activiteiten niet adequaat kunnen uitvoeren, bijvoorbeeld als gevolg van politisering van de humanitaire hulp, kan voor het (I)NGO-kanaal worden gekozen.

Hoofdstuk 4. Acute crisissituaties

4.1. Inleiding

De Nederlandse humanitaire hulp richt zich tevens op (onvoorziene) grootschalige acute noodsituaties ten gevolge van natuurrampen, epidemieën of escalerende conflicten. Nederland laat zich hierbij leiden door OCHA, de ‘Emergency Relief Coordinator’, van de VN en/of IFRC/ICRC. Richtinggevend hierbij zijn de volgende factoren:

  • De vraag of het getroffen land een verzoek om internationale steun heeft ingediend (bij uitzondering kunnen ook verzoeken van OCHA en IFRC doorslaggevend zijn);

  • De relatieve ernst en omvang van de noodsituatie;

  • De draagkracht van de lokale overheid en lokale organisaties (de eigen lokale capaciteit en mogelijkheden om met lokale middelen te reageren);

  • De bijdragen van andere landen/donoren (o.a. de Europese Unie, CERF of, waar van toepassing, het Common Humanitarian Fund).

4.2. Sectoren

In acute crisissituaties komen noodhulpactiviteiten in de strikte zin van het woord voor subsidie in aanmerking, evenals eerste aanzetten tot rehabilitatie ter ondersteuning van vluchtelingen en ontheemden. Daarbij dient speciale aandacht naar de meest kwetsbaren uit te gaan. Hierbij kunnen activiteiten worden gesubsidieerd in de volgende sectoren:

  • Onderdak;

  • Voedsel en voedselzekerheid;

  • (Reproductieve) gezondheidszorg;

  • Water & sanitatie;

  • Protectie;

  • Terugkeer en hervestiging van vluchtelingen en ontheemden.

4.3. Criteria

Zie paragraaf 1.3.

4.4. Kanaalkeuze bij acute rampen

4.4.1. Multilaterale kanalen

Voor acute crisissituaties geldt dat, gezien het belang dat Nederland hecht aan het coördinatiemandaat van OCHA, de expertise van de diverse VN-organisaties en de belangrijke rol die zij spelen in de uitvoering van de hulp, in veel gevallen een groot deel van de Nederlandse hulp via de VN wordt gekanaliseerd. Daarnaast kunnen ICRC of IFRC worden gesteund in verband met het bijzondere mandaat op het gebied van humanitair recht en de neutrale positie in geval van acute crisissituaties.

4.4.2. Bilaterale overheidskanalen

Met het oog op de internationale humanitaire hulpprincipes, specifiek het onpartijdigheidsprincipe, en ter voorkoming van substitutie, wordt de Nederlandse humanitaire hulp in conflictgebieden in principe niet via lokale overheden gekanaliseerd. Samenwerking en coördinatie met lokale overheden in projectgebieden wordt echter aangemoedigd, in het kader van duurzaamheid en het mogelijk geven van een eerste aanzet tot rehabilitatie. Bij natuurrampen wordt soms direct gebruik gemaakt van lokale overheidskanalen. Veelal zal dan een VN Emergency Coordinator samenwerken met de lokale overheidscoördinator van rampenbestrijding.

4.4.3. NGO’s

Zie paragraaf 1.3.

Annexen

Landenannex Afghanistan 2008

Humanitaire situatie

De humanitaire en armoedesituatie is in grote delen van Afghanistan nog zorgelijk. Afghanistan is nog altijd een van de armste landen ter wereld. Jaren van conflict en zware klimatologische omstandigheden hebben de weerstand bij de bevolking voor nieuwe noodsituaties ondermijnd. Vooral in afgelegen gebieden is sprake van voedselonzekerheid. De stijging van de graanprijzen leidt er toe dat ook in urbane gebieden families in de problemen komen voor wat betreft hun voedselsituatie. De levensverwachting is laag vanwege slechte gezondheidszorg. Afghanistan kent een aanzienlijke vluchtelingenproblematiek. Tevens is sprake van een aanzienlijk aantal ontheemden. In grote delen van het land ontbreekt een effectieve bestuurscapaciteit. Vanwege onveiligheid zijn vooral het zuiden en zuidoosten van Afghanistan moeilijk toegankelijk voor internationale NGO’s en de VN. Deze organisaties werken in die gebieden vaak samen met lokale autoriteiten en lokale NGO’s om toch mensen in nood te kunnen bereiken.

Prioriteiten Nederland in 2008

In 2008 zal Nederland de overgang van humanitaire hulp naar wederopbouw blijven ondersteunen, waarbij humanitaire hulp nog slechts een beperkt deel van de totale OS-portefeuille vormt. Ten aanzien van humanitaire hulp richt Nederland zich in beginsel op voedselzekerheid en op de terugkeer en re-integratie van vluchtelingen en ontheemden. Het primaire kanaal voor de Nederlandse structurele hulp blijft het multilaterale Afghanistan Reconstruction Trust Fund (ARTF). Dit fonds geeft eigen verantwoordelijkheid aan de centrale regering en stelt haar in staat om gecoördineerd invulling te geven aan een coherent wederopbouwbeleid. Behalve financiering van de recurrent costs zal in 2008 het ARTF steeds meer worden ingezet voor financiering van wederopbouw activiteiten uit de Afghaanse ontwikkelingsbegroting. Daarnaast geldt als tweede belangrijke peiler in het Nederlandse OS-beleid voor Afghanistan de wederopbouw van de provincie Uruzgan, die met behulp van de overheid, Internationale Organisaties en NGO’s in nauw overleg met andere donoren vorm krijgt.

Specifieke voorwaarden voor financiering

In het geval van Afghanistan leiden de kwaliteit van de reeds gefinancierde VN- en Rode Kruis programma’s en de bij deze organisaties aanwezige kennis tot de keuze om alle beschikbare gelden te kanaliseren via de VN-organisaties en het Internationale Comité van het Rode Kruis (ICRC). Dit betekent dat in Afghanistan niet rechtstreeks activiteiten van (I)NGOs worden gesubsidieerd uit de begroting voor humanitaire hulp. De VN-organisaties werken nauw samen, vullen elkaar aan in voor Nederland relevante sectoren en hun programma’s stroken met de ontwikkelingsprioriteiten van de Afghaanse regering. De VN-organisaties werken bovendien nauw samen met lokale NGO’s en lokale autoriteiten, vooral in gebieden die voor internationale organisaties moeilijk toegankelijk zijn. Het ICRC voert veel activiteiten uit in samenwerking met de Afghaanse Rode Halve Maan.

Beschikbare Fondsen

In totaal heeft de afdeling humanitaire hulp in 2008 indicatief een bedrag van 6 miljoen Euro beschikbaar voor (VN-organisaties in) Afghanistan en het ICRC. Voor subsidies (aan NGO’s) zijn geen middelen beschikbaar.

Meerjarig perspectief / exit-strategie

In lijn met de geleidelijke overgang naar wederopbouw in Afghanistan beoogt Nederland binnen enkele jaren de humanitaire financiële bijdrage aan Afghanistan geheel te kunnen afbouwen, indien de omstandigheden dat toelaten.

Landenannex Colombia 2008

Humanitaire situatie

In Colombia strijden leger en politie en illegale gewapende groepen om de territoriale controle van strategisch belangrijke gebieden. Dat resulteert in gewapende confrontaties verspreid over het land, verdwijningen, bedreigingen en moorden. De strijd wordt gevoerd ten koste van de bevolking. Soms worden mensen door guerrillagroepen verdreven, in andere gevallen worden de toegangswegen tot de gemeenschappen geblokkeerd. In het laatste geval wordt de bevolking collectief gevangen gezet. Daardoor kan zij niet beschikken over essentiële goederen. Wegtrekken is voor duizenden Colombianen vaak de enige manier om te ontkomen aan misdragingen van illegaal gewapende elementen. Op jaarbasis komen er 200.000 ontheemden bij. In totaal zijn inmiddels meer dan twee miljoen mensen ontheemd, ruim 60.000 Colombianen zijn gevlucht naar het buitenland.

Niet alleen ontheemden maar ook ontvangende en achterblijvende gemeenschappen ondervinden de gevolgen van het intern gewapend conflict. Vooral de inheemse en Afro-Colombiaanse bevolking heeft het zwaar te verduren. Zelfs in hun toevluchtoorden hebben ontheemden te maken met terreur van illegale groeperingen.

