Besluit vaststelling selectielijst neerslag handelingen beleidsterrein Ouderenbeleid vanaf 1945 (Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid)

Geraadpleegd op 29-03-2024.
Geldend van 06-02-2008 t/m heden

Besluit vaststelling selectielijst neerslag handelingen beleidsterrein Ouderenbeleid vanaf 1945 (Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid)

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, en de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Gelet op artikel 5, tweede lid, onder b, van de Archiefwet 1995;

De Raad voor Cultuur gehoord (advies van de Raad voor Cultuur van 25 oktober 2007, aca-2007.04045/3);

Besluiten:

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap is belast met de uitvoering van dit besluit dat met de daarbij behorende selectielijst en toelichting in de Staatscourant zal worden geplaatst.

Den Haag, 13 december 2007

De

Minister

van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
namens deze:
de

algemene rijksarchivaris

,

M.W. van Boven

De

Minister

van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
namens deze:

plaatsvervangend Secretaris-Generaal

van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

P.H.A.M. Huijts

Basisselectiedocument ouderenbeleid 1945–

Voor de zorgdragers:

de Minister van VWS

de Minister van Financiën

de Minister van OCW

de Minister van SZW

de Minister van EZ

de Minister van Verkeer en Waterstaat

de Minister van BZK

Ministerie van VWS

Directie Informatiehuishouding

Lijst van afkortingen

art.: artikel

BSD: Basis Selectie Document

b.w.: buiten werking

BZK: Minister(ie) van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

CCB: Centrale Commissie voor de Bejaardenoorden

CRM: Minister(ie) van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk

EZ: Minister(ie) van Economische Zaken

GOO: Gestructureerd Overleg Ouderenbeleid

ISB: Interdepartementale Stuurgroep Bejaardenbeleid

ISO: Interdepartementale Stuurgroep Ouderenbeleid

MaWe: Minister(ie) van Maatschappelijk Werk

NESTOR: Stuurgroep Nederlands Stimuleringsprogramma Ouderenonderzoek

OCW: Minister(ie) van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

OGA: subsidieregeling Ouderenzorg, Gehandicaptenzorg en Algemeen maatschappelijke hulpverlening

PIVOT: Project Invoering Verkorting Overbrengingstermijn

RIO: Rapport Institutioneel Onderzoek

SOOM: Stuurgroep Onderzoek op het terrein van de Ouder wordende Mens

Stb.: Staatsblad

Stcrt.: Staatscourant

SZW: Minister(ie) van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

VRO: Voorlopige Raad voor het Ouderenbeleid

VWS: Minister(ie) van Volksgezondheid, Welzijn en Sport

WBO: Wet op de bejaardenoorden

WVC: Minister(ie) van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur

1. Verantwoording

1.1. Wettelijk kader voor de selectie van overheidsarchieven

Ingevolge artikel 3 van de Archiefwet 1995 (Stb. 1995, 276) dient de overheid haar archiefbescheiden in goede, geordende en toegankelijke staat te brengen en te bewaren. Onder ‘archiefbescheiden’ worden niet slechts papieren documenten verstaan, maar alle bescheiden die (ongeacht hun vorm) door een overheidsorgaan zijn ontvangen of opgemaakt en naar hun aard bestemd zijn daaronder te berusten. Ook digitaal vastgelegde informatie valt dus onder de werking van de archiefwetgeving.

Het in goede en geordende staat bewaren van archiefbescheiden houdt onder meer in dat een overheidsarchief op gezette tijden wordt geschoond. In dat verband schrijft de Archiefwet 1995 (Stb. 1995, 276) zowel een vernietigingsplicht (art. 3) als de overbrengingsplicht (art. 12) voor. Beide plichten rusten op degene die de bestuurlijke verantwoordelijkheid draagt voor het beheer van het desbetreffende archief: de zorgdrager.

De verplichting tot overbrenging bepaalt dat de zorgdrager zijn archiefbescheiden die niet voor vernietiging in aanmerking komen en ouder zijn dan twintig jaar ter blijvende bewaring overbrengt naar een archiefbewaarplaats. Wat de archiefbescheiden van de Ministeries en de Hoge Colleges van Staat betreft, is de aangewezen archiefbewaarplaats het Nationaal Archief in Den Haag. Deze instelling ressorteert onder de Minister van OCW en staat onder leiding van de Algemeen Rijksarchivaris.

In verband met de selectie van hun archiefbescheiden zijn zorgdragers verplicht hiertoe selectielijsten op te stellen. In een selectielijst dient te worden aangegeven welke archiefbescheiden voor vernietiging, dan wel voor blijvende bewaring in aanmerking komen. Voorts dient een selectielijst de termijnen aan te geven waarna de te vernietigen bestanddelen dienen te worden vernietigd.

Een selectielijst is naar haar aard een duurzaam instrument. Het ligt in de rede dat een organisatie een vastgestelde lijst niet eenmalig toepast maar (zonodig in geactualiseerde vorm) blijft hanteren om de periodieke aanwas van archiefmateriaal te selecteren. Een selectielijst vormt zo een belangrijk onderdeel van het instrumentarium voor het beheer van de documentaire informatievoorziening in een overheidsorganisatie.

Bij het ontwerpen van een selectielijst dient krachtens art. 2, lid 1 van het Archiefbesluit 1995 (Stb. 1995, 671) rekening gehouden te worden met:

  • de taak van het desbetreffende overheidsorgaan;

  • de verhouding van dit overheidsorgaan tot andere overheidsorganen;

  • de waarde van de archiefbescheiden als bestanddeel van het cultureel erfgoed;

  • het belang van de in de bescheiden voorkomende gegevens voor overheidsorganen, recht- of bewijszoekenden en historisch onderzoek.

Voorts moeten ingevolge art. 3 van het Archiefbesluit 1995 (Stb. 1995, 671) bij het ontwerpen van een selectielijst ten minste betrokken zijn een deskundige op het gebied van de organisatie en taken van het desbetreffende overheidsorgaan, een deskundige ten aanzien van het beheer van de archiefbescheiden van dat orgaan en (een vertegenwoordiger van) de Algemeen Rijksarchivaris.

Wat betreft de geldigheidsduur van de selectielijst wordt uitgegaan van de wettelijke periode van twintig jaar vanaf de vaststelling. Dit laat uiteraard onverlet dat de selectielijst (of een bepaald onderdeel daarvan) binnen deze termijn zal komen te vervallen, indien dit mocht worden bepaald bij de vaststelling (via de aangewezen archiefwettelijke weg) van een nieuwe dan wel herziene selectielijst.

1.2. Doel en werking van het Basis Selectiedocument

Een Basis Selectiedocument (BSD) is een bijzondere vorm van een selectielijst. In de regel heeft een BSD niet zozeer betrekking op (alle) archiefbescheiden van één (enkele) organisatie, als wel op het geheel van de bescheiden die de administratieve neerslag vormen van het overheidshandelen op een bepaald beleidsterrein. Een BSD kan bestaan uit één of meer selectielijsten.

Een BSD wordt opgesteld op basis van institutioneel onderzoek. In een Rapport Institutioneel Onderzoek (RIO) worden de taken en bevoegdheden van alle actoren op een beleidsterrein beschreven. Het niveau waarop geselecteerd wordt is dus niet dat van de stukken zelf, maar dat van de handelingen waarvan die archiefbescheiden de administratieve neerslag vormen. Een BSD is derhalve geen opsomming van (categorieën) stukken, maar een lijst van handelingen waarbij elke handeling is voorzien van een waardering en indien van toepassing een vernietigingstermijn.

Het opgestelde ontwerp-BSD wordt voorgelegd aan de Raad van Cultuur en op verschillende plaatsen ter inzage gelegd. Na eventuele wijziging van het ontwerp-BSD kan worden overgegaan tot de vaststelling. Het BSD wordt vastgesteld in een gezamenlijk besluit van de Minister belast met het cultuurbeleid (tegenwoordig de Minister van OCW) en de betrokken zorgdrager(s).

1.3. Functies van het BSD

  • Voor de zorgdrager is het BSD van belang voor de bedrijfsvoering als mogelijke basis voor ordeningsplannen.

  • Voor de zorgdrager dient het BSD als verantwoording tegenover de recht- en bewijszoekende burger, die de mogelijkheid heeft tijdens de ter inzage legging invloed uit te oefenen op het bewaar- en vernietigingsbeleid (Archiefbesluit 1995, art.2, eerste lid, onder d).

  • Voor de Minister belast met het cultuurbeleid (vertegenwoordigd door de Algemeen Rijksarchivaris) vormt het BSD samen met het verslag van het driehoeksoverleg de verantwoording inzake het bewaarbeleid vanuit het cultureel-historisch belang (Archiefbesluit 1995, art. 2, eerste lid, onder c).

  • Voor de Centrale Archief Selectiedienst is het BSD het uitgangspunt voor de Institutionele Toegangen.

1.4. Afbakening van het beleidsterrein

Deze selectielijst is gebaseerd op het rapport institutioneel onderzoek (RIO) ‘Het bejaardenbeleid. Een onderzoek naar instituties en wet- en regelgeving inzake het ouderenbeleid, 1945–1990’ (PIVOT-rapport nummer 9; Den Haag, 1993), opgesteld door mw. drs. A.S. Fris.

In het bovenstaande rapport wordt ‘ouderenbeleid’ gedefinieerd als ‘het specifieke beleid dat zich richt op het tot stand brengen en in stand houden van het welzijn van bejaarden of ouderen.’ (zie pag. 3 van het rapport). Met de term ‘bejaarden’ of ‘ouderen’ worden personen van 65 jaar en ouder bedoeld.

Het rapport beperkt zich tot een beschrijving van het handelen van de overheid betreffende ‘die voorzieningen die uitsluitend in het leven zijn geroepen voor bejaarden, zoals bijvoorbeeld de bejaardenoorden.’(zie pag. 4 van het rapport). Overige voorzieningen voor ouderen komen in rapporten met betrekking tot andere beleidsterreinen naar voren. Dat betekent dat onderwerpen als gezondheid, zorg, wonen, mobiliteit, inkomen, arbeid, kennis en onderwijs in relatie tot ouderen hier niet aan bod komen.

De voor deze selectielijst onderzochte periode loopt van 1945 tot en met 1995. De periode 1991–1995 staat niet beschreven in het RIO, maar is in dit BSD toegevoegd. Tijdens aanvullend onderzoek bleek namelijk dat de handelingen van de actoren in dit tijdvak niet ingrijpend zijn gewijzigd.

Handelingen die eind 1995 nog werden uitgevoerd, zijn niet afgesloten; daar waar een eindjaar van een handeling na 1995 bekend is (bijv. 1996), is deze al wel ingevuld.

De handelingen in het RIO zijn niet 1:1 overgenomen in het BSD. Zowel de tekst als de nummering is aangepast. Waarom? Het RIO is in 1993 verschenen. Op dat moment was de ontwikkeling van het format voor RIO’s nog in volle gang en moesten de eerste BSD’s nog geschreven worden. Het voortschrijdend inzicht (bijv. wat wordt verstaan onder een handeling, de formulering van een handeling, de eisen die worden gesteld aan een BSD) maakt het moeilijk (zo niet onmogelijk) om bij het opstellen van dit BSD strikt vast te houden aan het RIO. In dit BSD heeft dit geleid tot:

  • het samenvoegen van meerdere (sub-)handelingen uit het RIO tot één handeling in het BSD;

  • het splitsen van een (sub-)handeling uit het RIO tot meerdere handelingen in het BSD;

  • het niet opnemen van een (sub-)handeling uit het RIO, bijv. omdat de handeling naar nieuwe inzichten als een activiteit is te beschouwen;

  • het opnemen van handelingen in het BSD die niet in het RIO zijn opgenomen (bijv. de algemene handelingen).

In de concordans bij dit BSD zijn de relaties terug te vinden.

Voor dit beleidsterrein zijn momenteel nog geen selectie- of vernietigingslijsten vastgesteld.

1.5. Doelstellingen van de overheid op het beleidsterrein Ouderenbeleid

Op het beleidsterrein ‘ouderenbeleid’ kunnen de volgende hoofdlijnen worden beschreven.

Tot de Tweede Wereldoorlog kan er niet of nauwelijks worden gesproken van een ouderenbeleid van de rijksoverheid. Na de Tweede Wereldoorlog verandert dit. Het aantal bejaarden neemt snel toe en daarmee komt de overheidsbemoeienis op gang.

Door de jaren heen zijn ‘zelfstandigheid’ en ‘emancipatie’ van ouderen belangrijke items geweest in het overheidsbeleid met betrekking tot ouderen. In de jaren ’50 wordt dit vooral gestimuleerd via het verstrekken van subsidies voor bijv. sociaal onderzoek en aan belangenverenigingen van bejaarden. Als gevolg van de woningnood werd daarnaast tevens de bouw van bejaardentehuizen bevorderd.

Vanaf 1954 worden voorbereidingen getroffen voor een wet om de misstanden in de particuliere tehuizen voor bejaarden tegen te gaan. Dit leidde in 1963 tot de ‘Wet op de bejaardenoorden’. In de loop der jaren is deze wet nog een aantal malen gewijzigd.

Ook in de jaren ’60 bleven ‘zelfstandigheid’ en ‘emancipatie’ belangrijke thema’s. Dit kwam onder ander tot uiting in een rijksbijdrageregeling voor dienstencentra (1967). Deze dienstencentra kwamen in de plaats van het sociëteitswerk voor bejaarden.

In de tweede helft van de jaren ’60 wil de rijksoverheid komen tot een meer gecoördineerd beleid voor bejaarden. Dit resulteert onder meer in de oprichting van de ‘Interdepartementale Stuurgroep Bejaardenbeleid’ (1968; later gewijzigd in ‘Interdepartementale Stuurgroep Ouderenbeleid’) en van een intradepartementale stuurgroep, de ‘Coördinatiegroep bejaardenbeleid Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk’ (1974). Voor advisering met betrekking tot beleidsvoorbereiding en beleidsvorming werd de ‘Centrale commissie voor de bejaardenoorden’ in het leven geroepen (1972).

Bevordering van de zelfstandigheid van bejaarden bleef ook in deze periode een belangrijk item.

Wel werd het beleid anders ingevuld. Het ‘zelfstandig’ wonen van bejaarden werd bevorderd, waarbij de betrokkenen de noodzakelijke zorg thuis ontvingen (middels het gecoördineerd bejaardenwerk). Aanleiding voor deze beleidsombuiging was onder andere een poging de overheidsuitgaven (met name die op basis van de Algemene Bijstandswet) in toom te houden.

Eind jaren ’70 en begin jaren ’80 wilde de rijksoverheid meer inzicht verkrijgen in de problemen van de ouder wordende mens. Dit leidde in 1977 tot de oprichting van de ‘Planninggroep voor het wetenschappelijk onderzoek op het gebied van de ouder wordende mens’ en in 1982, als vervolg op de Planninggroep, tot de instelling van de ‘Stuurgroep Onderzoek op het gebied van de Ouder wordende Mens’.

