Regeling nadere beroepsvereisten rechterlijke ambtenaren bij het openbaar ministerie

Geraadpleegd op 07-05-2024.
Geldend van 01-07-2010 t/m 23-09-2011

Regeling van de Minister van Justitie van 15 april 2008, nr. 5526399/08, houdende nadere regels betreffende de eisen met betrekking tot de kennis van en het inzicht in het strafrecht waaraan moet worden voldaan voor benoeming als rechterlijk ambtenaar bij het openbaar ministerie in geval van toepasselijkheid van artikel 38c, vierde lid, van het Besluit rechtspositie rechterlijke ambtenaren (Regeling nadere beroepsvereisten rechterlijke ambtenaren bij het openbaar ministerie)

Artikel 1

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.

In geval van toepasselijkheid van artikel 38c, vierde lid, van het Besluit rechtspositie rechterlijke ambtenaren dient voor een benoeming als rechterlijk ambtenaar, bedoeld in artikel 1, onderdeel b, onder 4° tot en met 6°, van de Wet op de rechterlijke organisatie, kennis van en inzicht in het strafrecht, met inbegrip van het strafprocesrecht, te zijn verkregen door het met goed gevolg afgelegd hebben van tentamens voor de volgende door een universiteit als bedoeld in de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek, aangeboden:

Terugwerkende kracht

Stcrt. 2011, 16969, datum inwerkingtreding 24-09-2011, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-07-2010.

In geval van toepasselijkheid van artikel 2a, vierde lid, van het Besluit rechtspositie rechterlijke ambtenaren dient voor een benoeming als rechterlijk ambtenaar, bedoeld in artikel 1, onderdeel b, onder 5° tot en met 7°, van de Wet op de rechterlijke organisatie, kennis van en inzicht in het strafrecht, met inbegrip van het strafprocesrecht, te zijn verkregen door het met goed gevolg afgelegd hebben van tentamens voor de volgende door een universiteit als bedoeld in de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek, aangeboden:

  • a. onderwijseenheden op het gebied van het strafrecht met een studielast van in totaal tenminste 10 studiepunten als bedoeld in artikel 7.4, eerste lid, van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek, en

  • b. onderwijseenheden op het gebied van het strafprocesrecht met een studielast van in totaal tenminste 10 studiepunten als bedoeld in artikel 7.4, eerste lid, van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek.

Artikel 1a

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.

Deze regeling berust op artikel 2a, vijfde lid, van het Besluit rechtspositie rechterlijke ambtenaren.

Terugwerkende kracht

Stcrt. 2011, 16969, datum inwerkingtreding 24-09-2011, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-07-2010.

Het artikel is nieuw toegevoegd.

Artikel 3

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling nadere beroepsvereisten rechterlijke ambtenaren bij het openbaar ministerie.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant geplaatst worden.

De

Minister

van Justitie,

E.M.H. Hirsch Ballin

Naar boven