Besluit vaststelling selectielijst neerslag handelingen beleidsterrein Regionaal en [...] Beleid 1945– (Minister van Verkeer & Waterstaat)

Wijziging(en) op nader te bepalen datum(s); laatste bekendgemaakt in 2014. Zie het overzicht van wijzigingen.
Geraadpleegd op 28-03-2024.
Geldend van 07-10-2007 t/m heden

Besluit vaststelling selectielijst neerslag handelingen beleidsterrein Regionaal en Ruimtelijk Economisch Beleid 1945– (Minister van Verkeer & Waterstaat)

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, en de Minister van Verkeer & Waterstaat,

Gelet op artikel 5, tweede lid, onder b, van de Archiefwet 1995;

De Raad voor Cultuur gehoord (advies van de Raad voor Cultuur van 29 maart 2007, nr. arc-2007.03635/4);

Besluiten:

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap is belast met de uitvoering van dit besluit dat met de daarbij behorende selectielijst en toelichting in de Staatscourant zal worden geplaatst.

Den Haag, 21 augustus 2007

De

Minister

van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
namens deze:
de

algemene rijksarchivaris

,

M.W. van Boven

De

Minister

van Verkeer & Waterstaat,
namens deze:
de

projectdirecteur Project Wegwerken Archief Achterstanden

,

A. van der Kooij

Basisselectiedocument

[Vervalt op nader te bepalen datum; bekendgemaakt in 2014. Zie het overzicht van wijzigingen]

Instrument voor de selectie – ter vernietiging dan wel blijvende bewaring – van de administratieve neerslag voor de zorgdragers

de Minister van Economische Zaken,

en de daaronder ressorterende actoren,

de Minister van Defensie,

de Minister van Volkshuisvesting Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

de Minister van Binnenlandse Zaken,

de Minister van Justitie,

de Minister van Financiën,

de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Voedselkwaliteit, en

de Minister van Verkeer en Waterstaat.

op het beleidsterrein

Regionaal en Ruimtelijk Economisch Beleid

1945–

Vastgestelde versie SDU 2007 (PWAA)

Overzicht van gebruikte afkortingen

AMvB: Algemene Maatregel van Bestuur

AWB: Algemene Wet Bestuursrecht

BAVK: Besluit Algemeen Vestigingsverbod Kleinbedrijf

BCN: Bestuurscommissie Noorden des lands

BLM: Bedrijfslocatiemonitor

BNL: Beleidsnotitie Zuid-Limburg

BOB: [Stimuleringsregeling] Bedrijfsomgevingsbeleid

BOM: Brabantse Ontwikkelingsmaatschappij

BOSOM: Bodemsanering Ontwikkeling en Marktwerking/Bodemsanering op maat

BRT: Bijzondere Regionale Toeslag

BSB: Commissie Bodemsanering in gebruik zijnde Bedrijfsterreinen

BSRI: Besluit Subsidies Regionale Investeringsprojecten

BZK: [Ministerie van] Binnenlandse Zaken en Koninkrijksaangelegenheden

CB: Communautair Bestek van de Europese Structuurfondsen

CBIN: Commissariaat voor Buitenlandse Investeringen in Nederland

CBS: Centraal Bureau voor de Statistiek

CIMK: (Centraal) Coördinerend Instituut voor het Midden- en Kleinbedrijf

CoCo: Coördinatiecommissie voor Europese Integratie- en Associatieproblemen

CoCoHan: Coördinatiecommissie op Hoog Ambtelijk Niveau

CPB: Centraal Planbureau

CRM: [Ministerie van] Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk

CvT: Comité van Toezicht

DGES: Directoraat-generaal Economische Structuur

DGIR: Directoraat-generaal voor Industrie en Regionaal Economisch Beleid.

DUW: Dienst Uitvoerende Werken

EC: Europese Commissie

EFRO: Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling

EG: Europese gemeenschap

EPD: Enkelvoudig/Enig Programmeringsdocument van de EG-Structuurfondsen.

ESF: Europees Sociaal Fonds

ETD/ETI: Economisch-Technologische Dienst, Economisch Technologisch Instituut van een provincie

EU: Europese Unie

EURES-IGA: European Employment Services voor investeringen van grensoverschrijdende activiteiten

EZ: (Ministerie van) Economische Zaken

FES: Fonds Economische Structuurversterking

GOM: Gelderse Ontwikkelingsmaatschappij

GS: Gedeputeerde Staten (van een provincie)

HdTK: Handelingen der Tweede Kamer (der Staten-Generaal)

IBN: Industrialisatiebureau voor het Noorden

IC: Innovatiecentrum

ICO: International Coffee Organization

ICES: Interdepartementale Commissie voor Economische Structuurversterking

IMT: Integrale Milieutaakstelling

INSTIR: Subsidieregeling Innovatiestimulering

Interreg: Interregio-subsideprojecten van het EFRO

IPR: Investeringspremieregeling

IPO: Interprovinciaal Overleg

ISP: Integraal Structuurplan voor het Noorden des Lands

ISV: Infrastructurele voorzieningen

KB: Koninklijk Besluit

KNOV: Koninklijk Nederlands Ondernemersverbond

KvK: Kamer(s) van Koophandel en Fabrieken

LIOF: Limburgs Ontwikkelingsfonds

LNV: [Ministerie van ] Landbouw, Natuurbeheer en Visserij

[Ministerie van] Landbouw, Natuurbeheer en Voedselkwaliteit (vanaf 2003)

MCRB: Ministeriele Commissie voor Regionaal Beleid

MDW: (Projectgroep) Marktwerking, Deregulering en Wetgevingskwaliteit

MKB: Midden- en Kleinbedrijf

MTI: (Project ) MKB, Toerisme en Industrie

MvT: Memorie van Toelichting

MvA: Memorie van Antwoord

NBW: Nieuw Burgerlijk Wetboek

NCC: Noordelijke Contactcommissie

NCOV: Nederlands Christelijk Ondernemersverbond

NEI: Nederlands Economisch Instituut

NOM: Noordelijke Ontwikkelingsmaatschappij

NOVEM: Nederlandse Organisatie voor Energie en Milieu

NPB: Nationaal Planbureau

NREB: Nota Regionaal Economisch Beleid; Nota Ruimtelijk Economisch Beleid

OEEI: Onderzoeksprogramma Economische Effecten Infrastructuur

ONL: [Project] Ontwikkeling Nationale Luchthaven

OOM: Overijsselse Ontwikkelingsmaatschappij

PBO: Publiekrechtelijke Bedrijfsorganisatie

PBTS: (Regeling) Programmabegeleiding Bedrijfsgerichte Technologie Stimulering

PMR: Project Mainport Rotterdam

PNL: Perspectievennota Zuid-Limburg

PPM: Particuliere Participatiemaatschappij

PS: Provinciale Staten

PSOL: Premieregeling Stimulering Ontwikkeling Lelystad

PVVP: Provinciaal Verkeers- en Vervoersplan

R & D: Research and Development

RARO: Raad voor de Ruimtelijke Ordening

REAP: Regionaal Actieprogramma

REON: Ruimte Economisch Ontwikkelingsplan Noord Nederland

RIMK: Regionaal Instituut voor het Midden- en Kleinbedrijf

ROM: Regionale Ontwikkelingsmaatschappij

ROMA: Samenwerkingsverband van de Regionale Ontwikkelingsmaatschappijen

ROP: Regionaal Ontwikkelingsplan

ROT: Ruimtelijke Ordeningstoelage

RPC: Rijks Planologische Commissie

RROM : Raad voor Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer

RSEB: Regionaal sociaal-economisch beleid

RTS: Afdeling Regio’s, Toerisme en Steden van het bureau van het Ministerie van EZ.

SEOL: Sociaal-economisch Orgaan Limburg

SER: Sociaal-Economische Raad

SG: Secretaris-Generaal

SIO: Stimuleringsregeling voor Industriële Ontwikkeling

SIOL: Stimuleringsregeling voor Industriële Omschakeling in Limburg

SIR: (Wet) Selectieve Investeringsregeling

SNN: Samenwerkingsverband Noord-Nederland

SNOECK: Organisatie voor Energiecomsulenten voor de Kwartaire Sector in Noord-Nederland

SOS: Stichting Ontwikkeling en Samenwerking

Stb.: Staatsblad

Stcrt.: Staatscourant

STiREA: (Besluit) Stimulering Ruimte voor Economische Activiteiten

SVEN: Stichting Voorlichting Energiebesparing Nederland

TIPP: Tender Investeringsprogramma Provincies

TNO: [Nederlandse Organisatie voor] Toegepast Natuurwetenschappelijk Onderzoek

UCLAF: Fraude-opsporingsorgaan van de EU

URBAN: Door het EFRO gesteunde projecten tot stimulering van de economie in grote steden.

V&W: [Ministerie van] Verkeer en Waterstaat.

VNG: Vereniging van Nederlandse Gemeenten

VNO: Vereniging van Nederlandse Ondernemers

VVK: Vereniging van Kamers van Koophandel en Fabrieken (Nederland)

VRO: [Ministerie van] Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening

VROM: [Ministerie van] Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer

Vijno: Vijfde Nota Ruimtelijke Ordening

WBB: Wet Bodembescherming

WIR: Wet Investeringsrekening

Wm: Wet Milieubeheer

WRO: Wet op de Ruimtelijke ordening

ZBO: Zelfstandige Bestuursorganen

I. Verantwoording

1.1 Wettelijk kader voor de selectie van overheidsarchieven

Ingevolge artikel 3 van de Archiefwet 1995 (Stb. 1995, 276) dient de overheid haar archiefbescheiden in goede, geordende en toegankelijke staat te brengen en te bewaren. Onder ‘archiefbescheiden’ worden niet slechts papieren documenten verstaan, maar alle bescheiden – ongeacht de drager – die door een overheidsorgaan zijn ontvangen of opgemaakt en naar hun aard bestemd zijn daaronder te berusten. Ook digitaal vastgelegde informatie valt dus onder de werking van de archiefwetgeving.

Het in goede en geordende staat bewaren van archiefbescheiden houdt onder meer in dat een overheidsarchief op gezette tijden wordt geschoond. In dat verband schrijft de Archiefwet 1995 (Stb. 1995, 276) zowel een vernietigingsplicht (art. 3) als overbrengingsplicht (art. 12) voor. Beide plichten rusten op degene die de bestuurlijke verantwoordelijkheid draagt voor het beheer van het desbetreffende archief: de zorgdrager.

De verplichting tot overbrenging bepaalt dat de zorgdrager zijn archiefbescheiden die niet voor vernietiging in aanmerking komen en ouder zijn dan twintig jaar ter blijvende bewaring overbrengt naar een archiefbewaarplaats. Wat de archiefbescheiden van de Ministeries en de Hoge Colleges van Staat betreft, is de aangewezen archiefbewaarplaats het Nationaal Archief in Den Haag. Het Nationaal Archief is een onderdeel van de Rijksarchiefdienst (RAD). Deze dienst ressorteert onder de Minister van OCW en staat onder leiding van de Algemeen Rijksarchivaris.

In verband met de selectie van hun archiefbescheiden zijn zorgdragers op grond van artikel 5 van de Archiefwet 1995 verplicht hiertoe selectielijsten op te stellen. In een selectielijst dient te worden aangegeven welke archiefbescheiden voor vernietiging, dan wel voor blijvende bewaring in aanmerking komen. Voorts dient een selectielijst de termijnen aan te geven, waarna de te vernietigen bestanddelen dienen te worden vernietigd.

Een selectielijst is naar haar aard een duurzaam instrument. Het ligt in de rede dat een organisatie een vastgestelde lijst niet eenmalig toepast maar (zonodig in geactualiseerde vorm) blijft hanteren om de periodieke aanwas van archiefmateriaal te selecteren. Een selectielijst vormt zo een belangrijk onderdeel van het instrumentarium voor het beheer van de documentaire informatievoorziening in een overheidsorganisatie.

Bij het ontwerpen van een selectielijst dient krachtens art. 2, lid 1 van het Archiefbesluit 1995 (Stb. 1995, 671) rekening gehouden te worden met:

  • de taak van het desbetreffende overheidsorgaan;

  • de verhouding van dit overheidsorgaan tot andere overheidsorganen;

  • de waarde van de archiefbescheiden als bestanddeel van het cultureel erfgoed;

  • het belang van de in de bescheiden voorkomende gegevens voor overheidsorganen, recht- of bewijszoekenden en historisch onderzoek.

Voorts moeten ingevolge art. 3 van het Archiefbesluit 1995 (Stb. 1995, 671) bij het ontwerpen van een selectielijst ten minste betrokken zijn:

  • een deskundige op het gebied van de organisatie en taken van het desbetreffende overheidsorgaan;

  • een deskundige ten aanzien van het beheer van de archiefbescheiden van dat orgaan; en

  • (een vertegenwoordiger van) de Algemeen Rijksarchivaris.

Wat betreft de geldigheidsduur van de selectielijst wordt uitgegaan van de wettelijke periode van twintig jaar vanaf de vaststelling. Dit laat uiteraard onverlet dat de selectielijst (of een bepaald onderdeel daarvan) binnen deze termijn zal komen te vervallen, indien dit mocht worden bepaald bij de vaststelling (via de aangewezen archiefwettelijke weg) van een nieuwe dan wel herziene selectielijst. Elke selectielijst wordt na advies van de Raad voor Cultuur vastgesteld door de Minister van OCW en de Minister wie het mede aangaat. De vastgestelde lijsten worden in de Staatscourant gepubliceerd.

1.2 Het doel en de werking van het Basis Selectiedocument

Een Basis Selectiedocument (BSD) is een bijzondere vorm van een selectielijst. In de regel heeft een BSD niet zozeer betrekking op (alle) archiefbescheiden van één (enkele) organisatie, als wel op het geheel van de bescheiden die de administratieve neerslag vormen van het overheidshandelen op een bepaald beleidsterrein. Een BSD kan bestaan uit één of meer selectielijsten.

Het BSD geldt dus voor de archiefbescheiden van verschillende overheidsorganen (veelal ook diverse zorgdragers), en wel voor zover de desbetreffende actoren op het terrein in kwestie werkzaam zijn (geweest). Dit betekent dat er geen handelingen van particuliere actoren worden opgenomen.

Een BSD wordt opgesteld op basis van institutioneel onderzoek. In een Rapport Institutioneel Onderzoek (RIO) wordt dan het betreffende beleidsterrein beschreven, evenals de taken en bevoegdheden van de betrokken actoren op dat beleidsterrein. De handelingen van de overheid op het beleidsterrein staan in het RIO in hun functionele context geplaatst. In het BSD zijn de handelingen overgenomen, alleen nu geordend naar de actor. Bovendien is bij elke handeling aangegeven of de administratieve neerslag hiervan bewaard dan wel vernietigd moet worden.

Door de beleidsterreingerichte benadering komen verschillende aspecten betreffende het beheer van de eigen organisatie van de zorgdrager (personeelsbeleid, financieel beleid, etc.) niet aan bod. Voor het selecteren van de administratieve neerslag die betrekking heeft op de instandhouding en ontwikkeling van de eigen organisaties van overheidsorganen dienen een aantal zogeheten ‘horizontale’ BSD’s. Deze horizontale BSD’s zijn van toepassing op alle organisaties van de rijksoverheid.

Het niveau waarop geselecteerd wordt, is dus niet dat van de stukken zelf, maar dat van de handelingen waarvan die archiefbescheiden de administratieve neerslag vormen. Een BSD is derhalve geen opsomming van (categorieën) stukken, maar een lijst van handelingen van overheidsactoren, waarbij elke handeling is voorzien van een waardering en indien van toepassing een vernietigingstermijn.

Het opgestelde ontwerp-BSD wordt voorgelegd aan de Raad van Cultuur en op verschillende plaatsen ter inzage gelegd. Na eventuele wijziging van het ontwerp-BSD kan worden overgegaan tot de vaststelling. Het BSD wordt vastgesteld in een gezamenlijk besluit van de Minister belast met het cultuurbeleid (tegenwoordig de Minister van OCW) en de betrokken zorgdrager(s).

1.2.1 Functies van het BSD

De selectielijsten in het BSD bieden de grondslag voor de vernietiging en overbrenging van archiefbescheiden waarvoor een zorgdrager verantwoordelijk is. (Archiefwet 1995, art. 5, eerste lid). Voor de zorgdrager is het BSD van belang voor de bedrijfsvoering als mogelijke basis voor archiefordening volgens bedrijfsprocessen.

Voor de zorgdrager dient het BSD als verantwoording tegenover de recht- en bewijszoekende burger, die de mogelijkheid heeft tijdens de ter inzage legging invloed uit te oefenen op het bewaar- en vernietigingsbeleid (Archiefbesluit 1995, art. 2, eerste lid, onder d).

Voor de Minister belast met het cultuurbeleid (vertegenwoordigd door de Algemeen Rijksarchivaris) is het BSD de verantwoording inzake het bewaar- en vernietigingsbeleid vanuit cultureel-historisch belang (Archiefbesluit 1995, art. 2, eerste lid, onder c).

Voor de Nationaal Archief is het BSD (tezamen met het RIO) het uitgangspunt voor de Institutionele Toegangen.

1.3 Het Beleidsterrein

Dit basisselectiedocument is opgesteld aan de hand van het rapport institutioneel onderzoek (RIO) Regionaal en Ruimtelijk Economisch Beleid, Een institutioneel onderzoek naar het handelen van de overheid op het beleidsterrein regionaal en ruimtelijk economisch beleid, 1945–2002 (PIVOT-rapport 150, door dr. J.A.A. Bervoets en I.J. van Riet). Het onderzoek is in 2002 afgerond en behandelt de periode 1945–2002. Het conceptrapport is van commentaar voorzien door mr. E.J. de Vries, directeur Ruimtelijk Economisch Beleid.

Het Rapport Institutioneel Onderzoek (RIO) beschrijft de handelingen van overheidsorganen op het beleidsterrein regionaal en ruimtelijk economisch beleid.

Het regionaal economisch beleid richt zich als steunbeleid op (wisselende) delen van Nederland. De aansturing van dit beleid is vooral financieel gericht. Het ruimtelijk economisch beleid geldt voor heel Nederland, ook al heeft het per regio zijn eigen accenten.

Voor wat betreft het onderdeel economische crisisbeheersing steunt het BSD mede op het RIO (Pivot-nummer 169) ‘Handelen met kennis van zaken’ (auteur drs. R. Haans, DOXiS, Leidschendam 2002/2005).

1.4 Definitie en doelstellingen

Een rapport van de Sociaal-Economische Raad (SER) uit 1973 geeft de volgende definitie van het regionaal beleid van de regering1. Het regionaal (economisch) beleid van de regering ‘houdt zich in de eerste plaats bezig met de vraag of […] zowel nationaal als in de verschillende landsdelen, een verhoging van het welzijn mogelijk is door specifieke, op bepaalde regio’s gerichte maatregelen.’

De overheid had aanvankelijk de volgende doelstellingen voor ogen:

  • De bestrijding van structurele werkloosheid;

  • De verbetering van ruimtelijke spreiding van de bevolking door spreiding van bestaansbronnen;

  • De bestrijding van een vertrekoverschot in ‘structureel zwakke’ gebieden.

De doelstellingen van het regionaal beleid zijn in de loop van de jaren regelmatig verschoven. Belangrijke discussiepunten werden onder andere gevormd door de vraag of sterke regio’s ook bij het regionaal beleid betrokken moesten worden en door de vraag of het regionaal beleid centraal of decentraal moest worden vormgegeven.

In de nota ‘Regio’s zonder grenzen’ stelde de Minister dat het regionaal beleid tot 1980 zich beperkte tot het ‘verkleinen van de achterstand’, met als doel een ‘grotere gelijkwaardigheid van de regionale welvaart’ te bewerkstelligen2. Vanaf 1981 streeft het Ministerie naar ‘vergroting van de bijdrage van alle regio’s aan de nationale welvaartsontwikkeling’. Dat betekende een decentralisatiebeleid op economisch terrein en bovendien een ‘voorwaardenscheppend beleid’, gericht op verbetering van de infrastructuur. Vanaf 1991 publiceert het Ministerie geen nota’s Regionaal (Sociaal-) Economisch Beleid meer. Er werd vanuit gegaan dat het terrein onderdeel vormt van het ruimtelijk economisch beleid.

Het ruimtelijk economisch beleid wordt tegenwoordig thematisch door het Directoraat-generaal Ondernemen & Innovatie aangestuurd.3 De volgende onderwerpen zijn daarbij van belang:

  • De samenhang met de ruimtelijke ordening en het milieubeheer, in overleg met het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM);

  • De verbetering van de infrastructuur, met name door verbeterde bedrijfsterreinen;

  • Een specifiek beleid voor de grote steden;

  • Het vergroten van de omvang van het toerisme in en naar Nederland.

Samenvattend is te stellen dat uit het institutioneel onderzoek is gebleken dat het beleidsterrein, wat betreft het overheidshandelen, zich op hoofdlijnen laat splitsen in een drietal uitgangspunten:

De bij het Ministerie gesignaleerde achterstandsgebieden;

Ruimtelijke aangelegenheden;

Kamers van Koophandel.

Oorspronkelijk werd het beleid ten aanzien van ruimtelijke aangelegenheden, op regionaal gebied behartigd door de Kamers van Koophandel. De kamers van Koophandel bestaan vanaf de 19e eeuw. Het zijn afzonderlijke regionale bestuursorganen met eigen bevoegdheden, waarvoor vanaf 1916 wettelijke regels zijn vastgesteld. Naast het behartigen van de regionale economische belangen voeren deze zelfstandige adviesorganen ook taken uit die hen door verschillende wetten zijn toegekend. De Minister van Economische Zaken heeft, in het belang van het voortbestaan van deze organen, een toezichthoudende rol. De besluitvorming van de rijksoverheid ten aanzien van de Kamers van Koophandel beperkt zich tot het opleggen van ambtelijke uitvoeringstaken afkomstig van regelgeving aangestuurd vanuit verschillende beleidsterreinen. Overheidshandelingen met betrekking tot de Kamers van Koophandel op het gebied van het Regionaal Economisch Beleid zijn het derde uitgangspunt van het Rapport Institutioneel Onderzoek.

In dit RIO wordt ook aandacht besteed aan crisisbeheersing. Voor alle Ministeries zijn bevoegde autoriteiten aangewezen in de provincies om op te treden bij rampen en andere noodsituaties. Voor het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij zijn dit de voedselcommissarissen, voor het Ministerie van Binnenlandse Zaken de commissarissen van de Koningin. Voor het Ministerie van Economische Zaken zijn de economisch commissarissen aangewezen als bevoegde autoriteit. Meer informatie kunt u vinden in het PIVOT-rapport nr. 169 ‘Handelend met kennis van zaken’ (auteur R. Haans, DOXiS, Leidschendam 2002/2005).

Hieronder zal nader worden ingegaan op de afbakening van regionaal en ruimtelijk economisch beleid ten opzichte van andere beleidsterreinen.

1.5 Afbakening van het beleidsterrein

Het beleidsterrein Regionaal Economisch Beleid heeft raakvlakken met de Kamers van Koophandel. De Kamers van Koophandel hebben vanaf het begin de vrijheid gehad om in het belang van de economie van de streek beleid te ontwikkelen. Deze werkzaamheden verschillen per Kamer van Koophandel en zijn niet in dit selectiedocument opgenomen. De Kamers van Koophandel zijn afzonderlijke zelfstandige bestuursorganen (ZBO’s) en zijn zelf verantwoordelijk voor hun selectielijsten. Informatie over de Kamers van Koophandel is te vinden in het RIO Handelend met kennis van zaken van R. Haans.

Het regionaal economisch beleid heeft daarnaast raakpunten met de volgende beleidsterreinen:

Industrialisatiebeleid

Raakvlakken met dit beleidsterrein ontstaan met name wanneer de oplossing van regionaal-economische achterstandsproblemen wordt gezocht in bevordering van de industrialisatie. Het industrialisatiebeleid als zodanig dient, voorzover niet in het Rapport Institutioneel Onderzoek regionaal en ruimtelijk economisch beleid opgenomen, nog in een nader institutioneel onderzoek beschreven te worden.

Midden- en kleinbedrijf (MKB)

Er is een raakvlak op dit terrein omdat regionale organen met name facilitaire taken krijgen toegewezen ter bevordering van de kwaliteit van het MKB of om diensten daarvoor te verrichten. Daarnaast worden vanaf 1982 organen ten behoeve van het MKB gedecentraliseerd, waardoor zij naast de Kamer van Koophandel een regionale rol gaan spelen. Meer informatie over dit beleidsterrein is te vinden in PIVOT-rapport 149.

Waterstaat

Het betreft voornamelijk de bevordering van infrastructurele voorzieningen. Dit BSD beschrijft de handelingen van de Minister van Economische Zaken inzake de voorbereiding van waterstaatswerken. De Minister van Verkeer en Waterstaat is belast met de zorg voor de uitvoering. Meer informatie betreffende het beleidsterrein Waterstaat is te vinden in PIVOT-rapport 28.

Ruimtelijk ordeningsbeleid

De raakvlakken met dit beleidsterrein betreffen met name bedrijfsterreinen en infrastructurele voorzieningen. In deze gevallen is het Ministerie van Economische Zaken onder meer via regionale kantoren een overlegpartner van andere overheden. Meer informatie over dit beleidsterrein is te vinden in PIVOT-rapport 120, Ruimtelijke ordening en geo-informatie.

Milieubeleid

De Minister van Economische Zaken houdt zich bezig met de uitvoering van milieuregels, met name op het gebied van bodemsanering en milieueffectrapportage. In PIVOT-rapport 94 is meer informatie te vinden over dit beleidsterrein.

Financieel rijksbegrotingsbeleid

Vanuit het ruimtelijk economisch beleid worden de bestedingen van het Aardgasbatenfonds (vanaf 1993 het Fonds voor Economische Structuurversterking) inhoudelijk aangestuurd. Daarnaast kan het beleid van de rijksbegroting worden beïnvloed door bepaalde Ministeriële garantiebeslissingen op het gebied van bijzondere regionale steunverlening. Een onderzoek betreffende dit beleid is beschreven in PIVOT-rapport 15, Per slot van rijksrekening.