Prioriteiten Nederland in 2008

Het Nederlandse beleid voor humanitaire hulp in Colombia richt zich primair op bescherming van door het conflict getroffen burgers. Daarbij gaat het niet alleen om ontheemden maar ook om gemeenschappen van opvang èn om in de conflictgebieden achtergebleven gemeenschappen. De belangrijkste humanitaire prioriteiten zijn bescherming, toegang tot basisgezondheidszorg, water en sanitatie, voedsel voor training, en humanitaire coördinatie.

Een deel van het budget kan worden gebruikt voor Colombiaanse vluchtelingen in buurlanden.

Specifieke voorwaarden voor financiering

Nederland zal in Colombia zijn bijdrage in 2007 voor honderd procent kanaliseren via VN organisaties zoals OCHA, UNHCR en WFP en via het Internationaal Comité van het Rode Kruis (ICRC). Verwachting is dat deze actoren een effectieve bijdrage kunnen leveren aan de bescherming van ontheemden en andere burgers. Het hebben van toegang tot conflictgebieden en tot de relevante autoriteiten speelt hierin een rol.

Beschikbare fondsen

In 2008 bestaat voor Colombia indicatief een budget van € 3 miljoen. Voor subsidies (NGO-activeiteiten) zijn geen middelen beschikbaar.

Meerjarig perspectief / exit-strategie

Op grond van de humanitaire situatie in Colombia en de uitgangspunten van het Nederlands humanitair beleid is besloten tot financiering van humanitaire programma’s in Colombia. Hiervoor is ook in 2008 een bedrag van € 3 drie miljoen beschikbaar. Een eventuele exit-strategie wordt gekoppeld aan een substantiële verbetering van de situatie van ontheemden. Gelet op het intern gewapend conflict lijkt hiervan de komende jaren nog geen sprake.

Landenannex Eritrea en Ethiopië

Humanitaire situatie

De humanitaire situatie in de regio wordt in hoofdzaak bepaald door regelmatig terugkerende droogte. Daarnaast zijn het voortdurende grensconflict tussen Eritrea en Ethiopie en de spanning in de Ethiopische Ogadenregio belangrijke belemmeringen om uit de chronische crisissituatie te komen. In 2005 kregen Ethiopië en Eritrea humanitaire hulp uit een voorziening die flexibel kon worden ingezet ten tijde van acute voedselcrises. In 2006 en 2007 zijn middelen grotendeels direct toegewezen aan de meest getroffen regio’s, waaronder de Hoorn van Afrika.

Prioriteiten Nederland in 2007

Prioriteit zal worden gelegd bij programma’s die enerzijds gerelateerd zijn aan de voedselschaarste en anderzijds aan humanitaire behoeften in de regio die het gevolg zijn van de ernstige droogte en het voortdurende grensconflict in Ethiopië en tussen Ethiopië en Eritrea. Prioritaire aandachtsvelden zijn voedsel, water en sanitatie, milieu en toegang tot basisgezondheidszorg.

Specifieke voorwaarden voor financiering

Naast de criteria in de Beleidsregels Humanitaire Hulp 2008 gelden geen specifieke voorwaarden voor subsidiëring van activiteiten van (I)NGO’s in de regio. Nederland besteedt fondsen uit overwegingen van efficiency en vanwege het ondoorzichtige meerjarig perspectief bij voorkeur via de VN.

Beschikbare fondsen

In totaal heeft de afdeling humanitaire hulp in 2008 indicatief een bedrag van € 4,5 miljoen beschikbaar gesteld voor Eritrea en Ethiopië. Voor subsidies ten behoeve van activiteiten in Eritrea zijn geen middelen beschikbaar; voor subsidiëring van (NGO-)activiteiten in Ethiopië is één miljoen Euro beschikbaar.

Meerjarig perspectief/exit-strategie

Onregelmatige en instabiele regen in de regio, gecombineerd met spanningen in de Ogadenregio en de impasse in het grensconflict tussen Ethiopië en Eritrea maken een meerjarig perspectief voor noodhulpactiviteiten in de regio moeilijk. Mede daarom gaat vooralsnog de voorkeur uit naar kortlopende programma’s die gefinancierd worden via de VN.

Landenannex Irak 2008

Humanitaire situatie

De humanitaire situatie in Irak blijft zorgwekkend. De escalerende crisis heeft vooral gedurende 2007 geresulteerd in verslechterende leefomstandigheden van grote bevolkingsgroepen. Interne ontheemden en andere kwetsbare burgers hebben urgente behoefte aan humanitaire assistentie. Volgens het ‘Strategic Framework for Humanitarian Action in Iraq’ van het IOM bevindt de Iraakse bevolking zich in één van de meest complexe en gewelddadige situaties in de wereld. Ongeveer 8 miljoen Iraakse burgers hebben ernstige behoefte aan humanitaire assistentie.

De voortdurende onveiligheid heeft reeds eerder tot gevolg gehad dat de VN, het ICRC, en diverse (I)NGO’s hun internationale staf hebben geminimaliseerd of teruggetrokken uit Irak. Dit bemoeilijkt de uitvoering en monitoring van humanitaire projecten aanzienlijk.

UNHCR, IOM en Human Rights Watch hebben in recente berichten om dringende aandacht gevraagd voor de zorgwekkende situatie. Door toegangsproblemen en de politieke context is het moeilijk om exacte uitspraken te doen over de aantallen ontheemden in en rond Irak.

UNHCR schat de omvang van ontheemden op 2 miljoen. De opnamecapaciteit van Syrië en Jordanië, waar ook ongeveer 2 miljoen Irakezen verblijven is beperkt.

Prioriteiten Nederland in 2008

Prioriteit ligt bij sectoren en gebieden waar de noden het hoogst zijn; basisvoorzieningen van IDP’s en Iraakse vluchtelingen in Syrië en Jordanië.

Specifieke voorwaarden voor subsidiëring

In verband met de ondoorzichtige en onveilige situatie zal de verlening van subsidies aan activiteiten van (I)NGO’s met name afhankelijk zijn van de praktische mogelijkheden om deze activiteiten daadwerkelijk uit te voeren. Gezien de regionale aard van het probleem van de Iraakse ontheemden gaat de voorkeur uit naar bijdragen die regionaal effect sorteren.

Beschikbare middelen

Binnen het budget voor humanitaire hulp is een bedrag van acht miljoen Euro gereserveerd voor de gevolgen van de crisis in Irak. Dit bedrag is vooralsnog niet beschikbaar voor subsidieverlening (aan NGO’s).

Meerjarig perspectief / exit-strategie

Gezien de situatie in Irak zal humanitaire hulp daar in de komende jaren hoogstwaarschijnlijk nodig zijn. De voedselonzekerheid, hoge migratiegraad en een onzekere politieke situatie zullen waarschijnlijk voortduren.

Landenannex Nepal 2008

Humanitaire situatie

Nepal is één van de armste landen van de wereld. Ongeveer 90 procent van de 25 miljoen tellende bevolking leeft in rurale gebieden en circa zeven miljoen mensen leven onder de armoedegrens. De (onder)voedingsstatistieken van Nep⁠al behoren tot de slechtste in de wereld. Dit maakt het land extra gevoelig voor de gevolgen van natuurrampen, zoals aanhoudende droogte in het afgelegen en bergachtige westen en midden-westen van Nepal en regelmatige overstromingen.

Tevens verblijft in Nepal al meer dan vijftien jaar een groep Bhutanese vluchtelingen (ca. 106.000 mensen). Deze vluchtelingen verblijven in kampen in het zuidwesten van Nepal. Hun positie is nagenoeg uitzichtloos. Op internationaal niveau (UNHCR, Nepal, Bhutan, en donoren) vinden gesprekken plaats over een duurzame oplossing, maar een uitkomst zal nog enige tijd op zich laten wachten, onder meer door de weinig flexibele houding van Bhutan in deze problematiek.

Prioriteiten Nederland in 2008

Het Nederlandse beleid voor humanitaire hulp in Nepal richt zich voornamelijk op de prioritaire sectoren voedsel en gezondheidzorg, zowel ten behoeve van de Nepalese bevolking als voor de Bhutanese vluchtelingen in zuidwest Nepal. De bijdrage aan WFP zal besteed worden aan voedselhulp, zo mogelijk ook ten behoeve van de Bhutanese bevolkingsgroep. Het tweejarige programma van het Nederlandse Rode Kruis richt zich op gezondheidzorg t.b.v. kwetsbare bevolkingsgroepen in Nepal en op vaardigheidstrainingen voor de Bhutanese vluchtelingen.

Beschikbare middelen

Het totale budget voor humanitaire hulp in 2008 voor Nepal is vastgesteld op Euro 1,3 miljoen. Voor subsidieverlening aan NGO’s zijn momenteel geen middelen beschikbaar; Euro 0,3 mln is gereserveerd voor lopende verplichtingen en Euro 1 mln is gereserveerd voor een bijdrage aan WFP.