Tegelijkertijd bleef de bevordering van het zolang mogelijk zelfstandig functioneren van ouderen en de vermindering van de collectieve uitgaven op het gebied van het ouderenbeleid een belangrijk punt. Met name in de jaren ’80 werd bezuinigd op het budget voor ouderenbeleid. Nieuw was in deze jaren het zgn. ‘flankerend beleid’. Hierbij werd de wijkfunctie van de bejaardenoorden verstevigd. Het ‘flankerend ouderenbeleid’ kwam in 1985 onder de ‘Wet op de bejaardenoorden’ te vallen; in 1987 werd dit grotendeels onder de ‘Welzijnswet’ gebracht.

In de tweede helft van de jaren ’80 werd een adviesraad ingesteld met betrekking tot het ouderenbeleid, de Voorlopige Raad voor het ouderenbeleid (1988; later gewijzigd in: Raad voor het ouderenbeleid).

In dezelfde periode zette de rijksoverheid in op een meer gelijkwaardige positie van de ouderen in de samenleving. Oftewel: participatie en medezeggenschap van ouderen in de samenleving was het streven. En voor de zorgbehoevende ouderen hield de overheid intussen vast aan zijn verantwoordelijkheid voor de zorgverlening aan ouderen.

1.6. Actoren op het beleidsterrein, voor zover hun selectielijsten in dit BSD zijn opgenomen

Actoren op dit beleidsterrein zijn:

  • de Minister onder wie Welzijn ressorteert;

  • de Minister onder wie Volksgezondheid ressorteert;

  • de Begeleidingscommissie dienstencentra voor bejaarden (Commissie Heroma; Stcrt. 1964, 207);

  • de Interdepartementale stuurgroep bejaardenbeleid (ISB; Stcrt. 1968, 203; later: de Interdepartementale stuurgroep ouderenbeleid (ISO; Stcrt. 1987, 87));

  • de Centrale Commissie voor de bejaardenoorden (Stb. 1972, 344);

  • de Coördinatiegroep bejaardenbeleid Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk (Stcrt. 1974, 139);

  • de Algemene begeleidingsgroep voor het onderzoek naar een andere financiering van de verzorging in de bejaardenoorden (Commissie Gijsbers; Stcrt. 1976, 220);

  • de Planningsgroep voor het wetenschappelijk onderzoek op het gebied van de ouder wordende mens (Stcrt. 1977, 251);

  • de Stuurgroep onderzoek op het terrein van de ouder wordende mens (SOOM; Stcrt. 1982, 91);

  • de Werkgroep ter voorbereiding van de totstandkoming van een adviesraad met betrekking tot het gehele ouderenbeleid (Stcrt. 1986, 245);

  • de Voorlopige Raad voor het ouderenbeleid (VRO; Stb. 1988, 28);

  • de Stuurgroep Nederlands stimuleringsprogramma ouderenonderzoek (NESTOR; Stcrt. 1988, 215);

  • het Gestructureerd overleg ouderenbeleid (GOO; Stcrt. 1988, 231);

  • de Commissie van wijze vrouwen en mannen (Stcrt. 1992, 144);

  • de Commissie modernisering ouderenzorg (Commissie Welschen; Stcrt. 1993, 227).

  • de Minister van Financiën;

  • de Minister van OCW (Onderwijs en Wetenschappen);

  • de Minister van SZW (Sociale Zaken en Werkgelegenheid);

  • de Minister van Economische Zaken;

  • de Minister van Verkeer en Waterstaat;

  • de Minister van BZK (Binnenlandse Zaken).

2. Selectiedoelstelling

De doelstelling van het Nationaal Archief bij de selectie van overheidsarchieven is dat de belangrijkste bronnen van de Nederlandse samenleving en cultuur veilig worden gesteld voor blijvende bewaring. Met het te bewaren materiaal moet het mogelijk zijn om een reconstructie te maken van de hoofdlijnen van het handelen van de rijksoverheid ten opzichte van haar omgeving, maar ook van de belangrijkste historisch-maatschappelijke gebeurtenissen en ontwikkelingen, voor zover deze zijn te reconstrueren uit overheidsarchieven.

Deze selectiedoelstelling wordt in het BSD toegepast op het betreffende beleidsterrein.

2.1. Selectiecriteria

Uitgaande van de algemene selectiedoelstelling heeft PIVOT in 1998 een (gewijzigde) lijst van algemene selectiecriteria geformuleerd. Met behulp van die algemene criteria wordt in een BSD een waardering toegekend aan de handelingen die door middel van het institutioneel onderzoek in kaart zijn gebracht.

De algemene selectiecriteria van PIVOT zijn positief geformuleerd; het zijn bewaarcriteria. Is een handeling op grond van een criterium gewaardeerd met B (‘blijvend te bewaren’), dan betekent dit dat de administratieve neerslag van die handeling te zijner tijd geheel dient te worden overgebracht naar het Nationaal Archief.

De neerslag van een handeling die niet aan één van de selectiecriteria voldoet, wordt op termijn vernietigd. De waardering van de desbetreffende handeling luidt dan V (‘vernietigen’), onder vermelding van de periode waarna de vernietiging dient plaats te vinden. De neerslag die uit dergelijke handelingen voortvloeit, is dus niet noodzakelijk geacht voor een reconstructie van het overheidshandelen op hoofdlijnen.

Algemeen selectiecriterium

1. Handelingen die betrekking hebben op voorbereiding en bepaling van beleid op hoofdlijnen

Toelichting: Hieronder wordt verstaan agendavorming, het analyseren van informatie, het formuleren van adviezen met het oog op toekomstig beleid, het ontwerpen van beleid of het plannen van dat beleid, alsmede het nemen van beslissingen over de inhoud van beleid en terugkoppeling van beleid. Dit omvat het kiezen en specificeren van de doeleinden en de instrumenten.

2. Handelingen die betrekking hebben op evaluatie van beleid op hoofdlijnen

Toelichting: Hieronder wordt verstaan het beschrijven en beoordelen van de inhoud, het proces of de effecten van beleid. Hieruit worden niet persé consequenties getrokken zoals bij terugkoppeling van beleid.

3. Handelingen die betrekking hebben verantwoordingvan beleid op hoofdlijnen aan andere actoren

Toelichting: Hieronder valt tevens het uitbrengen van verslag over beleid op hoofdlijnen aan andere actoren of ter publicatie.

4. Handelingen die betrekking hebben op (her)inrichting van organisaties belast met beleid op hoofdlijnen

Toelichting: Hieronder wordt verstaan het instellen, wijzigen of opheffen van organen, organisaties of onderdelen daarvan.

5. Handelingen die bepalend zijn voor de wijze waarop beleidsuitvoering op hoofdlijnen plaatsvindt

Toelichting: Onder beleidsuitvoering wordt verstaan het toepassen van instrumenten om de gekozen doeleinden te bereiken.

6. Handelingen die betrekking hebben opbeleidsuitvoering op hoofdlijnen en direct zijn gerelateerd aan of direct voortvloeien uit voor het Koninkrijk der Nederlanden bijzondere tijdsomstandigheden en incidenten

Toelichting: Bijvoorbeeld in het geval de Ministeriele verantwoordelijkheid is opgeheven en/of wanneer er sprake is van oorlogstoestand, staat van beleg of toepassing van noodwetgeving.

Overigens kan, ingevolge artikel 5, onder e, van het Archiefbesluit 1995 neerslag van bepaalde, als te vernietigen gewaardeerde handelingen, betreffende personen en/of gebeurtenissen van bijzonder cultureel of maatschappelijk belang, van vernietiging worden uitgezonderd.

De vernietigingstermijnen van de neerslag van de met ‘V’ (= vernietigen) gewaardeerde handelingen zijn vastgesteld in overleg met deskundigen van dit Ministerie op dit terrein.

3. Leeswijzer van de handelingen

De handelingen worden beschreven in handelingenblokken. Daarin worden de volgende items beschreven:

Handelingnr.: Dit is het volgnummer van de handeling.

Handeling: Dit is een complex van activiteiten die een actor verricht ter vervulling van een taak of op grond van een bevoegdheid. In de praktijk komt een handeling meestal overeen met een procedure of een werkproces.

Periode: Hier staat het tijdvak vermeld gedurende welke jaren de handeling is verricht. Wanneer er geen eindjaar staat vermeld, wordt de handeling nog steeds uitgevoerd.

Grondslag: Dit is de wettelijke basis op grond waarvan de actor de handeling verricht.

Vermeld worden:

  • de naam (citeertitel) van de wet, de Algemene Maatregel van Bestuur, het Koninklijk Besluit of de Ministeriële regeling;

  • het betreffende artikel en lid daarvan;

  • de vindplaats, dwz. de vermelding van Staatsblad of Staatscourant

  • wijzigingen in de grondslag en het vervallen hiervan.

Wanneer er geen wettelijke grondslag voor een handeling bestaat, kan de bron worden genoemd waarin de betreffende handeling staat vermeld.

Product: Hier staat het product vermeld waarin de handeling resulteert of zou moeten resulteren. Opsommingen geven een indicatie van de producten en zijn niet altijd uitputtend. Vaak wordt volstaan met een algemeen omschreven eindproduct.

Opmerking: Deze aanvullende informatie wordt slechts vermeld wanneer de strekking van de handeling toelichting behoeft.

Waardering: Waardering van de handeling in B (bewaren) of V (vernietigen).

Indien vernietigen, dan vermelding van de vernietigingstermijn.

Indien bewaren, dan vermelding van het gehanteerde selectiecriterium.

Eventueel een nadere toelichting op de waardering.

4. Verslag van de vaststellingsprocedure

In april 2006 is het ontwerp-BSD door de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, de Minister van Economische Zaken, de Minister van Financiën, de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de Minister van Verkeer en Waterstaat aan de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap aangeboden, waarna deze het ter advisering heeft ingediend bij de Raad voor Cultuur (RvC).

Van het gevoerde driehoeksoverleg over de waarderingen van de handelingen is een verslag gemaakt, dat tegelijk met het BSD naar de RvC is verstuurd.

Vanaf 3 september 2007 lag de selectielijst gedurende acht weken ter publieke inzage bij de registratiebalie van het Nationaal Archief. Tevens is de selectielijst beschikbaar gesteld via de website van het Nationaal Archief en de website van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, hetgeen was aangekondigd in de Staatscourant en in het Archievenblad.

Op 25 oktober 2007 bracht de RvC advies uit (aca-2007.04045/3), hetwelk geen aanleiding heeft gegeven tot wijzigingen in de ontwerp-selectielijst.

Daarop werd het BSD op 13 december 2007 door de algemene rijksarchivaris, namens de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en de plaatsvervangend Secretaris-Generaal van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, namens de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, voor de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (C/S&A/07/2503), de Minister van Verkeer en Waterstaat (C/S&A/07/2502), de Minister van Financiën (C/S&A/07/2504), de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (C/S&A/07/2505), de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (C/S&A/07/2754), de Minister van Economische Zaken (C/S&A/07/2755) en de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (C/S&A/07/2756) vastgesteld.

5. Actorenoverzicht

Actoren die vallen onder de verantwoordelijkheid van de primaire zorgdrager:

de Minister onder wie Welzijn ressorteert (1945–)

Het beleidsterrein Ouderenbeleid is sinds 1945 onderdeel geweest van verschillende Ministeries. Het betreft:

  • de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) (1994– heden)

  • de Minister van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur (WVC) (1982–1994)

  • de Minister van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk (CRM) (1965–1982)

  • de Minister van Maatschappelijk Werk (MaWe) (1952–1965)

de Minister onder wie Volksgezondheid ressorteert

De Minister onder wie Volksgezondheid ressorteert is betrokken bij verschillende stuurgroepen op het beleidsterrein.

de Begeleidingscommissie dienstencentra voor bejaarden (Commissie Heroma; 1964– ca. 1969)

De Begeleidingscommissie dienstencentra voor bejaarden (ook wel: Contactcommissie voor de dienstencentra voor bejaarden) is in 1964 ingesteld door de Minister van Maatschappelijk Werk. De commissie heeft tot taak:

  • a. het uitvoerende werk van de plaatselijke dienstencentra te volgen en zich te beraden over de organisatorische opzet van hun werkzaamheden;

  • b. zich te beraden over de toegepaste werkwijzen, daarbij lettend op de mogelijkheden van samenwerking, de inschakeling van vrijwilligers en de zelfwerkzaamheid van bejaarden;

  • c. het evalueren van ervaringen en resultaten bij het werk verkregen;

  • d. het vastleggen van de ontwikkeling van de werkzaamheden van de dienstencentra in rapporten en het verlenen van medewerking aan de verspreiding daarvan;

  • e. het bestuderen van vraagstukken welke direct of indirect met het werk van de dienstencentra verband houden, eventueel door het instellen van sub-commissies ad hoc.

Mevrouw Heroma-Meilink, lid van de Tweede Kamer der Staten-Generaal, wordt benoemd tot voorzitter van de commissie.

de Interdepartementale Stuurgroep Bejaardenbeleid (ISB; 1967–1987) /de Interdepartementale Stuurgroep Ouderenbeleid (ISO; 1987–)

De Interdepartementale Stuurgroep Bejaardenbeleid wordt in 1968 ingesteld (met terugwerkende kracht tot 1967) door de Minister van CRM. De stuurgroep bestaat uit vertegenwoordigers van de het Ministerie van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening, van Sociale Zaken en Volksgezondheid en van CRM. De groep heeft tot taak:

  • a. zich te beraden en van advies te dienen omtrent de wijze waarop meer samenhang kan worden bevorderd in maatregelen en voorzieningen welke door de betrokken departementen met betrekking tot de bejaarden zijn of worden getroffen, alsmede aan te geven welke leemten bestaan en op welke wijze hierin ware te voorzien;

  • b. zich vooralsnog bij wijze van voorrang te richten op maatregelen en voorzieningen welke tot doel hebben de zelfstandige woonwijze van bejaarden te handhaven;

  • c. na te gaan op welke wijze de bejaarden betrokken kunnen blijven bij het dragen van verantwoordelijkheid in de samenleving;

  • d. het van overheidswege leveren van een bijdrage tot een nationaal beleidsplan ten behoeve van de bejaarden, waartoe zo nodig een algemene inventarisatie van de vragen met betrekking tot de bejaarden, van de beschikbare informatie die ten aanzien van deze vragen bestaat en van de maatregelen en voorzieningen welke ter zake zijn of worden getroffen dan wel getroffen zouden kunnen worden, kan worden samengesteld.