Wetgeving

De wet- en regelgeving die het gevolg is van het ruimtelijk economisch beleid wordt grotendeels bepaald door de projectgroep Marktwerking, Deregulering, Wetgevingskwaliteit (MDW). Deze projectgroep wordt voorgezeten door het Ministerie van Economische Zaken. Het Ministerie van Justitie levert hieraan een bijdrage. Handelingen met betrekking tot de totstandkoming van wetten vallen onder het beleidsterrein Wetgeving en worden beschreven in PIVOT-rapport 12, ‘So many laws argue so many sins’. Handelingen van beleidsambtenaren van het Ministerie van Economische Zaken komen aan bod in handeling 19 van het PIVOT-rapport 81, Macro-economische politiek.

Crisisbeheersing

Crisisbeheersing is een beleidsterrein waar vrijwel alle overheden mee te maken hebben. Binnen de Rijksoverheid loopt het door alle departementen heen. Het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties (BZK) heeft een coördinerende rol, naast de Minister-president en het Ministerie van Algemene Zaken. Zo is door het Ministerie van BZK het Nationaal Coördinatiecentrum (NCC) opgericht. Op departementaal niveau bestaan er departementale versies hiervan. Verder zijn er lijnen vastgelegd tussen de departementen en de overheden op provinciaal en lokaal niveau.

Voor dit beleidsterrein is een algemeen RIO uitgebracht dat handelt over over brandweerzorg, rampenbestrijding en crisisbeheersing (Pivot-nummer 49). Dit rapport heeft echter alleen betrekking op de rol van de Minister van Binnenlandse Zaken. Per beleidsterrein komt de uitoefening van rijkstaken in buitengewone omstandigheden in RIO en BSD aan bod. In dit BSD betreft dit de paragraaf over de rol van economische commissarissen.

1.6 De actoren op het beleidsterrein, voor zover hun selectielijsten in het BSD zijn opgenomen

Van onderstaande actoren zijn handelingen in het BSD opgenomen:

Actoren ressorterend onder de archiefzorg van de Minister van Economische Zaken:

  • Minister van Economische Zaken

  • Adviescommissie inzake STiREA-aanvragen

  • Begeleidingscommissie Perspectievennota Zuid-Limburg

  • Commissie onderzoek industriële ontwikkelingsmogelijkheden linker Maas- en Waaloever

  • Commissie voor de Uitkeringen van STiREA-subsidies

  • Coördinatiecommissie Perspectievennota Zuid-Limburg

  • Coördinatiecommissie Integraal Structuurplan voor het Noorden des Lands

  • Hoofdcommissie voor de Industrialisatie

  • Inspecteur der Vennootschapsbelastingen

  • Interdepartementale Commissie voor Economische Structuurversterking (ICES)

  • Ministeriele commissie voor regionaal economisch beleid

  • Ministeriele commissie voor regionaal beleid (MCRB)

  • Interdepartementale commissie voor regionaal beleid (ICRB)

  • Structuurcommissie Midden- en Kleinbedrijf Noorden des Lands

  • Stuurgroep Integraal Structuurplan voor het Noorden des Lands

Actor ressorterend onder de Minister van Binnenlandse Zaken:

  • Minister van Binnenlandse Zaken

Actor ressorterend onder de Minister van Financiën:

  • Minister van Financiën

Actor ressorterend onder de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer:

  • Minister belast met de Ruimtelijke Ordening

1945–1947: Minister van Openbare Werken en Wederopbouw;

1947–1956: Minister Wederopbouw en Volkshuisvesting;

1956–1965: Minister van Volkshuisvesting en Bouwnijverheid;

1965–1982: Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening (VRO).;

1982– :Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM).

Actor ressorterend onder de Minister van Defensie:

  • Minister van Defensie

Actor ressorterend onder de Minister van Justitie:

  • Minister van Justitie

Actor ressorterend onder de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

  • Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

1.7 Wijzigingen ten opzichte van het RIO

Het Ministerie van VROM achtte de oorspronkelijke handelingen te gedetailleerd en daardoor weinig geschikt voor praktische toepassing. Met behoud van contextinformatie en waardering zijn daarom een aantal handelingen samengevoegd zoals het Ministerie van VROM deze als zorgdrager wil vaststellen. De oorspronkelijke handelingen vervallen; voor de nieuwe handelingen is doorgenummerd vanuit het RIO. Enkele kleine afwijkingen ten opzichte de van in het RIO voorgestelde waardering zijn: de Vergunninghandeling (nr. 57 + nr. 61) heeft de termijn van V 7 jaar gekregen. De handeling inzake het vaststellen van AMVB en nadere regelingen (nr. 58 + nr. 59) heeft een B waardering gekregen.

Omdat het Ministerie van VROM hiernaast eenzelfde handeling in het BSD Milieubeheer heeft staan, worden handeling 47 en de actor Minister belast met het Milieubeheer niet in het onderhavige BSD opgenomen.

Wat V&W betreft: de zogenaamde tegenhandeling van handeling 67 is al in het RIO Waterstaat opgenomen. Handeling 176 van V&W betreffende het overleg met de Kamers van Koophandel is in de organisatie uitgezet, waarna V&W concludeerde dat meeliften geen zin heeft. Beide handelingen vervallen.

Omdat niet alle Ministeries neerslag bleken te hebben van de vakMinistershandelingen, worden ze uitgesplitst in afzonderlijke selectielijsten voor de actoren die de handelingen wel verrichten. BZK en FIN, die een eigen lijst hebben, wilden ook meeliften met de vakMinistershandelingen. Hier is geen aparte lijst voor gemaakt: de handelingen zijn aan de bestaande lijsten toegevoegd. Het Ministerie van Justitie gaf aan alleen neerslag te hebben van handelingen 121 en 122.

Ook van de Werkgroep Hoge Land Provincie Groningen, die in het RIO als actor wordt genoemd, zijn in dit BSD geen handelingen opgenomen. Deze werkgroep kan niet worden getraceerd. Bij het Ministerie van Economische Zaken is er geen archiefmateriaal van gevonden.

In de praktijk gebeurt het vaak dat selecteurs de dossiers van een commissie niet kwijt kunnen, omdat er alleen specifieke handelingen per commissie zijn opgenomen en de betreffende commissie tijdens het opstellen van het BSD over het hoofd is gezien. De neerslag van dergelijke commissies is daarom ondergebracht onder een algemene handeling betreffende advisering (220) voor de actor adviescommissies.

De foutieve naam van de Ministeriële Contactcommissie Regionaal beleid is gecorrigeerd. Ook is de actor gesplitst in drie actoren, met de correcte benamingen, namelijk Ministeriële Contactcommissie Regionaal Economisch beleid (1974–1983), diens opvolger Ministeriële Commissie Regionaal beleid (MCRB) (1983–) en de Interdepartementale Commissie Regionaal beleid (ICRB). Bij elke actor zijn nieuwe handelingen geformuleerd, inclusief een overleghandeling, om de taken goed te dekken.

Aan dit BSD zijn ook handelingen toegevoegd die abusievelijk in het BSD betreffende kamers van koophandel (Stcrt. 2006, 71) zijn opgenomen onder de actor economische commissarissen. Na vaststelling van het BSD van de Kamers van Koophandel is gebleken dat de ‘actor’ economische comissarissen al zijn wettelijke taken en bevoegdheden (waarop de genoemde handelingen zijn gebaseerd), uitoefent als gemandateerde van de Minister van EZ. De Minister van EZ is als mandataris de zorgdrager voor de door economische commissarissen gevormde of te vormen archiefbescheiden, niet de kamers van koophandel. Deze conclusie wordt gedeeld door het Ministerie van EZ, het Nationaal Archief en de Erfgoedinspectie.

Omdat bij mandatering per definitie namens een overheidsorgaan wordt gehandeld, behoudt de Minister van EZ zijn bestuurlijke verantwoordelijkheid. De handelingen van de economische commissarissen worden dus uitgevoerd namens, oftewel onder verantwoordelijkheid van de Minister van EZ: deze is dus de formele actor.

De handelingen uit het BSD van de KvK (124 t/m 143) zijn overgenomen en omgenummerd (224 t/m 243).

Handeling 66 is aan de lijsten van de Ministeries van Binnenlandse Zaken, Defensie en Justitie toegevoegd: gezien de rol van deze actoren is de kans groot dat zij de Minister ook adviseren over regionaal economisch beleid of dat zij dit in de toekomst zullen doen.

Omdat een handeling over de deelname aan het bestuur van de ROM’s ontbrak, is handeling 244 aan de lijst van het Ministerie van Economische Zaken toegevoegd.

Tot slot zijn er een aantal algemene handelingen betreffende overleg opgenomen (216, 217, 218, 219).

2. Selectiedoelstelling

Het BSD is opgesteld in overeenstemming met de selectiedoelstelling van de RAD/PIVOT. Tijdens de behandeling van de ontwerp-Archiefwet 1995 in de Tweede Kamer verwoordde de Minister van WVC op 13 april 1994 deze doelstelling als volgt: het mogelijk maken van een reconstructie van de hoofdlijnen van het handelen van de overheid. Door het Convent van Rijksarchivarissen is de selectiedoelstelling vertaald als ‘het selecteren van handelingen van de overheid om bronnen voor de kennis van de Nederlandse samenleving en cultuur veilig te stellen voor blijvende bewaring’. Met het te bewaren materiaal moet het niet alleen mogelijk zijn om een reconstructie te maken van de hoofdlijnen van het handelen van de rijksoverheid ten opzichte van haar omgeving, maar ook van de belangrijkste historisch-maatschappelijke gebeurtenissen en ontwikkelingen, voor zover deze zijn te reconstrueren uit overheidsarchieven.

3. Selectiecriteria

Uitgaande van de algemene selectiedoelstelling heeft PIVOT in 1998 een (gewijzigde) lijst van algemene selectiecriteria geformuleerd. Met behulp van die algemene criteria wordt in een BSD een waardering toegekend aan de handelingen die door middel van het institutioneel onderzoek in kaart zijn gebracht.

De algemene selectiecriteria van PIVOT zijn positief geformuleerd; het zijn bewaarcriteria. Is een handeling op grond van een criterium gewaardeerd met B (‘blijvend te bewaren’), dan betekent dit dat de administratieve neerslag van die handeling te zijner tijd geheel dient te worden overgebracht naar het Nationaal Archief onder verwijzing naar het nummer van het aangehaalde criterium. De neerslag van een handeling die niet aan één van de selectiecriteria voldoet, wordt op termijn vernietigd. De waardering van de desbetreffende handeling luidt dan V (vernietigen), onder vermelding van de periode waarna de vernietiging dient plaats te vinden. De neerslag die uit dergelijke handelingen voortvloeit, wordt dus niet noodzakelijk geacht voor een reconstructie van het overheidshandelen op hoofdlijnen en er worden met vernietiging geen langdurige of blijvende rechtszekerheden aangetast waarvoor althans het bureau de verantwoording draagt. Ingeval van ‘vernietigen’ blijft het orgaan dus verantwoordelijk voor de bestemming en de zorg voor de betreffende documentaire neerslag en de rechtsgevolgen die daaruit kunnen voortvloeien. Ter wille van de rechtszekerheid heeft de wetgever daarom bepaald dat in de selectielijst bewaartermijnen moeten worden vastgesteld voor stukken die uiteindelijk niet voor permanente bewaring in aanmerking komen. Mede om die reden worden selectielijsten, alvorens zij worden vastgesteld, publiek ter inzage gelegd.

Overigens verlangt art. 5, onder e van het Archiefbesluit 1995 (Stb. 1995, 276) dat selectielijsten de mogelijkheid bieden om neerslag die met een V is gewaardeerd in exceptionele gevallen te bewaren op grond van een uitzonderingscriterium. PIVOT heeft daarom het volgende uitzonderingscriterium geformuleerd: ‘Ingevolge artikel 5, onder e, van het Archiefbesluit 1995 kan neerslag van bepaalde, als te vernietigen gewaardeerde handelingen betreffende personen en/of gebeurtenissen van bijzonder cultureel of maatschappelijk belang, van vernietiging worden uitgezonderd’.

Om de selectiedoelstelling te bereiken worden de handelingen in het BSD gewaardeerd aan de hand van de algemene selectiecriteria, zoals deze op de volgende pagina staan vermeld.

Algemene selectieriteria

Handelingen die worden gewaardeerd met B (ewaren)

1. Handelingen die betrekking hebben op voorbereiding en bepaling van beleid op hoofdlijn

Toelichting: Hieronder wordt verstaan agendavorming, het analyseren van informatie, het formuleren van adviezen met het oog op toekomstig beleid, het ontwerpen van beleid of het plannen van dat beleid, alsmede het nemen van beslissingen over de inhoud van beleid en terugkoppeling van beleid. Dit omvat het kiezen en specificeren van de doeleinden en de instrumenten.

2. Handelingen die betrekking hebben op evaluatie van beleid op hoofdlijnen

Toelichting: Hieronder wordt verstaan het beschrijven en beoordelen van de inhoud, het proces of de effecten van beleid. Hieronder valt ook het toetsen van en het toezien op beleid. Hieruit worden niet perse consequenties getrokken zoals bij terugkoppeling van beleid.

3. Handelingen die betrekking hebben op verantwoording van beleid op hoofdlijnen aan andere actoren

Toelichting: Hieronder valt tevens het uitbrengen van verslag over beleid op hoofdlijnen aan andere actoren of ter publicatie.

4. Handelingen die betrekking hebben op(her)inrichting van organisaties belast met beleid op hoofdlijnen

Toelichting: Hieronder wordt verstaan het instellen, wijzigen of opheffen van organen, organisaties of onderdelen daarvan.

5. Handelingen die bepalend zijn voor de wijze waarop beleidsuitvoering op hoofdlijnen plaatsvindt

Toelichting: Onder beleidsuitvoering wordt verstaan het toepassen van instrumenten om de gekozen doeleinden te bereiken.

6. Handelingen die betrekking hebben op beleidsuitvoering op hoofdlijnen en direct zijn gerelateerd aan of direct voortvloeien uit voor het Koninkrijk der Nederlanden bijzondere tijdsomstandigheden en incidenten

Toelichting: Bijvoorbeeld in het geval de Ministeriële verantwoordelijkheid is opgeheven en/of wanneer er sprake is van oorlogstoestand, staat van beleg of toepassing van noodwetgeving.

Naast de algemene criteria kunnen er in een BSD, eveneens binnen het kader van de selectiedoelstelling, beleidsterrein-specifieke criteria worden geformuleerd. Daar de noodzaak hiertoe niet aanwezig werd geacht, is in dit BSD de mogelijkheid om specifieke selectiecriteria te formuleren niet benut.

Ingevolge artikel 5, onder e, van het Archiefbesluit 1995 kan neerslag van bepaalde, als te vernietigen gewaardeerde handelingen betreffende personen en/of gebeurtenissen van bijzonder cultureel of maatschappelijk belang, van vernietiging worden uitgezonderd.

4. Verslag van de vaststellingsprocedure

Op 5 februari 2006 is het ontwerp-BSD door de Minister van Economische Zaken, de Minister van Defensie, de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, de Minister van Justitie, de Minister van Financiën, de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, de Minister van Verkeer en Waterstaat en de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit aan de Minister van OCW aangeboden, waarna deze het ter advisering heeft ingediend bij de Raad voor Cultuur (RvC). Van het gevoerde driehoeksoverleg over de waarderingen van de handelingen is een verslag gemaakt, dat tegelijk met het BSD naar de RvC is verstuurd. Vanaf 1 februari 2007 lag de selectielijst gedurende zes weken ter publieke inzage bij de registratiebalie van de studiezaal en op de website van het Nationaal Archief evenals op de website van het Ministerie van OCW, hetgeen was aangekondigd in de Staatscourant en in het Archievenblad.

Op 29 maart 2007 bracht de RvC advies uit arc-2007.03635/4, hetwelk behoudens enkele tekstuele correcties geen aanleiding heeft gegeven tot wijziging van de ontwerp-selectielijst.

In het kader van de terinzagelegging heeft het Instituut voor Nederlandse Geschiedenis (ING) bezwaren ten aanzien van de selectielijst kenbaar gemaakt. De zienswijze van het ING heeft aanleiding gegeven tot het opnieuw uitvoeren van een historisch maatschappelijke analyse. De bevindingen van deze analyse leidden tot de volgende wijzigingen in de ontwerp-selectielijst:

  • de waardering van handeling 219 is gewijzigd van V, 20 jaar in B1

  • de waardering van handeling 36 is gewijzigd van V, 5 jaar in B1

  • de waardering van handeling 108 is gewijzigd van V, 7 na het vaststellen van de rekening in B5

  • de waardering van handeling 139 en 140 is gewijzigd van V, 7 jaar na beëindigen premie in B5 besluit; V, 7 jaar overige na beëindigen premie

  • de waardering van handeling 142 is gewijzigd van V, 7 jaar na vaststellen rekening in B5 rekening; V, 7 jaar overige na vaststellen rekening

  • de waardering van handeling 143 is gewijzigd van V, 7 jaar na het beëindigen van het programma in B5 overeenkomst; V, 7 jaar overige na het beëindigen van het programma.

Het Nationaal Archief heeft de RvC en het ING over deze veranderingen geïnformeerd.

Daarop werd het BSD op 21 augustus 2007 door de algemene rijksarchivaris, namens de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, en door de projectdirecteur van het PWAA namens de Minister van Economische Zaken (C/S&A/07/1891), de Minister van Defensie (C/S&A/07/1892), de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (C/S&A/07/1894), de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (C/S&A/07/1893), de Minister van Justitie (C/S&A/07/1896), de Minister van Financiën (C/S&A/07/1895), de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (C/S&A/07/1898) en de Minister van Verkeer en Waterstaat (C/S&A/07/1899), en de directeur Informatiebeleid & Facilitaire Zaken van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit namens de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (C/S&A/07/1897) vastgesteld.

5. Leeswijzer van de handelingen

De handelingen worden beschreven in handelingenblokken. Daarin worden de volgende items beschreven:

Handelingnr.

Dit is het unieke volgnummer van de handeling. Dit nummer is overgenomen uit het RIO.

Handeling

Dit is een complex van activiteiten die een actor verricht ter vervulling van een taak of op grond van een bevoegdheid. In de praktijk komt een handeling meestal overeen met een procedure of een werkproces.

Periode

Hier staat het tijdvak vermeld gedurende welke jaren de handeling is verricht. Wanneer er geen eindjaar staat vermeld wordt de handeling nog steeds uitgevoerd.

Grondslag

Dit is de wettelijke basis op grond waarvan de actor de handeling verricht.

Vermeld worden:

  • de naam (citeertitel) van de wet, de Algemene Maatregel van bestuur, het Koninklijk Besluit of de Ministeriële regeling;

  • het betreffende artikel en lid daarvan;

  • de vindplaats, dwz. de vermelding van staatsblad of staatscourant

  • wijzigingen in de grondslag en het vervallen hiervan.

Een paar voorbeelden:

  • Besluit regeling in- en uitvoer (Stb. 1944/E 80);

  • Regeling uitvoering Besluit afgifte verklaringen strategische goederen (Stcrt. 202/1986)

Wanneer er geen wettelijke grondslag voor een handeling bestaat, kan de bron worden genoemd waarin de betreffende handeling staat vermeld.

Product

Hier staat het product vermeld waarin de handeling resulteert of zou moeten resulteren. Opsommingen geven een indicatie van de producten en zijn niet altijd uitputtend. Vaak wordt volstaan met een algemeen omschreven eindproduct.

Opmerking

Deze aanvullende informatie wordt slechts vermeld wanneer de strekking van de handeling toelichting behoeft.

Waardering

Waardering van de handeling als B (bewaren) of V (vernietigen).

Indien vernietigen, dan vermelding van de vernietigingstermijn.

Indien bewaren, dan vermelding van het gehanteerde selectiecriterium.

Eventueel een nadere toelichting op de waardering.

6. Actoren op het beleidsterrein

Een actor is een overheidsorgaan, een particuliere instelling of een persoon die een rol speelt op een beleidsterrein. Een uitgangspunt van PIVOT ten aanzien van een institutioneel onderzoek is dat dit zich niet beperkt tot een beschrijving van het handelen van een afzonderlijke instelling, maar dat de beschrijving zich uitstrekt over het handelen van de verschillende actoren van de rijksoverheid die op een bepaald beleidsterrein een rol spelen. Dit betekent dus dat niet alleen de actoren die onder de Minister van Economische Zaken vallen worden meegenomen in dit onderzoek, maar ook die actoren die daarbuiten vallen en wel tot de rijksoverheid behoren.

Op het beleidsterrein regionaal en ruimtelijk economisch beleid zijn verschillende actoren actief. Bij de actor de Minister van Economische Zaken zijn voor de overzichtelijkheid tussen de handelingenblokken kopjes geplaatst die overeenkomen met de titels van de hoofdstukken uit het Rapport Institutioneel Onderzoek. Onderstaande is een samenvatting van het overzicht van de actoren uit hoofdstuk 3 van het Rapport Institutioneel Onderzoek. Alleen de actoren wier handelingen in dit BSD zijn opgenomen, worden hieronder vermeld.

Primaire zorgdrager

Minister van Economische Zaken

In 1973, bij het ontstaan van het Directoraat-generaal voor de Prijzen, Ordeningenvraagstukken en Regionaal Beleid, krijgt het Regionaal Economisch Beleid voor het eerst een eigen benaming. De verantwoordelijke directie houdt zich op dit moment bezig met de volgende onderwerpen, waarvoor in de meeste gevallen projecten zijn opgestart:

  • Gebiedsgerichte Economische Perspectieven;

  • Bedrijventerreinen;

  • Grotestedenbeleid;

  • Regionale aangelegenheden( o.a. Europese Structuurfondsen, de Investerings Premie Regeling, Regionale Ontwikkelingsmaatschappijen e.d.);

  • Toerisme;

  • Mainports en bereikbaarheid;

  • Kamers van Koophandel.

Daarnaast heeft het Ministerie van economische Zaken een netwerk van regiokantoren. Deze kantoren dragen het EZ-beleid uit in de regio en hebben de zorg voor evenwichtige coördinatie en integratie in de provinciale en gemeentelijke beleids- en planvorming. Tevens houden ze zich bezig met het terugkoppelen van regionale ontwikkelingen naar de beleidsvorming van de directie.

In crisistijd mandateert de Minister van EZ bepaalde bevoegdheden regionaal aan een economisch commissaris. Deze functionaris is per regio de secretaris van de desbetreffende KvK. De economisch commissaris heeft geen eigen bevoegdheden, maar oefent die uit namens de Minister van EZ. Daarom ook zijn de economische commissarissen zelf geen actor. Wanneer regionale ontwikkelingen worden opgemerkt die tot een crisis zouden kunnen leiden, neemt de economisch commissaris contact op met het Ministerie van Economische Zaken. Verder neemt hij deel aan het overleg met provinciale autoriteiten over crisisbeheersingsmaatregelen.4 Wanneer een provinciaal of regionaal Crisiscentrum wordt geactiveerd, maakt de economisch commissaris hier vanaf het begin deel van uit, ook al wordt de economische veiligheid niet bedreigd. Wanneer er echter sprake is van een afgesloten gebied en er geen contact kan plaats hebben tussen de Minister van Economische Zaken en een bepaalde regio, gaan automatisch alle bevoegdheden van de Minister van Economische Zaken uit de bovenstaande wetten over op de economisch commissaris.

Adviescommissie inzake STiREA aanvragen

In 1996 werd de Stimuleringsregeling Ruimte voor Economische Activiteit in het leven geroepen (Stb.1996, 161). STiREA was aangekondigd in de nota ‘Ruimte voor Regio’s’ en is onderdeel van het beleid dat is gericht op het tijdig reserveren van voldoende bedrijventerreinen op de juiste plaats. De regeling heeft tot doel gemeenten te stimuleren om bedrijventerreinen aan te leggen of te vernieuwen. Na advies van de provincies en de Adviescommissie STiREA, kent de Staatssecretaris van Economische Zaken de subsidies toe.

Begeleidingscommissie Perspectievennota Zuid-Limburg (PNL), 1978–1990

De Begeleidingscommissie werd ingesteld na de aanvaarding van de PNL in 1978. Het was een overleg- en uitvoeringsorgaan van de provincie Limburg en het rijk ter besteding van in het kader van de PNL-gereserveerde gelden. Zij werd voorgezeten door een ambtenaar van het Ministerie van Economische Zaken, dat ook het secretariaat beheerde. De commissie stelde om de vijf jaar de planning bij die in de PNL werd voorzien. In haar jaarverslag deed zij aanbevelingen tot wijziging van de plannen. Daarnaast begeleidde zij de aanvragen van uit te voeren projecten met adviezen aan de Ministeriële (Contact)Commissie Regionaal Beleid. De commissie hield op 17 december 1990 op te bestaan.

Coördinatiecommissie Perspectievennota Zuid-Limburg (PNL), 1974–1978

De commissie, ingesteld in 1974, was het overlegorgaan tussen het rijk en de provincie Limburg ter voorbereiding van de Perspectievennota Zuid-Limburg. Zij had de bevoegdheid werkgroepen in te stellen, die, door middel van onderzoek, oplossingen probeerden te vinden voor vraagstukken die waren ontstaan na de mijnsluitingen in deze regio. Bij de vaststelling van de nota in 1978 werd ze na het voltooien van haar taak opgeheven.

Hoofdcommissie voor de Industrialisatie

Dit is een door de Minister van Economische Zaken ingesteld onderzoeks- en adviesorgaan met als hoofdtaak het bevorderen van de industrialisatie van Nederland. Binnen deze commissie wordt werk verricht door een Monitoringscommissie Regionaal Subsidiebeleid, die werkzaam was in de periode 1950–1958. Het regionaal economisch beleid viel rond 1950 onder het Directoraat-generaal voor Industrialisatie. Vanaf 1958 werd het regionaal beleid volledig los gezien van het industrialisatiebeleid.

Ministeriële Contactcommissie Regionaal Economisch Beleid, 1974–1983

Ministeriële Commissie voor Regionaal Beleid (MCRB), 1983–

Interdepartementale Commissie voor Regionaal Beleid (ICRB), 1983–

De taak van de commissie is het bewerkstelligen van besluiten op grond van aanvragen van projecten in het kader van het Integraal Structuurplan voor het Noorden des Lands en de Perspectievennota Zuid-Limburg. Meestal is voor een dergelijk besluit het fiat van verschillende departementen nodig. De Ministeriële contactcommissie wordt voorgezeten door de Minister van Economische Zaken. De commissie heeft uiteindelijk arbitraire beslissingsbevoegdheid voor het geval dat de afzonderlijke departementen niet in staat zijn om een consensus te bereiken.

In 1983 werd de commissie vervangen door een onderraad van de Ministerraad. De nieuwe commissie, de Ministeriële Commissie voor Regionaal Beleid (MCRB), wordt voorgezeten door de Minister-President. Zij bereidt de beraadslagingen voor van de Ministerraad.