Landenannex Noord-Korea 2008

Humanitaire situatie

De Democratische Volksrepubliek Korea (Noord-Korea) heeft naar schatting 23 miljoen inwoners. Het is het meest geïsoleerde land ter wereld en kent een dictatoriaal regime. Het merendeel van de bevolking is chronisch ondervoed; dit komt door een combinatie van ‘technische’ misoogsten, weeromstandigheden en het internationale en economische isolement van het land. De chronische ondervoeding maakt de bevolking extra kwetsbaar voor (besmettelijke) ziektes en epidemieën. Daarom biedt Nederland op beperkte schaal humanitaire hulp.

In de zomer van 2005 liet Noord-Korea weten alleen nog ontwikkelingssamenwerking te willen, en geen noodhulp meer nodig te hebben. Hierop is het regime inmiddels impliciet teruggekomen. Structurele ontwikkelingssamenwerkingprojecten zijn niet of nauwelijks van de grond gekomen.

Prioriteiten Nederland

Het Nederlandse bilaterale humanitaire beleid richt zich op ‘technische’ humanitaire hulp. Via het IFRC financierde Nederland in het verleden kleine projecten op het gebied van basisgezondheidszorg en momenteel bekostigt Nederland een project op het gebied van water en sanitaire voorzieningen. In 2008 is Nederland tevens voornemens een project te financieren op het gebied van voedselzekerheid, om zo de bevolking minder afhankelijk te maken van voedselhulp.

Beschikbare middelen

Het totale beschikbare budget voor Noord-Korea in 2008 is vastgesteld op € 1 miljoen. Voor subsidieverlening aan NGO’s zijn geen middelen beschikbaar.

Landenannex Somalië 2008

Humanitaire situatie

Somalië behoort nog altijd tot de onveiligste en minst ontwikkelde landen ter wereld. Hoewel het aantreden van een nieuwe regering op 10 januari j.l. enige hoop biedt op verbetering op langere termijn, bevindt in het land zich nog altijd in een chronische noodsituatie. Tot op heden is en blijft er grote behoefte aan humanitaire hulp.

De gezondheidssituatie en de status van de gezondheidszorg in Somalië zijn slecht. Hoge sterfte onder vrouwen en ernstige ondervoeding van kinderen blijven grote knelpunten. Ook verschillende infectieziekten, waaronder tuberculose, komen steeds vaker voor. Waterschaarste blijft een groot probleem zowel in de steden als op het platteland. Minder dan dertig procent van de bevolking heeft toegang tot veilig water. De noden van de ontheemden zijn veelomvattend en ernstig, vooral in centraal en zuid Somalië. Het totale aantal ontheemden is het laatste half jaar van 400.000 tot 825.000 gestegen.

Na een jarenlang bestaan zonder centraal gezag, is in de tweede helft van 2004 de federale overgangsregering (TFG) gekozen. De TFG raakte spoedig na vestiging in Somalië ernstig verdeeld. In 2006 raakte de TFG bovendien in een bloedig conflict met de Unie van Islamitische Rechtbanken. De gevechten hebben tienduizenden mensen verdreven, vooral naar kampen in het buurland Kenia.

De Transitional Federal Government (TFG) is zeer zwak. De TFG heeft geen eigen budget, geen ambtelijk apparaat, weinig draagvlak, weinig vertrouwen en weinig samenhang. Het ontleent haar bestaansrecht grotendeels aan de steun van het Ethiopische leger. De TFG is niet in staat het gezag in Somalië te hanteren.

Inmiddels is begin januari 2008 een nieuwe regering geïnstalleerd. De internationale gemeenschap is voor het eerst sinds lange tijd voorzichtig positief over de nieuwe regering en premier. De internationale gemeenschap zal de nieuwe regering ruimschoots moeten ondersteunen om nieuwe uitbraken van geweld tegen te gaan. Hiervoor zullen evenwel geen humanitaire fondsen worden aangewend.

Sinds het uitbreken van de burgeroorlog in 1991 heeft Nederland, evenals veel andere donoren, aanzienlijke bedragen voor noodhulp in Somalië beschikbaar gesteld. Nederland steunt in het stabielere noorden humanitaire projecten met een element van rehabilitatie en capaciteitsopbouw van de lokale autoriteiten en humanitaire projecten met een gezondheidscomponent. In de centrale en zuidelijke delen van het land wordt meer acute humanitaire hulp gegeven, voornamelijk voedselhulp en bijdragen aan gezondheidszorg. Een groot deel van de gefinancierde programma’s is gerelateerd aan hongersnood en andere humanitaire behoeften ten gevolge van de ernstige droogte en overstromingen in Somalië.

Prioriteiten Nederland in 2008

Uitgangspunt voor het Nederlandse humanitaire hulpbeleid voor Somalië is het streven naar een optimale balans tussen acute levensreddende activiteiten en eerste aanzetten tot rehabilitatie. Het zwaartepunt ligt in toenemende mate op acute vormen van noodhulp. Gezien de positie en onmisbare rol van vrouwen bij de zorg voor families in de Somalische samenleving, is hun betrokkenheid bij de identificatie, opzet en uitvoering van programma’s gewenst.

Basisgezondheidszorg, water en sanitatie, voedselhulp en hulp aan terugkerende ontheemden zijn de sectoren die in aanmerking komen voor een Nederlandse subsidie aan Somalië. De gelden worden voor meer dan 65 procent gekanaliseerd via de VN. Resterende fondsen zijn beschikbaas voor (I)NGO’s. Voor het bepalen van de bijdragen aan VN-organisaties is het Consolidated Appeal 2008 (CAP) de leidraad.

Specifieke voorwaarden voor financiering

(I)NGO’s die in aanmerking willen komen voor financiering dienen te beschikken over gedegen ervaring in Somalië. (I)NGO’s die voor financiering in aanmerking komen dienen, waar mogelijk, een constructieve bijdrage te leveren aan het CHAP (Common Humanitarian Action Plan), het voorbereidend proces voor de formulering van het CAP. In te dienen voorstellen hebben bij voorkeur een looptijd van twee jaar.

Bij gezondheidszorgactiviteiten moet de bevolking actief zijn betrokken. Activiteiten bevatten waar mogelijk een cost sharing component. Ook moeten hygiënevoorlichting en reproductieve gezondheidszorg deel uitmaken van de programma’s.

Ook water- en sanitatieprojecten gaan gepaard met hygiënevoorlichting. Er dient een lokale counterpart aanwezig te zijn die onderhoud, management en exploitatie van de installaties (en daardoor de duurzaamheid) kan en wil garanderen. Nederland streeft naar een regionale spreiding van projecten van (I)NGO’s over geheel Somalië.

Beschikbare fondsen

In 2008 is voor Somalië indicatief totaal een budget beschikbaar van € 8 miljoen. Daarvan is voor (I)NGO’s indicatief een budget van € 2 miljoen beschikbaar. Een deel van dit bedrag is gecommitteerd aan lopende projecten.

Meerjarig perspectief / exit-strategie

Gezien de chronische noodsituatie zal de komende jaren langzaam maar zeker gezocht moeten worden naar mogelijkheden om elementen van capaciteitsopbouw en zelfvoorziening te integreren in humanitaire hulpactiviteiten. Zonder langetermijnplanning is het risico van afnemende betrokkenheid van de Somalische bevolking groot. In het verleden is gebleken dat rehabilitatie-initiatieven op het laagste niveau (grass root level) goed aanslaan en een grote mate van duurzaamheid met zich meedragen. Daarom wordt een bottom-up approach in projectvoorstellen via kennisoverdracht en capaciteitsopbouw gestimuleerd.

In lijn met voorgaande jaren moet een redelijke balans worden gezocht tussen enerzijds de programma’s gericht op rehabilitatie in het noorden en anderzijds de acutere steun voor de centrale en zuidelijke regio’s. Nederland is vooralsnog niet voornemens om substantieel betrokken te raken bij de wederopbouw in Somalië. Dit betekent dat, binnen de mogelijkheden van de lokale context, het zwaartepunt van de humanitaire hulpverlening in toenemende mate op acute noodhulp zal liggen.