In 1987 herziet de Minister van WVC het instellingsbesluit en wordt een naamswijziging doorgevoerd. De stuurgroep heet dan: Interdepartementale Stuurgroep Ouderenbeleid. De groep bestaat nu uit leden namens de Ministers van Onderwijs en Wetenschappen, van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en permanente waarnemers namens de Ministers van Binnenlandse Zaken en van Financiën. De nieuwe taak van de stuurgroep is het desgevraagd of uit eigen beweging uitbrengen van advies aan de bewindslieden en de onder hen ressorterende diensten, raden en commissies over:

  • a. de wijze waarop de samenhang kan worden bevorderd in maatregelen en voorzieningen welke zijn of worden getroffen, respectievelijk worden overwogen met betrekking tot ouderen;

  • b. het aanpassen van voorzieningen aan de zich wijzigende behoeften van ouderen;

  • c. het verbeteren van de voorwaarden waaronder ouderen in de samenleving functioneren;

  • d. de wijze waarop ouderen betrokken kunnen blijven bij het dragen van verantwoordelijkheden in de samenleving.

Daarnaast draagt de stuurgroep zorg voor de voorbereiding van de tweejaarlijkse voortgangsrapportage van de regering aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal. Deze rapportage vervangt de nota’s betreffende het ouderenbeleid, die sinds 1970 iedere vijf jaar aan het Parlement werden aangeboden.

In 1993 wordt de taak van de ISO aangepast (Stcrt. 1993, 207). De adviestaak van de ISO komt te vervallen, aangezien de Voorlopige Raad voor het ouderenbeleid in die periode als adviesorgaan voor het ouderenbeleid functioneert. Daarnaast geven de voortgangsrapportages de ISO voldoende ruimte om de Minister(s) te informeren.

De nieuwe taak van de ISO is:

  • a. het plegen van overleg over maatregelen en voorzieningen, welke tot doel hebben de maatschappelijke integratie van ouderen te handhaven dan wel te bevorderen;

  • b. het zorgdragen voor de voorbereiding van de rapportages van de regering aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal over het gevoerde en te voeren ouderenbeleid, waarbij zij zich met name baseert op een algemene inventarisatie van de vraagstukken met betrekking tot ouderen, op de beschikbare informatie die daarover bestaat en op de maatregelen en voorzieningen welke daarover bestaat en op de maatregelen en voorzieningen welke daarvoor zijn of worden getroffen, dan wel getroffen zouden kunnen worden.

de Centrale Commissie voor de bejaardenoorden (CCB; 1972–1996)

De Centrale Commissie voor de bejaardenoorden is ingesteld bij de Wijzigingswet op de bejaardenoorden (Stb. 1972, 344), art. 16a, eerste lid (bij de wijzigingswet van 1984 vernummerd tot art. 16x, eerste lid).

De commissie heeft tot taak de Minister onder wie Welzijn ressorteert gevraagd en ongevraagd te adviseren omtrent aangelegenheden die de bejaardenoorden betreffen. De commissie bestaat uit personen afkomstig uit de kringen van het provinciaal en gemeentelijk bestuur, uit die van de bejaardenoorden en van medewerkers in de bejaardenoorden, uit die van organisaties van bejaarden, uit de kring van andere instellingen die zich de bevordering van het welzijn van de bejaarden ten doel stellen, alsmede onafhankelijke deskundigen.

de Coördinatiegroep bejaardenbeleid Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk (1974–19..)

De Coördinatiegroep bejaardenbeleid Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk is in 1974 ingesteld door de Minister van CRM. De coördinatiegroep bestaat uit medewerkers van het Ministerie van CRM. De groep heeft tot taak:

  • a. het coördineren van het beleid van de verschillende departementale sectoren voor wat betreft het aspect ‘bejaarden’, door middel van een permanent overleg tussen die sectoren, ten einde een samenhangend departementaal bejaardenbeleid in brede zin te bevorderen;

  • b. het desgevraagd dan wel uit eigen beweging rapporteren of voorstellen doen aan de bewindslieden van CRM dan wel aan de hoofden van de departementale onderdelen over voor hen relevante aangelegenheden op het terrein van het bejaardenbeleid;

  • c. het informeren van de vertegenwoordigers van het Ministerie van CRM in de Interdepartementale Stuurgroep Bejaardenbeleid over in de stuurgroep te behandelen onderwerpen en zonodig formuleren van standpunten ten behoeve van deze vertegenwoordigers.

de Algemene begeleidingsgroep onderzoek alternatieve financiering verzorging in bejaardenoorden (Commissie Gijsbers; 1976–1977)

De Algemene begeleidingsgroep onderzoek alternatieve financiering verzorging in bejaardenoorden (ook wel: Algemene Begeleidingsgroep voor het onderzoek naar een andere financiering van de verzorging in de bejaardenoorden) is in 1976 ingesteld door de staatssecretaris van CRM. De begeleidingsgroep heeft tot taak:

  • a. het voeren van beraad over de uitgangspunten voor en de doelstelling van onderzoek naar andere vormen van bekostiging van de verzorging in de bejaardenoorden;

  • b. het formuleren van een taakopdracht voor het onder a. bedoelde onderzoek, op de grondslag van de bij de beschikking behorende schets;

  • c. het begeleiden van het onderzoek in de ruimste zin;

  • d. het waarderen van de resultaten van het onderzoek;

  • e. het uitbrengen van advies aan de Minister van CRM over uit het onderzoek opgekomen en door de groep gewaardeerde voorstellen voor financieringsalternatieven;

  • f. het adviseren van de Minister gedurende de verdere menings- en besluitvorming aangaande de voorstellen bedoeld onder e.

Het onderzoek wordt uitgevoerd door een extern organisatie- en accountancy-bureau.

de Planninggroep voor het wetenschappelijk onderzoek op het gebied van de ouder wordende mens (1977–1982)

De Planninggroep voor het wetenschappelijk onderzoek op het gebied van de ouder wordende mens is in 1977 ingesteld door de Minister van CRM. In de planninggroep hebben onder andere personen uit de kring van de overheid, de wetenschap en het bejaardenwerk zitting. De groep heeft tot taak:

  • a. het inventariseren van het huidige onderzoek, het huidige onderzoekspotentieel en de behoeften aan onderzoek bij de gebruikers daarvan, daaronder begrepen de overheid;

  • b. het opstellen van een onderzoeksprogramma, waarin de prioriteiten met het oog op de onderzoeksbehoeften en de kosten van het uitvoeren van het programma zijn weergegeven;

  • c. het ontwerpen van een instrumentarium, waarmee in de toekomst de programma’s gerealiseerd, geëvalueerd en bijgestuurd kunnen worden.

Het secretariaat van de planninggroep is ondergebracht bij het Nederlands Instituut voor Gerontologie (NIG).

de Stuurgroep onderzoek op het terrein van de ouder wordende mens (SOOM; 1982–1987)

De Stuurgroep Onderzoek op het terrein van de Ouder wordende Mens is in 1982 – voor een periode van vijf jaar – ingesteld door de staatssecretaris van CRM. De stuurgroep bestaat uit onder andere een permanent adviserend lid uit de subcommissie onderzoek van de ISB en uit personen uit de sfeer van het onderzoek op het gebied van de ouder wordende mens. De groep heeft onder meer tot taak een eerder vastgesteld onderzoeksprogramma te doen uitvoeren, te evalueren en bij te sturen.

Het secretariaat van de stuurgroep is ondergebracht bij het Nederlands Instituut voor Gerontologie (NIG).

de Werkgroep ter voorbereiding van de totstandkoming van een adviesraad met betrekking tot het gehele ouderenbeleid (1986–1987)

De Werkgroep ter voorbereiding van de totstandkoming van een adviesraad met betrekking tot het gehele ouderenbeleid is ingesteld in 1986 door de Minister van WVC. De leden van de werkgroep worden onder meer voorgedragen door de Nederlandse Federatie voor het Bejaardenbeleid, het Centraal Orgaan Samenwerkende Bonden van Ouderen en de Centrale Commissie voor de Bejaardenoorden.

De werkgroep heeft tot taak het doen van zo concreet mogelijke voorstellen met betrekking tot de totstandkoming van een adviesraad ter zake van het overheidsbeleid, voor zover dat gericht is op of van belang is voor de positie van ouderen in de samenleving.

De werkgroep heeft in 1987 zijn advies uitgebracht (eindrapport: ‘Naar een Raad voor het ouderenbeleid’).

de Voorlopige raad voor het ouderenbeleid (VRO; 1988–1996)

De Voorlopige raad voor het ouderenbeleid is in 1988 (Besluit Voorlopige raad voor het ouderenbeleid; Stb. 1988, 28) ingesteld door de Minister van WVC. De Voorlopige raad bestaat uit personen die kennis van en inzicht in de problematiek van het ouderenbeleid en de daarmee samenhangende maatschappelijke problemen hebben. De Voorlopige raad heeft tot taak de regering desgevraagd of eigener beweging te adviseren in aangelegenheden betreffende het ouderenbeleid. Een specifieke adviestaak is het adviseren over de totstandkoming van een wet tot instelling van een raad voor het ouderenbeleid.

In 1991 is een voorstel van wet houdende instelling van een Raad voor het ouderenbeleid ingediend bij de Tweede Kamer (TK 1991/1992, 22451, nrs. 1 en 2). Dit voorstel is nooit tot wet verheven.

Het secretariaat van de VRO is ondergebracht bij het Nederlands Instituut voor Gerontologie (NIG).

de Stuurgroep Nederlands stimuleringsprogramma ouderenonderzoek (NESTOR; 1988–1996)

De Stuurgroep Nederlands Stimuleringsprogramma Ouderenonderzoek is in 1988 ingesteld door de Minister van WVC. De stuurgroep bestaat uit onder andere deskundigen op het terrein van het ouderenonderzoek. De groep heeft onder meer tot taak thema’s voor onderzoek te selecteren, mede rekening houdend met het advies inzake stimulering van gerontologisch onderzoek 1988–1992 van de SOOM, en werkt deze uit of laat deze uitwerken tot programma’s van onderzoek.

Het secretariaat van de stuurgroep is ondergebracht bij het Nederlands Instituut voor Gerontologie (NIG).

het Gestructureerd overleg ouderenbeleid (GOO; 1988–)

Het GOO is in 1988 ingesteld door de Minister van WVC bij de Regeling Gestructureerd Overleg Ouderenbeleid. Het is een bestuurlijk overleg waaraan de Minister (voorzitter) en de bestuurlijke delegaties van de landelijke organisaties op het terrein van de ouderenvoorzieningen deelnemen.

Het GOO heeft tot doel: beraad over een samenhangend ouderenbeleid door middel van

  • a. uitwisseling van informatie over het bestaande beleid en over beleidsvoornemens;

  • b. het bespreken van standpunten, voorstellen en ideeën omtrent het gevoerde of te voeren beleid;

  • c. het maken van afspraken ten aanzien van het gevoerde of te voeren beleid.

In 1991 is de regeling geëvalueerd.

Het secretariaat van het GOO is ondergebracht bij de Vereniging van Nederlandse Bejaardenoorden (VNB).

de Commissie van wijze vrouwen en mannen (1992–1996)

De Commissie van wijze vrouwen en mannen is in 1992 ingesteld door de Minister van WVC. De commissie heeft tot taak kandidaat-leden voor de (in te stellen) raad te selecteren en daarover een voordracht te doen aan de Minister. De commissie heeft een permanent karakter doordat bij periodieke ledenwisselingen nieuwe kandidaat-leden voor de (Voorlopige) Raad voor het ouderenbeleid dienen te worden geselecteerd.

de Commissie modernisering ouderenzorg (Commissie Welschen; 1993–1994)

De Commissie Modernisering Ouderenzorg is in 1993 ingesteld door de Minister van WVC. De commissie heeft tot taak:

  • a. een advies te geven over modernisering van het stelsel van ouderenzorg als onderdeel van het zorgsysteem; daarbij dient de demografische ontwikkeling tot het jaar 2015 als uitgangspunt genomen te worden;

  • b. een advies te geven over de concrete uitwerkingsmodaliteiten van de ordening van wonen en zorg, waarbij de beleidsinhoudelijke en financiële verantwoordelijkheid en aansprakelijkheid corresponderen, op basis van de brief van het kabinet d.d. 24 mei 1993 en het debat over deze brief.

In 1994 is het rapport ‘Ouderenzorg met toekomst’ van de commissie verschenen.

Actoren die vallen onder verantwoordelijkheid van de secundaire zorgdrager(s):

de Minister van Financiën

De Minister van Financiën verricht werkzaamheden in het kader van de WBO en is betrokken bij verschillende stuurgroepen op het beleidsterrein.

de Minister van Onderwijs en Wetenschappen

De Minister van Onderwijs en Wetenschappen is betrokken bij verschillende stuurgroepen op het beleidsterrein.

de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer

De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer is betrokken bij verschillende stuurgroepen op het beleidsterrein. Diezelfde Minister heeft aangegeven geen aanvraag in te zullen dienen voor de vaststelling van de selectielijst op het onderhavige beleidsterrein, zodat zijn handelingen uiteindelijk niet zijn opgenomen in dit document.

de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid is betrokken bij verschillende stuurgroepen op het beleidsterrein.

de Minister van Economische Zaken

De Minister van Economische Zaken is vooral betrokken bij de totstandkoming van prijsregelen en -beschikkingen op het beleidsterrein.

de Minister van Verkeer en Waterstaat

De Minister van Verkeer en Waterstaat is betrokken bij verschillende stuurgroepen op het beleidsterrein.

de Minister van Binnenlandse Zaken

De Minister van Binnenlandse Zaken is betrokken bij verschillende stuurgroepen op het beleidsterrein.

Overige actoren (geen handelingen opgenomen in dit BSD):

* provincies (Gedeputeerde Staten / Provinciale Staten)

De provincies hebben lange tijd een toezichthoudende rol (o.a. op de prijsvorming in bejaardenoorden). Ook diende elke provincie een zgn. provinciale Commissie voor de bejaardenoorden in te stellen.

* gemeenten (Burgemeester en Wethouders)

De gemeenten konden lange tijd bepalen welke bejaardenoorden als een bejaardenoord in de zin der wet werden beschouwd.

* houders van bejaardenoorden

De houder van een bejaardenoord diende zijn bejaardenoord (tot 1972) aan te melden bij de gemeente.

* belangenorganisaties

Zoals bijvoorbeeld: de Vereniging van Nederlandse Bejaardenoorden (VNB) en het Centraal Orgaan Samenwerkende Bonden van Ouderen in Nederland (COSBO).

* onderzoeksinstellingen

Zoals bijvoorbeeld: het Nederlands Instituut voor Zorg en Welzijn (NIZW; hierin is ook onder andere opgenomen het Nederlands Instituut voor Gerontologie, NIG) en het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP; selectielijst gepubliceerd in Stcrt. 1999, 22).

* adviesorganen

Zoals bijvoorbeeld: de Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling (RMO; selectielijst in voorbereiding) en de Gezondheidsraad (selectielijst gepubliceerd in Stcrt. 1998, 61).

Van actoren met een * zijn geen handelingen opgenomen in dit BSD.

Selectielijst voor de zorgdrager Minister van VWS

6.1. Actor: de Minister onder wie Welzijn ressorteert

6.1.1. Algemeen

(1.)

Handeling: Het voorbereiden, mede vaststellen, coördineren en evalueren van het beleid betreffende het ouderenbeleid.

Periode: 1945–

Product: o.a. verslag stafoverleg

Waardering: B 1, 2

(2.)