Het tegelijkertijd ingestelde ambtelijk voorportaal van dit orgaan is de Interdepartementale Commissie voor Regionaal Beleid (ICRB), dat wordt voorgezeten door een ambtenaar van het Ministerie van Economische Zaken. De ICRB is ingesteld bij beschikking (nr. 638/840) van 23 juni 1983 van de Minister van Economische Zaken. Deze interdepartementale commissie is het ambtelijk voorportaal van de (ad hoc) Ministeriële Commissie voor het Regionaal Beleid (MCRB). De ICRB heeft als taken de voorbereiding van de besluitvorming in de Ministerraad inzake het Regionaal Beleid en het adviseren van de Minister van Economische Zaken op het terrein van het sociaal-economische problematiek van de grote steden.

Fonds voor Economische Structuurversterking (FES), 1993–

Het FES is een beheersfonds dat is gevormd uit de aardgasbaten en wordt ook wel het Aardgasbatenfonds genoemd. Het kreeg een wettelijke status als afzonderlijk begrotingsfonds overeenkomstig art. 2 van de Comptabiliteitswet 1995. De Ministers van Economische Zaken en van Financiën beheren de begroting van het fonds.

Interdepartementale Commissie voor Economische Structuur(versterking) (ICES), 1993–

Deze commissie werd in 1993 ingesteld na de vorming van het Fonds Economische Structuurversterking. Door middel van openbare adviezen geeft ze aan welke investeringen nodig zijn voor een economische structuurversterking, in het bijzonder op het gebied van verkeer en vervoer, vitaliteit van de steden, ruimtelijk economisch beleid, milieu en kennis. De ICES werkt samen met particuliere instellingen zoals bijvoorbeeld het Nederlands Economisch Instituut en het CBS.

Ministeriële Commissie voor het Integraal Structuurplan voor het Noorden des Lands (ISP), 1971–

Deze commissie wordt voorgezeten door het Ministerie van Economische Zaken en heeft vaste leden uit de Ministeries belast met:

  • Financiën;

  • Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening;

  • Maatschappelijk Werk;

  • Binnenlandse Zaken;

  • Sociale Zaken;

  • Landbouw;

  • Volksgezondheid;

  • Milieuhygiëne.

De commissie is betrokken bij de voorbereiding en opstelling van het eerste Integraal Structuurplan voor het Noorden des Lands. Samen met de Bestuurscommissie Noorden des lands stelt zij de periodieke beleidsvoornemens in het kader van het ISP op. Daarnaast bereidt zij de afstemming voor tussen de coördinerende Ministers die budgettair belast zijn met de uitvoering c.q. financiering van beleidsonderdelen. Voor de uiteindelijke opstelling van het ISP is de Minister van Economische Zaken eindverantwoordelijk.

Structuurcommissie MKB Noorden des Lands, 1968–

De Structuurcommissie werd ingesteld op 12 juli 1968 door de staatssecretaris van Economische Zaken. De commissie had de volgende taken:

  • Het opstellen van plannen voor verbetering en ontwikkeling voor het MKB;

  • Het uitoefenen van toezicht voor het uitvoeren van die plannen;

  • Het adviseren van de provincie en het rijk over de te nemen beleidsmaatregelen.

Stuurgroep Integraal Structuurplan voor het Noorden des Lands (ISP), 1973–

De Stuurgroep ISP is een commissie op ambtelijk niveau, waarvan de voorzitter en secretaris worden geleverd door het Ministerie van Economische Zaken. Ambtenaren van verschillende afdelingen van het Ministerie hebben er zitting in, evenals het Centraal Bureau voor de Statistiek en het Centraal Planbureau. Naast afgevaardigden van andere departementen zitten ook vertegenwoordigers in van belangenorganisaties en publiekrechtelijke organisaties (zoals bijvoorbeeld de Kamers van Koophandel). De stuurgroep doet en organiseert het onderzoek naar vraagstukken die leiden tot de voorbereiding, herziening en bijstelling van de ISP-planning en de daartoe te formuleren beleidsvoornemens.

Coördinatiecommissie Integraal Structuurplan Noorden des Lands (ISP), 1973–

De coördinatiecommissie ISP coördineert de voortgang en verdere ontwikkeling van het Integraal Structuurplan voor het Noorden des Lands.

Secundaire zorgdragers

Minister belast met Ruimtelijke Ordening:

Vanaf 1945 zijn de volgende Ministers belast geweest met dit beleidsterrein:

1945–1947: Minister van Openbare Werken en Wederopbouw;

1947–1956: Minister van Wederopbouw en Volkshuisvesting;

1956–1965: Minister van Volkshuisvesting en Bouwnijverheid;

1965–1982: Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening (VRO).;

1982–: Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM).

De Minister belast met Ruimtelijke Ordening heeft de zorg voor de ruimtelijke ordening in Nederland. Bij de besluitvorming inzake, bij wet voorgeschreven, nationale plannen op het gebied van ruimtelijke ordening zijn de Ministerraad en de Staten-Generaal betrokken. Bij de opstelling van periodieke nota’s met betrekking tot ruimtelijke ordening en daaraan verbonden planologische kernbeslissingen is de Minister van Economische Zaken betrokken. Hij kan aangeven in hoeverre een economisch belang zodanig van nationale betekenis is dat zij als nationaal belang kan worden aangemerkt.

Minister van Financiën

In het kader van de SIR-heffing stelt de Minister van Financiën voorschriften vast met betrekking tot de aangifte van de verschuldigde heffing aan de Inspecteur van de Vennootschapsbelasting. Hiernaast toetst de Minister, samen met de Minister van Economische Zaken en de Interdepartementale Commissie voor Economische Structuurversterking, de aanvragen van Ministeries voor middelen voor projecten op hun begrotingspost uit het Fonds Economische Structuurversterking.

Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksaangelegenheden

De Minister van BZK is belast met het Grotestedenbeleid, een beleidsterrein dat nauw verbonden is met het regionaal economisch beleid. De Minister keert onder andere subsidies uit aan de grote steden voor ruimtelijke economische projecten en aan Gedeputeerde Staten in het kader van het co-financieren van EFRO-projecten. Ook stelt de Minister commissies in voor sociaal-economisch onderzoek naar regiospecifieke problemen.

Overige betrokken Ministers

Minister van Defensie

Minister van Justitie

Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Voedselkwaliteit

Minister van Verkeer en Waterstaat

Bedoeld zijn de Ministers die betrokken zijn bij de uitvoering van regionale beleids- en structuurplannen ter stimulering van de economie. Voorzover zij betrokken zijn bij regionale beleidsbeslissingen als structuurplannen, streekplannen, tracébesluiten, milieuvergunningen en dergelijke handelen zij vanuit het perspectief van andere beleidsterreinen. Het gaat om de Ministeries van Defensie, Justitie, Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Verkeer en Waterstaat, en Landbouw, Natuurbeheer en Voedselkwaliteit. De Ministeries van Binnenlandse Zaken en Financiën verrichten dezelfde handelingen; deze handelingen zijn opgenomen in de selectielijsten van deze Ministeries.

7. Selectielijsten

Deze lijst is opgesteld aan de hand van het rapport institutioneel onderzoek (RIO) Regionaal en Ruimtelijk Economisch Beleid, Een institutioneel onderzoek naar het handelen van de overheid op het beleidsterrein regionaal en ruimtelijk economisch beleid, 1945–2002 (PIVOT-rapport 150, door dr. J.A.A. Bervoets en I.J. van Riet). Het Rapport Institutioneel Onderzoek (RIO) beschrijft alle handelingen van overheidsorganen op het beleidsterrein regionaal en ruimtelijk economisch beleid vanaf 1945.

De selectielijst begint met een beschrijving van alle handelingen op het beleidsterrein die worden toegeschreven aan de actor Minister van Economische Zaken. Daarna volgt een opsomming van de handelingen op het beleidsterrein die toebehoren aan de overige betrokken actoren. Deze actoren zijn gerangschikt op alfabetische volgorde zoals ook is beschreven in Hoofdstuk 2.6.

NB: Waar bij een handeling geen grondslag/bron wordt vermeld, is de handeling is ontleend aan de literatuur vermeld in de literatuurlijst van het RIO. Indien bij een dergelijke handeling een of meer producten staan genoemd, is deze literatuur ook als vindplaats van de desbetreffende handeling aan te merken.

A Selectielijst voor de Minister van Economische Zaken

7.1 Actor: de Minister van Economische Zaken

7.1.1 Algemene handelingen

7.1.1.1 Beleidsontwikkeling en evaluatie (nationaal)

(1.)

Handeling: Het voorbereiden, mede-vaststellen, coördineren en evalueren van het regionaal economisch beleid.

Periode: 1945–

Product: Beleidsnota’s, beleidsnotities, rapporten, adviezen, evaluaties, etc. Nota inzake de ontwikkelingsgebieden, 1950, Nota inzake het te voeren industriespreidingsbeleid 1965–1968, Nota selectieve groei, (HdTK 1975/76 13 955), Nota Regionaal Sociaal-Economisch Beleid 1981-1985 Nota Regionaal Sociaal-Economisch Beleid 1986–1990, Nota Herijking Regionaal Economisch Beleid 1987, Regio’s zonder grenzen, het ruimtelijk economisch beleid voor de periode 1991–1994, Perspectievennota Limburg Nota Ruimte voor Regio’s, het ruimtelijk economisch beleid tot 2000, 1994/95, Dynamiek in Netwerken, Nota Ruimtelijk Economisch Beleid 2000–2005, 1999.

Opmerking: Naast afzonderlijke nota’s levert de Minister ook bijdragen op het gebied van regionaal beleid in industrialisatienota’s, in ieder geval vanaf 1958. Ook worden beleidsplannen in de rijksbegroting verdisconteerd. Onder deze handeling valt ook: Het voeren van overleg met de andere betrokken actoren op het beleidsterrein regionaal economisch beleid; Het voorbereiden van een standpunt ter inbrenging in de Ministerraadvergaderingen voor beraad en besluitvorming betreffende het beleidsterrein regionaal economisch beleid;

Het voeren van overleg met/het leveren van bijdragen aan het overleg met het Staatshoofd betreffende het beleidsterrein regionaal economisch beleid;

Het voorbereiden van de Memorie van toelichting op de Rijksbegroting betreffende het beleidsterrein; (zie ook handelingen 5, 177 en 183 van het BSD ‘Per slot van Rijksrekening’); Het toetsen van de uitvoering van het beleid (evaluatie).; Het leveren van commentaar op de recht- en doelmatigheidscontroles van de Algemene Rekenkamer op het beleidsterrein; (zie ook ‘Per Slot van Rijksrekening’, handeling 295, 357 en 374); Het aan externe adviescommissies verzoeken om advies betreffende het beleidsterrein regionaal economisch beleid; Het informeren van het Kabinet van de Koningin over ontwikkelingen op het beleidsterrein regionaal economisch beleid; Het voorbereiden en vaststellen van het voorlichtingsbeleid (als beleidsinstrument).

Waardering: B 1

(2.)

Handeling: Het mede voorbereiden van het vaststellen, wijzigen en intrekken van internationale regelingen inzake het regionaal economisch beleid en het inbrengen van Nederlandse standpunten in intergouvernementele organisaties

Periode: 1945–

Product: Internationale regelingen, nota’s, notities en rapporten

Waardering: B 1

(3.)

Handeling: Het voorbereiden van de totstandkoming, wijziging en intrekking van wet- en regelgeving ten aanzien van het ruimtelijk of regionaal economisch beleid.

Periode: 1945–

Product: Wetten, algemene maatregelen van bestuur, koninklijke besluiten, circulaires

Waardering: B 1

7.1.1.2 Verantwoording van beleid

(4.)

Handeling: Het opstellen van periodieke verslagen over het beleidsterrein regionaal economisch beleid.

Periode: 1945–

Product: Jaarverslagen, kwartaalverslagen, maandverslagen

Waardering: B 3

(5.)

Handeling: Het beantwoorden van Kamervragen en het anderszins op verzoek incidenteel informeren van leden van of commissies uit de Kamers der Staten-Generaal betreffende het regionaal economisch beleid.

Periode: 1945–

Grondslag: Grondwet

Product: Brieven, notities

Waardering: B 2

(6.)

Handeling: Het informeren van de Commissie voor de Verzoekschriften en andere tot onderzoeken van klachten bevoegde commissies uit de Kamer der Staten-Generaal en de Nationale Ombudsman naar aanleiding van klachten over de uitvoering of de gevolgen van het regionaal economisch beleid.

Periode: 1945–

Product: Brieven, notities

Waardering: B 2

(7.)

Handeling: Het beslissen op beroepschriften naar aanleiding van beschikkingen betreffende het regionaal economisch beleid en het voeren van verweer in beroepschriftprocedures voor administratief rechterlijke organen

Periode: 1945–

Product: Beschikkingen, verweerschriften

Waardering: V 5 jaar na beroepsprocedure

7.1.1.3 Informatieverstrekking

(8.)

Handeling: Het beantwoorden van vragen van individuele burgers, bedrijven en instellingen betreffende regionaal economisch beleid.

Periode: 1945–

Product: Brieven, notities

Waardering: V 5 jaar

(9.)

Handeling: Het uitvoeren van voorlichtingsactiviteiten op het beleidsterrein regionaal economisch beleid.

Periode: 1945–

Product: Voorlichtingsmateriaal

Waardering: B 5 één exemplaar van het eindproduct

V 5 jaar overige neerslag

(10.)

Handeling: Het verrichten van werkbezoeken aan regio’s.

Periode: 1945–

Product: o.a. draaiboeken

Waardering: V 5 jaar

(11.)

Handeling: Het leveren van bijdragen aan de inhoudelijke opzet van werkbezoeken van leden van het koninklijk huis aan regio’s.

Periode: 1945–

Product: o.a. draaiboeken

Waardering: V 5 jaar

7.1.1.4 Onderzoek

(12.)

Handeling: Het (laten) uitvoeren en vaststellen van (wetenschappelijk) onderzoek inzake regionaal economisch beleid.

Periode: 1945–

Product: Opdrachtformuleringen, offertes, brieven, notities, notulen, (studie)rapporten, eindrapporten

Opmerking: Recente voorbeelden zijn: Ruimte voor Economische activiteiten, 1994

Ruimte voor economische dynamiek, 1997, Deze rapporten vormen voorstukken voor de nota’s Regionaal Economisch Beleid. Aangetekend moet echter worden dat er al in overlegverband studies werden verricht in 1950 voor de regio Maas-Waal en Zeeland.

Waardering: B 5

(13.)

Handeling: Het verzamelen en bewerken van gegevens ten behoeve van (wetenschappelijk) onderzoek naar het regionaal economisch beleid.

Periode: 1945–

Product: Notities, brieven, etc.

Waardering: V 10 jaar na afronden onderzoek

(14.)

Handeling: Het leveren van bijdragen aan interdepartementale nota’s die (mede) betrekking hebben op het ruimtelijk of regionaal economisch beleid.

Periode: 1985–

Product: Recente voorbeelden zijn: Nota milieu en economie; Structuurschema Groene Ruimte (SGR); Nota Vitaal Platteland; Onderzoeksprogramma Economische Effecten Infrastructuur (OEEI).

Waardering: B 1

(15.)

Handeling: Het (doen) adviseren van provinciale instellingen op het gebied van regionale beleidsproblemen.

Periode: 1945–

Product: advies

Opmerking: Het betreft hier werkzaamheden van onderzoekscommissies waarin de regering participeert: Hoofdcommissie voor de Industrialisatie, vaste commissie voor regionale vraagstukken; Adviescommissie voor de Noordelijke Marktsector (commissie Goudswaard), rapport ‘Het noorden aan zet’; Commissie Bosman.

Waardering: B 1

7.1.1.5 Overleg

Interdepartementaal overleg

(216.)

Handeling: Het voorbereiden van, danwel het leveren van een bijdrage aan, de besluitvorming in (interdepartementale) coördinatiecommissies en (ad hoc) (interdepartementale) overlegstructuren waarvan de Minister van Economische Zaken het secretariaat voert

Periode: 1945–

Product: Adviezen, instructies, verslagen

Opmerking: ten aanzien van deze handeling geldt dat de Minister van Economische Zaken het secretariaat voert.

Waardering: B5

(217.)

Handeling: Het voorbereiden van, danwel het leveren van een bijdrage aan, de besluitvorming in (interdepartementale) coördinatiecommissies en (ad hoc) (interdepartementale) overlegstructuren, waarbij een ander departement het secretariaat voert.

Periode: 1945–

Product: Adviezen, instructies, verslagen

Waardering: V 10 jaar

Departementaal overleg

(218.)

Handeling: Het voorbereiden van, danwel het leveren van een bijdrage aan, de besluitvorming in interne overlegstructuren en het opstellen van een verslag van het overleg met betrekking tot regionaal economisch beleid

Periode: 1945–

Product: verslagen, notulen, instructie

Opmerking: Het gaat om zowel structureel (afdelingsoverleg, SGDG-beraad, DG-beraad) als ad hoc overleg.

Bron: interviews (en dossiers van deze overleggen)

Waardering: Verslagen SGDG-beraad, DG-beraad: B1

Overig: V 10

Overleg met maatschappelijke vertegenwoordigingen

(219.)

Handeling: Het consulteren van maatschappelijke vertegenwoordigingen en/of het bedrijfsleven ten aanzien van onderwerpen op het gebied van regionaal economisch beleid

Periode: 1945–

Product: verslagen

Opmerking: Met deze handeling wordt niet gedoeld op alledaagse vormen van overleg.

Bron: Interviews

Waardering: B 1

7.1.2 Europese handelingen

7.1.2.1 Algemeen

(16.)

Handeling: Het detacheren/benoemen van ambtenaren bij de Nederlandse Permanente Vertegenwoordiging bij de EG.

Periode: 1958–

Product: Besluit

Waardering: V 5 jaar na aflopen benoemingstermijn

7.1.2.2 Raadsbesluiten

(17.)

Handeling: Het voorbereiden van bijdragen aan werkgroepen van de Europese Commissie inzake het regionaal economisch beleid.

Periode: 1958–

Product: instructies, verslagen

Opmerking: Onder deze handeling valt ook het opstellen van verslagen over de geleverde inbreng in de werkgroepen.

Waardering: B 1

(18.)

Handeling: Het opstellen van concept-informatiefiches over voorstellen, mededelingen en Groenboeken van de Europese Commissie op het gebied van het regionaal economisch beleid.

Periode: 1958–

Product: Concept-fiches

Opmerking: De interdepartementale WBCN stelt de informatiefiches vast. De handeling hiervoor is opgenomen in het PIVOT-rapport ‘Gedane Buitenlandse Zaken’ (rapportnr. 103).

Waardering: B 1

(19.)

Handeling: Het voorbereiden van vergaderingen van Raadswerkgroepen met betrekking tot het regionaal economisch beleid.

Periode: 1958–

Product: Instructies, agenda’s, verslagen

Opmerking: Als onderdeel van de departementale standpuntbepaling kan overleg worden gevoerd met maatschappelijke groeperingen, zoals het georganiseerde bedrijfsleven; De handeling leidt in het eerstverantwoordelijke Ministerie met name tot instructies; bij de overige betrokken Ministeries tot departementale standpunten; Onder deze handeling valt ook het opstellen van verslagen van vergaderingen van Raadswerkgroepen.

Waardering: B 1

(20.)

Handeling: Het voorbereiden van vergaderingen van ad hoc groepen Raden/Attachés met betrekking tot het regionaal economisch beleid.

Periode: 1958–

Product: Instructies, agenda’s, verslagen

Opmerking: Als onderdeel van de departementale standpuntbepaling kan overleg worden gevoerd met maatschappelijke groeperingen, zoals het georganiseerde bedrijfsleven; De handeling leidt in het eerstverantwoordelijke Ministerie met name tot instructies; bij de overige betrokken Ministeries tot departementale standpunten; Onder deze handeling valt ook het opstellen van verslagen van vergaderingen van Raden/Attachés.

Waardering: B 1

(21.)

Handeling: Het voorbereiden van vergaderingen van het Coreper met betrekking tot het regionaal economisch beleid.

Periode: 1958–

Product: Instructies, achtergrondnotities van PV-medewerkers

Opmerking: Als onderdeel van de departementale standpuntbepaling kan overleg worden gevoerd met maatschappelijke groeperingen, zoals het georganiseerde bedrijfsleven; De instructies voor de Nederlandse vertegenwoordiger in het Coreper (de PV) worden vastgesteld in interdepartementaal overleg onder leiding van Buitenlandse Zaken; De handeling leidt bij het eerstverantwoordelijke Ministerie met name tot concept-instructies; bij de overige betrokken Ministeries tot departementale standpunten;

Onder deze handeling valt ook het opstellen van verslagen van de vergaderingen van het Coreper.

Waardering: B 1

(22.)

Handeling: Het voorbereiden van vergaderingen van ad hoc High Level groepen met betrekking tot het regionaal economisch beleid.

Periode: 1958–

Product: Instructies, agenda’s, verslagen

Opmerking: Als onderdeel van de departementale standpuntbepaling kan overleg kan overleg worden gevoerd met maatschappelijke groeperingen, zoals het georganiseerde bedrijfsleven; De handeling leidt in het eerstverantwoordelijke Ministerie met name tot instructies; bij de overige betrokken Ministeries tot departementale standpunten. Onder deze handeling valt ook het opstellen van verslagen van vergaderingen van High Level groepen.

Waardering: B 1

(23.)

Handeling: Het opstellen van departementale standpunten inzake agendapunten van Raadsvergaderingen met betrekking tot het regionaal economisch beleid.

Periode: 1958–

Product:

Opmerking: Nationale standpunten en onderhandelingsposities inzake agendapunten van Raadsvergaderingen komen tot stand in de Coördinatiecommissie voor Europese Integratie- en Associatieproblemen (CoCo); Onder deze handeling valt ook het opstellen van verslagen van Raadsvergaderingen.

Waardering: B 1

(24.)

Handeling: Het opstellen van departementale standpunten inzake algemene en op langere termijn spelende zaken van EU-belang inzake het regionaal economisch beleid.

Periode: 1958–

Product: o.a. nota’s

Opmerking: Overleg hierover in de Coördinatiecommissie op Hoog Ambtelijk Niveau (CoCoHan) leidt tot algemene rapporten aan de betrokken Ministers.

Waardering: B 1

7.1.2.3 Uitvoeringsbepalingen van de Europese Commissie

(25.)

Handeling: Het voordragen van personen voor benoeming in een raadgevend comité, beheerscomité of reglementeringscomité.

Periode: 1958–

Product: Voordrachten

Opmerking: De Raad benoemt de leden van de comités.

Waardering: V 5 jaar na aflopen benoemingstermijn

(26.)

Handeling: Het opstellen en wijzigen van standpunten inzake door de Europese Commissie voorgestelde uitvoeringsbepalingen met betrekking tot het regionaal economisch beleid, die besproken worden in een raadgevend comité, een beheerscomité of een reglementeringscomité.

Periode: 1958–

Product: Instructies, agenda’s, verslagen

Opmerking: Als onderdeel van de departementale standpuntbepaling kan overleg gevoerd worden met maatschappelijke groeperingen, zoals het georganiseerde bedrijfsleven; Wanneer meerdere departementen betrokken zijn, leidt het eerstverantwoordelijke Ministerie het coördinatie-overleg; Onder deze handeling valt ook het opstellen van instructies voor de Nederlandse vertegenwoordigers in de comités; Onder deze handeling valt ook het opstellen van verslagen van vergaderingen van deze comités.

Waardering: B 1

7.1.2.4 Implementatie van Europese regelgeving

(27.)

Handeling: Het opstellen van een plan ter implementatie van een door de Raad vast te stellen besluit.

Periode: 1993–

Grondslag: Aanwijzingen voor regelgeving (Stcrt. 1992, 230)

Product: Implementatieplan

Opmerking: Het betreft hier plannen ter implementatie van richtlijnen en verordeningen die onderworpen zijn aan de samenwerkingsprocedure of de medebeslissingsprocedure (co-decisie) van Raad en Europees Parlement. Het gemeenschappelijke standpunt heeft vastgesteld, voorgelegd worden aan de Werkgroep Beoordeling Nieuwe Commissievoorstellen.

Waardering: B 5

(28.)

Handeling: Het voordragen aan de Europese Commissie van deskundigen belast met de controle op de naleving van de bepalingen van communautaire besluiten betreffende het regionaal economisch beleid.

Periode: 1958–

Grondslag: Richtlijnen

Product: Besluit

Waardering: V 5 jaar na aflopen benoemingstermijn

7.1.3 Beleidsvoorbereiding

7.1.3.1 Ruimtelijke ordening en/of milieubeheer

(29.)

Handeling: Het leveren van bijdragen aan interdepartementale adviescommissies inzake ruimtelijke ordening en milieubeheer.

Periode: 1965–

Grondslag: Wetten Ruimtelijke Ordening (Stb. 1964, 222) (Stb. 1985, 626); Wet Algemene Bepalingen Milieubeheer (Stb. 1989); Wet Milieubeheer (Stb. 1992, 414); Tracéwet (Stb. 1993, 582)

Product: Tracébesluiten, planologische kernbeslissingen, adviezen bij Milieueffectrapporten

Opmerking: Voorbeelden zijn de Rijks Planologische Commissie en de Commissies milieu-effectrapportage. Hierbij is het overleg met de bij deze commissies betrokken instanties zoals de vakMinisters inbegrepen.

Waardering: B 1

(30.)

Handeling: Het leveren van bijdragen in het belang van het regionale economische beleid aan beleidsnota’s en -plannen op het gebied van ruimtelijke ordening en milieubeheer.

Periode: 1965–

Grondslag: Wetten Ruimtelijke Ordening (Stb. 1964, 222) (Stb. 1985, 626); Wet Milieubeheer (Stb. 1992, 414)

Product: Deelrapporten voor de Nota’s Ruimtelijke Ordening (Vierde Nota, VINEX, Vijno) en de Nationale milieubeleidsplannen

Opmerking: Het eindproduct wordt gepubliceerd door het Ministerie van VROM.

Waardering: B 5

(31.)

Handeling: Het leveren van bijdragen in het belang van het regionaal-economische beleid bij de vaststelling van nadere regels voor de toekenning van Hinderwet- of milieuvergunningen.