Sri Lanka

Humanitaire situatie

Sinds 1990 is de burgeroorlog met verschillende graden van intensiteit voortgezet. Eind februari 2002 tekenden regering en LTTE een voor onbepaalde tijd geldend staakt-het-vuren. Na een aantal onderhandelingsrondes is het vredesproces in 2004 vastgelopen. Sinds april 2006 wordt het officiële staakt-het-vuren bijna dagelijks gezonden en is in feite sprake van een aanhoudend gewapend treffen in het noorden en oosten van het land, met ernstige humanitaire consequenties. In januari 2008 heeft de overheid van Sri Lanka het staakt-het-vuren formeel opgezegd en heeft de Noorwegen, dat tot dan toe bemiddelde in het conflict, zich teruggetrokken uit de vredesonderhandelingen. Het Inter Agency Standing Committee (IASC) verwacht voor 2008 een medium level conflict scenario en een additionele ontheemdenstroom van zo’n 300.000 mensen uit het noorden. In het oosten (Batticaloa en omgeving) verwacht het IASC dat ongeveer 100.000 ontheemden zullen kunnen terugkeren naar hun plek van herkomst.

De ontheemden zijn voor de hulporganisaties nog altijd moeilijk bereikbaar. De VN-vluchtelingenorganisatie UNHCR, ICRC en anderen zullen moeten blijven inspelen op contingency planning. Toegang tot de ontheemden is essentieel, niet alleen voor de distributie van goederen, maar om de humanitaire- en mensenrechtensituatie in de gaten te houden.

Prioriteiten Nederland in 2008

Het Nederlandse beleid voor humanitaire hulp in Sri Lanka richt zich op alle ontheemden. De prioritaire sectoren voor hulpverlening zijn: protectie, basisgezondheidszorg, water en sanitaire aangelegenheden, onderdank, coördinatie en veiligheid. De middelen worden vooralsnog besteed via UNHCR.

Beschikbare middelen

Het totale beschikbare budget voor Sri Lanka in 2008 is vastgesteld op Euro 1 miljoen. Voor subsidieverlening aan NGO’s zijn geen middelen beschikbaar.

Landenannex Sudan, Tsjaad Centraal Afrikaanse Republiek 2008

Humanitaire situatie

Drie jaar na de ondertekening van het vredesverdrag (CPA) tussen Noord- en Zuid Sudan is er in grote delen van het land meer ruimte voor wederopbouw gekomen. Toch blijven door een gebrek aan infrastructuur en een effectieve regering de basisvoorzieningen in vooral Zuid-Sudan op een zo laag niveau, dat humanitaire hulp nog steeds op grote schaal nodig blijft. Bovendien escaleert het conflict in Darfur. De veiligheidssituatie in Darfur is en blijft onvoorspelbaar. Het conflict in Darfur heeft geleid tot een van de ergste humanitaire crises ter wereld, met vier miljoen mensen afhankelijk van humanitaire hulp.

Het centralistisch bestuursmodel van de Sudanese regering leidt ertoe dat (sociale) investeringen vooral plaatsvinden rond Khartoum. Dat heeft kwaad bloed gezet in de periferie. Behalve de Zuiderlingen voelen ook bevolkingsgroepen in West-, Oost- en Noord Sudan zich gemarginaliseerd. Het Zuiden heeft inmiddels een vergaande autonomie bedongen, in Darfur heeft de – al of niet vermeende – marginalisering geleid tot rebellie. In Oost Sudan heeft een vredesakkoord eenzelfde scenario voorlopig voorkomen.

Door de jarenlange oorlog in Zuid-Sudan en het conflict in Darfur zijn er momenteel ruim zes miljoen ontheemden (IDP’s) in Sudan. In het buitenland verblijven zo’n 500.000 Sudanese vluchtelingen, onder wie 240.000 in Tsjaad als gevolg van de Darfur-crisis. Sinds 2005 zijn zo’n 160.000 vluchtelingen teruggekeerd naar Sudan. De verwachting is dat in 2008 meer vluchtelingen en ontheemden zullen terugkeren naar Zuid Sudan. Overigens zal een zeer aanzienlijk deel van de IDP’s in bijvoorbeeld Khartoum helemaal niet terugkeren. Na dat zij (vrijwel) hun hele leven in de stad hebben gewoond, zullen velen niet geneigd zijn het onzekere boerenbestaan in de oorspronkelijke dorpen op te pakken.

Het conflict in Darfur is in 2007 verder geëscaleerd. Onderhandelingen tussen rebellenbewegingen en de regering in het Libische Sirte hebben nog geen vredesakkoord opgeleverd en de uitrol van de hybride macht UNAMID kampt met vertragingen. Het dodental in Darfur ligt op tenminste 200.000, in werkelijkheid vermoedelijk hoger. Als gevolg van de militaire acties en de algemene onveiligheid zijn grote delen van Darfur niet of alleen door de lucht toegankelijk voor humanitaire hulpverleners. Daarnaast zijn steeds meer burgers en humanitaire hulpverleners slachtoffer van ‘gewone’ bandieten. Toenemende spanningen in en met het buurland Tsjaad kunnen de veiligheidssituatie mogelijk nog verder verslechteren. Hierdoor is in delen van Darfur de bewegingsvrijheid voor humanitaire organisaties als de VN, maar ook het ‘neutrale’ ICRC steeds verder beperkt.

Samen met de Verenigde Staten, het Verenigd Koninkrijk en de Europese Unie is Nederland een van de belangrijkste humanitaire donoren in Sudan.

Prioriteiten Nederland in 2006

Het Nederlandse beleid voor humanitaire hulp aan Sudan richt zich ten eerste op acute levensreddende activiteiten en ten tweede op activiteiten die een aanzet kunnen geven tot wederopbouw. Relevante sectoren voor hulpverlening zijn in dit verband: voedsel(zekerheid), basisgezondheidszorg, water & sanitatie en protectie.

De middelen worden grotendeels gekanaliseerd via het Common Humanitarian Fund. Dit fonds, onder beheer van de Humanitare Coördinator (HC) in Khartoum, bundelt een groot deel van de humanitaire bijdragen van Nederland, het Verenigd Koninkrijk, Zweden, Noorwegen, Ierland en andere donoren. De HC kan hiermee sneller, strategischer en efficiënter kunnen inspelen op de prioriteiten van het Workplan Sudan 2008.

De rest wordt aangewend voor subsidieverlening aan (internationale) NGO’s.

De voor Sudan beschikbare middelen ten behoeve van humanitaire hulp zijn sinds begin 2004 sterk gegroeid. De Darfur-crisis was hiervoor de aanleiding. Sudan is daarmee binnen het Nederlandse humanitaire hulpbudget de laatste jaren de grootste ontvanger. Dit zal ook in 2008 het geval zijn.

Specifieke voorwaarden voor subsidiëring

Activiteiten dienen te voldoen aan de algemene voorwaarden uit het Beleidsregels Humanitaire Hulp 2008, en zijn afgestemd met de HC en het Workplan Sudan 2007. Te subsidiëren activiteiten van (I)NGO’s dienen zich met voorrang te richten op de sectoren basisgezondheidszorg, therapeutische voeding en water & sanitatie en protectie.

Met het oog op de noodzakelijke overstap van humanitaire naar meer structurele vormen van hulp, zal Nederland bij voorkeur geen nieuwe humanitaire projecten aannemen in Zuid Sudan.

Projectvoorstellen hebben een looptijd van maximaal 24 maanden. Voor (vervolg-) projecten in Zuid- en Oost Sudan zullen in 2008 bij voorkeur voorstellen worden goedgekeurd die naast humanitaire hulp ook een aanzet geven tot wederopbouw. Projectvoorstellen in Zuid Sudan zullen bovendien extra scherp worden getoetst op hun exit-strategie.

Beschikbare middelen

In 2007 is voor Sudan een indicatief budget van € 25 miljoen beschikbaar. Daarbinnen is voor het subsidiëren van activiteiten van (I)NGO’s een indicatief budget beschikbaar van € 5 miljoen.

Meerjarig perspectief/exit-strategie/overgang naar wederopbouw

Gezien het voortslepende conflict in Darfur is humanitaire hulp daar de eerstkomende jaren onmisbaar. In Zuid Sudan streeft Nederland – bij ongewijzigde omstandigheden – naar een verantwoorde overgang van humanitaire naar meer duurzame vormen van hulp.

Nederland besteedt de beschikbare gelden voor wederopbouw grotendeels via de VN en de Multi-Donor Trustfunds in Noord- en Zuid-Sudan.

De humanitaire hulp in Sudan zal zich concentreren op de eerder genoemde sectoren voedsel(zekerheid), basisgezondheidszorg, water & sanitatie en protectie en terugkeer van IDP’s en vluchtelingen. Subsidieaanvragen dienen daarom te zijn voorzien van een duidelijke exitstrategie die beschrijft of en in hoeverre de activiteiten een aanzet kunnen geven tot verdere wederopbouw, bijvoorbeeld door (intensievere) samenwerking met lokale overheden en NGO’s.