Handeling: Het voorbereiden van de vaststelling, wijziging en intrekking van wetten betreffende het ouderenbeleid.

Periode: 1945–

Product: o.a.

* Wet op de bejaardenoorden (Stb. 1963, 18)

Opmerking: Heeft ook betrekking op de departementale voorbereiding van wetsontwerpen die (nog) niet in werking zijn getreden.

Waardering: B 1

(168.)

Handeling: Het vaststellen, wijzigen en intrekken van beoordelingsnormen, beleidsregels en wetinterpreterende regels inzake het ouderenbeleid.

Periode : 1945–

Product: o.a. circulaires

Waardering: B 5

(3.)

Handeling: Het vaststellen van beleidsnota’s (aangeboden aan de Tweede Kamer) betreffen- de het ouderenbeleid.

Periode: 1945 –

Product: o.a. nota’s

Waardering: B 1

(4.)

Handeling: Het opstellen van periodieke verslagen betreffende het ouderenbeleid.

Periode: 1945–

Product: o.a. jaarverslagen, kwartaalverslagen, maandverslagen

Waardering: B 3: verslagen op hoogste niveau

V, 10 jaar: overige neerslag

(5.)

Handeling: Het beantwoorden van Kamervragen en het anderszins op verzoek incidenteel informeren van leden van of commissies uit de Kamers der Staten-Generaal betreffende het ouderenbeleid.

Periode: 1945–

Product: o.a. brieven, notities

Waardering: B 2, 3

(6.)

Handeling: Het informeren van de Commissies voor de Verzoekschriften en andere tot onderzoeken van klachten bevoegde commissies uit de Kamers der Staten-Generaal en aan de Nationale Ombudsman naar aanleiding van klachten over de uitvoering of de gevolgen van het beleid betreffende het ouderenbeleid.

Periode: 1945–

Product: brieven, notities

Waardering: B 3

(7.)

Handeling: Het beslissen op beroepschriften naar aanleiding van beschikkingen betreffende het ouderenbeleid en het voeren van verweer in beroepschriftprocedures voor administratief rechterlijke organen.

Periode: 1945–

Product: o.a. beschikkingen, verweerschriften

Waardering: V, 10 jaar na afhandeling

(8.)

Handeling: Het mede voorbereiden van de vaststelling, wijziging en intrekking van internationale regelingen betreffende het ouderenbeleid en het presenteren van Nederlandse standpunten in intergouvernementele organisaties.

Periode: 1945–

Product: o.a. verslagen, adviezen, regelingen

Waardering: B 1

(9.)

Handeling: Het beantwoorden van vragen van individuele burgers, bedrijven en instellingen betreffende het ouderenbeleid.

Periode: 1945–

Product: o.a. brieven, notities

Waardering: V, 2 jaar na afhandeling

(10.)

Handeling: Het uitvoeren van voorlichtingsactiviteiten op het terrein van het ouderenbeleid.

Periode: 1945–

Product: o.a. voorlichtingsmateriaal

Waardering: B 5: eindproduct,

V, 5 jaar na afsluiting: voorbereidende stukken

(11.)

Handeling: Het voorbereiden van (wetenschappelijk) onderzoek en het vaststellen van onderzoeksrapporten betreffende het ouderenbeleid.

Periode: 1945–

Product: o.a. opdrachtformulering, opdrachtverstrekking, plan van aanpak, eindrapport

Waardering: B 1: onderzoeksopdracht + onderzoeksrapport

V, 10 jaar na afronding: overige documenten

(12.)

Handeling: Het begeleiden en financieren van (wetenschappelijk) onderzoek betreffende het ouderenbeleid.

Periode: 1945–

Product: o.a. verslagen, rapportages, correspondentie

Waardering: V, 10 jaar na afronding

(13.)

Handeling: Het verstrekken van subsidies aan personen, bedrijven en instellingen die actief zijn op het terrein van het ouderenbeleid.

Periode: 1945–

Product: o.a. beschikking

Waardering: V, 7 jaar na afrekening

(14.)

Handeling: Het verlenen van medewerking aan de voorbereiding van de vaststelling, wijzi- ging en intrekking van wet- en regelgeving betreffende het ouderenbeleid waarvan de Minister onder wie Welzijn ressorteert niet de eerste ondertekenaar is.

Periode: 1945–

Product: o.a. brieven, nota’s

Waardering: V, 20 jaar na afhandeling

(15.)

Handeling: Het vaststellen, wijzigen en intrekken van ‘zelfstandige’ Ministeriële regelingen betreffende het ouderenbeleid

Periode: 1945–

Product: o.a.

* Tijdelijke rijksbijdrageregeling gecoördineerd bejaardenwerk (Stcrt. 1980, 91); vervangt: Voorlopige Rijksbijdrage regeling dienstencentra Bejaarden (Stcrt. 1967, 199);

* Interimbesluit woontussenvoorzieningen (Stcrt. 1986, 20);

* Subsidieregeling ouderenzorg, gehandicaptenzorg en algemeen maatschappelijke hulpverlening (Stcrt. 1987, 252); gewijzigd in Subsidieregeling ouderenzorg (Stcrt. 1990, 178)

Waardering: B 5

(16.)

Handeling: verwijderd.

(17.)

Handeling: Het registeren van gegevens op basis van reglementen persoonsregistratie.

Periode: 1985–1986

Grondslag: o.a.

Privacyreglement registratie woontussenvoorzieningen (Stcrt. 1986, 20)

Product: De Minister is houder van o.a. de volgende digitale databank:

– Registratie woontussenvoorzieningen

Opmerking: Privacyreglement registratie woontussenvoorzieningen, art. 4: ‘De in artikel 3 bedoelde gegevens worden uit de registratie verwijderd in de maand januari van het vijfde jaar volgend op het kalenderjaar waarin voor de laatste maal subsidiëring op grond van het Interimbesluit woontussenvoorzieningen ten aanzien van betrokkenen heeft plaatsgevonden. Nadat deze verwijdering heeft plaatsgehad worden alle gegevens over naam en adres van betrokken bejaarde bewoners en verhuurders vernietigd.’

Waardering: V, 5 jaar tenzij van toepassing zijnde privacyreglement anders voorschrijft

(18.)

Handeling: Het instellen en opheffen van commissies etc. betreffende het ouderenbeleid door of op voordracht van de Minister onder wie Welzijn ressorteert.

Periode: 1945–

Product: o.a. instellingsbeschikkingen van meeste van in de toelichting genoemde commissies (de ‘Centrale commissie voor bejaardenoorden’ is ingesteld bij wet)

Waardering: B 4

(19.)

Handeling: Het benoemen, schorsen en ontslaan van (plv.) voorzitters, (plv.) secretarissen en/of (plv.) leden van commissies etc. betreffende het ouderenbeleid die door of op voordracht van de Minister onder wie Welzijn ressorteert zijn ingesteld.

Periode: 1945–

Grondslag: o.a.:

– instellingsbeschikking Begeleidingscommissie dienstencentra voor bejaarden, art. 4;

– instellingsbeschikking Interdepartementale Stuurgroep Bejaardenbeleid, art. 2;

– instellingsbeschikking Coördinatiegroep bejaardenbeleid Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk, art, 3;

– instellingsbeschikking Begeleidingsgroep voor onderzoek naar andere financiering van verzorging in bejaardenoorden, art. 3, 4 en 5;

– instellingsbeschikking Werkgroep voorbereiding adviesraad ouderenbeleid, art. 3;

– instellingsbeschikking Interdepartementale Stuurgroep Ouderenbeleid, art. 3;

– Besluit Voorlopige raad voor het ouderenbeleid, art. 5 en 9;

– Besluit Commissie van wijze vrouwen en mannen, art. 3;

– instellingsbeschikking Commissie Modernisering Ouderenzorg, art. 3;

– instellingsbeschikking Planninggroep voor het wetenschappelijk onderzoek op het gebied van de ouder wordende mens, art. 4;

– instellingsbeschikking Stuurgroep Onderzoek op het terrein van de Ouder wordende Mens, art. 6 en 8;

– instellingsbeschikking Stuurgroep Nederlands Stimuleringsprogramma Ouderenonderzoek, art. 6 en 7.

Product: o.a. benoemingen

Opmerking: – Voor de ‘Centrale commissie voor bejaardenoorden’: zie handeling 45.

– Heeft ook betrekking op het aanwijzen van waarnemers in commissies etc. (bijv. Instellingsbeschikking NESTOR, art. 6, lid 3)

Waardering: V, 10 jaar na ontslag

N.B. Indien er sprake is van rechtspositionele verhoudingen, dan moet gebruik worden gemaakt van de selectielijst voor personeelsdossiers van de rijksoverheid

(20.)

Handeling: Het toekennen van vergoedingen aan leden, secretarissen en deskundigen van commissies etc., ingesteld bij of krachtens wet, bij koninklijk besluit of bij Ministerieel besluit, betreffende het ouderenbeleid.

Periode: 1945–

Grondslag: Vacatiegeldenbesluit 1988, art. 1 resp. art. 3 (Stb. 1988, 205) -> vervangt: Vacatiegeldenbesluit 1970, art. 1 resp. art. 3 (Stb. 1970, 577) -> vervangt: Vacatiegeldenbesluit, art. 1 en 2 resp. art. 3 (Stb. 1921, nr. 1452)

Product: besluit of regeling

Opmerking: tot 1988 werd de term ‘Ministeriële beschikking’ gebruikt i.p.v. ‘Ministerieel besluit’

Waardering: V, 10 jaar

(21.)

Handeling: Het vaststellen, wijzigen en intrekken van nadere voorschriften met betrekking tot de samenstelling en werkwijze van organen, diensten, commissies etc., ingesteld bij of krachtens wet, bij koninklijk besluit of bij Ministerieel besluit, betreffende ‘het ouderenbeleid’.

Periode: 1945–

Grondslag: o.a.:

– Besluit Voorlopige raad voor het ouderenbeleid, art. 12

Waardering: V, 10 jaar

(22.)

Handeling: Het voorbereiden van, deelnemen aan en rapporteren over het overleg van onderraden, Ministeriële commissies, interdepartementale commissies, ambtelijke voorportalen en andere overlegorganen, waarvan het voorzitterschap en/of secretariaat niet berust bij het Ministerie onder wie Welzijn ressorteert.

Periode: 1945–

Product: o.a. (lidmaatschaps)archief

Waardering: V, 10 jaar

6.1.2. Wet op de bejaardenoorden

(23.)

Handeling: Het voorbereiden van de vaststelling, wijziging en intrekking van algemene maatregelen van bestuur met betrekking tot de uitvoering van de Wet op de bejaardenoorden.

Periode: 1963–1997

Grondslag: o.a. WBO, art. 2, 6, 8, 16, 18, 25

Product: o.a.:

* Reikwijdtebesluit WBO (Stb. 1984, 678; = regeling voor het zgn. ‘flankerend ouderenbeleid’);

* Besluit indicatie-advisering bejaardenoorden en verpleeginrichtingen (Stb. 1988, 456; vervangt: Besluit opneming in bejaardenoorden (Stb. 1976, 619));

* Besluit persoonlijke gegevens bejaardenoorden (Stb. 1984, 675);

* Besluit specifieke uitkeringen aan de provincie Flevoland (Stb. 1986, 710);

* Besluit aanvullende uitkeringen WBO (Stb. 1990, 86);

* Bijdragebesluit bewoners van bejaardenoorden (Stb. 1984, 677);

* Besluit centrale commissie bejaardenoorden (Stb. 1975, 520);

* Besluit statistische gegevens bejaardenoorden (Stb. 1966, 550);

* Besluit inzake uitoefening van de gemeentelijke respectievelijk provinciale bevoegdheden over 1985 ten aanzien van het openbaar lichaam ‘Zuidelijke IJsselmeerpolders’ en de gemeenten Dronten, Lelystad, Almere en Zeewolde (Stb. 1986, 87)

Waardering: B 5

(24.)

Handeling: Het vaststellen, wijzigen en intrekken van Ministeriële regelingen met betrekking tot de uitvoering van de Wet op de Bejaardenoorden.

Periode: 1963–1997

Grondslag: o.a. Besluit centrale commissie bejaardenoorden, art. 6, lid 6; Instelling Algemene begeleidingsgroep onderzoek andere financiering van verzorging in bejaardenoorden, art. 6; Bijdragebesluit bewoners van bejaardenoorden, art. 5, lid 2

Product: o.a.:

* Beschikking houdende vaststelling formulier ter vaststelling van eigen bijdrage van bewoners in een bejaardenoord (Stcrt. 1990, 139; vervangt: Stcrt. 1985, 5)

Waardering: V, 10 jaar na wijziging of intrekking

(25.)

Handeling: Het vaststellen, wijzigen en intrekken van Ministeriële regelingen met betrekking tot het verlenen van subsidies aan de houder van een bejaardenoord met een bijzondere functie.

Periode: 1984–1997

Grondslag: WBO, art. 24b, lid 2

Product: o.a.:

* Subsidieregeling bejaardenoorden met een bijzondere functie (Stcrt. 1987, 252; vervangt: Subsidieregeling exploitatiekosten bejaardenoorden met een bijzondere functie (Stcrt. 1986, 77; vervangt: Subsidieregeling exploitatiekosten bejaardenoorden met een bijzondere functie 1985 (Stcrt. 1985, 14)) èn Subsidieregeling kosten flankerend beleid bejaardenoorden met een bijzondere functie (Stcrt. 1986, 77))

Waardering: B 5

(26.)

Handeling: Het niet van toepassing verklaren (van een deel) van de Wet op de bejaardenoorden op een bejaardenoord of een groep van bejaardenoorden.

Periode: 1963–1984

Grondslag: WBO, art. 18, lid 2 (’63-’84); WBO, art. 2, lid 1 (’84-)

Product: o.a.:

* Stcrt. 1963, 89 (kloosters, verpleeginrichtingen, andere inrichtingen);

* Stcrt. 1964, 124 (Bronbeek);

* Stcrt. 1971, 210 (inrichtingen voor thuislozen)

Waardering: B 5

(27.)

Handeling: Het wijzigen van het bedrag, te betalen door de verzorgde aan het bejaardenoord bij tijdelijke huisvesting met verzorging.

Periode: 1984–1987

Grondslag: Reikwijdtebesluit WBO, art. 17, lid 3 en 5

Product:

Waardering: V, 10 jaar na wijziging

(28.)

Handeling: Het van toepassing verklaren van de Wet op de bejaardenoorden op experimenten met voorzieningen of vormen van dienstverlening voor bejaarden.

Periode: 1984–1987

Grondslag: WBO, art. 2b, lid 3 en 4

Product: o.a. beschikking, correspondentie

Opmerking: de Minister overlegt vooraf met de betrokken gemeente of provincie.

Waardering: B 5

(29.)

Handeling: Het verstrekken van subsidie aan een bejaardenoord ten behoeve van een vernieuwings- en samenwerkingsproject.