Periode: 1952–

Grondslag: Hinderwet (Stb. 1952, 274) (Stb. 1985, 129 en 494); Wet Milieubeheer (Stb. 1992, 414)

Product: nota’s, notities

Opmerking: Milieuvergunningen worden verstrekt door de gemeente of de provincie, afhankelijk van normen die zijn vastgesteld in het Inrichtingen- en Vergunningenbesluit Milieubeheer. De Minister van VROM stelt (deels aan de hand van Europese regelgeving) kaders vast die als vergunningsvoorwaarden gelden. Het Ministerie van Economische Zaken voert in het belang van het regionaal economisch beleid overleg met het Ministerie over dit onderwerp, soms in projectgroepverband. Recent voorbeeld: een voorstel tot verhandelbare emissierechten.

Waardering: B 5

7.1.3.2 Infrastructurele voorzieningen

(32.)

Handeling: Het leveren van bijdragen in het belang van het regionaal-economische beleid aan plannen op het gebied van Rijkswaterstaat.

Periode: 1952–

Grondslag: Tracéwet (Stb. 1993, 582)

Product: Deelrapporten voor het Nationaal Verkeer en Vervoersplan, het Rijkswegenplan en voorbereidingsstukken. Deelrapporten voor plannen op het gebied van spoorwegen, luchtverbindingen e.d.

Opmerking: Het hoofdrapport wordt ingediend door het Ministerie van Verkeer en Waterstaat. De Ministeries van EZ en VROM (in verband met ruimtelijke ordening en milieubeheer) leveren bijdragen in de voorbereiding van de uit te voeren werken, adviezen bij de (milieu)-effectrapportage e.d. (vgl. PIVOT-rapport nr. 28, Waterstaat, activiteit nr. 1 van de bijlage en de procedurebeschrijvingen in hoofdstuk 7.5.1., p. 256-261).

Waardering: B 1

7.1.3.3 Regionale voorzieningen

(33.)

Handeling: Het instellen van regionale beleidsorganen.

Periode: 1993–

Bron: EZ-web 1999

Product: Instellingsbeschikking

Opmerking: Het betreft de instelling c.q. reorganisatie van de rijksconsulentschappen, die in 1997 zijn omgezet in regionale kantoren van het Ministerie.

Waardering: B 4

(34.)

Handeling: Het mede instellen van regionale economische samenwerkingsverbanden met betrekking tot economische voorzieningen.

Periode: 1973–

Product: Instellingsbesluiten

Opmerking: Noordelijke Contactcommissie, Regio-convent Langman

Waardering: B 4

(35.)

Handeling: Het vaststellen van overeenkomsten met regionale economische samenwerkingsverbanden met betrekking tot economische voorzieningen.

Periode: 1990–

Grondslag: Nota Ruimtelijk Economisch Beleid 1999

Product: Regionale Actieprogramma’s (REAP’s)

Opmerking: Een dergelijke afspraak is reeds gemaakt met de Zuidelijke Alliantie.

Waardering: B 5

(36.)

Handeling: Het voeren van overleg met regionale actoren inzake de uitvoering van Regionale Actieprogramma’s.

Periode: 1945–

Grondslag: Regionaal Actieprogramma Zuidelijke Alliantie

Product: Projecten, instelling van projectorganen

Waardering: B 1

(37.)

Handeling: Het participeren in projectgroepen voor bijzondere voorzieningen van landelijk belang op regionaal economisch terrein.

Periode: 1985–

Grondslag: Nota’s Regionaal Economisch Beleid, werkplannen van het Ministerie

Product: Nota Project Mainport Rotterdam (PMR); Nota Project Ontwikkeling Nationale Luchthaven (ONL).

Waardering: B 5

7.1.3.4 Bijzondere gebeurtenissen

(38.)

Handeling: Het voeren van overleg met regionale actoren naar aanleiding van de onverwachte opheffing of staking van werkzaamheden van economisch belangrijke ondernemingen.

Periode: 1945–

Product: Agenda’s, verslagen, nota’s, rapporten (met de eventueel daarbij vast te stellen regelingen)

Waardering: B 5

(39.)

Handeling: Het verrichten van verplichtingen op grond van getroffen steunmaatregelen naar aanleiding van de onverwachte opheffing of staking van werkzaamheden van economisch belangrijke ondernemingen.

Periode: 1945–

Product: Financiële verrekeningsbescheiden

Waardering: V 7 jaar na het vaststellen van de rekening

7.1.4 Uitvoeringsinstrumenten op ordeningsbeleid

(40.)

Handeling: Het bij AMvB van toepassing verklaren van de wet Selectieve Investeringsregeling op daarvoor in de wet aangegeven gebieden in de Veluwe.

Periode: 1975–1985

Grondslag: Wet SIR (Stb. 1974, 95) art. 2.2

Product: Besluit van 4 februari 1975 (Stb. 1975, 50), houdende toepassing van art. 2.2 van de Wet SIR

Waardering: V 10 jaar

(41.)

Handeling: Het bij AMVB stellen van nadere regels met betrekking tot de uitvoering van de wet Selectieve Investeringsregeling.

Periode: 1974–1985

Grondslag: Wet SIR (Stb. 1974, 95) art. 32

Product: Algemene Maatregelen van Bestuur

Waardering: B 5

(42.)

Handeling: Het jaarlijks informeren van de Staten-Generaal inzake de werking van de wet Selectieve Investeringsregeling.

Periode: 1974–1985

Grondslag: Wet SIR (Stb. 1974, 95) art. 34

Product: brieven, notities

Waardering: B 3

7.1.4.1 Heffingen wet SIR

(43.)

Handeling: Het bij AMvB stellen van nadere regels ten aanzien van vrijstellingen of tarieven van heffingen bij de vestiging van industriebedrijven in een SIR-gebied.

Periode: 1974–1982

Grondslag: Wet SIR (Stb. 1974, 95) art. 3a en 5

Product: Besluiten ter aanwijzing van categorieën gebouwen, die van de SIR-heffing zijn vrijgesteld (Besluiten vrijstellingen SIR); Besluiten nadere regelingen selectieve investeringsheffing (Stb. 1975, 168); Besluit nadere regelingen selectieve investeringsheffing (Stb. 1976, 478);Besluit van 2 juni 1982 (Stb. 1982, 329m), houdende opschorting van de heffing.

Opmerking: Hierbij is inbegrepen het intrekken en herinvoering van de heffing.

Waardering: B 5

(44.)

Handeling: Het bij AMvB vaststellen van tarieven van de SIR-heffing voor specifieke ondernemingen.

Periode: 1974–1982

Grondslag: Wet SIR (Stb. 1974, 95) art. 5.2 en 32

Product: Tarievenbesluit Selectieve Investeringsheffing (Stb. 1975, 167) (Stb. 1978, 346) (Stb. 1978, 559) (Stb.1980, 439)

Opmerking: Deze besluiten dienen bij wet te worden goedgekeurd. Zij zijn bedoeld voor bankgebouwen, verzekeringsmaatschappijen en pensioenfondsen.

Waardering: V 7 jaar na vervallen

(45.)

Handeling: Het bij Ministeriële regeling vaststellen van nadere regels inzake de inning van de SIR-heffing.

Periode: 1974–1985

Grondslag: Wet SIR (Stb. 1974, 95) art. 3a, 10, 13, 14 en 37

Product: Uitvoeringsbeschikking Selectieve Investeringsheffing (Stcrt. 1975, 186) (Stb. 1978, 144.7)

Opmerking: De Minister van Financiën stelt met name voorschriften vast met betrekking tot de aangifte van de verschuldigde heffing aan de Inspecteur van de Vennootschapsbelasting.

Waardering: V 7 jaar

7.1.4.2 Individuele vrijstellingen en ontheffingen

(46.)

Handeling: Het op aanvraag vaststellen van een vrijstelling van heffingen inzake investeringen ter beperking van water- bodem of luchtverontreiniging dan wel geluid-, licht of trillingshinder.

Periode: 1974–1985

Grondslag: Wet SIR (Stb. 1974, 95) art. 3.4, Besluit nadere regelingen SIR 1975 (Stb. 1975, 168) art. 2.1

Product: Verklaringen aan de inspecteur van Vennootschapsbelastingen

Waardering: V 5 jaar na vervallen

(48.)

Handeling: Het op aanvraag opstellen van een verklaring van geen bezwaar voor nadere investeringen door een bedrijf waaraan vrijstelling van heffingen inzake investeringen ter beperking van water- bodem of luchtverontreiniging dan wel geluid-, licht of trillingshinder is verleend.

Periode: 1974–1985

Grondslag: Wet SIR (Stb. 1974, 95) art. 3.4; Besluit nadere regelingen SIR 1975 (Stb. 1975, 168) art. 2.2

Product: Verklaring aan de aanvrager en aan de inspecteur van Vennootschapsbelastingen

Opmerking: Deze verklaring kan binnen drie jaar na de oplevering worden aangevraagd als de investering, die oorspronkelijk bedoeld was voor beperking van milieuhinder, na drie jaar voor doeleinden wordt gebruikt die niet tot die verklaring zouden kunnen leiden.

Waardering: V 5 jaar na vervallen verklaring

(49.)

Handeling: Het bij Ministeriële regeling vrijstellen van saneringsgebieden, in daartoe aangewezen gemeenten in een SIR-gebied, van verschuldigde heffingen op de bouw- en andere investeringskosten.

Periode: 1974–1985

Grondslag: Wet SIR (Stb. 1974, 95) art. 3.5

Product: Beschikking in Staatscourant houdende aanwijzing van de desbetreffende gemeente, met circulaires. (Bijv. Stcrt 1979, 127)

Waardering: V 10 jaar

(51.)

Handeling: Het verlenen van ontheffingen van verschuldigde heffingen op de bouw- en andere investeringskosten van bepaalde categorieën vestigingen in een SIR-gebied.

Periode: 1975–1985

Grondslag: Wet SIR (Stb. 1974, 95) art. 16.1; Aanwijzingsbesluit 1975 (Stb. 1975) art. 2

Product: Beschikking

Waardering: V 5 jaar na vervallen ontheffing

7.1.4.3 Vergunningen wet SIR

(54.)

Handeling: Het bij AMvB verlenen van vrijstelling van vergunningplicht voor de vestiging van industriebedrijven in het SIR-gebied.

Periode: 1974–1985

Grondslag: Wet SIR (Stb. 1974, 95) art. 17.2

Product: Besluit vrijstellingen vergunningen en melding SIR (Stb. 1975, 8 en 487)

Opmerking: Deze besluiten zijn naderhand bij wet goedgekeurd.

Waardering: B 5

(55.)

Handeling: Het bij AMvB stellen van regels voor de aanvraag van vergunningen aan industriebedrijven in het Rijnmondgebied.

Periode: 1974–1985

Grondslag: Wet SIR (Stb. 1974, 95) art. 17

Product: Besluit beoordeling vergunningsaanvragen SIR (Stb. 1974, 766); Besluit vergunningen SIR (Stb. 1975, 312).

Waardering: B 5

(56.)

Handeling: Het bij Ministeriële regeling stellen van regels voor de aanvraag van vergunningen voor gebouwen en installaties in het Rijnmondgebied.

Periode: 1975–1985

Grondslag: Wet SIR (Stb. 1974, 95) art. 17 en 39

Product: Regeling in Staatscourant

Waardering: V 10 jaar na vervallen regeling

(57.)

Handeling: Het verlenen van vergunningen voor investeringen aan, voor een bouwvergunning in aanmerking komende, industriebedrijven in het Rijnmondgebied.

Periode: 1975–1985

Grondslag: Wet SIR (Stb. 1974, 95) art. 17–22; Besluit beoordeling vergunningsaanvraag SIR 1975 (Stb. 1975, 289)

Product: Vergunningen

Opmerking: Het betreft investeringen die niet binnen de bevoegdheid van het Openbaar Lichaam Rijnmond vallen.

Waardering: V 7 jaar na vervallen vergunning

7.1.4.4 Meldingsplicht

(58.)

Handeling: Het bij AMvB vaststellen van categorieën bedrijfsgebouwen en installaties die van aanmeldingsplicht zijn vrijgesteld.

Periode: 1974–1985

Grondslag: Wet SIR (Stb. 1974, 95) art. 27.2

Product: Algemene maatregelen van bestuur

Waardering: B 5

(59.)

Handeling: Het vaststellen van nadere regels ten aanzien van de aanmeldingsplicht van bedrijfsgebouwen en installaties in het SIR-gebied.

Periode: 1974–1985

Grondslag: Wet SIR (Stb. 1974, 95) art. 27.4

Product: ‘Beschikking, houdende toepassing van art. 27…’ (Stcrt. 1975, 174)

Waardering: V 10 jaar na vervallen regels

(60.)

Handeling: Het reageren op meldingen van bedrijfsgebouwen en installaties in SIR-gebieden buiten het Rijnmond-gebied.

Periode: 1975–1985

Grondslag: Wet SIR (Stb. 1974, 95) art. 27 en 29

Product: Advies inzake vestiging elders; verklaring van vergunningsplicht

Opmerking: Deze reactie dient binnen een maand na de aanmelding in het bezit te zijn van aanvrager. Tegen een Ministeriële beschikking kan beroep bij de Kroon worden ingesteld.

Waardering: V 5 jaar

(61.)

Handeling: Het verlenen van vergunningen voor de oprichting van vergunningplichtig verklaarde bedrijfsgebouwen en installaties in SIR-gebieden buiten het Rijnmond-gebied.

Periode: 1975–1985

Grondslag: Wet SIR (Stb. 1974, 95) art. 27 en 29

Product: Vergunningen

Waardering: V 5 jaar na vervallen vergunning

7.1.5 Stimuleringsbeleid van achterstandgebieden

(63.)

Handeling: Het vaststellen van regels met betrekking tot steun van daartoe aangewezen economische achterstandsgebieden.

Periode: 1945–

Product: Regels

Opmerking: Deze regels kunnen bestaan uit wettelijke regels als wel regels die voortkomen uit door het parlement aangenomen beleidsnota’s.

Waardering: B 5

7.1.5.1 Regiospecifieke infrastructuurprojecten

(64.)

Handeling: Het aanwijzen van regiospecifieke projecten

Periode: 1945–

Grondslag: Nota’s Ruimtelijk Economisch Beleid

Product: Aanwijzingsbesluiten van de regio’s: Zuid-Limburg, Zuidoost-Drenthe, Oostelijk-Friesland, Linker-Maasoever, Zeeland; Aanwijzing van Mainports.

Waardering: B 5

(65.)

Handeling: Het instellen van commissies voor sociaal-economisch onderzoek naar regiospecifieke problemen.

Periode: 1945–

Product: Instelling commissie onderzoek industriële ontwikkelingsmogelijkheden linker Maas- en Waaloever, ca. 1950; Structuurcommissie Midden- en Kleinbedrijf Noorden des Lands, 12 juli 1968; Werkgroep ontwikkelings- en welvaartspeil Hoge Land provincie Groningen.

Opmerking: Rond 1950 is geprobeerd te komen tot een regionaal welvaartsplan met een daarbij behorend fonds. Het doel was aan de hand van concrete projecten op gebied van industrialisatie maar ook op agrarisch en infrastructureel terrein een regionale ontwikkeling tot stand te brengen. De planning ging echter niet verder dan het stadium van voorstellen. De commissies konden bestaan uit vertegenwoordigers van verschillende Ministeries onder voorzitterschap van ambtenaren van deze Ministeries.

Waardering: B 4

(67.)

Handeling: Het leveren van bijdragen aan de vaststelling van infrastructurele voorzieningen voor regiospecifieke projecten.

Periode: 1945–

Product:

Opmerking: De Minister van Verkeer en Waterstaat is de hoofdactor van deze handeling. Zie PIVOT-rapport nr. 28, Waterstaat

Waardering: V 10 jaar na vaststelling

(68.)

Handeling: Het vaststellen van financiële bijdragen of andere voorzieningen aan de bekostiging van infrastructurele voorzieningen voor regiospecifieke projecten.

Periode: 1945–

Grondslag: MvA Wetsvoorstel aanvullende begroting 1952; SER-rapport SIR-wet 1974

Product: Beschikking

Waardering: B 5

7.1.5.2 Het Integraal Structuurplan Noorden des Lands

(69.)

Handeling: Het (mede) voorbereiden, vaststellen en evalueren van het Integrale Structuurplan Noorden des Lands.

Periode: 1945–

Product: Intentieverklaring Structuurplan 1975; ISP-beleidsrapport (ISP1) (HdTK 1978-1979 15 550)

Opmerking: De evaluatie van de ISP’s aan de hand van de binnengekomen voortgangsrapporten valt ook hieronder.

Waardering: B 5

(70.)

Handeling: Het mede voorbereiden en vaststellen van beleidsplannen in het kader van het Integraal Structuurplan voor het Noorden des Lands.

Periode: 1978–

Product: Meerjarenperspectief: ISP-2, (1981) ISP-3 (1986), ISP-4 (1991), ISP-5 (1995); Herijkingsnota ISP 1987.

Opmerking: De evaluatie van de ISP’s aan de hand van de binnengekomen voortgangsrapporten en de periodieke evaluatierapporten vallen ook hieronder.

Waardering: B 5

(71.)

Handeling: Het maken van financieringsafspraken inzake de toekenning van gelden voor projecten van het Integraal Structuurplan voor het Noorden des Lands.

Periode: 1978–1990

Grondslag: ISP-1, ISP-2, ISP-3.

Product: Convenant, budgetafspraak.

Opmerking: Het gaat bijvoorbeeld over instellingen van (Hoger) Beroepsonderwijs, infrastructuur en werkverschaffing.

Waardering: B 5

(72.)

Handeling: Het toekennen van gelden voor projecten van het Integraal Structuurplan voor het Noorden des Lands.

Periode: 1978-

Grondslag: ISP-1, ISP-2, ISP-3, ISP-4, ISP-5; Rijksbegroting

Product: Voorbereidingsstukken in de Rijksbegroting

Waardering: V 7 jaar na vaststellen van de rekening

(76.)

Handeling: Het uitkeren van stimuleringsgelden voor het bedrijfsleven in het ISP-gebied aan het samenwerkingsverband Noord-Nederland.

Periode: 1995–

Grondslag: Regeling bedrijfsgerichte stimulering Noord-Nederland

Product: Regeling bedrijfsgerichte stimulering Noord-Nederland.

Opmerking: Het Samenwerkingsverband Noord-Nederland behandelt de aanvragen van individuele bedrijven en keert de subsidies uit. Voor een deel is de afhandeling van de meeste, niet-problematische gevallene gemandateerd aan de ISP-coördinatiegroep.

Waardering: V 7 jaar

7.1.5.3 De Perspectievennota Zuid-Limburg

(77.)

Handeling: Het voorbereiden van een Perspectievennota Zuid-Limburg.

Periode: 1971–1978

Product: Nota herstructurering Zuid-Limburg 1992, Perspectievennota

Waardering: B 5

(78.)

Handeling: Het instellen van organen voor de uitvoering van de Perspectievennota Zuid-Limburg.

Periode: 1971–1990

Product: Instellingsbeschikking met instructies.

Opmerking: Ingesteld zijn de Coördinatiecommissie PNL en de Begeleidingscommissie PNL. De taken van laatstgenoemde zijn in de Perspectievennota Zuid-Limburg vermeld.

Waardering: B 4

(79.)

Handeling: Het benoemen van functionarissen in de organen ter uitvoering van de Perspectievennota Zuid-Limburg.

Periode: 1971–1990

Product: Benoemingsbesluiten

Waardering: V5 jaar na aflopen van benoemingstermijn

(83.)

Handeling: Het vaststellen van vijfjaarlijkse ontwikkelingsplannen.

Periode: 1978–1985

Product: Ontwikkelingsplannen

Waardering: B 5

(85.)

Handeling: Het doen vaststellen van de vereiste gelden voor projecten uit de gereserveerde gelden in het kader van de Perspectievennota Zuid-Limburg.

Periode: 1978–1990

Opmerking: De gelden, bestemd voor vastgestelde projecten, worden door de Minister van EZ uit de gereserveerde gelden overgedragen aan de vakMinister.

Waardering: B 5

7.1.5.4 Subsidies en stimuleringsregelingen

Ministeriële stimuleringsregelingen

(89.)

Handeling: Het vaststellen van investeringspremieregelingen voor gemeentes in economische achterstandsgebieden.

Periode: 1950–

Product: Premie- en Prijsverlagingsregeling Stimulering Industrievestigingen Ontwikkelingskernen SIO, (Stcrt. 1964, 241), (Stcrt. 1966, 134); Premie- en Prijsverlagingsregeling Stimulering Industriële Omscholing in Limburg (SIOL) (Stcrt. 1966, 134); Investeringspremieregeling (Stcrt. 1968, 94) (Stcrt. 1969) (Stcrt. 1977, 109) (Stcrt. 1980,7) (Stcrt. 1984) (Stcrt. 1986).

Opmerking: De regelingen worden aangekondigd in de periodieke nota’s betrekking hebbend op het regionaal-economisch beleid en kunnen op deze manier aan nadere parlementaire controles worden onderworpen.

Waardering: B 5

(90.)

Handeling: Het vaststellen van stimuleringsregelingen voor bedrijven in aangewezen ontwikkelingsgebieden.

Periode: 1950–1991

Product: Premieregeling Bevordering Industrievestiging Kerngemeenten (Stcrt. 1956, 115); Premie- en Prijsreductieregeling Bevordering Industrialisatie Ontwikkelingsgebieden (Stcrt. 1959, 75), (Stcrt. 1962, 147), (Stcrt. 1963, 228); Premie- en Prijsreductieregeling Stimulering Industrievestiging Ontwikkelingskernen (SIO) (Stcrt. 1964, 241) (Stcrt. 1968, 94) (Stcrt. 1986, 332); Premie- en Prijsreductieregeling Stimulering Industriële Omschakeling in Limburg (SIOL) (Stcrt. 1966, 34); Investeringspremieregeling Regionale Vestiging en Uitbreiding van Industriële Bedrijven (Stcrt. 1968, 94), (Stcrt. 1969, 269), (Stcrt. 1975, 175); Investeringspremieregeling z.g. Stuwende Dienstverlenende Bedrijven (Stcrt. 1969, 269), (Stcrt. 1975, 175);Investeringspremieregeling Regionale Vestiging en Uitbreiding van Industriële Bedrijven en Stuwende Dienstverlenende Bedrijven (Stcrt. 1977, 109); Investeringspremieregeling Regionale Projecten (Stcrt. 1984, 253), (Stcrt. 1986, 33), (Stcrt. 1988, 208), (Stcrt. 1990, 44 en 247); Premieregeling stimulering ontwikkeling Lelystad (Stcrt 1975, 90), (Stcrt. 1980, 83).

Opmerking: De regelingen worden aangekondigd in de periodieke nota’s betrekking hebbend op het regionaal-economisch beleid en kunnen op deze manier aan nadere parlementaire controles worden onderworpen.

Waardering: B 5

(92.)

Handeling: Het aanwijzen van gemeenten of gebieden waarvoor stimuleringsregelingen gelden.

Periode: 1954–1995

Grondslag: Premie- en Prijsreductieregeling Bevordering Industrialisatie Ontwikkelingsgebieden (Stcrt. 1959, 75)

Opmerking: Gewoonlijk worden deze gebieden in de regeling zelf aangewezen. In bepaalde regelingen wordt echter in de Staatscourant aangekondigd dat de Minister ten aanzien van bepaalde regio’s nog nadere beslissingen neemt. Deze handeling heeft hierop betrekking.

Waardering: B 5

(93.)

Handeling: Het geven van aanwijzingen en richtlijnen voor de uitvoering van stimuleringsregelingen voor bedrijven.

Periode: 1960–1995

Product: Circulaires

Waardering: V 7 jaar na vervallen aanwijzingen

Wet investeringsrekening

(94.)

Handeling: Het aanwijzen van gebieden waarvoor aanvragers van een Wet Investeringsrekening-premie een Bijzondere Regionale Toeslag en/of Ruimtelijke Ordeningstoelage kunnen verkrijgen.

Periode: 1978–1985

Grondslag: Wet Investeringsrekening (Stb. 1978, 368) art. 15 en 16

Product: Koninklijke Besluiten o.a.: (Stb. 1978, 764) (Stb. 1981, 764)

Opmerking: Voor deze aanwijzingen is toestemming van de Europese Commissie vereist.

Bij deze handeling behoort ook de aanvraag aan de Europese Commissie.

Waardering: B 5

Voorschriften van de Kaderwetten EZ-subsidies

(95.)

Handeling: Het vaststellen van AMvB’s tot regelingen van financiële ondersteuning aan ondernemingen en gemeenten.

Periode: 1992–

Grondslag: Kaderwet Vaststelling Financiële Middelen EZ (Stb. 1991, 767) art. 2 Kaderwet EZ-subsidies (Stb. 1996, 510)

Product: Besluit Subsidies Regionale Investeringsprojecten (Stb. 1993, 263);

Besluit Stimulering Ruimte voor Economische Activiteiten (STIREA) (Stb. 1996,161) (Stb. 1997, 618); Tender Investeringsprogramma Provincies (TIPP); Grotestedenbudget (in samenwerking met VROM).

Opmerking: Besluiten dienen te worden herzien bij: De vaststelling van maximum-bedragen waarvoor subsidie wordt verleend; De vaststelling van subsidievoorwaarden; De vaststelling van bevoegdheden tot het intrekken van een subsidiebeschikking (o.m. onder invloed van EU-regelgeving).

Waardering: B 5

(96.)

Handeling: Het bij AMvB vaststellen van specifieke uitkeringen aan daartoe aangewezen regionale gebieden.

Periode: 1993–

Grondslag: Kaderwet vaststelling specifieke uitkeringen EZ (Stb. 1991, 768) art. 2

Product: Besluit Uitkeringen Regioprogramma’s Zuid-Limburg 1993/1994 (Stb. 1993, 172); Besluit Uitkeringen Interreg 1993/94 (Stb. 1993, 173); Besluit Uitkeringen Integraal Structuurplan Noorden des lands 1993/94 (Stb. 1993, 174); Besluit Uitkeringen Europese Programma’s Twente 1993; Besluit Co-financiering EFRO-programma’s. (Stb. 1994, 907)

Waardering: B 5

(97.)

Handeling: Het vaststellen van Ministeriële regels voor subsidieaanvragen op basis van het Besluit StiREA door steden met uitzondering van Amsterdam, Rotterdam, ’s-Gravenhage en Utrecht.

Periode: 1996–

Grondslag: Besluit Stimulering Ruimte voor Economische Activiteiten (Stb. 1996, 161) art. 7

Product: Regelingen

Opmerking: De Minister stelt in deze regeling vast: Het subsidieplafond; De periode waarin de aanvraag kan worden ingediend; De aanvraagformulieren met de vereiste gegevens.