In Darfur richt de humanitaire hulp zich vooral op acute levensreddende activiteiten. Al mag ook hier waar mogelijk een voorzichtige aanzet tot wederopbouw gegeven worden.

Tsjaad

De humanitaire crisis in Tsjaad komt enerzijds voort uit de escalerende conflicten in Darfur en in mindere mate de Centraal Afrikaanse Republiek. Daarnaast heeft Tsjaad te maken met interne rebellie tegen de regering van President Deby. De explosiviteit van het conflict in Tsjaad bleek begin februari 2008, toen rebellen tot in het centrum van de hoofdstad Ndjamena optrokken. De humanitaire gevolgen van die opmars waren op het moment van schrijven van deze annex nog niet in kaart gebracht.

Tsjaad herbergt een kleine 240.000 vluchtelingen uit Darfur en zo’n 45.000 Centraal-Afrikanen. In Oost Tsjaad, waar de meeste Darfuris worden opgevangen in kampen, zijn door het interne conflict ook nog eens 173.000 Tsjadiërs ontheemd geraakt. De veiligheidssituatie in met name Oost Tsjaad is in 2006 en 2007 gestaag achteruit gegaan. Niettemin heeft humanitaire hulp in 2007 zo’n 458.000 mensen kunnen bereiken. Oplopende spanning tussen Sudan en Tsjaad kan de veiligheidssituatie en daarmee de humanitaire toegang verder beperken, al zou de inzet van een VN vredesmacht voor Tsjaad en de Centraal Afrikaanse Republiek (MINURCAT) ondersteund door een EU macht (EUFOR) hieraan een positieve wending kunnen geven.

Het overkoepelend hulpverzoek van de VN voor Tsjaad vraagt in totaal $ 287.661.130.

Beschikbare middelen

In 2008 is voor Tsjaad een indicatief budget van € 2 miljoen beschikbaar. Dit bedrag zal geheel worden besteed via VN-kanalen. Voor subsidieverlening (aan NGO’s) zijn geen middelen beschikbaar.

Centraal Afrikaanse Republiek

Sinds 2007 geeft Nederland humanitaire hulp in de Centraal Afrikaanse Republiek. Dit land door onder meer de International Crisis Group gekenschetst als een ‘fantoomstaat’ heeft sinds de val van keizer Bokassa in 1979 elke noemenswaardige institutionele capaciteit verloren. Na een burgeroorlog en een opeenvolging van coups en muiterijen is de regering het monopolie op geweld kwijtgeraakt. Vooral in het noorden van het land heerst permanente onveiligheid, veroorzaakt door rebellen, maar zeker ook door het regeringsleger, in het bijzonder de presidentiële garde. Naast de ‘eigen’ rebellie heeft het land te maken met instromende vluchtelingen uit Tsjaad en Darfur.

De CAR figureert voor het eerst in de indicatieve planning van DMV/HH. De humanitaire hulpoperatie in de CAR is relatief klein, zodat Nederlandse bijdrage een duidelijk verschil kan maken. In 2007 is de Nederlandse humanitaire hulp geheel gekanaliseerd via de VN, vooral het Emergency Response Fund. Dit fonds staat ter beschikking van de Humanitaire Coordinator, die met het geld snel geld beschikbaar kan stellen aan NGO’s, ter bestrijding van plotseling opkomende noden. Het CAP voor de CAR vraagt $ 92.635.059.

Beschikbare middelen

In 2008 is voor de Centraal Afrikaanse Republiek een indicatief budget van € 2 miljoen beschikbaar. Dit bedrag zal geheel worden besteed via VN-kanalen. Voor subsidieverlening (aan NGO’s) zijn dus geen middelen beschikbaar.

Landenannex Uganda 2008

Humanitaire situatie

Sinds zomer 2006 zwijgen de wapens in Ugandese de burgeroorlog die al sinds 1986 woedt tussen het regeringsleger en het Verzetslever van de Heer (LRA). Het vredesproces in Noord-Uganda is echter bijzonder fragiel. De humanitaire noden zijn nog niet noemenswaardig gedaald. Een deel van de 1,7 miljoen ontheemden is weliswaar teruggekeerd, maar in de hardst door de LRA getroffen gebieden is dat nog nauwelijks gebeurd. IDP’s durven nog niet terug te keren waardoor humanitaire hulp in de kampen nodig blijft. Mocht het vredesproces in 2008 resultaat opleveren, dan kan die situatie veranderen.

De kans op een duurzame vrede lijkt groter dan ooit; de door de regering van Zuid Sudan gefaciliteerde vredesonderhandelingen tussen de regering van Uganda en de LRA hebben inmiddels een voorlopig staakt het vuren opgeleverd. Een vredesakkoord is echter nog steeds niet getekend en het broze onderhandelingsproces verloopt grillig en onvoorspelbaar. De LRA-onderhandelaars aan tafel in Juba zijn afkomstig uit de Ugandese diaspora en genieten een onduidelijk mandaat. De leider van de LRA – Joseph Kony – blijft in zijn schuilplaats in Congo en weigert vooralsnog troepen te ontwapenen of ‘non-combatants’ vrij te laten. Vincent Otti, tweede man van de LRA en voorstander van vredesonderhandelingen, is waarschijnlijk in opdracht van Kony geëxecuteerd. Er blijft een reële kans dat het vredesproces ontspoort, of op dezelfde voet voortsuddert, zonder een akkoord op te leveren. De ongewisse toekomst maakt een flexibele planning van humanitaire hulpactiviteiten noodzakelijk.

Vooral de bevolking in de districten Gulu, Amuru, Kitgum, Lira en Pader is zwaar getroffen en getraumatiseerd. De infrastructuur buiten de grotere districtshoofdsteden is voor een belangrijk deel vernietigd. Scholen zijn gesloten en gezondheidscentra zijn afgebrand; de landbouwproductie is grotendeels tot stilstand gekomen. Overstromingen in het vroege najaar van 2007 hebben grote schade aangericht.

Nederland behoort samen met de Verenigde Staten, het Verenigd Koninkrijk, de EU(ECHO) en Japan tot de grootste donoren op het gebied van humanitaire hulp in Uganda. Overigens zijn ook op plekken waar al wel wat terugkeer heeft plaatsgevonden de humanitaire noden nog groot. Het CAP Uganda 2008 vraagt $ 373.943.491.

Prioriteiten Nederland in 2008

Het Nederlandse beleid voor humanitaire hulp in Uganda heeft betrekking op zowel acute levensreddende activiteiten als op activiteiten die een eerste aanzet geven tot wederopbouw. Op hoofdlijnen zullen dezelfde sectoren/thema’s worden ondersteund als in 2007, te weten: voedselhulp/voedselzekerheid, medische noodhulp/basisgezondheidszorg, water en sanitatie alsmede distributie van non-food items. Hoewel onderwijsactiviteiten sinds 2007 in principe niet meer uit humanitaire middelen worden gefinancierd, kunnen in Uganda lopende projecten met een onderwijscomponent nog wel in aanmerking komen voor financiering. Dit met name om een overgang naar wederopbouw en duurzame ontwikkeling te faciliteren. De humanitaire hulp blijft gericht op de ontheemden in de districten Gulu, Amuru, Kitgum, Lira en Pader.

Specifieke voorwaarden voor subsidiëring

Voor humanitaire hulp in Uganda bestaat een uitdrukkelijke voorkeur voor activiteiten die in nauwe samenwerking met nationale (ontwikkelings-) NGO’s worden geïdentificeerd en geïmplementeerd, waardoor de kans op duurzaamheid aanmerkelijk wordt vergroot.

Voor alle activiteiten geldt dat er sprake moet zijn van actieve betrokkenheid van de bevolking en dat aandacht moet worden besteed aan de toegang voor de meest kwetsbare groepen.

Beschikbare middelen

Voor humanitaire hulpverlening aan Uganda is in 2008 een indicatief bedrag beschikbaar van € 7,5 miljoen. Daaruit is voor subsidieverlening (aan NGO’s) in 2008 een indicatief budget van € 3,5 miljoen uitgetrokken. De maximale looptijd van activiteiten bedraagt 24 maanden.