Periode: 1987–1997

Grondslag: WBO, art. 2b, lid 5

Product: o.a. beschikking, correspondentie

Opmerking: de Minister overlegt vooraf met de betrokken gemeente of provincie.

Waardering: V, 7 jaar na afrekening

Provinciale plannen voor de bejaardenoorden

(30.)

Handeling: Het geven van een aanwijzing aan provinciale staten omtrent de inhoud van het provinciale plan voor de bejaardenoorden.

Periode: 1989–1997

Grondslag: WBO, art. 6, lid 3

Product: o.a. aanwijzing

Waardering: B 5

De opneming in het bejaardenoord

(31.)

Handeling: Het aanwijzen van een opleiding voor maatschappelijk werker die adviseert over de opneming van bejaarden in bejaardenoorden.

Periode: 1976–1988

Grondslag: Besluit opneming in bejaardenoorden, art. 2c

Product: o.a. beschikking

Opmerking: de maatschappelijk werker die adviseert over opneming van bejaarden in een bejaardenoord heeft zitting in de gemeentelijke indicatiecommissie.

Waardering: V, 10 jaar na einde aanwijzing

(32.)

Handeling: Het verlenen van een ontheffing aan burgemeester en wethouders van bepalingen in het Besluit opneming in bejaardenoorden.

Periode: 1976–1988

Grondslag: Besluit opneming in bejaardenoorden, art. 25

Product: o.a. ontheffing

Opmerking: Gedeputeerde Staten worden gehoord.

Waardering: V, 10 jaar

(33.)

Handeling: Het vaststellen en wijzigen van modellen van onderzoeksformulieren en van modellen voor adviezen.

Periode: 1976–1988

Grondslag: Besluit opneming in bejaardenoorden, art. 9 en 13

Product: o.a. modellen

Waardering: V, 10 jaar na wijziging of intrekking

Maatregelen ten aanzien der bejaardenoorden

(34.)

Handeling: Het geven van een aanwijzing aan een bejaardenoord, of het uitnodigen van Gedeputeerde Staten om zo’n aanwijzing te geven.

Periode: 1984–1997

Grondslag: WBO, art. 9, lid 2

Product: o.a. beschikking

Waardering: B 5

(35.)

Handeling: Het voorbereiden van de goedkeuring bij koninklijk besluit van een provinciale verordening inzake de verhouding tussen prijs en geboden huisvesting en verzorging in een bejaardenoord.

Periode: 1963–1984

Grondslag: WBO, art. 8, lid 3

Product: o.a. koninklijk besluit

Waardering: V, 10 jaar

Specifieke uitkeringen aan provincies

(36.)

Handeling: Het jaarlijks verstrekken van specifieke uitkeringen aan provincies.

Periode: 1986–1991

Grondslag: WBO, art. 16a, lid 1; Besluit specifieke uitkeringen aan de provincie Flevoland, art. 2, lid 4

Product: o.a. beschikking

Opmerking: voor Flevoland gold van 1986 t/m 1990 een aangepaste berekening.

Waardering: V, 7 jaar na afrekening

(37.)

Handeling: Het verstrekken van een aanvullende uitkering aan een provincie.

Periode: 1989–1995

Grondslag: Besluit aanvullende uitkeringen WBO, art. 2, lid 1

Product: o.a. beschikking

Waardering: V, 7 jaar na afrekening

(38.)

Handeling: Het bepalen dat een extra overschot op de afrekening van een provinciaal bestuur niet wordt teruggevorderd.

Periode: 1984–1997

Grondslag: WBO, art. 16b, lid 4

Product: o.a. correspondentie

Waardering: V, 7 jaar na afrekening

Kosten van verblijf in bejaardenoorden

(39.)

Handeling: Het goedkeuren van de wijze waarop burgemeester en wethouders de houder van een bejaardenoord een overzicht verstrekken met gegevens betreffende de eigen bijdragen van bewoners.

Periode: 1984–1997

Grondslag: Bijdragebesluit bewoners van bejaardenoorden, art. 16, lid 2

Product:

Waardering: V, 10 jaar

(40.)

Handeling: Het vaststellen van de vorm van het formulier dat burgemeester en wethouders kunnen verschaffen aan de houder van een bejaardenoord met gegevens betreffende de eigen bijdragen van bewoners.

Periode: 1984–1997

Grondslag: Bijdragebesluit bewoners van bejaardenoorden, art. 16, lid 2

Product: o.a. model formulier

Waardering: V, 10 jaar na wijziging of intrekking

(41.)

Handeling: Het wijzigen van bedragen welke van invloed zijn op de vaststelling van de eigen bijdrage voor bewoners van bejaardenoorden.

Periode: 1984–1997

Grondslag: Bijdragebesluit bewoners van bejaardenoorden, art. 19

Opmerking: de Minister doet dit in overeenstemming met de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de Minister van Economische Zaken.

Waardering: V, 10 na wijziging of intrekking

(42.)

Handeling: Het overeenstemmen met burgemeester en wethouders inzake het afwijken van het bepaalde in het Bijdragebesluit wanneer het bepaalde in dat besluit zou leiden tot klaarblijkelijke hardheid, in individuele gevallen.

Periode: 1984–1989

Grondslag: Bijdragebesluit bewoners van bejaardenoorden, art. 22, b.w. Stb. 1989, 473

Product: o.a. correspondentie

Waardering: V, 10 jaar

(43.)

Handeling: Het jaarlijks vaststellen van het normbedrag waarover een bewoner van een bejaardenoord dient te beschikken voor persoonlijke uitgaven.

Periode: 1984–1989

Grondslag: WBO, art. 16h

Product: o.a.:

* Stcrt. 1985, 36 (en later)

Opmerking: sinds 1989 is het normbedrag gekoppeld aan het Bijstandsbesluit landelijke normering (Stb. 1974, 418).

Waardering: V, 10 jaar

Commissies voor de bejaardenoorden

(44.)

Handeling: Het voorbereiden van de benoeming, schorsing en ontslag van de voorzitter van de Centrale Commissie voor de bejaardenoorden.

Periode: 1972–1996

Grondslag: WBO, art. 16a, lid 3 (sinds 1984: art. 16x, lid 3)

Product: o.a. beschikkingen, correspondentie

Opmerking: benoeming en ontslag wordt door de Kroon bij koninklijk besluit gedaan.

Waardering: V, 10 jaar na ontslag

N.B. Indien er sprake is van rechtspositionele verhoudingen, dan moet gebruik worden gemaakt van de selectielijst voor personeelsdossiers van de rijksoverheid

(45.)

Handeling: Het benoemen, schorsen en ontslaan van de leden van de Centrale Commissie voor de bejaardenoorden.

Periode: 1972–1996

Grondslag: WBO, art. 16a, lid 3 (sinds 1984: art. 16x, lid 3)

Product: o.a. beschikkingen, correspondentie

Opmerking: aan de Centrale Commissie kan door de Minister ook een secretaris worden toegevoegd.

Waardering: V, 10 jaar na ontslag

N.B. Indien er sprake is van rechtspositionele verhoudingen, dan moet gebruik worden gemaakt van de selectielijst voor personeelsdossiers van de rijksoverheid

(46.)

Handeling: Het aanwijzen van organisaties die kandidaten voor de Centrale Commissie voor de bejaardenoorden mogen voordragen.

Periode: 1975–1996

Grondslag: Besluit centrale commissie bejaardenoorden, art. 2

Product: o.a. correspondentie

Opmerking: De Minister wijst aan: organisaties van bejaardenoorden, organisaties van personeelsleden werkzaam in bejaardenoorden, landelijke organisaties van bejaarden, organisaties die zich begeven op het terrein van de volkshuisvesting, organisaties werkzaam ten behoeve van de niet in bejaardenoorden verblijvende bejaarden.

Waardering: B 4

(47.)

Handeling: Het goedkeuren van door de Centrale Commissie voor de bejaardenoorden te verstrekken onderzoeksopdrachten aan derden.

Periode: 1975–1996

Grondslag: Besluit centrale commissie bejaardenoorden, art. 12, lid 2

Product: o.a. correspondentie

Waardering: V, 10 jaar na goedkeuring

Vaststelling verzorgingsprijzen

(48.)

Handeling: Het goedkeuren van de begroting van een bejaardenoord en het vaststellen van de prijs welke de houder aan de bewoners in rekening mag brengen voor huisvesting en verzorging, in overleg met Gedeputeerde Staten.

Periode: 1984–1985

Grondslag: WBO, art. 21a, lid 1

Product:

Waardering: V, 10 jaar

(49.)

Handeling: Het vaststellen, wijzigen en intrekken van prijsregelen voor bejaardenoorden, in overeenstemming met de Minister van Economische Zaken.

Periode: 1984–1985

Grondslag: WBO, art. 21a, lid 2

Product: o.a.:

Prijsregelen Bejaardenoorden 1984 (Stcrt. 29), 1984-II (Stcrt. 75)

Opmerking: voor prijsregelen 1972 t/m 1983 (niet vastgesteld in 1977 en ’81): zie paragraaf ‘prijzenbeschikkingen en prijsregelen’.

Waardering: B 5

(163.)

Handeling: Het vaststellen van de prijzen 1984 die door een houder van een bejaardenoord dienen te worden gehanteerd op basis van een door elk bejaardenoord in te dienen begroting en het verlenen van toestemming voor specifieke uitgaven.

Periode: 1984–1985

Grondslag: Prijsregelen Bejaardenoorden 1984 (Stcrt. 29) en 1984-II (Stcrt. 75), diverse artikelen

Waardering: V, 10 jaar

(164.)

Handeling: Het meedelen aan Gedeputeerde Staten van het bedrag dat beschikbaar is voor de exploitatiegevolgen van bouw, verbouw of uitbreiding van bejaardenoorden in hun provincie.

Periode: 1983–1985

Grondslag: Interimwet WBO, art. II, lid 3

Waardering: V, 10 jaar

Uitvoering en nadere regeling door de gemeente

(50.)

Handeling: Het voorbereiden van de goedkeuring bij koninklijk besluit van gemeentelijke regels met betrekking tot de verhouding tussen prijs en geboden huisvesting en verzorging in een bejaardenoord.

Periode: 1963–1984

Grondslag: WBO, art. 22, lid 2

Product: o.a. koninklijk besluit

Waardering: V, 10 jaar

(165.)

Handeling: Het vergoeden aan gemeenten van tien procent van de kosten van bijstand verleend ter zake van de na 1 januari 1984 gemaakte kosten van huisvesting en verzorging van de bewoners van bejaardenoorden, voor zover deze ingevolge art. 10a, tweede lid, van de Algemene Bijstandswet zijn toegelaten.

Periode: 1983–1985

Grondslag: Interimwet WBO, art. III, lid 1 en 2

Opmerking: Incl. het bepalen van het model van het formulier waarmee de gemeenten het bedrag kunnen declareren.

Waardering: V, 10 jaar

Bejaardenoorden met een bijzondere functie

(51.)

Handeling: Het aanwijzen van bejaardenoorden of een groep bejaardenoorden met een bijzondere functie.

Periode: 1984–1997

Grondslag: WBO, art. 24a, lid 17

Product: o.a.

Besluit houdende aanwijzing van de bejaardenoorden met een bijzondere functie (Stcrt. 1985, 14)

Opmerking: zgn. ‘BBF-erkenning’; Gedeputeerde Staten wordt gehoord.

Waardering: V, 10 jaar na einde aanwijzing

(52.)

Handeling: Het vaststellen en wijzigen van een plan voor de bejaardenoorden met een bijzondere functie.

Periode: 1984–1997

Grondslag: WBO, art. 24a, lid 2

Product: o.a. Plan voor de bejaardenoorden met een bijzondere functie 1986–1990 (Stcrt. 1986, 219)

Waardering: V, 10 jaar na wijziging

(53.)

Handeling: Het verlenen van een subsidie aan een bejaardenoord met een bijzondere functie.

Periode: 1984–1997

Grondslag: WBO, art. 24b, lid 1; Subsidieregeling exploitatiekosten bejaardenoorden met een bijzondere functie, art. 24

Product: o.a. beschikking

Opmerking: o.a. na goedkeuring van de begroting (incl. de tarieven).

Waardering: V, 7 jaar na afrekening

(54.)

Handeling: Het verlenen van een bijdrage in de kosten van dienstverlening aan niet-bewoners in geval van nood of tijdelijk omstandigheden, en in de kosten van sluiting of capaciteit.

Periode: 1984–1997

Grondslag: WBO, art. 24b, lid 1

Product: o.a. bijdrage

Waardering: V, 10 jaar

(55.)

Handeling: Het vaststellen en wijzigen van modellen voor de begroting, het activiteitenplan, de jaarrekening, de financiële verantwoording en het verslag van de werkzaamheden.

Periode: 1986–1994

Grondslag: o.a. Subsidieregeling bejaardenoorden met een bijzondere functie, art. 19 (b.w. Stcrt. 1994, 77)

Product: o.a. modellen

Waardering: V, 10 jaar na wijziging

(56.)

Handeling: Het gelijkstellen van een persoon die nog geen 65 jaar is en door bijzondere omstandigheden is aangewezen op huisvesting en verzorging in een bejaardenoord met een bejaarde zodat deze persoon kan worden opgenomen in een bejaardenoord met een bijzondere functie.

Periode: 1984–1997

Grondslag: WBO, art. 1a, lid 1

Product: o.a. beschikking

Opmerking: na advies van de gemeentelijke indicatiecommissie.

Waardering: V, 10 jaar na opname

(57.)

Handeling: Het bepalen dat een bejaardenoord met een bijzondere functie samenwerkt met andere instellingen welke geheel of gedeeltelijk voor bejaarden werkzaam zijn.

Periode: 1984–1997

Grondslag: WBO, art. 1a, lid 1

Product: o.a. beschikking

Waardering: V, 10 jaar

(58.)

Handeling: Het aanwijzen van instellingen die geheel of gedeeltelijk ten behoeve van bejaarden werkzaam zijn.

Periode: 1984–1997

Grondslag: WBO, art. 2f

Product: o.a. aanwijzing

Waardering: V, 10 jaar na einde aanwijzing

(59.)

Handeling: Het afgeven of weigeren van een verklaring van geen bezwaar voor de bouw en exploitatie van een bejaardenoord met een bijzondere functie aan de tegenwoordige of toekomstige houder van zo’n bejaardenoord.

Periode: 1984–1997

Grondslag: WBO, art. 24d, lid 1

Product: o.a. verklaring van geen bezwaar

Opmerking: in de verklaring van geen bezwaar wordt de capaciteit vastgesteld.

Waardering: V, 10 jaar na einde regeling

(60.)

Handeling: Het vaststellen, wijzigen en intrekken van een verordening met betrekking tot democratisering, kwaliteitseisen, privacy etc. voor bejaardenoorden met een bijzondere functie.

Periode: 1984–1997

Grondslag: WBO, art. 7

Product: o.a. Kwaliteitsregeling voor bejaardenoorden met een bijzondere functie (Stcrt. 1986, 48)

Waardering: B 5

(61.)

Handeling: Het verbieden een bejaardenoord met een bijzondere functie nog langer als zodanig te gebruiken.