Het besluit StiREA is in 2005 ingetrokken.

Waardering: V 7 jaar na vervallen regeling

(98.)

Handeling: Het benoemen van een secretariaat en waarnemers voor vergaderingen van de adviescommissie inzake STiREA-aanvragen.

Periode: 1996–

Grondslag: Besluit Stimulering Ruimte voor Economische Activiteiten (Stb. 1996, 161) art. 27

Product: Besluiten

Waardering: B 4

7.1.5.5 Uitkeringen aan andere overheden

Krachtens subsidieregelingen voor industrieterreinen

(100.)

Handeling: Het toekennen en uitkeren van subsidies van gemeenten voor de bouw van aan particulieren te verhuren fabriekshallen.

Periode: 1945–1958

Grondslag: Subsidieregeling Industriehallenbouw kerngemeenten

Product: Beschikkingen

Opmerking: De subsidie wordt à fonds perdu toegekend op basis van een beredeneerde aanvraag in een daartoe aangewezen gemeente. De uitvoering, met name het bouwrijp maken van de terreinen, geschiedt in het kader van de arbeidsvoorziening door de Dienst Uitvoerende Werken (DUW). Na een interventie van het Ministerie van Financiën werd aan de subsidieregeling een Rentabiliteitsbeoordeling toegevoegd, waarbij een minimumbedrag van te innen huur als criterium werd gesteld. De subsidie was aan kritiek onderhevig, omdat zij te beperkt was in haar opzet en onvoldoende rendabel.

Waardering: V 7 jaar na vervallen subsidie

(101.)

Handeling: Het toekennen en uitkeren van subsidies aan gemeenten in vastgestelde ontwikkelingsgebieden voor de aanleg van industrieterreinen.

Periode: 1950–1958

Grondslag: Het desbetreffende ontwikkelingsplan

Product: beschikking, overeenkomst, contract

Opmerking: De subsidie wordt toegekend in overleg met Gedeputeerde Staten, die eveneens een subsidie toezegt. De aanvraag van de gemeente geschiedt door bemiddeling van Gedeputeerde Staten. De subsidie wordt definitief vastgesteld op basis van de in gebruik genomen nuttige oppervlakte na gereedkomen van het project. Hierop kunnen door de Minister voorschotten worden verleend.

Waardering: V 7 jaar na vervallen subsidie

Krachtens de Investeringspremieregelingen

(103.)

Handeling: Het jaarlijks uitkeren van bedragen voor investeringspremieregelingen door Gedeputeerde Staten van de provincies Groningen, Friesland, Drenthe, Overijssel, Gelderland, Noord-Brabant en Limburg.

Periode: 1984–

Product: Jaarlijkse subsidiebeschikking

Opmerking: Aan de hand van deze uitkeringen verstrekt de provincie een besluit van Gedeputeerde Staten, houdende de Provinciale Investeringspremieregeling. Deze regeling wordt ingevolge de gestelde Subsidievoorwaarde door deMinister getoetst op door Europese regelgeving verboden Cumulatie van subsidie-uitkeringen (via de door de Minister ingestelde Monitorcommissie).

Waardering: V 7 jaar na vaststellen van de rekening

(104.)

Handeling: Het vaststellen van jaarlijkse maximumbedragen voor investeringen in regionale economische projecten, waarvoor het provinciaal bestuur uitkeringsbevoegdheid heeft.

Periode: 1984–1991

Grondslag: Nota van Toelichting Investeringspremieregeling regionale projecten 1986 (Stcrt. 1986, 33)

Product: beschikking

Waardering: V, 7 jaar

(105.)

Handeling: Het vaststellen van interne richtlijnen inzake de toekenning van subsidies aan aanvragers voor een bedrag boven het vastgestelde maximum (majeure projecten).

Periode: 1984–1991

Grondslag: Rapport Algemene Rekenkamer Investeringspremieregeling, p. 14

Product: Richtlijnen

Opmerking: Deze richtlijnen gaven vooral aanwijzingen van procedurele aard. Zij vormden geen vast stramien met betrekking tot motivatie en de beoordeling van de doelmatigheid van de uitkering.

Waardering: B 5

(106.)

Handeling: Het toekennen van subsidies aan aanvragers voor een bedrag boven het vastgestelde maximum (majeure projecten).

Periode: 1984-1993

Grondslag: Rapport Algemene Rekenkamer Investeringspremieregeling

Product: Beschikking en daarbij gevoegde verantwoordingen

Waardering: B 5

7.1.6 Regionale ontwikkelingsmaatschappijen

7.1.6.1 Oorspronkelijke participatievoorwaarden

(107.)

Handeling: Het deelnemen aan stuurgroepen van Regionale Ontwikkelingsmaatschappijen.

Periode: 1974–

Grondslag: Nota’s Regionaal Sociaal-economisch Beleid

Product: Agenda’s, verslagen

Opmerking: Stuurgroepen hebben als taak de planning en de doelstellingen van de Regionale Ontwikkelingsmaatschappijen aan te sturen.

Deelname aan het bestuur van ROM’s valt onder handeling 244.

Waardering: B 5

(244.)

Handeling: Het deelnemen aan het bestuur van Regionale Ontwikkelingsmaatschappijen.

Periode: 1974–

Grondslag: Nota’s Regionaal Sociaal-economisch Beleid

Product: Agenda’s, verslagen

Opmerking: Deelname aan stuurgroepen van ROM’s valt onder handeling 107.

Waardering: B 5

(108.)

Handeling: Het bestemmen van kapitaal van de jaarlijkse stortingen in Regionale Ontwikkelingsmaatschappijen.

Periode: 1974–1989

Grondslag: Nota Regionaal Eociaal-economisch Beleid 1989–1994 Voorlichtingsmededelingen van de Brabantse Ontwikkelingsmaatschappij

Product: besluit

Opmerking: De gelden worden gebruikt voor: kosteloze bemiddeling voor buitenlandse investeerders; risicodragende investeringen in gezonde bedrijven; subsidies aan innovatieve industriële projecten.

Waardering: B 5

(109.)

Handeling: Het vaststellen van afkoopsommen van de jaarlijkse stortingen in Regionale Ontwikkelingsmaatschappijen.

Periode: 1988–1990

Grondslag: Nota Regionaal Sociaal-economisch Beleid 1989-1994

Product: besluit

Waardering: V 7 jaar na vaststellen van de rekening

(110.)

Handeling: Het vaststellen van tarieven voor door Regionale Ontwikkelingsmaatschappijen te verrichten diensten.

Periode: 1974–1994

Grondslag: Nota Regionaal Sociaal-economisch Beleid 1989–1994

Opmerking: Na 1982 wordt tariefstelling van belang geacht in het kader van het profijtbeginsel.

Waardering: V 7 jaar na vervallen

(111.)

Handeling: Het verlenen van goedkeuring aan participaties van de Noordelijke Ontwikkelingsmaatschappij en het Limburgs Ontwikkelingsfonds.

Periode: 1974–1994

Waardering: V 7 jaar na beëindigen participatie

(112.)

Handeling: Het samen met de provincies verlenen van goedkeuring aan participaties van de Brabantse Ontwikkelingsmaatschappij, de Gelderse Ontwikkelingsmaatschappij en de Overijsselse Ontwikkelingsmaatschappij.

Periode: 1974–1994

Waardering: V 7 jaar na beëindigen participatie

7.1.6.2 Herziene participatievoorwaarden

(113.)

Handeling: Het aanvullen van exploitatietekorten van Regionale Ontwikkelingsmaatschappijen.

Periode: 1994–

Grondslag: Besluit Uitkering Exploitatietekorten Regionale Ontwikkelingsmaatschappijen (Stb., 1994, 90) (Stb. 1997, 581)

Opmerking: Deze aanvulling geschiedt totdat het daartoe bestemde afkopingskapitaal van 1989 is volgestort.

Waardering: V 7 jaar na het vaststellen van de rekening

(114.)

Handeling: Het goedkeuren van tarieven voor diensten van Regionale Ontwikkelingsmaatschappijen.

Periode: 1994–

Grondslag: Besluit Uitkering Exploitatietekorten Regionale Ontwikkelingsmaatschappijen (Stb., 1994, 90) (Stb. 1997, 581)

Opmerking: De tariefstellingen voor adviezen verschillen echter per Regionale Ontwikkelingsmaatschappij.

Waardering: V 7 jaar na vervallen

(115.)

Handeling: Het deelnemen aan stuurgroepen van door Regionale Ontwikkelingsmaatschappijen ingestelde onderzoeksprojecten.

Periode: 1994–

Grondslag: Nederlands Economisch Instituut, Internationale benchmarking…, 1998

Product: Agenda’s, verslagen

Waardering: V 5 jaar

(116.)

Handeling: Het in bijzondere gevallen instellen van een onderzoek naar de gestie van Regionale Ontwikkelingsmaatschappijen.

Periode: 1994–

Opmerking: Dit is gebeurd bij de Gelderse Ontwikkelingsmaatschappij in 1998. De Minister had een delegatie in de Raad van Commissarissen.

Waardering: B 5

(117.)

Handeling: Het verspreiden van aanbevelingen en voorlichtingspublicaties van Regionale Ontwikkelingsmaatschappijen.

Periode: 1994–

Grondslag: Besluit Uitkering Exploitatietekorten Regionale Ontwikkelingsmaatschappijen (Stb., 1994, 90) (Stb. 1997, 581)

Product: Correspondentie over folders en brochures, regelingen inzake links op een website.

Opmerking: Het betreft aanbevelingen van de Regionale Ontwikkelingsmaatschappijen en mededelingen over de economische mogelijkheden en het investeringsklimaat in de desbetreffende regio.

Waardering: V 5 jaar

7.1.7 Voorwaardenscheppend beleid voor bedrijfsterreinen

7.1.7.1 Onderzoek naar bedrijfslocaties

(118.)

Handeling: Het (mede) geven van opdrachten voor onderzoek naar kwaliteitsnormen voor bedrijfsterreinen.

Periode: 1980–

Grondslag: Rijksbegroting, post 04.10.20; Nota’s regionaal economisch beleid e.d.

Product: Studies inzake de kwaliteit van bedrijfsterreinen

Opmerking: Deze studies worden afzonderlijk gepubliceerd. Eén exemplaar van het eindproduct blijft bewaard.

Waardering: B 5: één exemplaar van het eindproduct

V 10 jaar: overige neerslag

(119.)

Handeling: Het geven van opdrachten aan het Centraal Bureau van de Statistiek voor periodieke rapportage inzake bedrijfsterreinen.

Periode: 1990–

Grondslag: Nota Ruimtelijk Economisch Beleid 1999

Product: Indicatoren voor de Bedrijfslocatiemonitor

Waardering: V 10 jaar

(120.)

Handeling: Het verzamelen van gegevens inzake bedrijfsterreinen.

Periode: 1990–

Grondslag: Nota Ruimtelijk Economisch Beleid 1999

Product: Rapportage in het kader van de Bedrijfslocatiemonitor

Waardering: V 10 jaar na afronden onderzoek

7.1.7.2 Doelgroepenbeleid

(121.)

Handeling: Het leveren van bijdragen in het overleg met samenwerkingsorganen van andere overheden (Interprovinciaal Overleg, Vereniging van Nederlandse Gemeenten).

Periode: 1965–

Product: Convenant met het Interprovinciaal Overleg: Ruimte voor Economische Activiteit, 1995; Convenant met het Interprovinciaal Overleg: Samenwerking in de regio, 1999; Bestuursovereenkomst met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten, 1990.

Opmerking: De bestuursovereenkomst met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten is voorlopig als onderzoeksconvenant opgevoerd ter wille van een concreet inventarisatieonderzoek.

Waardering: B 1

(122.)

Handeling: Het al dan niet in samenwerking met andere Ministeries leveren van bijdragen aan de totstandkoming van regionale economische samenwerkingsverbanden met betrekking tot economische voorzieningen door het rijk.

Periode: 1979–

Grondslag: Nota Ruimtelijk Economisch Beleid 1999

Product: Regio-convenanten

Opmerking: Voorbeelden van deze resultaten zijn: Kerngroep Meerjarenperspectief Noord-Nederland; De Zuidelijke Alliantie; Samenwerkingsverband Noord-Nederland (SNN).

Waardering: B 1

(123.)

Handeling: Het deelnemen aan overlegorganen in het kader van het Grotestedenbeleid.

Periode: 1979–

Grondslag: Beleidskader stadseconomie

Product: Agenda’s, verslagen

Waardering: V 5 jaar

(124.)

Handeling: Het leveren van bijdragen aan stuur- en gespreksgroepen in het kader van het IPO-convenant.

Periode: 1995–2000

Grondslag: Convenant Ruimte voor Economische Activiteit

Product: Verslagen, evaluatie-rapporten

Waardering: V 5 jaar

(125.)

Vervalt.

7.1.7.3 Financiële stimulering: bijdragen aan overheidsinstellingen

Krachtens het Besluit uitkering bedrijfsomgeving stedelijke knooppunten

(126.)

Handeling: Het op aanvraag toekennen van een uitkering aan een bestuur van een stedelijk knooppunt.

Periode: 1992–1995

Grondslag: Besluit Uitkering Bedrijfsomgeving (Stb. 1992, 506) art.9

Product: Initiële subsidiebeschikking

Opmerking: In deze beschikking staat vermeld: het vierjarenplan waarop deze uitkering is gebaseerd, het maximumbedrag en het tijdstip waarop een definitieve subsidieaanvraag dient te worden ingediend.

Waardering: V 7 jaar na beëindigen uitkering

(127.)

Handeling: Het op aanvraag toekennen van voorschotten in afwachting van de vaststellen van de definitieve subsidie aan een bestuur van een stedelijk knooppunt.

Periode: 1992–1996

Grondslag: Besluit Uitkering Bedrijfsomgeving (Stb. 1992, 506) art.12

Waardering: V 7 jaar

(128.)

Handeling: Het controleren van de bestemming van de uitgaven en de verrekening van de uitgekeerde of voorgeschoten subsidiegelden.

Periode: 1992–1996

Grondslag: Besluit Uitkering Bedrijfsomgeving (Stb. 1992, 506) art.11.5

Product: Inspectierapporten

Waardering: B 2

(129.)

Handeling: Het op verzoek van de gesubsidieerde gemeente vaststellen van het uit te keren subsidiebedrag.

Periode: 1992–1996

Grondslag: Besluit Uitkering Bedrijfsomgeving (Stb. 1992, 506) art.13

Product: Rekeningen en verantwoordingen op basis van projectposten

Opmerking: Eventueel teveel uitgekeerde gelden kunnen worden teruggevorderd.

Waardering: V 7 jaar na aflopen subsidie

Krachtens het Besluit STiREA

(130.)

Handeling: Het vaststellen van jaarlijkse maximumbedragen voor ruimtelijke economische projecten met uitzondering van projecten in de steden Amsterdam, Rotterdam, ’s-Gravenhage en Utrecht.

Periode: 1996–

Grondslag: Besluit Stimulering Ruimte voor Economische Activiteiten (Stb. 1996, 161) art. 2

Waardering: B 5

(131.)

Handeling: Het vaststellen en uitkeren van stimuleringsgelden voor ruimtelijke economische projecten met uitzondering van de steden Amsterdam, Rotterdam, ’s-Gravenhage en Utrecht.

Periode: 1996–

Grondslag: Besluit Stimulering Ruimte voor Economische Activiteiten (Stb. 1996, 161) art. 2

Waardering: V 7 jaar na aflopen subsidie

(133.)

Handeling: Het op aanvraag uitkeren van subsidies voor ruimtelijke economische projecten in de steden Amsterdam, Rotterdam, ’s-Gravenhage en Utrecht.

Periode: 1996–2000

Grondslag: Besluit Stimulering Ruimte voor Economische Activiteiten (Stb. 1996, 161) art. 27

Opmerking: Als criteria gelden actieplannen die volgens procedures van het Convenant Grote Stedenbeleid zijn vastgesteld. Na 1995 vinden ook uitkeringen aan de grote gemeenten plaats op basis van een apart budget voor grote steden.

Waardering: V 15 jaar na aflopen subsidie

Uitkeringen op basis van het Grotestedenbudget

(134.)

Handeling: Het in het kader van het Grote-Stedenbudget mede vaststellen van ontwikkelings- en investeringsprogramma’s van grote steden.

Periode: 1945–1999

Grondslag: Nota Ruimtelijk Economisch Beleid 1999

Product:

Waardering: B 5

(135.)

Handeling: Het mede vaststellen van convenanten met grote steden ter uitwerking van hun ontwikkelings- en investeringsprogramma’s.

Periode: 1999–

Grondslag: De desbetreffende convenanten; Nota Ruimtelijk Economisch Beleid 1999

Product: Meerjarenafspraken

Waardering: B 5

7.1.8 Financiële stimulering: uitkeringen aan particulieren

Krachtens Ministeriële regelingen

(136.)

Handeling: Het toekennen en uitkeren van 25% premie van vastgestelde investeringskosten aan ondernemingen voor vestiging en uitbreidingen van een industrieel bedrijf.

Periode: 1956–1959

Grondslag: Premie- en Prijsreductieregeling Bevordering Industrialisatie Ontwikkelingsterreinen 1959 (Stcrt. 1959, 75)

Product: beschikking

Opmerking: In 1959 heeft de laatste toekenning plaatsgevonden, omdat nadien de regeling is gewijzigd. Indien de bouw van het bedrijfsterrein door de gemeente wordt verricht, zal de premie aan de gemeente worden uitgekeerd.

Waardering: V 7 jaar na beëindigen premie

(137.)

Handeling: Het toekennen en uitkeren van premies per vastgesteld vloeroppervlak aan aanvragende ondernemingen voor vestingen en uitbreidingen van een industrieel bedrijf.

Periode: 1959–1964

Grondslag: Premie- en Prijsreductieregeling Bevordering Industrialisatie Ontwikkelingsterreinen (Stcrt. 1959, 75) (Stcrt. 1962, 147) (Stcrt 1963, 228)

Opmerking: Indien de bouw van het bedrijfsterrein door de gemeente wordt verricht, zal de premie aan de gemeente worden uitgekeerd.

Waardering: V 7 jaar na beëindigen premie

(138.)

Handeling: Het toekennen en uitkeren van een premie aan ondernemingen voor vestiging van een industrieel bedrijf in het voormalig mijngebied in Limburg.

Periode: 1966–1969

Grondslag: Premieregeling Stimuleringsregeling voor Industriële Omschakeling in Limburg (SIOL) (Stcrt. 1966, 134)

Waardering: V 7 jaar na beëindigen premie

(139.)

Handeling: Het toekennen en uitkeren van een premie van vastgestelde investeringskosten aan aanvragende ondernemingen voor vestingen en uitbreidingen van een industrieel bedrijf.

Periode: 1968–1992

Grondslag: Investeringspremieregeling (Stcrt. 1968, 94) Investeringspremieregelingen (Stcrt. 1969-1988)

Opmerking: Gedurende de loop der tijd worden deze premieregelingen aangescherpt. Vanaf 1975 wordt in termijnen uitgekeerd. Voor de toekenning van premies wordt advies aangevraagd aan de Regionale Ontwikkelingsmaatschappijen, die op hun beurt bemiddelend kunnen optreden, bijvoorbeeld door nadere gegevens op te vragen.

Waardering: B 5 besluit

V 7 jaar overige na beëindigen premie

(140.)

Handeling: Het toekennen en uitkeren van stimuleringspremies voor investeringen in een dienstverlenend bedrijf in aangewezen ontwikkelingskernen.

Periode: 1969–1992

Grondslag: Investeringspremieregeling (Stcrt. 1969, 30) (Stcrt. 1975, 90, 175)

Product: beschikking

Waardering: B 5 besluit

V 7 jaar overige na beëindigen premie

(141.)

Handeling: Het toekennen en uitkeren van een premie aan ondernemingen voor vestingen van een industrieel bedrijf in Lelystad.

Periode: 1975–1982

Grondslag: Premieregeling Stimulering Ontwikkeling Lelystad (Stcrt. 1975, 90) (Stcrt. 1980, 83)

Product: beschikking

Waardering: V 7 jaar na beëindigen premie

(142.)

Handeling: Het jaarlijks vaststellen van beschikbare gelden voor een premieregeling.

Periode: 1986–1992

Grondslag: Investeringspremieregeling (Stcrt. 1986, 33) art. 9.3; Investeringspremieregeling (Stcrt. 1989) art. 3

Product: Mededeling in de Staatscourant

Waardering: B 5 rekening

V 7 jaar overige na vaststellen van de rekening

(143.)

Handeling: Het sluiten van overeenkomsten met ondernemingen inzake meerjarige investeringsprogramma’s.

Periode: 1988–1992

Grondslag: Investeringspremieregeling (Stcrt.1989) art. 11.5

Product: overeenkomst

Waardering: B 5 overeenkomst

V 7 jaar overige na het beëindigen van het programma

Krachtens het Besluit Subsidies Regionale Investeringsprojecten

(144.)

Handeling: Het vaststellen van bedragen die aan de per AMvB geregelde subsidies zullen worden besteed.

Periode: 1993–

Grondslag: Besluit Subsidies Regionale Investeringsprojecten (Stb. 1993, 263) art. 2

Waardering: V 7 jaar

(145.)

Handeling: Het toekennen en uitkeren van premies aan aanvragende gemeenten voor de bouw van een industrieterrein.

Periode: 1959–

Grondslag: Premie- en Prijsreductieregeling Bevordering Industrialisatie Ontwikkelingsterreinen 1959 (Stcrt. 1959, 75)

Product: beschikking

Waardering: V 7 jaar na beëindigen premie

(146.)

Handeling: Het bij Ministeriële regeling geven van nadere aanwijzingen voor de aanvraag van per AMvB geregelde subsidie.

Periode: 1993–

Grondslag: Besluit Subsidies Regionale Investeringsprojecten (Stb. 1993, 263) art. 2

Product: Model voor het aanvraagformulier en andere aanwijzingen in de Staatscourant

Waardering: V 7 jaar na vervallen regeling

(147.)

Handeling: Het verstrekken van subsidies voor vestigingsprojecten en uitbreidingsprojecten.

Periode: 1993–

Grondslag: Besluit Subsidies Regionale Investeringsprojecten (Stb. 1993, 263) art. 2

Product: beschikking

Opmerking: Het proces omvat: toezegging van de subsidie; verstrekking van voorschotten; definitieve vaststelling van het subsidiebedrag na voltooiing van het project.

Waardering: V 7 jaar na aflopen subsidie

7.1.8.1 Speciale budgettaire voorzieningen

(148.)

Handeling: Het verlenen van staatsgaranties voor leningen aan investeerders in door de Minister aangewezen gebieden.

Periode: 1945–

Product: Beschikking

Waardering: B 5

(149.)

Handeling: Het toekennen van vastgestelde gelden van staatsgaranties voor leningen aan investeerders in door de Minister aangewezen gebieden.

Periode: 1945–

Product: Betalingsbewijzen en verantwoordingen

Waardering: V 7 jaar na aflopen garanties

Aanvullende steun aan door het rijk ingestelde fondsen ten behoeve van gemeenten

(150.)

Handeling: Het leveren van bijdragen aan gemeente- en provinciefondsen, inclusief de fondsen van de grote steden Rotterdam, Amsterdam, Den Haag en Utrecht.

Periode: 1981–1992

Grondslag: Nota Regionaal Economisch Beleid 1990–1994; Wet op de Stads en Dorpsvernieuwing, art. 39 en 40

Opmerking: Het betreft ook stadsvernieuwingsfondsen.

Waardering: B 5

7.1.8.2 Het Fonds Economische Structuurversterking

(151.)

Handeling: Het instellen van een adviescolleges inzake uitgaven van het Fonds Economische Structuurversterking.

Periode: 1993–

Product: Instellingsbeschikking van de Interdepartementale Commissie voor Economische Structuurversterking

Waardering: B 4

(152.)

Handeling: Het adviseren van het kabinet over aanvragen van Ministeries aan het fonds voor middelen voor projecten op hun begrotingspost.

Periode: 1993–

Grondslag: Instellingsbeschikking Interdepartementale Commissie voor Economische Structuurversterking, art. 3

Product: Toezeggingsbrieven, adviezen

Opmerking: De voorstellen worden door de Ministers van Economische Zaken en Financiën getoetst op de door de wet vastgestelde criteria van economisch belang en de budgettaire inpasbaarheid en door de Interdepartementale Commissie voor Economische Structuurversterking mede getoetst op samenhang met andere investeringen en additionaliteit.

Waardering: B 5

(153.)

Handeling: Het in samenwerking met andere Ministeries opstellen van investeringssprogramma’s en adviezen inzake het investeringsbeleid van het kabinet en inzake uitgaven van het Fonds Economische Structuurversterking.

Periode: 1993–

Product: Brieven aan de Staten-Generaal, adviesrapporten, investeringsprogramma’s

Waardering: B 5

7.1.8.3 Advisering en voorlichting

(154.)

Handeling: Het ontwikkelen van instrumenten voor kennisproducten inzake bedrijfsterreinen.

Periode: 1990–

Grondslag: Nota Ruimtelijk Economisch Beleid 1999

Product: Geautomatiseerde aanbevelingssystemen. Voorbeelden zijn:

benchmark gemeentelijk ondernemingsklimaat;

participatiemodellen in de internationale benchmark regionaal

vestigingsklimaat.

Waardering: V, 10 jaar

(155.)

Handeling: Het organiseren van regionale voorlichtingsbijeenkomsten en speciale advieszittingen.

Periode: 1993–

Opmerking: De vestigingsplaats van een consulentschap is veelal het kantoor van een Kamer van Koophandel.

Waardering: V5 jaar

7.1.8.4 Bijstand bij uitvoering wettelijke voorschriften andere beleidsinstanties

(156.)

Handeling: Het adviseren van andere overheden, in het belang van het regionaal-economische beleid, bij de uitvoering van milieuwetgwetgeving.

Periode: 1952–

Grondslag: Hinderwet (Stb. 1952, 274); Algemene Bepalingen Wet Milieuhygiene (Stb. 1979, 443); Wet Milieubeheer (Stb. 1992, 414); Wet Ruimtelijke Ordening (Stb. 1964, 222) (Stb. 1985, 626) Milieuconvenanten; Rapporten Projectgroep Marktwerking, Deregulering en Wetgevingskwaliteit Interimwet Bodemsanering 1984 (Stb. 1982, 63); Wet Bodembescherming 1992 (WBB+) e.v

Product: Onder andere: Integrale Milieutaakstellingen (IMT), nadere afspraken over opcenten, verwijderingsbijdragen, e.d. Regelingen in samenwerking met de Stichting Bodemsanering Bedrijfsterreinen of het kader van de BOSOM-aanpak

Waardering: V 5 jaar

7.1.9 Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling

7.1.9.1 Het vaststellen van projecten

(157.)