Meerjarig perspectief/ exit-strategie

In Noord-Uganda zijn de overheidsstructuren redelijk intact gebleven, hetgeen een snellere overgang naar wederopbouw en structurele hulp mogelijk maakt. Het grillige verloop van de vredesonderhandelingen in Juba toont echter aan dat het onmogelijk is verwachtingen uit te spreken over een uitfaseren van de humanitaire hulp; vooralsnog mag verondersteld worden dat ook in 2008 en 2009 humanitaire hulp noodzakelijk zal zijn. Projectvoorstellen voor een langere periode dan twaalf maanden dienen nadrukkelijk rekening te houden met de mogelijkheid van een vredesakkoord, en dit gegeven in hun exit-strategie te verwerken.

In overleg met de Nederlandse ambassade zal worden bekeken of en zo ja, in hoeverre, vorm kan worden gegeven aan de overbrugging van humanitaire naar structurele hulp.

In ieder geval dienen subsidieaanvragen een exit-strategie te bevatten die beschrijft in hoeverre een activiteit aan overheidsinstanties dan wel aan nationale NGO’s kan worden overgedragen, en in hoeverre aansluiting bij bestaande structurele hulpactiviteiten mogelijk wordt geacht.

Regioannex Burundi en DR Congo 2008

Burundi

Na een decennium van burgeroorlog en een driejarige transitieperiode hebben in Burundi in 2005 succesvolle verkiezingen plaatsgevonden. Op 26 augustus 2005 heeft de inauguratie van president Nkurunziza plaatsgevonden. Twee jaar na de verkiezingen bevindt Burundi zich nog altijd in lastig vaarwater. De in 2005 voorgenomen ‘inclusieve regering’ is pas na de recente regeringswissel van eind november 2007 tot stand gekomen. Het optimisme in het eerste trimester van 2007, bekroond met een hoopgevende Ronde Tafel Conferentie, heeft niet voldaan aan de verwachtingen. Het jaar 2007 werd gekenmerkt door een regeringsimpasse wegens het ontbreken van een parlementaire meerderheid voor de president. De onderhandelingen met de laatste rebellenbeweging FLN hebben in september 2006 weliswaar geleid tot een staakt het vuren, maar de FLN heeft zich later uit de vredesonderhandelingen teruggetrokken. Nog altijd is onzeker of de onderhandelingen tot een succesvol resultaat zullen leiden. Ook economisch gezien staat Burundi er na de langdurige burgeroorlog nog slecht voor. Centraal staan voedsel- en gezondheidsproblematiek. Maar ook andere sectoren kampen met talloze problemen. Toch heeft de Burundese overheid, in overleg met de andere humanitaire actoren in Burundi besloten voor 2008 geen CAP op te stellen.

De terugkeer en re-integratie van vluchtelingen uit vooral Tanzania blijven nog een grote uitdaging voor het land vormen. De terugkeer van Burundese vluchtelingen nemen sinds half 2007 toe. UNHCR verwacht dat in 2008 45.000 Burundese vluchtelingen zullen terugkeren, en nog eens 35.000 in 2009.

Nederlandse inzet

Nederland voert gedurende drie jaar een bescheiden wederopbouwprogramma uit in Burundi, waarin Nederland met name de Security Sector Reform ondersteund. De humanitaire hulp van Nederland aan Burundi wordt sinds 2007 afgebouwd. Deze was in voorgaande jaren voornamelijk geconcentreerd op ontheemden en (teruggekeerde) vluchtelingen en daarbinnen met name op de sectoren/thema’s voedselzekerheid, basisgezondheidszorg, psychosociale zorg en de rehabilitatie van de sociaaleconomische infrastructuur. In 2008 zal de verder gelimiteerde hulp in het teken staan van voortgaande afbouw van humanitaire hulpprogramma’s.

Nederlandse prioriteiten in 2008

Het Nederlandse beleid voor humanitaire hulp aan Burundi en de DRC richt zich zowel op acute levensreddende activiteiten als op activiteiten die een meer duurzaam effect beogen te sorteren. In 2008 zullen op hoofdlijnen dezelfde sectoren/thema’s worden ondersteund als in voorgaande jaren. Voor Burundi betreft dit voedsel(zekerheid), de terugkeer en re-integratie van vluchtelingen en ontheemden, basisgezondheidszorg alsmede psychosociale zorg. In Burundi is de Nederlandse humanitaire hulp niet geconcentreerd op specifieke regio’s. Wegens uitfasering van de humanitaire hulp aan Burundi zullen in principe geen nieuwe voorstellen meer in behandeling worden genomen

Democratische Republiek Congo

Met de inauguratie van president Kabila werd eind 2006 de transitieperiode in de Democratische Republiek Congo (DRC) afgesloten. In grote delen van het land verbeterde de veiligheidssituatie, maar in de oostelijke Kivu’s laaien nog steeds conflicten op. De humanitaire situatie is in de tweede helft van 2007 met name in Noord-Kivu ernstig verslechterd. Door de aanhoudende gewapende conflicten zijn er steeds meer ontheemden, die langer dan voorheen behoefte hebben aan hulp. In de DRC zijn nu ruim één miljoen mensen ontheemd; een meerderheid van hen bevindt zich in de Kivu’s. Ook verblijven nog altijd honderdduizenden Congolese vluchtelingen in buurlanden. De terugkeer naar sommige gebieden neemt toe alhoewel het in de terugkeergebieden aan de meest elementaire voorzieningen ontbreekt. Eind 2007 zijn in totaal volgens UNHCR bijna 53.000 vluchtelingen naar de DRC teruggekeerd (waarvan 48.000 door UNHCR geassisteerd).

De afgelopen jaren is de hulp vooral gericht geweest op supplementaire en therapeutische voeding aan jonge kinderen, basisgezondheidszorg, medicijnenleverantie, water en sanitatie en ondersteuning aan Congolese vluchtelingen in Tanzania.

Nederlandse prioriteiten in 2008

In de DRC wordt voor nieuwe projecten prioriteit gegeven aan projecten gericht op terugkeer van vluchtelingen en ontheemden, gebaseerd op een community based approach (inclusief voedsel, basisgezondheidszorg en water en sanitatie). Ter voorkoming van versnippering van het NGO-budget zal met extra interesse gekeken worden naar (Nederlandse )(I)NGO’s die in samenwerkingsverbanden werken (gezamenlijke projectvoorstellen doen). De hulp aan Congolese vluchtelingen in Tanzania wordt in 2008 uitgefaseerd.

De subsidiëring van activiteiten van (I)NGO’s in de DRC is vooral gericht op Oost-Congo; (I)NGO’s kunnen tevens een beroep doen op het Pooled Fund, het gezamenlijk humanitair fonds onder leiding van de Humanitaire Coördinator.

Voedselhulp en voedselzekerheid zullen in beginsel alleen via de VN-kanalen worden gefinancierd; de ondersteuning van vluchtelingen zal in belangrijke mate via het daartoe geëigende VN-kanaal lopen.

Specifieke voorwaarden voor subsidiëring

Naast de criteria zoals opgenomen in de Beleidsregels Humanitaire Hulp 2008 gelden voor de DRC ook de eisen die zijn opgenomen in het Humanitarian Action Plan 2008. Voor activiteiten op het gebied van basisgezondheidszorg geldt dat er een actieve betrokkenheid van de bevolking moet zijn en dat aandacht moet worden besteed aan de toegang voor de meest kwetsbare groepen.

Hygiënevoorlichting en reproductieve gezondheidszorg moeten deel uitmaken van de beoogde activiteiten; eveneens dienen standaard de componenten sexual and gender based violence (SGBV) en hiv/aids in de voorstellen te zijn opgenomen. voor de DRC kunnen voorstellen met een maximale looptijd van 24 maanden worden ingediend.

Beschikbare middelen

Voor humanitaire hulp in Burundi is in 2008 een indicatief budget beschikbaar van € 3 miljoen; hiervan is indicatief € 1,0 miljoen beschikbaar voor subsidiëring van reeds lopende activiteiten van (I)NGO’s.

Voor humanitaire hulp in de DRC is in 2008 een indicatief budget van € 14 miljoen beschikbaar. Nederland zal evenals in 2007 met een aantal gelijkgezinde donoren, waaronder het Verenigd Koninkrijk en Zweden, humanitaire middelen grotendeels kanaliseren via het Pooled Fund waarop zowel VN-organisaties als (I)NGO’s een beroep kunnen doen; een indicatief bedrag van € 5 miljoen zal resteert voor subsidiëring van activiteiten van (I)NGO’s (het grootste deel hiervan is reeds gecommitteerd).

Meerjarig perspectief/ exit-strategie

Zoals eerder vermeld wordt de humanitaire hulp aan Burundi in 2008 afgebouwd.

In Oost-Congo blijft humanitaire hulp in zowel 2008 als waarschijnlijk ook in 2009 noodzakelijk. Op dit moment zijn nog lang niet alle gebieden door hulpverleners bereikt. In regio’s die wel worden ‘bediend’, blijkt de omvang van de humanitaire noden enorm.