Periode: 1989–1997

Grondslag: WBO, art. 12

Product: o.a. correspondentie

Waardering: V, 10 jaar

(62.)

Handeling: Het bepalen dat een bejaardenoord met een bijzondere functie moet worden gesloten of dat de capaciteit van zo’n bejaardenoord moet worden verlaagd.

Periode: 1984–1997

Grondslag: WBO, art. 12a

Product: o.a. correspondentie

Waardering: V, 10 jaar

(63.)

Handeling: Het aanwijzen van ambtenaren belast met het toezicht op de naleving van de WBO bij bejaardenoorden met een bijzondere functie.

Periode: 1989–1997

Grondslag: WBO, art. 13

Product: o.a. aanwijzing

Waardering: V, 10 jaar na einde aanwijzing

(64.)

Handeling: Het houden van toezicht op de naleving van de WBO bij bejaardenoorden met een bijzondere functie.

Periode: 1984–1997

Grondslag: WBO, art. 24d, lid 1

Product: o.a. correspondentie

Waardering: V, 10 jaar

(65.)

Handeling: Het verlenen van een ontheffing aan de houder van een bejaardenoord met een bijzondere functie van bepalingen in de Kwaliteitsregeling voor bejaardenoorden met een bijzondere functie.

Periode: 1986–1997

Grondslag: Kwaliteitsregeling voor bejaardenoorden met een bijzondere functie, art. 74

Product: o.a. ontheffing

Waardering: V, 10 jaar na intrekking

Statistiek en verslag

(66.)

Handeling: Het vaststellen en wijzigen van het model van de vragenlijsten voor het verzamelen van gegevens betreffende de bejaardenoorden, ten behoeve van de statistiek.

Periode: 1966–1987

Grondslag: Besluit statistische gegevens bejaardenoorden, art. 3 (t/m 1987)

Product: o.a. modellen

Waardering: V, 10 jaar na wijziging of intrekking

(67.)

Handeling: Het overeenstemmen met de directeur-generaal van het CBS inzake het vaststellen en wijzigen van het model van de vragenlijsten voor het verzamelen van gegevens betreffende de bejaardenoorden, ten behoeve van de statistiek.

Periode: 1966–1997

Grondslag: Besluit statistische gegevens bejaardenoorden, nota van toelichting wijzigingsbesluit 1987

Product: o.a. modellen

Waardering: V, 10 jaar na wijziging of intrekking

Overige bepalingen

(68.)

Handeling: Het toestemmen in de afgifte van een verklaring van geen bezwaar door Gedeputeerde Staten, totdat het provinciale plan voor de bejaardenoorden is vastgesteld.

Periode: 1972–1984

Grondslag: WBO, art. 33, lid 1

Product: o.a. correspondentie

Waardering: V, 10 jaar

(69.)

Handeling: Het bij Gedeputeerde Staten opvragen van gegevens die nodig zijn voor een goede uitvoering van de WBO.

Periode: 1984–1997

Grondslag: WBO, art. 33e

Product: o.a. correspondentie

Opmerking: * de Minister heeft (financiële) gegevens nodig voor:

a. informatie en verantwoording aan het parlement;

b. het ontwerpen van regeringsnota’s en wetgeving (mede) betreffende het ouderenbeleid;

c. specifieke taken op rijksniveau bij de uitvoering van de WBO.

Deze handeling is met name bedoeld voor c.

* de gemeenten Amsterdam, Rotterdam, ’s-Gravenhage en Utrecht worden voor de toepassing van dit artikel gelijkgesteld met een provincie.

Waardering: V, 10 jaar

6.1.3. Algemene Bijstandswet

(70.)

Handeling: Het vaststellen, wijzigen en intrekken van Ministeriële regelingen met betrekking tot de uitvoering van de Tijdelijke rijksgroepsregeling bejaarden in bejaardenoorden (Stb. 1970, 14) en Besluit Landelijke Normering (Stb. 1974, 418).

Periode: 1970–1974

Grondslag: o.a. Tijdelijke Rijksgroepsregeling bejaarden in bejaardenoorden, art. 3, lid 3 en art. 9

Product: Ministeriële regeling

Opmerking: – tezamen met de Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid;

– de bijdrage die de Minister onder wie Welzijn ressorteert levert aan de AMvB’s op grond waarvan deze regelingen tot stand zijn gekomen is verwoord in de algemene handeling 14.

Waardering: B 5

(71.)

Handeling: Het wijzigen van bedragen, genoemd in de Tijdelijke rijksgroepsregeling bejaarden in bejaardenoorden.

Periode: 1970–1974

Grondslag: Tijdelijke Rijksgroepsregeling bejaarden in bejaardenoorden, art. 4

Product: o.a. beschikking

Waardering: V, 10 jaar na wijziging

6.1.4. Prijzenbeschikkingen en prijsregelen

(72.)

Handeling: Het verlenen van medewerking aan de vaststelling, wijziging en intrekking van prijzenbeschikkingen door de Minister van Economische Zaken.

Periode: 1964–1971

Grondslag: Prijzenwet, art. 2

Product: o.a.:

– Prijzenbeschikking bejaardenoorden (Stcrt. 1964, 14, Stcrt. 1970, 22, Stcrt. 1971, 44);

– Prijzenbeschikking goederen en diensten (Stcrt. 1969, 67 en Stcrt. 1969, 170)

Waardering: V, 10 jaar na wijziging of intrekking

(73.)

Handeling: Het vaststellen, wijzigen en intrekken van prijsregelen voor bejaardenoorden, in overeenstemming met de Minister van Economische Zaken.

Periode: 1972–1983

Grondslag:

Product: o.a. prijsregelen

Waardering: B 5

6.1.5. Rijksbijdrage- en subsidieregelingen (niet gebaseerd op een wet)

(74.)

Handeling: Het verlenen van een rijksbijdrage in een gemeentelijke subsidie aan een instelling die één of meer dienstencentra beheert en/of exploiteert.

Periode: 1967 – ca. 1984

Grondslag: Voorlopige Rijksbijdrageregeling dienstencentra bejaarden, art. 2, lid 1

Product: o.a. rijksbijdrage

Waardering: V, 7 jaar na afrekening

(75.)

Handeling: Het verlenen van een rijksbijdrage in een gemeentelijke subsidie aan een instelling voor gecoördineerd bejaardenwerk.

Periode: 1980 – ca. 1984

Grondslag: Tijdelijke rijksbijdrageregeling gecoördineerd bejaardenwerk, art. 1, onder d

Product: o.a. rijksbijdrage

Waardering: V, 7 jaar na afrekening

(166.)

Handeling: Het vaststellen van het bedrag dat ten hoogste aan een gemeente wordt uitgekeerd als rijksbijdrage in een door die gemeente verstrekte subsidie in de exploitatiekosten van een enkelvoudig of meervoudig project in het kader van het gecoördineerd bejaardenwerk.

Periode: 1980 – ca. 1984

Grondslag: Tijdelijke rijksbijdrageregeling gecoördineerd bejaardenwerk, art. 8

Product: beschikking (Stcrt. 1981, 163; Stcrt. 1982, 216; Stcrt. 1984, 82; Stcrt. 1985, 36)

Waardering: V, 10 jaar

(167.)

Handeling: Het aanwijzen van ambtenaren aan wie het bestuur van een instelling alle inlichtingen omtrent aard en omvang der werkzaamheden dient te verstrekken.

Periode: 1967 – ca. 1984

Grondslag: Voorlopige Rijksbijdrageregeling dienstencentra bejaarden, art. 18

Product: aanwijzingen

Waardering: V, 10 jaar

(76.)

Handeling: Het vaststellen en wijzigen van het model van een formulier voor de aanvraag van een rijksbijdrage en voor de opgave van een staat van gegevens door het bestuur van een gemeente.

Periode: 1967 – ca. 1984

Grondslag: Voorlopige Rijksbijdrageregeling dienstencentra bejaarden, art. 21, lid 2 en art. 26, lid 2

Product: o.a. modellen

Opmerking: geldt ook voor Tijdelijke rijksbijdrageregeling gecoördineerd bejaardenwerk.

Waardering: V, 10 jaar na wijziging of intrekking

(77.)

Handeling: Het verlenen van een subsidie aan een verhuurder in de kosten voor maatschappelijke dienstverlening ten behoeve van bejaarde bewoners voor de periode 1 juli 1985 tot en met 30 juni 1986.

Periode: 1985–1986

Grondslag: Interimbesluit woontussenvoorzieningen, art. 2, lid 1

Product: o.a. subsidie

Waardering: V, 7 jaar na afrekening

(78.)

Handeling: Het verlenen van een subsidie aan de uitvoerder van een voorziening voor ouderenzorg.

Periode: 1987–

Grondslag: Subsidieregeling ouderenzorg, gehandicapten-zorg en algemeen maatschappelijke hulpverlening, art. 2

Product: o.a. subsidie

Waardering: V, 7 jaar na afrekening

(79.)

Handeling: Het vaststellen, wijzigen en intrekken van regels inzake het functioneren van voorzieningen en de werkwijze van categorieën van uitvoerders.

Periode: 1987–

Grondslag: Subsidieregeling ouderenzorg, gehandicapten-zorg en algemeen maatschappelijke hulpverlening, art. 3

Product: o.a. regels

Waardering: B 5

(80.)

Handeling: Het vaststellen en wijzigen van modellen voor de begroting, het activiteitenplan, de jaarrekening, de financiële verantwoording en het verslag van de werkzaamheden.

Periode: 1987–

Grondslag: Subsidieregeling ouderenzorg, gehandicapten-zorg en algemeen maatschappelijke hulpverlening, art. 19

Product: o.a. modellen

Waardering: V, 10 jaar na wijziging of intrekking

(81.)

Handeling: Het verlenen van een ontheffing aan de uitvoerder van een voorziening voor ouderenzorg van bepalingen in de subsidieregeling OGA.

Periode: 1987–

Grondslag: Subsidieregeling ouderenzorg, gehandicapten-zorg en algemeen maatschappelijke hulpverlening, art. 24

Product: o.a. ontheffingen

Waardering: V, 10 jaar na intrekking

6.1.6. Subsidiëring op basis van de begrotingswet

(82.)

Handeling: Het verlenen van subsidies in verband met de maatschappelijke bemoeiingen met bejaarden.

Periode: 1953–

Grondslag: Begrotingswetten 1953–1990

Product: o.a. subsidies

Opmerking: subsidies worden onder andere verleend aan de Nationale Federatie voor Bejaardenzorg, dienstencentra, bejaardensociëteiten, Pas 65, wetenschappelijk onderzoek etc.

Waardering: V, 7 jaar na afrekening

6.2. Actor: de Begeleidingscommissie dienstencentra voor bejaarden (Commissie Heroma)

(83.)

Handeling: Het opstellen van rapporten over de ontwikkeling van de werkzaamheden van de dienstencentra voor bejaarden welke voor een rijksbijdrage in aanmerking komen.

Periode: 1964– ca. 1969

Grondslag: Instellingsbeschikking, art. 2, lid d

Product: rapport

Waardering: B 5: eindproduct

V, 10 jaar: voorbereidende stukken

(84.)

Handeling: Het evalueren van ervaringen en resultaten verkregen bij de begeleiding van de werkzaamheden van de dienstencentra voor bejaarden welke voor een rijksbijdrage in aanmerking komen.

Periode: 1964– ca. 1969

Grondslag: Instellingsbeschikking, art. 2, lid c

Product:

Waardering: B 5

(85.)

Handeling: Het instellen en opheffen van ad hoc sub-commissies.

Periode: 1964– ca. 1969

Grondslag: Instellingsbeschikking, art. 2, lid e

Product:

Waardering: V, 10 jaar na opheffing

6.3. Actor: de Interdepartementale Stuurgroep Bejaardenbeleid (ISB) / Interdepartementale Stuurgroep Ouderenbeleid (ISO)

(86.)

Handeling: Het voorbereiden van beleidsnota’s inzake het bejaardenbeleid.

Periode: 1967–1987

Grondslag: Instellingsbeschikking ISB art. 3

Product: o.a. nota, beleidsplan

Waardering: B 1

(87.)

Handeling: Het (gevraagd en ongevraagd) adviseren van de betrokken Ministers over aspecten van het ouderenbeleid.

Periode: 1967–1993

Grondslag: o.a. Instellingsbeschikking ISB, art. 3; ISO, art. 2

Product: advies

Waardering: B 1

(88.)

Handeling: Het voorbereiden van de rapportage van de regering aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal inzake het gevoerde en te voeren ouderenbeleid.

Periode: 1987–

Grondslag: Instellingsbeschikking ISO, art. 3, lid 3; ISO (1993), art. 3, lid 2

Product: rapportage

Opmerking: In de periode 1987–1993 betreft het o.a. de tweejaarlijkse voortgangsrapportages.

Waardering: B 3

(89.)

Handeling: Het voeren van overleg over maatregelen en voorzieningen voor ouderen.

Periode: 1967–

Grondslag: o.a. Instellingsbeschikking ISB, art. 3 en 5; ISO, art. 2, lid 2; ISO (1993), art. 3, lid 1

Product: verslag, correspondentie

Waardering: B 5

(90.)

Handeling: Het adviseren van de Interdepartementale Coördinatiecommissie Welzijnsbeleid / de Commissie voor Sociaal en Cultureel Beleid over onderwerpen die het ouderenbeleid (mede) raken.

Periode: 1987–

Grondslag: Instellingsbeschikking ISO, art. 8; ISO (1993), art. 9

Product: rapportages, adviezen

Opmerking: In 1990 heeft de Minister van WVC de Commissie voor Sociaal en Cultureel Beleid (CSCB) geïnstalleerd als het ambtelijk voorportaal voor de Raad voor Sociaal en Cultureel Beleid. De CSCB vervangt onder meer de Interdepartementale Coördinatiecommissie Welzijnsbeleid (ICW).

Waardering: B 5

(91.)

Handeling: Het adviseren van de betrokken Ministers over de taak en samenstelling van de stuurgroep en de verlenging van de instellingstermijn, na evaluatie van de werkzaamheden.

Periode: 1987–

Grondslag: Instellingsbeschikking ISO, art. 10; ISO (1993), art. 12

Product: advies

Opmerking: Eerste advies / evaluatie in 1991 (werd 1992); tweede in 1996.

Waardering: B 2, 5

(92.)

Handeling: Het aanwijzen van een plaatsvervangend voorzitter.

Periode: 1967–

Grondslag: Instellingsbeschikking ISB, art. 3, lid 4; ISO (1993), art. 4, lid 4

Waardering: V, 10 jaar na einde aanwijzing

(93.)

Handeling: Het instellen en opheffen van subgroepen.

Periode: 1967–

Grondslag: Instellingsbeschikking ISB, art. 4, lid 2; ISO, art. 5, lid 2; ISO (1993), art. 6, lid 2

Product:

Waardering: V, 10 jaar na opheffing

6.4. Actor: de Centrale Commissie voor de bejaardenoorden (CCB)

(94.)