Handeling: Het indienen van Regionale Ontwikkelingsplannen in het kader van doelstellingsbijdragen van het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling zoals vastgesteld in het Communautair Bestek of het Enig of Enkelvoudig Programmeringsdocument.

Periode: 1988–

Grondslag: Hervormingsverordening, Coördinatieverordening.

Product: Regionaal Ontwikkelingsplan (ROP)

Opmerking: Het betreft in ieder geval de Regionale Ontwikkelingsplannen Flevoland, Oost-Groningen, Zuid-Oost Drenthe en Gelderland.

Waardering: B 5

(158.)

Handeling: Het indienen van voorstellen voor projecten in het kader van Europese financieringsprogramma’s.

Periode: 1982–

Grondslag: Nota Ruimte voor Regio 1995, Bijlage 1.

Product: Voorstel tot het Operationele Programma (OP)

Opmerking: Het betreft in ieder geval voorstellen voor de in 1990 vastgestelde projecten:

Interreg, voor Euregioprojecten; RESIDER, voor regio’s die getroffen worden door herstructurering van de staalindustrie (aangewezen: IJmond);

RETEX, voor regio’s die getroffen worden door herstructurering van de textielindustrie (aangewezen: Twente); URBAN, voor binnenstedelijke structuurplannen; KONVER, voor regio’s die getroffen worden door herstructurering van de defensie-industrie (diverse regio’s voorgesteld).

Bij deze voorstellen kunnen motivaties horen waarbij de behoefte aan toedeling voor Nederland nader kan worden gemotiveerd.

Waardering: B 5

7.1.9.2 Subsidietoekenning EFRO-projecten

(159.)

Handeling: Het bemiddelen bij aanvragen van ondernemers in door de Europese Commissie erkende achterstandsgebieden in Nederland om subsidie voor uitkering uit het Europese Ontwikkelingsfonds.

Periode: 1975–

Opmerking: Deze subsidie werd in de periode 1975 (en daarna) uitgekeerd. Uitkeringen aan individuele bedrijven geschieden na 1990 in ieder geval door Gedeputeerde Staten op basis van vastgestelde budgetten.

Waardering: V 7 jaar

(160.)

Handeling: Het sluiten van bestuursovereenkomsten met andere overheidsorganen inzake de toekenning en uitkering van EFRO-subsidies.

Periode: 1989–

Grondslag: Comijs, 1998

Product: Bestuursovereenkomsten

Waardering: B 5

(161.)

Handeling: Het vaststellen van Ministeriele regels inzake subsidies op grond van EFRO- programma’s.

Periode: 1995–

Grondslag: Bijv. het Besluit Co-financiering EFRO-programma’s. (Stb. 1994,907)

Product: Regeling Cofinanciering Interreg II

Opmerking: Deze regels zijn: Het aanwijzen van projecten; Het aanwijzen van de rechtspersonen aan wie de subsidie wordt verstrekt; Het vaststellen van jaarlijkse subsidieplafonds; Het vaststellen van het subsidiebedrag of de wijze van bepaling daarvan; Het bepalen van de beoordelingscriteria voor een aanvraag.

Waardering: B 5

7.1.9.3 Toezicht en controle op doelstellingsubsidie

(162.)

Handeling: Het op verzoek van de Europese Commissie verstrekken van inlichtingen ter toelichting van de regionale verslaglegging inzake de besteding van EFRO-gelden.

Periode: 1982–

Grondslag: Mededelingen Wijnands conform Verordening EC 2064/97.

Opmerking: Hierbij is inbegrepen het houden van steekproeven en risico-analyses, het geven van aanwijzingen inzake de gestie van Gedeputeerde Staten als gevolg van de door de Europese Commissie gestelde vragen en het geven van nadere aanwijzingen met betrekking tot ‘onderuitputting’.

Waardering: V 5 jaar

(163.)

Handeling: Het periodiek aan de Europese Commissie verstrekken van inlichtingen inzake het toezicht op de besteding van EFRO-gelden.

Periode: 1982–

Grondslag: Verordening Raad en EC 1681/94, art. 3 jo. 12.1 en art 5

Product: Rapportages

Opmerking: Het betreft een driemaandelijkse rapportage, waarbij onregelmatigheden inzake bedragen van boven de 4000 gulden dienen te worden aangemeld. Tevens dient in het kwartaalrapport te worden gerapporteerd welke procedures zijn ingesteld en wat daarvan de voortgang en het gevolg is. Als het bedrag niet kan worden teruggevorderd, stelt de lidstaat de commissie daarvan in kennis. Die stelt vervolgens vast aan wie de financiële gevolgen kunnen worden toegerekend.

Waardering: B 3

(164.)

Handeling: Het op verzoek van de Europese Commissie (doen) vergoeden van ten onrechte toegekende EFRO-gelden.

Periode: 1995–

Grondslag: Verordening Raad en EC 1681/94, art. 5.3

Opmerking: Hierbij is inbegrepen het nader aansprakelijk stellen van de door de provincie aangewezen subsidieorganen en de subsidieontvanger en de eventuele gegevens inzake procesvoering bij het Europese hof.

Waardering: B 5

7.1.9.4 Bijdragen voor EFRO-doelstellingsprojecten en communautaire initiatieven

(165.)

Handeling: Het verlenen en vaststellen van subsidies aan Gedeputeerde Staten in het kader van het co-financieren van regionale ontwikkelingsplannen die door de EU zijn goedgekeurd.

Periode: 1982–1995

Grondslag: Hervormingsverordening EG; Coördinatieverordening EG

Product: Beschikkingen en verantwoordingen

Waardering: V 7 jaar na beëindigen subsidie

(166.)

Handeling: Het bij Ministeriële regeling vaststellen van Nederlandse bijdragen aan het co-financieren van EFRO-doelstellingsprojecten en communautaire initiatieven.

Periode: 1991–

Grondslag: Hervormingsverordening, jo. Besluit co-financiering EFRO-projecten, art. 13

Product: Regeling co-financiering doelstelling 1-, 2- en 5b-programma’s (Stcrt. 1995, 166), (Stcrt. 1997, 153); Regeling co-financiering RESIDER, RESIDER II (betreft IJmond) (Stcrt 1995, 244).

Waardering: V 7 jaar na beëindigen regeling

(167.)

Handeling: Het verlenen en vaststellen van subsidies aan Gedeputeerde Staten in het kader van het co-financieren van EFRO-projecten.

Periode: 1990–

Grondslag: Nota Ruimte voor Regio, bijlage 1; Regeling co-financiering doelstelling 1-, 2- en 5b-programma’s. (Stcrt. 1995, 166), (Stcrt. 1997, 153); Regeling co-financiering RESIDER, RESIDER II (Stcrt 1995, 244)

Product: Beschikkingen en verantwoordingen

Opmerking: EFRO-projecten: RETEX-projecten in Twente; RESIDER-projecten in het IJmond-gebied; URBAN-projecten voor Amsterdam, Rotterdam, Den Haag en Utrecht; CONVER-projecten van defensieterreinen; MKB-projecten in regio’s.

Waardering: V 7 jaar na aflopen subsidie

7.1.9.5 EZ-subsidies in het kader van het initiatief Interreg

(168.)

Handeling: Het leveren van bijdragen aan de besluitvorming van de Europese Commissie ten aanzien van Euregioprojecten.

Periode: 1991–

Grondslag: Nota van toelichting Regeling Interreg 1993/1994

Opmerking: Het betreft de verdeling van de door de Europese Commissie toegekende subsidie.

Waardering: B 5

(169.)

Handeling: Het jaarlijks vaststellen van een plafond van de Nederlandse financiële bijdrage in het kader van Euregioprojecten.

Periode: 1993–

Grondslag: Regeling Interreg 1993/1994, art. 3

Waardering: V 7 jaar

(170.)

Handeling: Het toekennen van subsidies aan Gedeputeerde Staten in het kader van een Euregio-project.

Periode: 1993–

Grondslag: Regeling Interreg 1993/1994; Interreg II (Stcrt. 1995, 246)

Waardering: V 7 jaar na aflopen subsidie

(171.)

Handeling: Het deelnemen aan bijeenkomsten van landelijke en internationale overlegorganen op Euregio-gebied.

Periode: 1990–

Product: verslagen, instructies

Opmerking: Het betreft tot op heden het zogenaamde Arnhem-overleg en het Arnhem-Dusseldorf-overleg.

Waardering: B 1

(172.)

Handeling: Het deelnemen aan bijeenkomsten van stuurgroepen inzake projecten in het kader van Interreg-programma’s.

Periode: 1990–

Grondslag: Goedkeuringsbeschikking van het desbetreffende interreg-programma

Waardering: B 1

(173.)

Handeling: Het deelnemen aan bijeenkomsten van een raad van toezicht op de uitvoering van projecten in het kader van Interreg-programma’s.

Periode: 1990–

Grondslag: Verdrag van grensoverschrijdende samenwerking met Duitsland, art. 9.4

Product: Agenda’s, verslagen

Opmerking: Deze bijeenkomsten vinden minstens tweemaal per jaar plaats. Tijdens deze bijeenkomsten worden regels met betrekking tot het toezicht vastgesteld.

Waardering: V 5 jaar

(174.)

Handeling: Het op verzoek van de Europese Commissie of het Euregio-orgaan verstrekken van inlichtingen ter toelichting van de regionale verslaglegging inzake de besteding van Interreg-gelden.

Periode: 1982–

Grondslag: Mededelingen Wijnands

Opmerking: Dit geldt in het bijzonder de Euregio Rijn-Waal, (of Benelux Middengebied) waarvan de hoofdzetel in Nederland ligt.

Waardering: V 5 jaar

7.1.10 Kamers van Koophandel

7.1.10.1 Algemene regelingen

(175.)

Handeling: Het voorbereiden, mede vaststellen coördineren en evalueren van het beleid ten aanzien van Kamers van Koophandel.

Periode: 1945–

Product: Nota’s zoals: De Nederlandse Kamers van Koophandel in de toekomst.

Waardering: B 1

(176.)

Handeling: Het voeren van periodiek overleg met de Vereniging van Kamers van Koophandel.

Periode: 1945–

Grondslag: Archieflijst Vereniging van Kamers van Koophandel, rubriek 160.02

Product: Notulen

Waardering: B (5)

(177.)

Handeling: Het voorbereiden van wettelijke regels inzake de organisatie, de bevoegdheden en de financiering van de Kamers van Koophandel.

Periode: 1945–

Product: o.a. Wet op de Kamers van Koophandel 1950 (Stb. 1950, 367), 1963 (Stb. 1963, 286), 1967 (Stb. 1967, 377), 1983 (Stb. 1983, 632), 1994 (Stb. 1994, 506) en 1997 (Stb. 1997, 783)

Waardering: B 4

(178.)

Handeling: Het bij AMvB vaststellen van nadere regels inzake Kamers van Koophandel.

Periode: 1950–1963

Grondslag: Wet KvK 1950 (Stb. 1950, 367), art. 35.1

Product: Algemene Maatregelen van Bestuur

Waardering: B 5

(179.)

Handeling: Het bij AMvB delegeren van Ministeriële bevoegdheden inzake Kamers van Koophandel aan de Sociaal-Economische Raad

Periode: 1950–1963

Grondslag: Wet KvK 1950 (Stb. 1950, 367), art. 35.2

Product: Algemene Maatregelen van Bestuur

Opmerking: Het betreft de toetsing van begrotingen, rekeningen en verantwoording en de verlening van toestemming van door de wet vermelde rechtshandelingen van de Kamers van Koophandel.

Waardering: B 5

(180.)

Handeling: Het bij AMvB vaststellen van algemene regels met betrekking tot de verkiesbaarheid en de benoembaarheid van leden van Kamers van Koophandel.

Periode: 1963–1997

Grondslag: Wet KvK 1963 (Stb. 1963, 286)

Product: Algemene Maatregelen van Bestuur

Waardering: V, 5 jaar

(181.)

Handeling: Het bij AMvB vaststellen van algemene regels inzake provinciale samenwerkingsverbanden van Kamers van Koophandel.

Periode: 1983–1997

Grondslag: Wet KvK 1983 (Stb. 1983, 632), art. 9.5-6

Product: Algemene Maatregelen van Bestuur

Opmerking: Deze regels betreffen de geldmiddelen en de samenstelling van de organen en het toezicht op deze organen.

Waardering: B 5

(182.)

Handeling: Het bij AMvB vaststellen van algemene regels voor Kamers van Koophandel

Periode: 1997–

Grondslag: Wet KvK 1997 (Stb. 1997, 783)

Product: Besluit heffingen Kamers van Koophandel en Fabrieken (Stb. 1997, 786)

Opmerking: Algemene regels worden beschouwd als een vorm van repressief toezicht.

Het betreft: Het stellen van regels met betrekking tot het verstrekken van inlichtingen door Kamers van Koophandel ten aanzien van ondernemingen en het geven van voorlichting en juridisch advies aan ondernemers en ondernemingen (art. 25); Het stellen van regels aan Kamer van Koophandel of rechtspersonen met een meerderheid van stemrechten in de Kamer van Koophandel ter voorkoming van voor een goede marktwerking ongewenste mededinging of verhindering, beperking of vervalsing van de mededinging (art. 30); Het vaststellen van maxima van tarieven van Kamers van Koophandel voor hun loketfunctie en voorlichting. De aanwijzing van publicatiebladen waarin besluiten inzake tarieven van Kamers van Koophandel worden gepubliceerd.

Waardering: B 5

(183.)

Handeling: Het geven van nadere instructies aan Kamers van Koophandel bij de uitoefening van wettelijke bevoegdheden.

Periode: 1945–

Grondslag: Wet KvK 1983 (Stb. 1983, 632), art. 9.5-6

Product: o.a. Beschikking met betrekking van de toepassing van de Woonruimtewet van 2 december 1947

Waardering: B 5

7.1.10.2 Instelling en samenstelling Kamers van Koophandel

(184.)

Handeling: Het instellen of herindelen van Kamers van Koophandel.

Periode: 1950–

Grondslag: Wet KvK 1950 (Stb. 1950, 367), art. 2; Wet KvK 1963 (Stb. 1963, 286), art. 2; Wet KvK 1997 (Stb. 1997, 783), art. 2.1

Product: Koninklijke Besluiten en Algemene Maatregelen van Bestuur

Opmerking: De instellingsbesluiten bevatten de omgrenzing van het gebied dat onder de Kamer van Koophandel ressorteert en de daarbij aangewezen gemeente van vestiging. Indien sprake is van een instelling of herindeling, worden bepalingen vastgesteld ten aanzien van rechten en bezittingen, het vermogen en de archieven. Geschillen met betrekking tot de uitvoering van gebiedsverdeling worden door de Minister van Economische Zaken beslist.

Vanaf 1963 adviseert de SER bij belangrijke wijzigingen als fusies van de Kamers van Koophandel.

Waardering: B 4

(185.)

Handeling: Het vaststellen van het ledenaantal en de samenstelling van Kamers van Koophandel.

Periode: 1951–1963

Grondslag: Wet KvK 1950 (Stb. 1950, 367), art. 4 en 31

Waardering: V5 jaar na vervallen

(186.)

Handeling: Het benoemen van de eerste leden van nieuw ingestelde Kamers van Koophandel en het vaststellen van het tijdstip waarop de eerste begroting moet worden ingediend.

Periode: 1951–1963

Grondslag: Wet KvK 1950 (Stb. 1950, 367), art, 34

Product: Besluiten

Waardering: V 5 jaar na aflopen benoeming

(187.)

Handeling: Het stellen van nadere regels ten aanzien van de overgang van rechten, lasten, verplichtingen en bezittingen van Kamers van Koophandel bij wijziging van de indeling.

Periode: 1963–1997

Grondslag: Wet KvK 1963 (Stb. 1963, 286), art. 32,33 en 35

Product: Ministeriele regeling

Waardering: V 5 jaar na vervallen

(188.)

Handeling: Het delegeren van bevoegdheden aan de SER ten aanzien van de samenstelling van de vertegenwoordiging in de Kamers van Koophandel.

Periode: 1963–1997

Grondslag: Wet KvK 1963 (Stb. 1963, 286)

Opmerking: Aan de SER zijn de bevoegdheden tot de aanwijzing van bedrijfstakken die vertegenwoordigd zijn in de KvK en de vaststelling van het aantal leden gedelegeerd.

Waardering: V 5 jaar na vervallen

(189.)

Handeling: Het verlenen van ontheffing van de verplichting van het Nederlanderschap aan leden van een Kamer van Koophandel.

Periode: 1963–1997

Grondslag: Wet KvK 1963 (Stb. 1963, 286), art. 9, lid 4

Opmerking: De wet schrijft voor dat gekozen leden van een KvK in het bezit moeten zijn van een bewijs van Nederlanderschap of ingezetenschap, minstens 25 jaar oud moeten zijn en niet ontzet mogen zijn uit het kiesrecht of uit het recht bepaalde ambten te bekleden of bepaalde beroepen uit te oefenen. De Minister kan hiervan ontheffing verlenen.

Waardering: V 5 jaar na vervallen ontheffing

(190.)

Handeling: Het bij AMvB vaststellen en wijzigen van regels met betrekking tot reeds ingestelde Kamers van Koophandel

Periode: 1997–

Grondslag: Wet KvK 1997 (Stb. 1997, 783), passim

Product: Algemene Maatregelen van Bestuur

Opmerking: De Minister heeft de volgende bevoegdheden:

Het stellen van regels ten aanzien van de gevolgen van instelling, opheffing en gebiedsindeling van de Kamers (art. 2, lid 3); Het vaststellen van het aantal leden van het algemeen bestuur (art. 7, lid 2) ; Het stellen van regels met betrekking tot het verstrekken van inlichtingen door Kamers van Koophandel ten aanzien van ondernemingen en het geven van voorlichting en juridisch advies aan ondernemers en ondernemingen (art. 25).

Waardering: B 5

(191.)

Handeling: Het vaststellen van Ministeriële regels ten aanzien van bestuurshandelingen van een Kamer van Koophandel.

Periode: 1997–

Grondslag: Wet KvK 1997 (Stb. 1997, 783), art. 10

Product: Regeling aanwijzing publicatieblad (Stcrt. 1997, 249)

Regeling inrichting en begroting en jaarrekening Kamers van Koophandel (Stcrt. 1998, 35.)

Opmerking: Deze regelingen kunnen zijn: Het aanwijzen van een publicatieblad (art. 40); Het stellen van comptabele voorschriften.

Waardering: V 5 jaar na vervallen regeling

7.1.10.3 Controle op financiering en uitvoeringswerkzaamheden

(192.)

Handeling: Het verlenen van toestemming aan Kamers van Koophandel voor het instellen en beheren van instellingen ten dienste van (handel) en nijverheid.

Periode: 1951–1997

Grondslag: Wet KvK 1950 (Stb.1950, 367) art. 23.1a; Wet KvK 1963 (Stb. 1963, 286) art. 28.1a

Opmerking: Voor de periode 1951-1963 wordt in de wet- en regelgeving gesproken van goedkeuring i.p.v. het verlenen van toestemming.

Waardering: V, 5 jaar

(193.)

Handeling: Het vaststellen van de bedragen voor door Kamers van Koophandel te verstrekken financiële ondersteuningen.

Periode: 1951–

Grondslag: Wet KvK 1950 (Stb. 1950, 367) art. 23.1c; Wet KvK 1963 (Stb. 1963, 286) art. 28.1c; Wet KvK 1997 (Stb. 1997, 783) art. 27.1

Opmerking: In de wet KvK 1950 wordt gesproken van het goedkeuren van door Kamers van Koophandel verleende financiële ondersteuningen boven een bedrag van fl. 1000,-. In de wet KvK 1963 gaat het om het vaststellen van een minimum aan bedragen en in de wet KvK 1997 gaat het om het stellen van maximumbedragen voor jaarlijks te verstrekken financiële ondersteuningen.

Deze steun wordt door de Kamer verstrekt ten behoeve van een onderzoek, overlegvorm of samenwerkingsverband tot stimulering van economische ontwikkelingen. Na 1997 kan dit beginsel bij AmvB worden vastgesteld.

Waardering: V 7 jaar na vervallen

(194.)

Handeling: Het goedkeuren van door Kamers van Koophandel vastgestelde tarieven van vergoedingen voor door haar bewezen diensten of werkzaamheden.

Periode: 1951–1963

Grondslag: Wet KvK 1950 (Stb. 1950, 367) art, 23.1d

Waardering: V 7 jaar na vervallen

(195.)

Handeling: Het goedkeuren van het kopen, verkopen en bezwaren van onroerende goederen door Kamers van Koophandel en het doen bouwen, verbouwen of inrichten van gebouwen boven een bedrag van fl. 5000,–.

Periode: 1951–1963

Grondslag: Wet KvK 1950 (Stb. 1950, 367) art. 23.1a

Waardering: V 7 jaar

(196.)

Handeling: Het verlenen van toestemming aan Kamers van Koophandel voor financiële steun boven een door de Minister bepaald bedrag.

Periode: 1963–1997

Grondslag: Wet KvK 1963 (Stb. 1963, 286) art. 28.1c

Waardering: V 7 jaar

(197.)

Handeling: Het jaarlijks vaststellen van Ministeriële regels met betrekking tot door Kamers van Koophandel te vorderen retributies en heffingen.

Periode: 1963–

Grondslag Wet KvK 1963 (Stb. 1963, 286) art. 11.2

Product: Beschikking vaststelling retributieregels in de Staatscourant

Opmerking: In deze besluiten worden met name maxima vastgesteld. Deze maxima worden gemotiveerd door opvattingen inzake het prijsbeleid van het Ministerie.

Waardering: V 7 jaar

(198.)

Handeling: Het goedkeuren van besluiten van Kamers van Koophandel tot de toekenning van vergoedingen aan leden voor het bijwonen van vergaderingen.

Periode: 1963–1997

Grondslag: Wet KvK 1963 (Stb. 1963, 286) art. 11.2

Waardering: V 7 jaar

(199.)

Handeling: Het goedkeuren van jaarlijkse begrotingen van Kamers van Koophandel.

Periode: 1963-

Grondslag: Wet KvK 1963 (Stb. 1963, 286) art. 22

Opmerking: In de jaarlijkse begrotingen worden – als bijlagen op de inkomenspost – ook de heffingsverordeningen opgenomen, die de Kamers van Koophandel jaarlijks uitvaardigen, deze verordeningen kunnen worden getoetst aan de jaarlijkse retributieregels. De verordeningen van de Kamers van Koophandel worden gepubliceerd in de Staatscourant.

Waardering: V 7 jaar

(200.)

Handeling: Het goedkeuren van de rekeningen en verantwoordingen van Kamers van Koophandel.

Periode: 1963–

Grondslag: Wet KvK 1963 (Stb. 1963, 286) art. 24.4

Opmerking: Vanaf 1984 geldt dat bij de te overhandigen stukken ook een accountantsrapport moet worden toegevoegd van een door de kamer benoemde registeraccountant of een persoon met gelijkaardige bevoegdheden.

Waardering: V 7 jaar

(201.)

Handeling: Het goedkeuren van retributies voor door Kamers van Koophandel beheerde instellingen.

Periode: 1963–1983

Grondslag: Wet KvK 1963 (Stb. 1963, 286) art. 22

Opmerking: Volgens art. 16 van de wet mogen Kamers van Koophandel instellingen ten dienste van de handel en nijverheid in het leven roepen en beheren, voorlichting verstrekken en in de handel brengen. De beschrijving betreft hier mogelijk afzonderlijke retributies, de jaarlijkse heffingsverordening wordt vastgesteld bij de begroting.

Waardering: V 7 jaar

(202.)

Handeling: Het goedkeuren en vaststellen van retributies voor door de Kamers van Koophandel te verlenen diensten en te verrichten werkzaamheden en het goedkeuren van heffingen van Kamers van Koophandel aan ingeschreven ondernemingen.

Periode: 1963–

Grondslag: Wet KvK 1963 (Stb. 1963, 286) art. 26.1; Wet KvK 1983 (Stb. 1983, 632) art. 26.1; Wet KvK 1997 (Stb. 1997, 783) art. 39

Opmerking: Voor 1984 was sprake van het goedkeuren van retributies, deze handeling werd bij de wetswijziging in 1983 gewijzigd in het vaststellen van retributies. Dit was een toepassing van het profijtbeginsel, waarbij werd gesteld dat verzoeken van diensten aan openbare lichamen door de belanghebbende dienden te worden bekostigd. In 1997 was er weer sprake van het goedkeuren van retributies en werd de handeling uitgebreid met het goedkeuren van heffingen. De (in 1997) bedoelde inkomsten zijn:

Heffingen aan in het handelsregister ingeschreven ondernemingen voor de uitvoering van zijn verplichtingen tot het verstrekken van inlichtingen van algemene aard; Heffingen en retributies in de vorm van vaste tariefbedragen aan belanghebbenden bij de uitoefening van wettelijke taken; Indien niet anders geregeld: tarieven voor het verlenen van advies en economische voorlichting aan ondernemingen. De goedkeuring kan alleen worden onthouden als het besluit in strijd is met het recht of als de Minister (op prijsregelingsgronden) bezwaar heeft tegen de hoogte van het bedrag.

Waardering: V 7 jaar

(203.)

Handeling: Het verlenen van toestemming aan Kamers van Koophandel tot het beheren van reserves of vermogens.

Periode: 1984–1997

Grondslag: Wet KvK 1983 (Stb. 1983, 632) art. 23.2

Opmerking: Vanaf de wetswijziging van 1984 geldt, dat voor het houden van reserves of het beheren van vermogens in de begrotingen voorzieningen moeten worden getroffen, waarvoor aan de Minister toestemming moet worden gevraagd.

Een en ander geldt echter niet voor personele verplichtingen, zoals pensioenen. Dit verzoek om toestemming zal dus in de praktijk samengaan met de indiening van een bijgevoegde begroting.

Waardering: V 7 jaar

(204.)

Handeling: Het stellen van regels voor de toekenning van vergoedingen aan bestuursleden van Kamers van Koophandel voor het bijwonen van vergaderingen.