Een exit-strategie waarin beschreven staat in hoeverre in overdracht van een activiteit aan overheidsinstanties dan wel nationale NGO’s is voorzien, dan wel aangegeven wordt in welke mate aansluiting bij meer bestaande structurele hulpactiviteiten mogelijk wordt geacht, dient standaard onderdeel uit te maken van een subsidieaanvraag.

Regio-annex Noord-Kaukasus 2008

Humanitaire situatie

De humanitaire situatie in de Noord-Kaukasus is in 2007 verder gestabiliseerd, hoewel de veiligheidssituatie in de deelrepublieken Ingoestetië en Dagestan precair blijft. De verwachting is dat – gezien de toenemende ontwikkelingen op het terrein van rehabilitatie – de nog bestaande humanitaire noden verder zullen afnemen.

Prioriteiten in 2008

Het Nederlandse beleid voor humanitaire hulp in de Noord-Kaukasus richt zich vooral op de naar Tsjetsjenië teruggekeerde vluchtelingen en ontheemden in Tsjetsjenië. In 2008 wordt er geen gezamenlijk en gecoördineerd werkplan van de internationale hulporganisaties gepubliceerd, in tegenstelling tot eerdere jaren. Wel zullen de nog aanwezige hulporganisaties hun humanitaire activiteiten onderling blijven coördineren.

Beschikbare middelen

Het totale budget voor humanitaire hulp in 2008 voor de Noord-Kaukasus is vastgesteld op € 1,6 miljoen. Dit bedrag wordt deels besteed via VN-organisaties en het ICRC, en deels aan doorlopende verplichtingen.

Meerjarig perspectief/exit-strategie

Uitgaande van een verdere stabilisering van de humanitaire situatie in 2008 streeft Nederland naar een uitfasering van humanitaire hulp in 2008 (m.u.v. het ICRC).

Regioannex Palestijnse Gebieden 2008

Humanitaire situatie

De humanitaire situatie in de Palestijnse gebieden is slecht. Nadat in maart 2007 de ‘National Unity Government’ was geformeerd kwam deze al in juni tot een abrupt einde. Onderlinge Palestijnse gevechten leidden tot de machtsovername in Gaza door Hamas waarna de noodtoestand werd uitgeroepen. Dit alles droeg bij tot een verslechtering van de situatie. De grensovergangen zijn zeer beperkt geopend en slechts 13 basisproducten mogen Gaza binnenkomen. Dit beperkte personen- en goederenverkeer heeft tot gevolg dat de economie is ingestort, met name in Gaza. De levensstandaard is gedaald, de werkloosheid en armoede zijn explosief gestegen, en de koopkracht van de huishoudens is sterk afgenomen. Alhoewel het overheidspersoneel weer (een deel van hun) salaris ontvangt, vergen infrastructuur en onderhoud nu aandacht. De gezondheids- en onderwijssector worden nog steeds door internationale donoren van basisproducten voorzien. De energievoorziening in Gaza staat, sinds Israel de Gaza strook verklaarde tot vijandige entiteit, sterk onder druk: de toevoer van electriciteit wordt beperkt en de aanvoer van brandstof (oa. voor generatoren in ziekenhuizen) neemt af.

OCHA heeft voor 2008 een Consolidated Appeal voor de Palestijnse Gebieden van USD 462 miljoen uitgebracht, naar verwachting zal dat bedrag gedurende het jaar nog stijgen.

Prioriteiten Nederland in 2008

Voor humanitaire hulp richt Nederland zich op projecten in de sectoren Internationaal Humanitair Recht (IHL), coördinatie, werkgelegenheid/cash assistance en gezondheidszorg.

Specifieke voorwaarden voor subsidiëring

In principe gelden de voorwaarden uit Beleidsregels Humanitaire Hulp 2008.

Beschikbare middelen

In 2008 heeft Nederland indicatief voor humanitaire hulp ten behoeve van de Palestijnse Gebieden totaal € 5 miljoen beschikbaar. Voor subsidieverlening (aan NGO’s) is ca. € 1 miljoen beschikbaar.

Meerjarige perspectief

Gezien de steeds slechter wordende situatie in de Palestijnse Gebieden, ziet het er naar alle waarschijnlijkheid naar uit dat de behoefte aan humanitaire hulp in de komende jaren zal toenemen. Nederland zal, indien nodig, ook in de toekomst hulp blijven verlenen.

Libanon

Eind mei 2007 hebben gevechten tussen de Fatah Al Islam beweging en het Libanese leger de humanitaire situatie voor 27.000 Palestijnse vluchtelingen in het vluchtelingenkamp Nahr El Bared sterk verslechterd. De kampfaciliteiten zijn zwaar beschadigd. Als direct gevolg van de vluchtelingenstroom vanuit Nahr El Bared zijn de vluchtelingen in het zuidelijker gelegen Beddawi kamp in aantal toegenomen van 16.000 naar 37.000 inwoners. De toch al beperkte capaciteit van dit kamp wordt hiermee sterk op de proef gesteld.

De positie van de ca. 400.000 Palestijnse vluchtelingen in Libanon is gecompliceerd, mede doordat zij geen uitzicht hebben op integratie in de Libanese maatschappij.

Vanaf het begin van de crisis zijn humanitaire organisaties (VN organisaties, Internationale Rode Kruis, Palestijnse Rode halve Maan en andere NGO’s) daar actief geweest met de inzet van extra noodhulp voor voedsel, onderdak, basisgezondheidszorg, water, sanitaire aangelegenheden [ik zou zeggen: voorzieningen], onderwijs, non-food items, early recovery, emergency en recovery capaciteit en bescherming voor ca. 5.500 gezinnen van het kamp en zijn aangrenzende gebieden.

Ruiming van grote hoeveelheden puin, waarin zich nog niet geëxplodeerde munitie bevindt, heeft een zeer hoge prioriteit.

Regioannex Zuidelijk Afrika (m.n. Zimbabwe)

Humanitaire situatie

Zuidelijk Afrika wordt sinds 2002 met grote regelmaat getroffen door droogte, overstromingen en cyclonen. In 2007 zijn vijf VN appeals voor natuurrampen uitgebracht voor landen in deze regio. Behalve natuurrampen heeft Zuidelijk Afrika ook te kampen met het hoogste aantal personen met HIV/aids in Afrika. De schatting is dat in de regio tien miljoen mensen leven met HIV/aids. Zimbabwe ia daarbij het zwaarst getroffen. Naast de hoge HIV/aids cijfers (18% van de totale bevolking) en het dodental (3.200 sterfgevallen per week) blijft het land kampen met voedseltekorten, slecht bestuur en economische terugval. Behoeftenonderzoeken (Needs assessments) wijzen uit dat voor het eerst kwartaal van 2008 4.1 miljoen mensen afhankelijk zijn van voedselhulp. Vrouwen en kinderen vormen de kwetsbaarste groepen en hebben extra steun nodig in de verbetering van hun levensomstandigheden. Verder hebben bepaalde delen in Zimbabwe te kampen met grote waterproblemen. De verwachting is dat in 2008 1.5 miljoen mensen in Bulawayo te maken krijgen met tekorten aan water.

OCHA heeft voor 2008 een Consolidated Appeal voor Zimbabwe opgesteld van $ 316 miljoen.

Prioriteiten Nederland in 2008

Het Nederlandse beleid voor humanitaire hulp in Zuidelijk Afrika richt zich primair op voedselzekerheid en HIV/aids. Extra aandacht is er voor kwetsbare groepen zoals moeders en kinderen. Ook de coördinatie op humanitair gebied heeft de aandacht van Nederland.

Specifieke voorwaarden voor financiering

In principe gelden de voorwaarden uit het algemene deel van het Subsidiebeleidskader 2008. Vanwege de complementaire samenwerking met het regionale HIV/aids programma in Pretoria en de ambassade in Harare, is besloten dat centrale noodhulpbudgetten in Zuidelijk Afrika in beginsel via de VN te laten verlopen.

Beschikbare fondsen

In 2008 is voor Zuidelijk Afrika (incl. Zimbabwe) indicatief een budget voor € 8 miljoen beschikbaar. Dit bedrag wordt vrijwel uitsluitend besteed via VN-kanalen.