Handeling: Het (gevraagd en ongevraagd) adviseren van de Minister over aangelegenheden betreffende de bejaardenoorden.

Periode: 1975–1996

Grondslag: Wet op de bejaardenoorden (Stb. 1972, 344) art. 16a lid 1 en 2 (bij wijzigingswet in 1984 vernummerd tot art. 16x, lid 1 en 2)

Product: advies

Opmerking: Tevens worden adviezen over ontwerpen van algemene maatregelen van bestuur en Ministeriële regelingen gegeven.

Waardering: B 1

(95.)

Handeling: Het aanwijzen van een ondervoorzitter.

Periode: 1975–1996

Grondslag: Besluit centrale commissie bejaardenoorden (Stb. 1975, 520), art. 5, lid 1

Waardering: V, 10 jaar na einde aanwijzing

(96.)

Handeling: Het instellen en opheffen van een sub-commissie.

Periode: 1975–1996

Grondslag: Besluit centrale commissie bejaardenoorden (Stb. 1975, 520), art. 6, lid 1

Product:

Waardering: V, 10 jaar na opheffing

(97.)

Handeling: Het aanwijzen van de voorzitter van een sub-commissie.

Periode: 1975–1996

Grondslag: Besluit centrale commissie bejaardenoorden (Stb. 1975, 520), art. 6, lid 3

Product:

Waardering: V, 10 jaar na einde aanwijzing

(98.)

Handeling: Het vaststellen, wijzigen en intrekken van nadere regels inzake de openbaarheid van vergaderingen.

Periode: 1975–1996

Grondslag: Besluit centrale commissie bejaardenoorden (Stb. 1975, 520), art. 10, lid 4

Product:

Waardering: V, 10 jaar na wijziging of intrekking

(99.)

Handeling: Het jaarlijks opstellen van een verslag omtrent de werkzaamheden van de commissie.

Periode: 1975–1996

Grondslag: Besluit centrale commissie bejaardenoorden (Stb. 1975, 520), art. 15

Product: jaarverslag

Waardering: B 3: verslag V, 10 jaar: overige neerslag

6.5. Actor: de Coördinatiegroep bejaardenbeleid Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk

(100.)

Handeling: Het (gevraagd en ongevraagd) rapporteren aan en adviseren van de Minister of de hoofden van departementale onderdelen over aangelegenheden op het terrein van het bejaardenbeleid.

Periode: 1974–19..

Grondslag: Instellingsbeschikking, art. 2

Product: rapportage, advies

Waardering: B 1

(101.)

Handeling: Het instellen en opheffen van werkgroepen.

Periode: 1974–19..

Grondslag: Instellingsbeschikking, art. 6

Product:

Waardering: V, 10 jaar na opheffing

6.6. Actor: de Algemene begeleidingsgroep onderzoek alternatieve financiering verzorging in bejaardenoorden (Commissie Gijsbers)

(ook wel genoemd: de Algemene begeleidingsgroep voor het onderzoek naar een andere financiering van de verzorging in de bejaardenoorden)

(102.)

Handeling: Het (laten) verrichten van onderzoek naar andere vormen van financiering van de verzorging in de bejaardenoorden.

Periode: 1976–1977

Grondslag: Instellingsbeschikking, art. 2

Opmerking: Onderzoek uitgevoerd door een extern organisatie- en accountancy-bureau.

Waardering: B 5: eindproduct

V, 10 jaar: overige neerslag

(103.)

Handeling: Het adviseren van de Minister met betrekking tot financieringsalternatieven voor de verzorging in de bejaardenoorden.

Periode: 1976–1977

Grondslag: Instellingsbeschikking, art. 2

Product: ‘Rapport over Financieringsalternatieven voor de kosten van verzorging in bejaardenoorden’

Waardering: B 1

6.7. Actor: de Planninggroep voor het wetenschappelijk onderzoek op het gebied van de ouder wordende mens

(104.)

Handeling: Het opstellen van een inventarisatie van het huidige onderzoek, het huidige onderzoekspotentieel en de behoeften aan onderzoek bij de gebruikers, in te dienen bij de betrokken Ministers.

Periode: 1977–1982

Grondslag: Instellingsbeschikking, art. 2, onder a

Product: overzicht

Opmerking: De betrokken Ministers zijn: de Minister van CRM en de Minister van Wetenschapsbeleid.

Waardering: B 5

(105.)

Handeling: Het opstellen van een onderzoekprogramma, in te dienen bij de betrokken Ministers.

Periode: 1977–1982

Grondslag: Instellingsbeschikking, art. 2, onder b

Product: onderzoekprogramma

Opmerking: – Het onderzoekprogramma geeft de thema’s voor onderzoek;

– De betrokken Ministers zijn: de Minister van CRM en de Minister van Wetenschapsbeleid.

Waardering: B 5

(106.)

Handeling: Het rapporteren aan de betrokken Ministers inzake het ontwerp van een instrumentarium ten behoeve van het realiseren, evalueren en bijsturen van onderzoekprogramma’s in de toekomst.

Periode: 1977–1982

Grondslag: Instellingsbeschikking, art. 3, lid 2

Product: rapport

Opmerking: De betrokken Ministers zijn: de Minister van CRM en de Minister van Wetenschapsbeleid.

Waardering: V, 10 jaar

(107.)

Handeling: Het instellen en opheffen van werkgroepen.

Periode: 1977–1982

Grondslag: Instellingsbeschikking, art. 6

Product:

Waardering: V, 10 jaar na opheffing

(108.)

Handeling: Het nader regelen van de werkwijze van de planninggroep.

Periode: 1977–1982

Grondslag: Instellingsbeschikking, art. 8

Product:

Waardering: B 5

6.8. Actor: de Stuurgroep onderzoek op het terrein van de ouder wordende mens (SOOM)

(109.)

Handeling: Het laten verrichten van onderzoek op het gebied van de ouder wordende mens.

Periode: 1982–1987

Grondslag: Instellingsbeschikking, art. 3, lid 1

Product:

Opmerking: de thema’s van onderzoek en de daarbij aangegeven prioriteiten staan in het door de Planningsgroep voor wetenschappelijk onderzoek op het gebied van de ouder wordende mens uitgegeven advies.

Waardering: B 5: onderzoeksopdrachten (+ eindrapportage)

V, 10 jaar: overige documenten

(110.)

Handeling: Het adviseren van Ministers, onderzoekers en de Interdepartementale Stuurgroep Bejaardenbeleid.

Periode: 1982–1987

Grondslag: Instellingsbeschikking, art. 3, lid 3, en art. 5, lid 1

Product: bijv.:

– ‘Advies inzake stimulering van gerontologisch onderzoek 1988–1992’;

– ‘Advies inzake gebruikersgedrag van ouderen in relatie tot collectieve voorzieningen’

Opmerking: de betrokken Ministers zijn, naast de Minister van CRM: de Minister van Onderwijs en Wetenschappen, van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening, van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en van Volksgezondheid en Milieuhygiëne.

Waardering: B 1

(111.)

Handeling: Het jaarlijks opstellen van een verslag omtrent de werkzaamheden van de stuurgroep.

Periode: 1982–1987

Grondslag: Instellingsbeschikking, art. 4

Product: jaarverslag

Opmerking: dit jaarverslag wordt toegezonden aan de Interdepartementale Stuurgroep Bejaardenbeleid.

Waardering: B 3: verslag

V, 10 jaar: overige neerslag

(112.)

Handeling: Het instellen en opheffen van subgroepen.

Periode: 1982–1987

Grondslag: Instellingsbeschikking, art. 7

Product:

Waardering: V, 10 jaar na opheffing

(113.)

Handeling: Het nader regelen van de werkwijze van de stuurgroep.

Periode: 1982–1987

Grondslag: Instellingsbeschikking, art. 9

Product:

Waardering: B 5

6.9. Actor: de Werkgroep ter voorbereiding van de totstandkoming van een adviesraad met betrekking tot het gehele ouderenbeleid

(114.)

Handeling: Het adviseren van de Minister over de totstandkoming van een adviesraad voor het overheidsbeleid inzake de positie van ouderen in de samenleving.

Periode: 1986–1987

Grondslag: Instellingsbeschikking, art. 2

Product: rapport ‘Naar een Raad voor het Ouderenbeleid’

Waardering: B 1

6.10. Actor: de Voorlopige Raad voor het ouderenbeleid (VRO)

(115.)

Handeling: Het (gevraagd en ongevraagd) adviseren van de regering over aangelegenheden betreffende het ouderenbeleid.

Periode: 1988–1996

Grondslag: Besluit Voorlopige raad voor het ouderenbeleid, art. 3, lid 1 en art. 4, lid 1

Product: advies

Waardering: B 1

(116.)

Handeling: Het adviseren over de totstandkoming van een Wet tot instelling van een raad voor het ouderenbeleid.

Periode: 1988–1996

Grondslag: Besluit Voorlopige raad voor het ouderenbeleid, art. 3, lid 2

Product: advies

Waardering: B 1

(117.)

Handeling: Het adviseren van de Tweede Kamer der Staten-Generaal over bij die Kamer aanhangig gemaakte initiatiefvoorstellen van wet.

Periode: 1988–1996

Grondslag: Besluit Voorlopige raad voor het ouderenbeleid, art. 3, lid 3

Product: advies

Waardering: B 1

(118.)

Handeling: Het jaarlijks opstellen van een verslag omtrent de werkzaamheden van de raad.

Periode: 1988–1996

Grondslag: Besluit Voorlopige raad voor het bejaardenbeleid, art. 13, lid 1

Product: jaarverslag

Waardering: B 3: verslag

V, 10 jaar: overige neerslag

(119.)

Handeling: Het aanwijzen van één of meer plaatsvervangende voorzitters van de raad.

Periode: 1988–1996

Grondslag: Besluit Voorlopige raad voor het bejaardenbeleid, art. 7

Product:

Waardering: V, 10 jaar na einde aanwijzing

(120.)

Handeling: Het instellen en opheffen van commissies.

Periode: 1988–1996

Grondslag: Besluit Voorlopige raad voor het bejaardenbeleid, art. 8, lid 1

Product:

Waardering: V, 10 jaar na opheffing

(121.)

Handeling: Het aanwijzen van een voorzitter van een commissie.

Periode: 1988–1996

Grondslag: Besluit Voorlopige raad voor het bejaardenbeleid, art. 8, lid 3

Product:

Waardering: V, 10 jaar na einde aanwijzing

(122.)

Handeling: Het vaststellen, wijzigen en intrekken van nadere regels voor de werkwijze van de raad en van zijn commissies, ter goedkeuring van de Minister.

Periode: 1988–1996

Grondslag: Besluit Voorlopige raad voor het bejaardenbeleid, art. 12

Product:

Waardering: B 5

6.11. Actor: de Stuurgroep Nederlands stimuleringsprogramma ouderenonderzoek (NESTOR)

(123.)

Handeling: Het adviseren van de betrokken Ministers over te verrichten onderzoek, opleiding van onderzoekers en de financiering van die activiteiten.

Periode: 1988–

Grondslag: Instellingsbeschikking, art. 3

Product:

Opmerking: – Hiertoe worden o.a. uitgewerkte onderzoeksvoorstellen beoordeeld;

– De betrokken Ministers zijn: de Minister van WVC en de Minister van Onderwijs en Wetenschappen.

Waardering: B 1

(124.)

Handeling: Het vaststellen en bijstellen van een meerjarenplan voor de verdeling van de financiële middelen over de thema’s.

Periode: 1988–

Grondslag: Instellingsbeschikking, art. 4, lid 1

Product:

Waardering: V, 10 jaar

(125.)

Handeling: Het adviseren van de betrokken Ministers over de jaarlijkse besteding van de financiële middelen per thema, op basis van een werkplan.

Periode: 1988–

Grondslag: Instellingsbeschikking, art. 4, lid 2

Product:

Opmerking: De betrokken Ministers zijn: de Minister van WVC en de Minister van Onderwijs en Wetenschappen.

Waardering: V, 10 jaar

(126.)

Handeling: Het jaarlijks opstellen van een verslag omtrent de werkzaamheden van de stuurgroep, incl. de voortgang van het in uitvoering zijnde onderzoek.

Periode: 1988–

Grondslag: Instellingsbeschikking, art. 4, lid 3

Product: jaarverslag

Waardering: B 3: verslag

V, 10 jaar: overige neerslag

(127.)

Handeling: Het instellen en opheffen van programmacommissies.

Periode: 1988–

Grondslag: Instellingsbeschikking, art. 5

Product:

Waardering: V, 10 jaar na opheffing

(128.)

Handeling: Het nader regelen van de werkwijze van de stuurgroep.

Periode: 1988–

Grondslag: Instellingsbeschikking, art. 8

Product:

Waardering: B 5

6.12. Actor: het Gestructureerd overleg ouderenbeleid (GOO)

(129.)

Handeling: Het voeren van overleg tussen Minister en landelijke organisaties op het terrein van ouderenvoorzieningen over een samenhangend ouderenbeleid.

Periode: 1988–

Grondslag: Regeling Gestructureerd Overleg Ouderenbeleid, art. 1 en art. 8, lid 2

Product:

Opmerking: bijeenkomsten van het bestuurlijk GOO worden voorbereid in een zgn. ‘ambtelijk vooroverleg’.

Waardering: B 1

(130.)

Handeling: Het instellen en opheffen van werkgroepen.

Periode: 1988–

Grondslag: Regeling Gestructureerd Overleg Ouderenbeleid, art. 7

Product:

Waardering: V, 10 jaar na opheffing

6.13. Actor: de Commissie van wijze vrouwen en mannen

(131.)

Handeling: Het selecteren van kandidaat-leden voor de (in te stellen) Raad voor het ouderenbeleid en het doen van een voordracht daarover aan de Minister waaronder Welzijn ressorteert.

Periode: 1992–1996

Grondslag: Besluit Commissie van wijze vrouwen en mannen, art. 2, lid 2

Product:

Waardering: V, 10 jaar

(132.)

Handeling: Het aanwijzen van een plaatsvervangend voorzitter.

Periode: 1992–1996

Grondslag: Besluit Commissie van wijze vrouwen en mannen, art. 6, lid 1

Product:

Waardering: V, 10 jaar na einde aanwijzing

(133.)

Handeling: Het regelen van de werkwijze van de commissie.

Periode: 1992–1996

Grondslag: Besluit Commissie van wijze vrouwen en mannen, art. 6, lid 2

Product:

Waardering: B 5

6.14. Actor: de Commissie modernisering ouderenzorg (Commissie Welschen)

(134.)

Handeling: Het geven van een advies aan de Minister onder wie Welzijn ressorteert over de modernisering van het stelsel van ouderenzorg als onderdeel van het zorgsysteem en over de concrete uitwerkingsmodaliteiten van de ordening van wonen en zorg.

Periode: 1993–1994

Grondslag: Instellingsbeschikking, art. 2 en 6

Product:

Waardering: B 1

(135.)

Handeling: Het regelen van de werkzaamheden van de commissie.