Periode: 1997–

Grondslag: Wet KvK 1997 (Stb. 1997, 783) art. 13.5

Product: Regels

Waardering: V 7 jaar na vervallen regels

7.1.10.4 Toezicht

(205.)

Handeling: Het schorsen of nietig verklaren van besluiten van Kamers van Koophandel wegens strijdigheid met de wet of het algemeen belang.

Periode: 1951–1997

Grondslag: Wet KvK 1950 (Stb. 1950, 367) art. 24–28; Wet KvK 1963 (Stb. 1963, 286) art. 28.1c

Product: Besluit tot schorsing of vernietiging in het Staatsblad

Opmerking: Schorsing van een besluit kan niet langer duren dan een jaar. Indien het besluit binnen een jaar niet nietig is verklaard, wordt ze geacht geldig te zijn.

Waardering: B 5

(206.)

Handeling: Het treffen van voorzieningen wegens nalatigheid van een Kamer van Koophandel bij de nakoming van zijn wettelijke verplichtingen.

Periode: 1951–1963

Grondslag: Wet KvK 1950 (Stb. 1950, 367) art. 23.1a

Opmerking: De voorziening geschiedt op kosten van de nalatige kamer. Hierbij kan de Minister ook gebruik maken van het secretariaat en het verdere personeel van de kamer en heeft hij de bevoegdheid om personeel te ontslaan, aan te vullen en uit te breiden.

Waardering: V 10 jaar

(207.)

Handeling: Het goedkeuren van verordeningen van de Sociaal-Economische Raad of van product- en bedrijfsschappen, waarbij aan Kamers van Koophandel uitvoeringswerkzaamheden worden opgelegd.

Periode: 1963–1983

Grondslag: Wet KvK 1963 (Stb. 1963, 286) art. 16.3

Waardering: B 5

(208.)

Handeling: Het treffen van voorzieningen bij niet naar behoren verrichte uitvoeringswerkzaamheden van Kamers van Koophandel die door de wet zijn vastgesteld (‘door de wet gevorderde medewerking’).

Periode: 1963–

Grondslag Wet KvK 1963 (Stb. 1963, 286) art. 11.4

Waardering: V 10 jaar

7.1.10.5 Samenwerkingsverbanden

(209.)

Handeling: Het vaststellen van regels voor samenwerkingsverbanden van Kamers van Koophandel.

Periode: 1963–

Grondslag: Wet KvK 1963 (Stb. 1963, 286) art. 20.4

Product: Regelingen

Opmerking: Als voorbeelden worden in de wet genoemd: Het gemeenschappelijk verlenen van financiële ondersteuningen aan instellingen; Het gezamenlijk advies uitbrengen aan provinciale overheden.

Waardering: V 5 jaar na vervallen regels

(210.)

Handeling: Het instellen of opnieuw constitueren van regionale verbanden Kamers van Koophandel.

Periode: 1963–1983

Grondslag: Wet KvK 1963 (Stb. 1963, 286) art. 20.2

Product: Besluiten

Waardering: B 4

(211.)

Handeling: Het goedkeuren van bij wet voorgeschreven provinciale samenwerkingorganen van de Kamers van Koophandel.

Periode: 1983–1993

Grondslag: Wet KvK 1983 (Stb. 1983, 632) art. 20

Opmerking: Wanneer het grondgebied van de provincie tot de gebieden van meer Kamers behoort, vormen zij een samenwerkingsverband, waaraan zij ook bevoegdheden kunnen delegeren.

Waardering: V5 jaar

7.1.11 Regionale crisisbeheersing uit naam van de Minister van Economische Zaken

NB: De onderstaande handelingen worden formeel worden verricht door de Minister van EZ. In crisistijd zijn deze per regio gemandateerd aan een economische commissaris, welke functie qualitate qua door de secretaris van de desbetreffende KvK wordt vervuld.

(224.)

Handeling: Het voeren van overleg met provinciale en regionale autoriteiten met betrekking tot crisisbeheersingsmaatregelen.

Periode: 1945–

Bron: Ministerie van Economische Zaken, Handboek crisisbeheersing EZ.

Opmerking: Deze handeling wordt in crisistijd per regio namens de Minister van EZ uitgevoerd door een economische commissaris.

Waardering: B 6

(225.)

Handeling: Het vaststellen en formuleren van beleid met betrekking tot de uitvoering van economische noodwetgeving.

Periode: 1945–

Bron: Ministerie van Economische Zaken, Handboek crisisbeheersing EZ.

Opmerking: Deze handeling wordt in crisistijd per regio namens de Minister van EZ uitgevoerd door een economische commissaris.

Waardering: B 6

(226.)

Handeling: Het mandateren of delegeren van bevoegdheden uit economische noodwetgeving.

Periode: 1945–

Bron: Ministerie van Economische Zaken, Handboek crisisbeheersing EZ.

Product: Beschikking

Opmerking: Deze handeling wordt in crisistijd per regio namens de Minister van EZ uitgevoerd door een economische commissaris.

Waardering: B 6

(227.)

Handeling: Het vorderen van eigendomsrechten op of rechten tot gebruik van zaken.

Periode: 1945–

Grondslag: Prijzennoodwet (Stb. 1984, 575) art. 16, lid 1;

Aanwijzingsbesluit economische noodwetgeving (Stb. 1991, 447) art. 1;

Vorderingswet 1962 (Stb. 1962, 587) art. 3a.

Product: Beschikking

Opmerking: Deze handeling wordt in crisistijd per regio namens de Minister van EZ uitgevoerd door een economische commissaris.

Waardering: B 6

(228.)

Handeling: Het beoordelen van vorderingen van eigendomsrechten op of rechten tot gebruik van zaken door betrokken Ministers of andere bevoegde autoriteiten.

Periode: 1945–

Grondslag: Prijzennoodwet (Stb. 1984, 575) art. 16, lid 1;

Aanwijzingsbesluit economische noodwetgeving (Stb. 1991, 447) art. 1, 2;

Vorderingswet 1962 (Stb. 1962, 587) art. 5, lid 1.

Opmerking: Deze handeling wordt in crisistijd per regio namens de Minister van EZ uitgevoerd door een economische commissaris.

Waardering: B 6

(229.)

Handeling: Het beëindigen van door vordering ontstane rechten tot gebruik van zaken.

Periode: 1945–

Grondslag: Prijzennoodwet (Stb. 1984, 575) art. 16, lid 1;

Aanwijzingsbesluit economische noodwetgeving (Stb. 1991, 447) art. 1;

Vorderingswet 1962 (Stb. 1962, 587) art. 20.

Product: Beschikking

Opmerking: Deze handeling wordt in crisistijd per regio namens de Minister van EZ uitgevoerd door een economische commissaris.

Waardering: B 6

(230.)

Handeling: Het toepassen van bestuursdwang ter handhaving van vorderingen van eigendomsrechten op of rechten tot gebruik van zaken.

Periode: 1945–

Grondslag: Prijzennoodwet (Stb. 1984, 575) art. 16, lid 1;

Aanwijzingsbesluit economische noodwetgeving (Stb. 1991, 447) art. 1;

Vorderingswet 1962 (Stb. 1962, 587) art. 10.

Opmerking: Deze handeling wordt in crisistijd per regio namens de Minister van EZ uitgevoerd door een economische commissaris.

Waardering: B 6

(231.)

Handeling: Het toepassen van bestuursdwang ter handhaving van de beëindiging van vorderingen van eigendomsrechten op of rechten tot gebruik van zaken.

Periode: 1945–

Grondslag: Prijzennoodwet (Stb. 1984, 575) art. 16, lid 1;

Aanwijzingsbesluit economische noodwetgeving (Stb. 1991, 447) art. 1;

Vorderingswet 1962 (Stb. 1962, 587) art. 22.

Opmerking: Deze handeling wordt in crisistijd per regio namens de Minister van EZ uitgevoerd door een economische commissaris.

Waardering: B 6

(232.)

Handeling: Het aanwijzen van soorten goederen als distributiegoederen.

Periode: 1945–

Grondslag: Prijzennoodwet (Stb. 1984, 575) art. 16, lid 1;

Aanwijzingsbesluit economische noodwetgeving (Stb. 1991, 447) art. 1;

Distributiewet 1939 (Stb. 1939, 633) art. 4.

Product: Ministeriële regeling

Opmerking: Deze handeling wordt in crisistijd per regio namens de Minister van EZ uitgevoerd door een economische commissaris.

Waardering: B 6

(233.)

Handeling: Het vaststellen van regels met betrekking tot het gebruik of vervoer van distributiegoederen.

Periode: 1945–

Grondslag: Prijzennoodwet (Stb. 1984, 575) art. 16, lid 1;

Aanwijzingsbesluit economische noodwetgeving (Stb. 1991, 447) art. 1;

Distributiewet 1939 (Stb. 1939, 633) art. 6, 7.

Product: Ministeriële regeling

Opmerking: Deze handeling wordt in crisistijd per regio namens de Minister van EZ uitgevoerd door een economische commissaris.

Waardering: B 6

(234.)

Handeling: Het verlenen van vergunningen voor het handelen of in voorraad houden van distributiegoederen.

Periode: 1945–

Grondslag: Prijzennoodwet (Stb. 1984, 575) art. 16, lid 1;

Aanwijzingsbesluit economische noodwetgeving (Stb. 1991, 447) art. 1;

Distributiewet 1939 (Stb. 1939, 633) art. 5.

Product: Beschikking

Opmerking: Deze handeling wordt in crisistijd per regio namens de Minister van EZ uitgevoerd door een economische commissaris.

Waardering: B 6

(235.)

Handeling: Het registreren van voorraden van distributiegoederen naar aard, hoeveelheid en plaats.

Periode: 1945–

Grondslag: Prijzennoodwet (Stb. 1984, 575) art. 16, lid 1;

Aanwijzingsbesluit economische noodwetgeving (Stb. 1991, 447) art. 1;

Distributiewet 1939 (Stb. 1939, 633) art. 8.

Opmerking: Deze handeling wordt in crisistijd per regio namens de Minister van EZ uitgevoerd door een economische commissaris.

Waardering: B 6

(236.)

Handeling: Het goedkeuren van besluiten van burgemeesters met betrekking tot de inrichting van distributiediensten en tot het aanwijzen van personen die namens hen belast zijn met de dagelijkse leiding over distributiediensten.

Periode: 1945–

Grondslag: Prijzennoodwet (Stb. 1984, 575) art. 16, lid 1;

Aanwijzingsbesluit economische noodwetgeving (Stb. 1991, 447) art. 1;

Distributiewet 1939 (Stb. 1939, 633) art. 12.

Product: Beschikking

Opmerking: Deze handeling wordt in crisistijd per regio namens de Minister van EZ uitgevoerd door een economische commissaris.

Waardering: B 6

(237.)

Handeling: Het, bij nalatigheid van een burgemeester, stellen van algemeen verbindende voorschriften ter verzekering van een goede distributie.

Periode: 1945–

Grondslag: Prijzennoodwet (Stb. 1984, 575) art. 16, lid 1;

Aanwijzingsbesluit economische noodwetgeving (Stb. 1991, 447) art. 1;

Distributiewet 1939 (Stb. 1939, 633) art. 15, lid 4.

Product: Ministeriële regeling

Opmerking: Deze handeling wordt in crisistijd per regio namens de Minister van EZ uitgevoerd door een economische commissaris.

Waardering: B 6

(238.)

Handeling: Het vaststellen van regels met betrekking tot het tegengaan van het hamsteren van goederen.

Periode: 1945–

Grondslag: Prijzennoodwet (Stb. 1984, 575) art. 16, lid 1;

Aanwijzingsbesluit economische noodwetgeving (Stb. 1991, 447) art. 1;

Hamsterwet (Stb. 1962, 542) art. 3.

Product: Ministeriële regeling

Opmerking: Deze handeling wordt in crisistijd per regio namens de Minister van EZ uitgevoerd door een economische commissaris.

Waardering: B 6

(239.)

Handeling: Het verlenen of intrekken van ontheffingen van regels met betrekking tot het tegengaan van het hamsteren van goederen.

Periode: 1945–

Grondslag: Prijzennoodwet (Stb. 1984, 575) art. 16, lid 1;

Aanwijzingsbesluit economische noodwetgeving (Stb. 1991, 447) art. 1;

Hamsterwet (Stb. 1962, 542) art. 4.

Product: Beschikking

Opmerking: Deze handeling wordt in crisistijd per regio namens de Minister van EZ uitgevoerd door een economische commissaris.

Waardering: B 6

(240.)

Handeling: Het voordragen tot vaststelling, wijziging of intrekking van amvb’s met betrekking tot de invoer of uitvoer van goederen.

Periode: 1945–

Grondslag: Prijzennoodwet (Stb. 1984, 575) art. 16, lid 1;

Aanwijzingsbesluit economische noodwetgeving (Stb. 1991, 447) art. 1;

Hamsterwet (Stb. 1962, 542) art. 2c, lid 1, juncto art. 2, 2b.

Product: Algemene maatregel van bestuur (amvb)

Opmerking: Het gaat hier bijvoorbeeld om invoer- of uitvoerbesluiten, waarbij regels worden gesteld met betrekking tot de invoer of uitvoer van goederen.

Deze handeling wordt in crisistijd per regio namens de Minister van EZ uitgevoerd door een economische commissaris.

Waardering: B 6

(241.)

Handeling: Het vaststellen van regels met betrekking tot de in- en uitvoer van goederen.

Periode: 1945–

Grondslag: Prijzennoodwet (Stb. 1984, 575) art. 16, lid 1;

Aanwijzingsbesluit economische noodwetgeving (Stb. 1991, 447) art. 1;

In- en uitvoerwet (Stb. 1962, 295) art. 2 lid 4, 4, 5a, 7.

Product: Ministeriële regeling

Opmerking: Door middel van deze regeling kunnen regels, zoals deze vervat zijn in invoer- en uitvoerbesluiten, buiten werking worden gesteld.

Deze handeling wordt in crisistijd per regio namens de Minister van EZ uitgevoerd door een economische commissaris.

Waardering: B 6

(242.)

Handeling: Het verbieden van de uitvoer van goederen die voor militaire doeleinden gebruikt kunnen worden zonder een uitvoervergunning.

Periode: 1945–

Grondslag: Prijzennoodwet (Stb. 1984, 575) art. 16, lid 1;

Aanwijzingsbesluit economische noodwetgeving (Stb. 1991, 447) art. 1;

In- en uitvoerwet (Stb. 1962, 295) art. 2a, lid 5.

Product: Beschikking

Opmerking: Deze handeling wordt in crisistijd per regio namens de Minister van EZ uitgevoerd door een economische commissaris.

Waardering: B 6

(243.)

Handeling: Het goedkeuren van door de voedselcommissaris vast te stellen regels en verplichtingen met betrekking tot voedselproducten.

Periode: 1945–

Grondslag: Prijzennoodwet (Stb. 1984, 575) art. 16, lid 1;

Aanwijzingsbesluit economische noodwetgeving (Stb. 1991, 447) art. 1;

Landbouwwet (Stb. 1957, 342) art. 17, 19, 22.

Product: Beschikking

Opmerking: De regels en verplichtingen vereisen goedkeuring wanneer bedrijven op het gebied van industrie, handel en ambacht betrokken zijn.

Deze handeling wordt in crisistijd per regio namens de Minister van EZ uitgevoerd door een economische commissaris.

Waardering: B 5

7.2 Actor: Adviescommissie inzake STiREA-aanvragen

(99.)

Handeling: Het adviseren van de Minister inzake STiREA-aanvragen.

Periode: 1996–

Grondslag: Besluit Stimulering Ruimte voor Economische Activiteiten (Stb. 1996, 161) art. 27

Product: Adviezen

Waardering: B 5

7.3 Actor: Begeleidingscommissie Perspectievennota Zuid-Limburg

(81.)

Handeling: Het doen verrichten van deelonderzoeken ter voorbereiding van een Perspectievennota Zuid-Limburg.

Periode: 1978–1990

Product: Onderzoeksrapporten

Waardering: B 5

(82.)

Handeling: Het mede voorbereiden van vijfjaarlijkse ontwikkelingsplannen.

Periode: 1978–1985

Waardering: B 5

(84.)

Handeling: Het doen van voorstellen aan de (vak-)Minister voor de financiering van projecten uit de gereserveerde gelden in het kader van de Perspectievennota Zuid-Limburg.

Periode: 1978–1990

Product: voorstel

Opmerking: Het voorstel wordt door belanghebbenden ingediend bij het secretariaat van de begeleidingscommissie. De secretaris onderzoekt of het project in aanmerking zou kunnen komen voor ondersteuning door een van de Ministeries.

Waardering: B 5

(87.)

Handeling: Het jaarlijks verslag uitbrengen van zijn werkzaamheden en van de ontwikkeling van Limburg.

Periode: 1978–1990

Product: Voortgangsrapporten

Opmerking: Bij deze rapporten, die aan de Staten-Generaal worden aangeboden horen ook de opmerkingen en kanttekeningen die door belanghebbenden worden gemaakt bij de voorbereiding of naar aanleiding van het rapport.

Waardering: B 3

7.4 Actor: Coördinatiecommissie Perspectievennota Zuid-Limburg

(80.)

Handeling: Het doen verrichten van deelonderzoeken ter voorbereiding van een Perspectievennota Zuid-Limburg.

Periode: 1971–1978

Product: Onderzoeksrapporten

Waardering: B 5

7.5 Actor: Commissie onderzoek industriële ontwikkelingsmogelijkheden linker Maas- en Waaloever

(66.)

Handeling: Het adviseren van de Minister van EZ inzake het te voeren beleid ten aanzien van een specifieke regio.

Periode: 1945–

Product: Adviesrapporten

Waardering: B 1

7.6 Actor: Coördinatiecommissie Integraal Structuurplan voor het Noorden des Lands

(70.)

Handeling: Het mede voorbereiden en vaststellen van beleidsplannen in het kader van het Integraal Structuurplan voor het Noorden des Lands.

Periode: 1977–

Product: Meerjarenperspectief: ISP-2, (1981) ISP-3 (1986), ISP-4 (1991), ISP-5 (1995); Herijkingsnota ISP 1987.

Opmerking: De evaluatie van de ISP’s aan de hand van de binnengekomen voortgangsrapporten en de periodieke evaluatierapporten vallen ook hieronder.

Waardering: B 5

(73.)

Handeling: Het periodiek informeren van de Minister en de Staten-Generaal over de voortgang van het Integraal Structuurplan voor het Noorden des Lands.

Periode: 1977–

Product: Voortgangsrapportage

Waardering: B 3

(75.)

Handeling: Het mede instellen van organisatieverbanden in het kader van een Integraal Structuurplan voor het Noorden des Lands.

Periode: 1977–

Opmerking: Voorbeelden zijn: De Organisatie voor Energieconsulenten voor de Kwartaire Sector in Noord-Nederland, (SNOECK) werkzaam als proefproject voor 1987-1989; De Klankbordgroep (BCN) werkgevers en werknemers 1988-.

Waardering: B 4

7.7 Actor: Commissie voor de Uitkeringen van STiREA-subsidies

(132.)

Handeling: Het adviseren over aanvragen van subsidies voor ruimtelijke economische projecten met uitzondering van de steden Amsterdam, Rotterdam, ’s-Gravenhage en Utrecht.

Periode: 1996–

Grondslag: Besluit Stimulering Ruimte voor Economische Activiteiten (Stb. 1996,161) art. 6.6-7

Product: Adviesrapporten

Opmerking: Na 2000 vinden ook uitkeringen aan de grote gemeenten plaats op basis van een apart budget voor grote steden.

Waardering: B 5

7.8 Actor: Hoofdcommissie voor de Industrialisatie

(91.)

Handeling: Het adviseren van de Minister inzake de effecten van regionale stimuleringsregelingen voor bedrijven.

Periode: 1950–1958

Product: Afzonderlijke verslagen van vergaderingen en rapporten.

Waardering: B 5

7.9 Actor: Inspecteur der Vennootschapsbelastingen

(53.)

Handeling: Het administreren van gebouwen en installaties en het innen van heffingen daarop in een SIR-gebied.

Periode: 1975–1981

Grondslag: Wet SIR (Stb. 1974, 95) art. 16.1; Aanwijzingsbesluit 1975 (Stb. 1975, 7) art. 2

Opmerking: Vereiste gegevens zijn volgens het Besluit nadere regelen Selectieve Investeringsheffing: stukken, verstrekt door B&W: de bouwvergunning en de daarbij geleverde financiële gegevens (aannemingssom, kostenraming, waarde van de grond); verklaringen die hebben geleid tot een vrijstelling, afkomstig van B&W, de Minister van EZ of de Minister van VRO;vergunningen van de Minister van EZ, voorzover vereist.

Waardering: V 7 jaar

7.10 Actor: Interdepartementale Commissie voor Economische Structuurversterking

(152.)

Handeling: Het adviseren van het kabinet over aanvragen van Ministeries aan het fonds voor middelen voor projecten op hun begrotingspost.

Periode: 1993–

Grondslag: Instellingsbeschikking Interdepartementale Commissie voor Economische Structuurversterking, art. 3

Product: Toezeggingsbrieven, adviezen

Opmerking: De voorstellen worden door de Ministers van Economische Zaken en Financiën getoetst op de door de wet vastgestelde criteria van economisch belang en de budgettaire inpasbaarheid en door de Interdepartementale Commissie voor Economische Structuurversterking mede getoetst op samenhang met andere investeringen en additionaliteit.

Waardering: B 5

(153.)

Handeling: Het in samenwerking met andere Ministeries opstellen van investeringssprogramma’s en adviezen inzake het investeringsbeleid van het kabinet en inzake uitgaven van het Fonds Economische Structuurversterking.

Periode: 1993–

Product: Brieven aan de Staten-Generaal, adviesrapporten, investeringsprogramma’s

Waardering: B 5

7.11 Actor: Ministeriële Contactcommissie Regionaal Beleid

(86.)

Handeling: Het bewerkstelligen van een besluit ten aanzien van aanvragen om ondersteuning van projecten in het kader van de Perspectievennota Zuid-Limburg.

Periode: 1974–1983

Grondslag: Wet Investeringsrekening (Stb. 1978, 368) art. 15 en 16

Opmerking: Indien bij de besluitvorming verschillende departementen betrokken zijn en er geen consensus ontstaat, voert de commissie een gesprek met de begeleidingscommissie PNL. Daarna neemt zij contact op met de andere vakMinisters. Mocht dan geen overeenstemming worden bereikt dan treedt de coördinerende Minister op. Indien ook dan geen overeenstemming is bereikt, doet zij zelfstandig een voorstel aan de Ministerraad, die de knoop moet doorhakken.

Waardering: B 5

(88.)

Handeling: Het leveren van commentaar op het voortgangsrapport van de begeleidingscommissie.

Periode: 1974–1983

Product: Voortgangsrapport

Waardering: B 2

(221.)

Vervalt.

7.12 Actor: Ministeriele Commissie voor regionaal beleid (MCRB)

(86.)

Handeling: Het bewerkstelligen van een besluit ten aanzien van aanvragen om ondersteuning van projecten in het kader van de Perspectievennota Zuid-Limburg.

Periode: 1983–

Grondslag: Wet Investeringsrekening (Stb. 1978, 368) art. 15 en 16

Opmerking: Indien bij de besluitvorming verschillende departementen betrokken zijn en er geen consensus ontstaat, voert de commissie een gesprek met de begeleidingscommissie PNL. Daarna neemt zij contact op met de andere vakMinisters. Mocht dan geen overeenstemming worden bereikt dan treedt de coördinerende Minister op. Indien ook dan geen overeenstemming is bereikt, doet zij zelfstandig een voorstel aan de Ministerraad, die de knoop moet doorhakken.

Waardering: B 5

(88.)

Handeling: Het leveren van commentaar op het voortgangsrapport van de begeleidingscommissie.

Periode: 1983–

Product: Voortgangsrapport

Waardering: B 2

(221.)

Vervalt.

(222.)

Handeling: Het voorbereiden van de besluitvorming van de Ministerraad inzake regionaal economisch beleid

Periode: 1983–

Grondslag: Instellingsbesluit

Waardering: B 5

7.13 Actor: Interdepartementale Commissie Regionaal Beleid (ICRB)

(221.)

Vervalt.

(222.)

Handeling: Het voorbereiden van de besluitvorming van de Ministerraad inzake regionaal economisch beleid

Periode: 1983–

Grondslag: Beschikking (nr. 638/840) van 23 juni 1983 van de Minister van Economische Zaken

Waardering: B 5

(223.)

Handeling: Het adviseren van de Minister van Economische Zaken op het terrein van de sociaal-economische problematiek van de grote steden

Periode: 1983–

Grondslag: Beschikking (nr. 638/840) van 23 juni 1983 van de Minister van Economische Zaken

Product: Advies

Waardering B 1

7.14 Actor: Structuurcommissie Midden- en Kleinbedrijf Noorden des Lands

(66.)

Handeling: Het adviseren van de Minister van EZ inzake het te voeren beleid ten aanzien van een specifieke regio.

Periode: 1945–

Product: Adviesrapporten

Waardering: B 1

7.15 Actor: Stuurgroep Integraal Structuurplan voor het Noorden des Lands

(73.)

Handeling: Het periodiek informeren van de Minister en de Staten-Generaal over de voortgang van het Integraal Structuurplan voor het Noorden des Lands.

Periode: 1978–

Product: Voortgangsrapportage

Waardering: B 3

(74.)

Handeling: Het administreren van mede door het rijk gefinancierde projecten van het Integraal Structuurplan voor het Noorden des Lands.

Periode: 1978–

Product: Register, agenda

Waardering: V 7 jaar na afronden van het project

7.16 Adviescommissies

(220.)

Handeling: Het adviseren van de Minister van Economische Zaken en andere actoren op het gebied van regionaal economisch beleid

Periode: 1945–

Product: adviesaanvraag, advies, correspondentie, (evaluatie-)rapport, onderzoeksgegevens

Grondslag: Bijvoorbeeld Besluit Stimulering Ruimte voor Economische Activiteiten (Stb. 1996,161) art. 27

Opmerking: In sommige gevallen geeft een adviescommissie een advies op verzoek van de Minister en soms doet ze dat op eigen initiatief. Ook de adviesaanvraag door de Minister wordt onder deze handeling begrepen.

Bedoeld worden adviescommissies van dezelfde aard als de Adviescommissie inzake STiREA-aanvragen.

Waardering: Adviesaanvraag, een exemplaar van het advies of evaluatierapport: B 1, 2

Overig: V, 10 jaar na verschijnen rapport

B Selectielijst voor de Minister van Binnenlandse Zaken

(37.)