Meerjarig perspectief

Gezien de situatie in vooral Zimbabwe zal humanitaire hulp voor de kwetsbare groepen in de komende jaren hoogstwaarschijnlijk nodig zijn. De economische teruggang, voedselonzekerheid, hoge migratiegraad, slecht bestuur en een onzekere politieke situatie zullen waarschijnlijk voortduren. In overig (?) Zuidelijk Afrika is nu geen acute noodsituatie. Wel is de regio uitermate kwetsbaar voor droogte, economische en politieke instabiliteit zodat regionale coördinatie op humanitair gebied nodig blijft om adequaat op acute noodsituaties in te kunnen spelen.

Handleiding subsidieaanvragen in het kader van humanitaire financiering voor NGO's

1. Achtergrond

Sinds 2004 heeft DMV/HH voor subsidieaanvragen voor humanitaire hulpprojecten steeds verwezen naar de 'Stroomlijningsnotitie'. De notitie beschrijft hoe DMV/HH in samenspraak met zijn NGO-partners tot afspraken is gekomen om de aanvragen van subsidies voor humanitaire hulpprojecten te stroomlijnen. Dat was nodig om de beheerslast terug te dingen, zowel voor de partners als voor DMV/HH. De afgelopen jaren heeft de Stroomlijningsnotitie zijn nut bewezen. Deze handleiding is een voortzetting en actualisering van deze notitie.

2. Doel

Het doel van deze handleiding is om met minimale beheerslast en procedures een projectcyclus op te zetten die maximale accountability en resultaat garandeert. Bepalend voor de speelruimte zijn de juridische kaders, waaronder de Algemene wet bestuursrecht en de subsidieregelgeving van Buitenlandse Zaken (de Kaderwet Subsidies Ministerie van Buitenlande Zaken, het Subsidiebesluit Ministerie van Buitenlandse Zaken, de Subsidieregeling Ministerie van Buitenlandse Zaken 2006 en de toepasselijke beleidsregels). Het was en is dus niet de bedoeling een nieuwe procedure te ontwikkelen, maar om binnen de bestaande regels maximale winst te boeken.

3. Looptijd

De standaard looptijd voor humanitaire hulpprojecten is twaalf maanden. Complexe crisissituaties duren echter vaak jaren. Daarom kunnen projectvoorstellen een maximale looptijd hebben van twee jaar, indien zij betrekking hebben op voortslepende crises. Bij landen die daarvoor in aanmerking komen, zal deze looptijd worden aangeduid in de betreffende annex bij de Beleidsregels Humanitaire Hulp, die jaarlijks in de Staatscourant worden gepubliceerd. Voorstellen met een kortere looptijd worden ook in behandeling genomen, indien de situatie daartoe aanleiding geeft. Een 'harde ondergrens' voor de omvang van projecten is (nog) niet ingesteld, maar DMV/HH blijft streven naar schaalvergroting, waarbij de projectomvang minimaal enkele honderdduizenden Euro's zal bedragen. Binnen de context van een conflict kunnen projectvoorstellen voor meerdere landen (zelfde regio, zelfde looptijd; zelfde sector) worden ingediend. Het indienen van een meerjarige aanvraag voor financiering is overigens nimmer verplicht.

4. Eenvoud

Projectvoorstellen dienen zo eenvoudig mogelijk te zijn. De algehele analyse van de situatie in het land van uitvoering kan achterwege worden gelaten en de contextuele beschrijvingen kunnen worden beperkt tot de feitelijke projectomgeving. Een politieke analyse is niet vereist. De beschrijving kan zich richten op de sector waarin het project zich afspeelt en de coördinatiestructuur. Van groot belang is het 'SMART' formuleren van doelstellingen en resultaten.

5. Budget

De subsidieaanvraag dient onderbouwd te zijn door een gedetailleerde begroting. Volgens artikel 25 en verder van het Subsidiebesluit Ministerie van Buitenlandse Zaken zijn naast een begroting ook een activiteitenplan en (in het geval van een activiteitensubsidie) een liquiditeitsprognose vereist. Toewijzing geschiedt op basis van hoofdkosten-soorten. Bij de uitvoering heeft de uitvoerder wel enige vrijheid van handelen. Verschuivingen binnen deze hoofdkostensoorten (personeel, investeringen, lopende kosten, training/ opleiding) van maximaal 25 % hoeven niet vóóraf te worden gemeld en goedgekeurd, met uitzondering van verschuivingen naar de inzet van expat-personeel en consultants die ten koste gaan van de uitgaven aan lokaal personeel, aanschaf van voertuigen en communicatiemiddelen. Meldingsplicht en goedkeuring vooraf is noodzakelijk bij verhogingen van hoofdkostensoorten personeel en investeringen ten koste van andere hoofdkosten-soorten (max 25 %). Melding en definitieve goedkeuring van toegestane (d.w.z. kleiner dan 25%) afwijkingen zullen worden gekoppeld aan de tussentijdse of eindrapportage (na 1 jaar). Hierover wordt dus geen tussentijdse correspondentie gevoerd.

Ook zal de eventuele besteding van de post 'onvoorzien' voortaan achteraf worden bekeken, binnen de context van het project en op basis van redelijkheid. Dat wil zeggen dat bestedingen direct betrekking dienen te hebben op het goedgekeurde project en slechts de daarin geformuleerde doelstelling en doelgroep dienen na te streven. Ook geldt dat lastens 'onvoorzien' slechts de inzet van additioneel lokaal personeel en de huur van projectmiddelen worden geaccepteerd; dus geen uitbreiding van de expatkosten (incl. consultants) of de aanschaf van kapitaalgoederen.

6. Rapportage

Voor projecten met een looptijd van twee jaar zal in de subsidieverleningsbeschikking worden opgenomen dat na één jaar tussentijds wordt gerapporteerd, echter niet op behaalde resultaten, maar op afwijking van de in de aanvraag gestelde doelen en resultaten. Daaraan wordt uiteraard de verplichting van het opstellen van een plan van aanpak gekoppeld dat inzage geeft in hoe de doelstellingen (alsnog) kunnen worden gehaald en wat hier voor budgettaire consequenties uit voort vloeien. In dit plan en in deze rapportage kunnen de reeds doorgevoerde en nog geplande verschuivingen van budgetlijnen inzichtelijk worden gemaakt. Aan het einde van de looptijd wordt als voorheen een gecombineerde eind-inhoudelijk/ financiële rapportage ingediend.

7. Beleidregels en landenannexen

DMV zal jaarlijks de 'Beleidsregels Humanitaire Hulp' publiceren, inclusief indicatieve landenplafonds en aanvullende criteria voor specifieke crises, in zogenaamde annexen.

8. Tot slot

Deze handleiding streeft naar een verantwoorde minimalisering van het aantal documenten, bevestigingsbrieven en activiteitenregistraties. Tegelijkertijd wordt de vrijheid van handelen van de uitvoerder geoptimaliseerd en de flexibiliteit van de uitvoering gegarandeerd. Echter, bij serieuze complicaties zoals bijvoorbeeld ingrijpende veranderingen in de veiligheidssituatie, waardoor de uitvoering van het project in het geding komt, blijft de informatieplicht onverkort van toepassing. Sturing en monitoring zijn verlegd naar afwijkingen op de planning. Rapportage wordt gedaan op basis van de realisatie van de doelstellingen en de presentatie van een plan van aanpak om (eventuele) tegenslagen daarin te verwerken. Kleine NGO's worden niet uitgesloten, evenmin de buitenlandse. Door clustering van activiteiten van kleine NGO's te promoten, kan verdere stroomlijning worden bereikt. Voor BZ is voorts belangrijk dat de planningsvrijheid en noodzakelijke budgetflexibiliteit gehandhaafd blijft en de handelingsruimte voor de regering bij rampenrespons in tact blijft. Deze handleiding richt zich dan ook op de min of meer voorspelbare financiering in langdurige complexe crisissituaties.

  1. Besluit van de Minister voor Ontwikkelingssamenwerking van 15 februari 2007, nr. DMV/HH-1024/064, Stcrt. 2007, nr. 39. ^ [1]
  2. www.minbuza.nl/nl/ontwikkelingssamenwerking/subsidies,medefinancieringsstelsel_xmfsx_2007_2010/index.html ^ [2]
  3. http://www.humanitarianinfo.org/iasc/content/products/docs/FinalGuidelines17Nov2003.pdf ^ [3]
  4. http://ochaonline.un.org/AboutOCHA/GenderEquality/KeyDocuments/IASCGenderHandbook/tabid/1384/Default.aspx ^ [4]
  5. Afghanistan, Colombia, Ethiopië, Eritrea, Irak, Nepal, Noord Korea, Somalië, Sri Lanka, Sudan, Tsjaad, Uganda, Burundi, Democratische Republiek Congo, Noord-Kaukasus, Palestijnse gebieden en Zuidelijk Afrika. ^ [5]
Naar boven