Periode: 1993–1994

Grondslag: Instellingsbeschikking, art. 4

Product:

Waardering: B 5

6.15. Actor: de Minister onder wie Volksgezondheid ressorteert

(136.)

Handeling: Het instellen en opheffen van commissies etc. betreffende het ouderenbeleid, in overeenstemming met de Minister onder wie Welzijn ressorteert.

Periode: 1967–1987

Bron: o.a. Instellingsbeschikking SOOM, aanhef; ISB, aanhef

Product:

Waardering: B 4

(137)

Handeling: Het benoemen, schorsen en ontslaan van de voorzitter, vice-voorzitter en de overige leden van commissies etc. betreffende het ouderenbeleid, in overeenstemming met de Minister onder wie Welzijn ressorteert.

Periode: 1982–1987

Grondslag: Instellingsbeschikking SOOM, art. 6, lid 2

Product:

Opmerking: Het Ministerie van Sociale Zaken en Volksgezondheid had twee vertegenwoordigers in de ISB.

Waardering: V, 10 jaar na ontslag

N.B. Indien er sprake is van rechtspositionele verhoudingen, dan moet gebruik worden gemaakt van de selectielijst voor personeelsdossiers van de rijksoverheid

(138.)

Handeling: Het voordragen van een lid van de Interdepartementale Stuurgroep Bejaardenbeleid, te benoemen door de Minister van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk.

Periode: 1967–1987

Bron: Instellingsbeschikking ISB, art. 2, lid 2

Product:

Waardering: V, 10 jaar na einde lidmaatschap

Selectielijst voor de zorgdrager Minister van Financiën

7.1. Actor: de Minister van Financiën

(139.)

Handeling: Het stellen van regels met betrekking tot de controle door de rijksbelastingsdienst naar de volledigheid en juistheid van gegevens die door de bejaarde zijn verstrekt.

Periode: 1984–1997

Grondslag: Bijdragebesluit bewoners van bejaardenoorden, art. 7, lid 3

Product:

Opmerking: – de Minister van Financiën stelt deze regels in overeenstemming met de Minister onder wie Welzijn ressorteert;

– de rijksbelastingsdienst doet zo’n onderzoek op verzoek van de gemeente.

Waardering: B 5

(136.)

Handeling: Het instellen en opheffen van commissies etc. betreffende het ouderenbeleid, in overeenstemming met de Minister onder wie Welzijn ressorteert.

Periode: 1987–

Bron: o.a. Instellingsbeschikking ISO, aanhef; ISO (1993), aanhef

Product: instellingsbeschikking

Waardering: B 4

(141.)

Handeling: Het aanwijzen van een waarnemer in de Interdepartementale Stuurgroep Ouderenbeleid.

Periode: 1987–

Bron: Instellingsbeschikking ISO, art. 13; ISO (1993), art. 4, lid 2

Product:

Waardering: V, 10 jaar na einde aanwijzing

Selectielijst voor de zorgdrager Minister van OCW

8.1. Actor: de Minister van Onderwijs en Wetenschappen

(136.)

Handeling: Het instellen en opheffen van commissies etc. betreffende het ouderenbeleid, in overeenstemming met de Minister onder wie Welzijn ressorteert.

Periode: 1977–

Bron: o.a. Instellingsbeschikking Planninggroep voor het wetenschappelijk onderzoek op het gebied van de ouder wordende mens, aanhef; SOOM, aanhef; NESTOR, aanhef; ISO, aanhef; ISO (1993), aanhef

Product:

Waardering: B 4

(137.)

Handeling: Het benoemen, schorsen en ontslaan van de voorzitter, vice-voorzitter en de overige leden van commissies etc. betreffende het ouderenbeleid, in overeenstemming met de Minister onder wie Welzijn ressorteert.

Periode: 1977–

Grondslag: Instellingsbeschikking Planninggroep, art. 4, lid 2; Instellingsbeschikking SOOM, art. 6, lid 2; Instellingsbeschikking NESTOR, art. 6, lid 2

Product:

Opmerking: Heeft ook betrekking op het aanwijzen van waarnemers in deze commissies (Instellingsbeschikking Planninggroep, art. 5; Instellingsbeschikking NESTOR, art. 6, lid 3)

Waardering: V, 10 jaar na ontslag

N.B. Indien er sprake is van rechtspositionele verhoudingen, dan moet gebruik worden gemaakt van de selectielijst voor personeelsdossiers van de rijksoverheid

(144.)

Handeling: Het aanwijzen van een lid in de Interdepartementale Stuurgroep Ouderenbeleid.

Periode: 1987–

Bron: Instellingsbeschikking ISO, art. 13; ISO (1993), art. 4, lid 2

Product:

Waardering: V, 10 jaar na einde aanwijzing

Selectielijst voor de zorgdrager Minister van SZW

9.1. Actor: de Minister van Sociale Zaken

(149.)

Handeling: Het verlenen van medewerking aan het wijzigen van bedragen welke van invloed zijn op de vaststelling van de eigen bijdrage voor bewoners van bejaardenoorden.

Periode: 1984–1997

Bron: Bijdragebesluit bewoners van bejaardenoorden, art. 19

Opmerking: de Minister onder wie Welzijn ressorteert doet dit in overeenstemming met de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de Minister van Economische Zaken.

Waardering: V, 10 na wijziging of intrekking

(150.)

Handeling: Het vaststellen, wijzigen en intrekken van Ministeriële regelingen met betrekking tot de uitvoering van de Tijdelijke rijksgroepsregeling bejaarden in bejaardenoorden (Stb. 1970, 14) en Besluit Landelijke Normering (Stb. 1974, 418).

Periode: 1970–1974

Grondslag: o.a. Tijdelijke Rijksgroepsregeling bejaarden in bejaardenoorden, art. 3, lid 3 en art. 9

Product: Ministeriële regeling

Opmerking: tezamen met de Minister onder wie Welzijn ressorteert.

Waardering: B 5

(136.)

Handeling: Het instellen en opheffen van commissies etc. betreffende het ouderenbeleid, in overeenstemming met de Minister onder wie Welzijn ressorteert.

Periode: 1967–

Bron: o.a. Instellingsbeschikking SOOM, aanhef; ISB, aanhef; ISO, aanhef; ISO (1993), aanhef

Product:

Waardering: B 4

(137.)

Handeling: Het benoemen, schorsen en ontslaan van de voorzitter, vice-voorzitter en de overige leden van commissies etc. betreffende het ouderenbeleid, in overeenstemming met de Minister onder wie Welzijn ressorteert.

Periode: 1982–1987

Grondslag: Instellingsbeschikking SOOM, art. 6, lid 2

Product:

Waardering: V, 10 jaar na ontslag

N.B. Indien er sprake is van rechtspositionele verhoudingen, dan moet gebruik worden gemaakt van de selectielijst voor personeelsdossiers van de rijksoverheid

(138.)

Handeling: Het voordragen van een lid van de Interdepartementale Stuurgroep Bejaardenbeleid, te benoemen door de Minister van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk.

Periode: 1967–1987

Bron: Instellingsbeschikking ISB, art. 2, lid 2

Product:

Opmerking: Het Ministerie van Sociale Zaken en Volksgezondheid had twee vertegenwoordigers in de ISB.

Waardering: V, 10 jaar na einde lidmaatschap

(141.)

Handeling: Het aanwijzen van een lid in de Interdepartementale Stuurgroep Ouderenbeleid.

Periode: 1987–

Bron: Instellingsbeschikking ISO, art. 13; ISO (1993), art. 4, lid 2

Product:

Waardering: V, 10 jaar na einde aanwijzing

Selectielijst voor de zorgdrager Minister van EZ

10.1. Actor: de Minister van Economische Zaken

(142.)

Handeling: Het verlenen van medewerking aan het wijzigen van bedragen welke van invloed zijn op de vaststelling van de eigen bijdrage voor bewoners van bejaardenoorden.

Periode: 1984–1997

Bron: Bijdragebesluit bewoners van bejaardenoorden, art. 19

Opmerking: de Minister onder wie Welzijn ressorteert doet dit in overeenstemming met de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de Minister van Economische Zaken.

Waardering: V, 10 na wijziging of intrekking

(156.)

Handeling: Het verlenen van medewerking aan het vaststellen, wijzigen en intrekken van prijsregelen voor bejaardenoorden door de Minister onder wie Welzijn ressorteert.

Periode: 1984–1985

Grondslag: WBO, art. 21a, lid 2

Product: o.a.:

Prijsregelen Bejaardenoorden 1984 (Stcrt. 29), 1984-II (Stcrt. 75)

Opmerking: voor prijsregelen 1972 t/m 1983 (niet vastgesteld in 1977 en ’81): zie handeling 158.

Waardering: V, 10 jaar na wijziging of intrekking

(157.)

Handeling: Het vaststellen, wijzigen en intrekken van prijzenbeschikkingen, in overeenstemming met de Minister onder wie Welzijn ressorteert.

Periode: 1964–1971

Grondslag: Prijzenwet, art. 2

Product: o.a.:

– Prijzenbeschikking bejaardenoorden (Stcrt. 1964, 14, Stcrt. 1970, 22, Stcrt. 1971, 44);

– Prijzenbeschikking goederen en diensten (Stcrt. 1969, 67 en Stcrt. 1969, 170)

Waardering: V, 10 jaar na wijziging of intrekking

(158.)

Handeling: Het verlenen van medewerking aan het vaststellen, wijzigen en intrekken van prijsregelen voor bejaardenoorden, in overeenstemming met de Minister onder wie Welzijn ressorteert.

Periode: 1972–1983

Grondslag:

Product: o.a. prijsregelen

Waardering: V, 10 jaar na wijziging of intrekking

Selectielijst voor de zorgdrager Minister van Verkeer en Waterstaat

11.1. Actor: de Minister van Verkeer en Waterstaat

(136.)

Handeling: Het instellen en opheffen van commissies etc. betreffende het ouderenbeleid, in overeenstemming met de Minister onder wie Welzijn ressorteert.

Periode: 1993–

Bron: o.a. Instellingsbeschikking ISO (1993), aanhef

Product: instellingsbeschikking

Waardering: B 4

(141.)

Handeling: Het aanwijzen van een lid van de Interdepartementale Stuurgroep Ouderenbeleid.

Periode: 1993–

Bron: Instellingsbeschikking ISO (1993), art. 4, lid 2

Product:

Waardering: V, 10 jaar na einde aanwijzing

Selectielijst voor de zorgdrager Minister van BZK

12.1. Actor: de Minister van Binnenlandse Zaken

(136.)

Handeling: Het instellen en opheffen van commissies etc. betreffende het ouderenbeleid, in overeenstemming met de Minister onder wie Welzijn ressorteert.

Periode: 1993–

Bron: o.a. Instellingsbeschikking ISO (1993), aanhef

Product: instellingsbeschikking

Waardering: B 4

(141.)

Handeling: Het aanwijzen van een lid van de Interdepartementale Stuurgroep Ouderenbeleid.

Periode: 1993–

Bron: Instellingsbeschikking ISO (1993), art. 4, lid 2

Product:

Waardering: V, 10 jaar na einde aanwijzing

Concordans

RIO -> BSD

Nummer handeling in RIO

Nummer handeling in BSD/reden van niet opnemen

1

23

2.1

35

2.2

50

3

26

4.1

23

4.2

4.3

4.4

4.5

4.6

5.1

31

5.2

32

6.1

24

6.2

7

onderdeel van een procedure

8

68

9

44, 45

10

94

11

24

12

102, 103

13

48

14

49

15

163 (toegevoegd na 49)

16

17.1

164 (toegevoegd na 49)

17.2

165 (toegevoegd na 50)

17.3

18.1

23

18.2

18.3

18.4

18.5

18.6

18.7

18.8

18.9

18.10

19

36

20

27

21.1

24

21.2

39, 40

21.3

41

22.1

26

22.2

28

22.3

30

22.4

59

22.5

62

22.6

36

22.7

51

22.8

53

22.9

56

22.10

57

22.11

34

22.12

36

22.13

onderdeel van een procedure

22.14

29

23

53

24.1

60

24.2

34

24.3

36

24.4

25

24.5

24.6

24.7

43

25

65

26

53

27

52

28

37

29

61

30

63

31.1

70

31.2

32

71

33

73

34

83, 84, 85

35.1

74

35.2

76

35.3

36.1

onderdeel van een procedure

36.2

37

167 (toegevoegd na 75)

38

166 (toegevoegd na 75)

39

77

40

82

41

19

42

43

86, 87, 89

44

87, 89

45.1

88

45.2

90

46

100, 101

47.1

19

47.2

24

48

115, 117, 118

49

secretariaat bij Welzijn

50

129, 130

51

19

52

104, 105, 106, 107

53

19, 20

54

109, 110

55

19

56

11, 12

57

123, 126

58

124, 125

BSD -> RIO

Nummer handeling in BSD

Nummer handeling in RIO

1

2

3

4

5

6

7

8

9

10

11

56

12

56

13

14

15

16 -> verwijderd (BSD 106, handeling 34 / 73)

17

18

19

41, 42, 47.1, 51, 53, 55

20

53

21

22

23

1, 4.1 t/m 4.6, 18.1 t/m 18.10

24

6.1, 6.2, 11, 21.1, 47.2

25

24.4 t/m 24.6

26

3, 22.1

27

20

28

22.2

29

22.14

30

22.3

31

5.1

32

5.2

33

34

22.11, 24.2

35

2.1

36

19, 22.6, 22.12, 24.3

37

28

38

39

21.2

40

21.2

41

21.3

42

43

24.7

44

9

45

9

46

47

48

13

49

14

50

2.2

51

22.7

52

27

53

22.8, 23, 26

54

55

56

22.9

57

22.10

58

59

22.4

60

24.1

61

29

62

22.5

63

30

64

65

25

66

67

68

8

69

70

31.1, 31.2

71

32

72

73

33

74

35.1

75

76

35.2, 35.3

77

39

78

79

80

81

82

40

83

34

84

34

85

34

86

43

87

43, 44

88

45.1

89

43, 44

90

45.2

91

92

93

94

10

95

96

97

98

99

100

46

101

46

102

12

103

12

104

52

105

52

106

52

107

52

108

109

54

110

54

111

112

113

114

115

48

116

117

48

118

48

119

120

121

122

123

57

124

58

125

58

126

57

127

128

129

50

130

50

131

132

133

134

135

136

137

138

139

140 -> = 136

141

142 -> = 136

143 -> = 137

144

145 -> verwijderd

146 -> verwijderd

147 -> verwijderd

148 -> verwijderd

149

150

151 -> = 136

152 -> = 137

153 -> = 138

154 -> = 144

155 -> = 149

156

157

158

159 -> = 136

160 -> = 144

161 -> = 136

162 -> = 144

163 (toegevoegd na 49)

15, 16

164 (toegevoegd na 49)

17.1

165 (toegevoegd na 50)

17.2, 17.3

166 (toegevoegd na 75)

38

167 (toegevoegd na 75)

37

168 (toegevoegd na 2)

Naar boven