Handeling: Het participeren in projectgroepen voor bijzondere voorzieningen van landelijk belang op regionaal economisch terrein.

Periode: 1985–

Grondslag: Nota’s Regionaal Economisch Beleid, werkplannen van het Ministerie

Product: Nota Project Mainport Rotterdam (PMR); Nota Project Ontwikkeling Nationale Luchthaven (ONL).

Waardering: B 5

(38.)

Handeling: Het voeren van overleg met regionale actoren naar aanleiding van de onverwachte opheffing of staking van werkzaamheden van economisch belangrijke ondernemingen.

Periode: 1945–

Product: Agenda’s, verslagen, nota’s, rapporten (met de eventueel daarbij vast te stellen regelingen)

Waardering: B 5

(62.)

Handeling: Het leveren van bijdragen bij de vaststelling van integrale structuurplannen voor daartoe aangewezen economische achterstandsgebieden

Periode: 1965–

Opmerking: Deze bijdragen, door de Ministeries belast met Verkeer en Waterstaat, Landbouw, Sociale Zaken en Welzijn, gelden in ieder geval: Het Integraal Structuurplan voor het Noorden des Lands; De Perspectievennota Zuid-Limburg.

Waardering: B 5

(65.)

Handeling: Het instellen van commissies voor sociaal-economisch onderzoek naar regiospecifieke problemen.

Periode: 1945–

Product: Instelling commissie onderzoek industriële ontwikkelingsmogelijkheden linker Maas- en Waaloever, ca. 1950; Structuurcommissie Midden- en Kleinbedrijf Noorden des Lands, 12 juli 1968; Werkgroep ontwikkelings- en welvaartspeil Hoge Land provincie Groningen.

Opmerking: Rond 1950 is geprobeerd te komen tot een regionaal welvaartsplan met een daarbij behorend fonds. Het doel was aan de hand van concrete projecten op gebied van industrialisatie maar ook op agrarisch en infrastructureel terrein een regionale ontwikkeling tot stand te brengen. De planning ging echter niet verder dan het stadium van voorstellen. De commissies konden bestaan uit vertegenwoordigers van verschillende Ministeries onder voorzitterschap van ambtenaren van deze Ministeries.

Waardering: B 4

(66.)

Handeling: Het adviseren van de Minister van EZ inzake het te voeren beleid ten aanzien van een specifieke regio.

Periode: 1945–

Product: Adviesrapporten

Waardering: B 1

(71.)

Handeling: Het maken van financieringsafspraken inzake de toekenning van gelden voor projecten van het Integraal Structuurplan voor het Noorden des Lands.

Periode: 1978–1990

Grondslag: ISP-1, ISP-2, ISP-3.

Product: Convenant, budgetafspraak.

Opmerking: Het gaat bijvoorbeeld over instellingen van (Hoger) Beroepsonderwijs, infrastructuur en werkverschaffing.

Waardering: B 5

(121.)

Handeling: Het leveren van bijdragen in het overleg met samenwerkingsorganen van andere overheden (Interprovinciaal Overleg, Vereniging van Nederlandse Gemeenten).

Periode: 1965–

Product: Convenant met het Interprovinciaal Overleg: Ruimte voor Economische Activiteit, 1995; Convenant met het Interprovinciaal Overleg: Samenwerking in de regio, 1999; Bestuursovereenkomst met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten, 1990.

Opmerking: De bestuursovereenkomst met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten is voorlopig als onderzoeksconvenant opgevoerd ter wille van een concreet inventarisatieonderzoek.

Waardering: B 1

(122.)

Handeling: Het al dan niet in samenwerking met andere Ministeries leveren van bijdragen aan de totstandkoming van regionale economische samenwerkingsverbanden met betrekking tot economische voorzieningen door het rijk.

Periode: 1979–

Grondslag: Nota Ruimtelijk Economisch Beleid 1999

Product: Regio-convenanten

Opmerking: Voorbeelden van deze resultaten zijn: Kerngroep Meerjarenperspectief Noord-Nederland; De Zuidelijke Alliantie; Samenwerkingsverband Noord-Nederland (SNN).

Waardering: B 1

(133.)

Handeling: Het op aanvraag uitkeren van subsidies voor ruimtelijke economische projecten in de steden Amsterdam, Rotterdam, ’s-Gravenhage en Utrecht.

Periode: 1996–2000

Grondslag: Besluit Stimulering Ruimte voor Economische Activiteiten (Stb. 1996,161) art. 27

Opmerking: Als criteria gelden actieplannen die volgens procedures van het Convenant Grote Stedenbeleid zijn vastgesteld. Na 1995 vinden ook uitkeringen aan de grote gemeenten plaats op basis van een apart budget voor grote steden.

Waardering: V 15 jaar na aflopen subsidie

(167.)

Handeling: Het verlenen en vaststellen van subsidies aan Gedeputeerde Staten in het kader van het co-financieren van EFRO-projecten.

Periode: 1990–

Grondslag: Nota Ruimte voor Regio, bijlage 1; Regeling co-financiering doelstelling 1-, 2- en 5b-programma’s. (Stcrt. 1995, 166), (Stcrt. 1997, 153); Regeling co-financiering RESIDER, RESIDER II (Stcrt 1995, 244)

Product: Beschikkingen en verantwoordingen

Opmerking: EFRO-projecten: RETEX-projecten in Twente; RESIDER-projecten in het IJmond-gebied; URBAN-projecten voor Amsterdam, Rotterdam, Den Haag en Utrecht; CONVER-projecten van defensieterreinen; MKB-projecten in regio’s.

Handeling wordt door de Minister van Binnenlandse Zaken alleen uitgevoerd in het kader van het Grotestedenbeleid.

Waardering: V 7 jaar na aflopen subsidie

(171.)

Handeling: Het deelnemen aan bijeenkomsten van landelijke en internationale overlegorganen op Euregio-gebied.

Periode: 1990–

Product: Verslagen, instructies

Opmerking: Het betreft tot op heden het zogenaamde Arnhem-overleg en het Arnhem-Dusseldorf-overleg.

Waardering: B 1

C Selectielijst voor de Minister van Financiën

(45.)

Handeling: Het bij Ministeriële regeling vaststellen van nadere regels inzake de inning van de SIR-heffing.

Periode: 1974–1985

Grondslag: Wet SIR (Stb. 1974, 95) art. 3a, 10, 13, 14 en 37

Product: Uitvoeringsbeschikking Selectieve Investeringsheffing (Stcrt. 1975, 186) (Stb. 1978, 144.7)

Opmerking: De Minister van Financiën stelt met name voorschriften vast met betrekking tot de aangifte van de verschuldigde heffing aan de Inspecteur van de Vennootschapsbelasting.

Waardering: V 7 jaar

(121.)

Handeling: Het leveren van bijdragen in het overleg met samenwerkingsorganen van andere overheden (Interprovinciaal Overleg, Vereniging van Nederlandse Gemeenten).

Periode: 1965–

Product: Convenant met het Interprovinciaal Overleg: Ruimte voor Economische Activiteit, 1995; Convenant met het Interprovinciaal Overleg: Samenwerking

in de regio, 1999; Bestuursovereenkomst met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten, 1990.

Opmerking: De bestuursovereenkomst met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten is voorlopig als onderzoeksconvenant opgevoerd ter wille van een concreet inventarisatieonderzoek.

Waardering: B 1

(122.)

Handeling: Het al dan niet in samenwerking met andere Ministeries leveren van bijdragen aan de totstandkoming van regionale economische samenwerkingsverbanden met betrekking tot economische voorzieningen door het rijk.

Periode: 1979–

Grondslag: Nota Ruimtelijk Economisch Beleid 1999

Product: Regio-convenanten

Opmerking: Voorbeelden van deze resultaten zijn: Kerngroep Meerjarenperspectief Noord-Nederland; De Zuidelijke Alliantie; Samenwerkingsverband Noord-Nederland (SNN).

Waardering: B 1

(153.)

Handeling: Het in samenwerking met andere Ministeries opstellen van investeringssprogramma’s en adviezen inzake het investeringsbeleid van het kabinet en inzake uitgaven van het Fonds Economische Structuurversterking.

Periode: 1993–

Product: Brieven aan de Staten-Generaal, adviesrapporten, investeringsprogramma’s

Waardering: B 5

D Selectielijst voor de Minister van VROM

7.17 Actor: Minister belast met Ruimtelijke Ordening

(47.)

Vervalt.

(212.)

Handeling: Het adviseren, overeenstemmen met van de Minister van Economische Zaken inzake vrijstelling , ontheffing en andere toepassingen van de Selectieve Investeringsregeling (SIR)

Periode: 1975–1985

Grondslag: Wet SIR art. 3.4 (Stb. 1974, 95); Besluit nadere regelingen SIR 1975 art. 2.41; art. 16.1 (Stb. 1975, 168); Aanwijzingsbesluit 1975, art. 2 (Stb. 1975, 7); Wet SIR art. 27 en 29 (Stb. 1974, 95)

Product: Advies vrijstelling van heffingen inzake aangevraagde investeringen ter beperking van water- bodem of luchtverontreiniging dan wel geluid-, licht of trillingshinder .

Advies ontheffingen van verschuldigde heffingen op de bouw- en andere investeringskosten van bepaalde categorieën vestigingen in een SIR-gebied

Advies inzake vestiging elders; verklaring van vergunningsplichtAdvies inzake vestiging buiten het Rijnmondgebied; verklaring van vergunningsplicht

Opmerking: Deze reactie dient binnen een maand na de aanmelding in het bezit te zijn van aanvrager. Tegen een Ministeriële beschikking kan beroep bij de Kroon worden ingesteld.

Waardering: V 5 jaar

(50.)

Handeling: Het op aanvraag van belanghebbende verstrekken van een verklaring inzake de aanwezigheid van zijn bedrijf in een vastgesteld saneringsgebied van de Selectieve Investeringsregeling (SIR)

Periode: 1975–1981

Grondslag: Wet SIR (Stb. 1974, 95) art. 3.6 Besluit nadere regelingen Selectieve Investeringsheffing (Stb. 1975, 168) art. 3

Product: Verklaring inzake de aanwezigheid van zijn bedrijf

Waardering: V 5 jaar

(52.)

Vervalt.

(57.)

Vervalt.

(60.)

Vervalt.

(61.)

Vervalt.

(213.)

Handeling: Het verlenen van vergunningen in het kader van de Selectieve Investeringsregeling (SIR).

Periode: 1975–1985

Grondslag: Wet SIR (Stb. 1974, 95) art. art. 17-22, 27 en 29; Besluit beoordeling vergunnings-aanvraag SIR 1975 (Stb. 1975, 289)

Product: Vergunningen voor de oprichting van vergunningplichtig verklaarde bedrijfsgebouwen en installaties in SIR-gebieden buiten het Rijnmond-gebied

Vergunningen voor investeringen aan, voor een bouwvergunning in aanmerking komende, industriebedrijven in het Rijnmondgebied.

Opmerking: Het betreft investeringen die niet binnen de bevoegdheid van het Openlaar Lichaam Rijnmond vallen.

Waardering: V 7 jaar na vervallen vergunning

(58.)

Vervalt.

(59.)

Vervalt.

(214.)

Handeling: Het bij AMvB en beschikking vaststellen van regels ter uitvoering van de wet Selectieve Investeringsregeling (SIR)

Periode: 1974–1985

Grondslag: Wet SIR (Stb. 1974, 95) art. 27.2, art. 27.4

Product: Algemene maatregel van bestuur inzake categorieën bedrijfsgebouwen en installaties die van aanmeldingsplicht zijn vrijgesteld.Beschikking, houdende toepassing van art. 27 (Stcrt. 1975, 174)

Waardering: B 5

(100.)

Vervalt.

(101.)

Vervalt.

(215.)

Handeling: Het toekennen en uitkeren van subsidies in het kader van de Selectieve Investeringsregeling (SIR)

Periode: 1945–1958

Grondslag: Subsidieregeling Industriehallenbouw kerngemeenten

Het betreffende provinciaal ontwikkelingsplan

Product: Beschikking toekenning subsidie aan gemeenten voor de bouw van aan particulieren te verhuren fabriekshallen.

Beschikking toekenning subsidie aan gemeenten in vastgestelde ontwikkelingsgebieden voor de aanleg van industrieterreinen

Opmerking: Tijdens deze periode waren de volgende actoren actief: Minister van Openbare Werken en Wederopbouw; Minister van Wederopbouw en Volkshuisvesting; en de Minister van Volkshuisvesting en Bouwnijverheid

De subsidie voor fabriekshallen wordt à fonds perdu toegekend op basis van een beredeneerde aanvraag in een daartoe aangewezen gemeente. De uitvoering, met name het bouwrijp maken van de terreinen, geschiedt in het kader van de arbeidsvoorziening door de Dienst Uitvoerende Werken (DUW). Na een interventie van het Ministerie van Financiën werd aan de subsidieregeling een rentabiliteitsbeoordeling toegevoegd, waarbij een minimumbedrag van te innen huur als criterium werd gesteld. De subsidie was aan kritiek onderhevig, omdat zij te beperkt was in haar opzet en onvoldoende rendabel.

De subsidie voor industrieterreinen wordt toegekend in overleg met Gedeputeerde Staten, die eveneens een subsidie toezegt. De aanvraag van de gemeente geschiedt door bemiddeling van Gedeputeerde Staten. De subsidie wordt definitief vastgesteld op basis van de in gebruik genomen nuttige oppervlakte na gereedkomen van het project. Hierop kunnen door de Minister voorschotten worden verleend.

Waardering: V 7 jaar

(176.)

Handeling: Het voeren van periodiek overleg met de Vereniging van Kamers van Koophandel.

Periode: 1945–

Grondslag: Archieflijst Vereniging van Kamers van Koophandel, rubriek 160.02

Product: Notulen

Opmerking In deze periode waren de volgende actoren actief: Minister van Openbare Werken en Wederopbouw; Minister van Wederopbouw en Volkshuisvesting; Minister van Volkshuisvesting en Bouwnijverheid; Minister Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening; en de Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer

Waardering: B (5)

E Selectielijst voor de Minister van Verkeer en Waterstaat

(62.)

Handeling: Het leveren van bijdragen bij de vaststelling van integrale structuurplannen voor daartoe aangewezen economische achterstandsgebieden

Periode: 1965–

Opmerking: Deze bijdragen, door de Ministeries belast met Verkeer en Waterstaat, Landbouw, Sociale Zaken en Welzijn, gelden in ieder geval:

Het Integraal Structuurplan voor het Noorden des Lands;

De Perspectievennota Zuid-Limburg.

Waardering: B 5

(71.)

Handeling: Het maken van financieringsafspraken inzake de toekenning van gelden voor projecten van het Integraal Structuurplan voor het Noorden des Lands.

Periode: 1978–1990

Grondslag: ISP-1, ISP-2, ISP-3.

Product: Convenant, budgetafspraak.

Opmerking: Het gaat bijvoorbeeld over instellingen van (Hoger) Beroepsonderwijs, infrastructuur en werkverschaffing.

Waardering: B 5

(121.)

Handeling: Het leveren van bijdragen in het overleg met samenwerkingsorganen van andere overheden (Interprovinciaal Overleg, Vereniging van Nederlandse Gemeenten).

Periode: 1965–

Product: Convenant met het Interprovinciaal Overleg: Ruimte voor Economische Activiteit, 1995;

Convenant met het Interprovinciaal Overleg: Samenwerking in de regio, 1999;

Bestuursovereenkomst met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten, 1990.

Opmerking: De bestuursovereenkomst met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten is voorlopig als onderzoeksconvenant opgevoerd ter wille van een concreet inventarisatieonderzoek.

Waardering: B 1

(122.)

Handeling: Het al dan niet in samenwerking met andere Ministeries leveren van bijdragen aan de totstandkoming van regionale economische samenwerkingsverbanden met betrekking tot economische voorzieningen door het rijk.

Periode: 1979–

Grondslag: Nota Ruimtelijk Economisch Beleid 1999

Product: Regio-convenanten

Opmerking: Voorbeelden van deze resultaten zijn:

Kerngroep Meerjarenperspectief Noord-Nederland;

De Zuidelijke Alliantie;

Samenwerkingsverband Noord-Nederland (SNN).

Waardering: B 1

(171.)

Handeling: Het deelnemen aan bijeenkomsten van landelijke en internationale overlegorganen op Euregio-gebied.

Periode: 1990–

Opmerking: Het betreft tot op heden het zogenaamde Arnhem-overleg en het Arnhem-Dusseldorf-overleg.

Waardering: B 1

F Selectielijst voor de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

(37.)

Handeling: Het participeren in projectgroepen voor bijzondere voorzieningen van landelijk belang op regionaal economisch terrein.

Periode: 1985–

Grondslag: Nota’s Regionaal Economisch Beleid, werkplannen van het Ministerie

Product: Nota Project Mainport Rotterdam (PMR); Nota Project Ontwikkeling Nationale Luchthaven (ONL).

Waardering: B 5

(38.)

Handeling: Het voeren van overleg met regionale actoren naar aanleiding van de onverwachte opheffing of staking van werkzaamheden van economisch belangrijke ondernemingen.

Periode: 1945–

Product: Agenda’s, verslagen, nota’s, rapporten (met de eventueel daarbij vast te stellen regelingen)

Waardering: B 5

(62.)

Handeling: Het leveren van bijdragen bij de vaststelling van integrale structuurplannen voor daartoe aangewezen economische achterstandsgebieden

Periode: 1965–

Opmerking: Deze bijdragen, door de Ministeries belast met Verkeer en Waterstaat, Landbouw, Sociale Zaken en Welzijn, gelden in ieder geval: Het Integraal Structuurplan voor het Noorden des Lands; De Perspectievennota Zuid-Limburg.

Waardering: B 5

(71.)

Handeling: Het maken van financieringsafspraken inzake de toekenning van gelden voor projecten van het Integraal Structuurplan voor het Noorden des Lands.

Periode: 1978–1990

Grondslag: ISP-1, ISP-2, ISP-3.

Product: Convenant, budgetafspraak.

Opmerking: Het gaat bijvoorbeeld over instellingen van (Hoger) Beroepsonderwijs, infrastructuur en werkverschaffing.

Waardering: B 5

(121.)

Handeling: Het leveren van bijdragen in het overleg met samenwerkingsorganen van andere overheden (Interprovinciaal Overleg, Vereniging van Nederlandse Gemeenten).

Periode: 1965–

Product: Convenant met het Interprovinciaal Overleg: Ruimte voor Economische Activiteit, 1995; Convenant met het Interprovinciaal Overleg: Samenwerking in de regio, 1999; Bestuursovereenkomst met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten, 1990.

Opmerking: De bestuursovereenkomst met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten is voorlopig als onderzoeksconvenant opgevoerd ter wille van een concreet inventarisatieonderzoek.

Waardering: B 1

(122.)

Handeling: Het al dan niet in samenwerking met andere Ministeries leveren van bijdragen aan de totstandkoming van regionale economische samenwerkingsverbanden met betrekking tot economische voorzieningen door het rijk.

Periode: 1979–

Grondslag: Nota Ruimtelijk Economisch Beleid 1999

Product: Regio-convenanten

Opmerking: Voorbeelden van deze resultaten zijn: Kerngroep Meerjarenperspectief Noord-Nederland; De Zuidelijke Alliantie; Samenwerkingsverband Noord-Nederland (SNN).

Waardering: B 1

(171.)

Handeling: Het deelnemen aan bijeenkomsten van landelijke en internationale overlegorganen op Euregio-gebied.

Periode: 1990–

Product: Verslagen, instructies

Opmerking: Het betreft tot op heden het zogenaamde Arnhem-overleg en het Arnhem-Dusseldorf-overleg.

Waardering: B 1

(66.)

Handeling: Het adviseren van de Minister van EZ inzake het te voeren beleid ten aanzien van een specifieke regio.

Periode: 1945–

Product: Adviesrapporten

Waardering: B 1

G Selectielijst voor de Minister van Defensie

(37.)

Handeling: Het participeren in projectgroepen voor bijzondere voorzieningen van landelijk belang op regionaal economisch terrein.

Periode: 1985–

Grondslag: Nota’s Regionaal Economisch Beleid, werkplannen van het Ministerie

Product: Nota Project Mainport Rotterdam (PMR); Nota Project Ontwikkeling Nationale Luchthaven (ONL).

Waardering: B 5

(38)

Handeling: Het voeren van overleg met regionale actoren naar aanleiding van de onverwachte opheffing of staking van werkzaamheden van economisch belangrijke ondernemingen.

Periode: 1945–

Product: Agenda’s, verslagen, nota’s, rapporten (met de eventueel daarbij vast te stellen regelingen)

Waardering: B 5

(62.)

Handeling: Het leveren van bijdragen bij de vaststelling van integrale structuurplannen voor daartoe aangewezen economische achterstandsgebieden

Periode: 1965–

Opmerking: Deze bijdragen, door de Ministeries belast met Verkeer en Waterstaat, Landbouw, Sociale Zaken en Welzijn, gelden in ieder geval: Het Integraal Structuurplan voor het Noorden des Lands; De Perspectievennota Zuid-Limburg.

Waardering: B 5

(71.)

Handeling: Het maken van financieringsafspraken inzake de toekenning van gelden voor projecten van het Integraal Structuurplan voor het Noorden des Lands.

Periode: 1978–1990

Grondslag: ISP-1, ISP-2, ISP-3.

Product: Convenant, budgetafspraak.

Opmerking: Het gaat bijvoorbeeld over instellingen van (Hoger) Beroepsonderwijs, infrastructuur en werkverschaffing.

Waardering: B 5

(121.)

Handeling: Het leveren van bijdragen in het overleg met samenwerkingsorganen van andere overheden (Interprovinciaal Overleg, Vereniging van Nederlandse Gemeenten).

Periode: 1965–

Product: Convenant met het Interprovinciaal Overleg: Ruimte voor Economische Activiteit, 1995; Convenant met het Interprovinciaal Overleg: Samenwerking in de regio, 1999; Bestuursovereenkomst met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten, 1990.

Opmerking: De bestuursovereenkomst met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten is voorlopig als onderzoeksconvenant opgevoerd ter wille van een concreet inventarisatieonderzoek.

Waardering: B 1

(122.)

Handeling: Het al dan niet in samenwerking met andere Ministeries leveren van bijdragen aan de totstandkoming van regionale economische samenwerkingsverbanden met betrekking tot economische voorzieningen door het rijk.

Periode: 1979–

Grondslag: Nota Ruimtelijk Economisch Beleid 1999

Product: Regio-convenanten

Opmerking: Voorbeelden van deze resultaten zijn: Kerngroep Meerjarenperspectief Noord-Nederland; De Zuidelijke Alliantie; Samenwerkingsverband Noord-Nederland (SNN).

Waardering: B 1

(171.)

Handeling: Het deelnemen aan bijeenkomsten van landelijke en internationale overlegorganen op Euregio-gebied.

Periode: 1990–

Product: Verslagen, instructies

Opmerking: Het betreft tot op heden het zogenaamde Arnhem-overleg en het Arnhem-Dusseldorf-overleg.

Waardering: B 1

(66.)

Handeling: Het adviseren van de Minister van EZ inzake het te voeren beleid ten aanzien van een specifieke regio.

Periode: 1945–

Product: Adviesrapporten

Waardering: B 1

H Selectielijst voor de Minister van Justitie

(37.)

Handeling: Het participeren in projectgroepen voor bijzondere voorzieningen van landelijk belang op regionaal economisch terrein.

Periode: 1985–

Grondslag Nota’s Regionaal Economisch Beleid, werkplannen van het Ministerie

Product: Nota Project Mainport Rotterdam (PMR); Nota Project Ontwikkeling Nationale Luchthaven (ONL).

Waardering: B 5

(38.)

Handeling: Het voeren van overleg met regionale actoren naar aanleiding van de onverwachte opheffing of staking van werkzaamheden van economisch belangrijke ondernemingen.

Periode: 1945–

Product: Agenda’s, verslagen, nota’s, rapporten (met de eventueel daarbij vast te stellen regelingen)

Waardering: B 5

(62.)

Handeling: Het leveren van bijdragen bij de vaststelling van integrale structuurplannen voor daartoe aangewezen economische achterstandsgebieden

Periode: 1965–

Opmerking: Deze bijdragen, door de Ministeries belast met Verkeer en Waterstaat, Landbouw, Sociale Zaken en Welzijn, gelden in ieder geval: Het Integraal Structuurplan voor het Noorden des Lands; De Perspectievennota Zuid-Limburg.

Waardering: B 5

(71.)

Handeling: Het maken van financieringsafspraken inzake de toekenning van gelden voor projecten van het Integraal Structuurplan voor het Noorden des Lands.

Periode: 1978–1990

Grondslag ISP-1, ISP-2, ISP-3.

Product: Convenant, budgetafspraak.

Opmerking: Het gaat bijvoorbeeld over instellingen van (Hoger) Beroepsonderwijs, infrastructuur en werkverschaffing.

Waardering: B 5

(121.)

Handeling: Het leveren van bijdragen in het overleg met samenwerkingsorganen van andere overheden (Interprovinciaal Overleg, Vereniging van Nederlandse Gemeenten).

Periode: 1965–

Product: Convenant met het Interprovinciaal Overleg: Ruimte voor Economische Activiteit, 1995; Convenant met het Interprovinciaal Overleg: Samenwerking in de regio, 1999; Bestuursovereenkomst met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten, 1990.

Opmerking: De bestuursovereenkomst met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten is voorlopig als onderzoeksconvenant opgevoerd ter wille van een concreet inventarisatieonderzoek.

Waardering: B 1

(122.)

Handeling: Het al dan niet in samenwerking met andere Ministeries leveren van bijdragen aan de totstandkoming van regionale economische samenwerkingsverbanden met betrekking tot economische voorzieningen door het rijk.

Periode: 1979–

Grondslag: Nota Ruimtelijk Economisch Beleid 1999

Product: Regio-convenanten

Opmerking: Voorbeelden van deze resultaten zijn: Kerngroep Meerjarenperspectief Noord-Nederland; De Zuidelijke Alliantie; Samenwerkingsverband Noord-Nederland (SNN).

Waardering: B 1

(171.)

Handeling: Het deelnemen aan bijeenkomsten van landelijke en internationale overlegorganen op Euregio-gebied.

Periode: 1990–

Product: Verslagen, instructies

Opmerking: Het betreft tot op heden het zogenaamde Arnhem-overleg en het Arnhem-Dusseldorf-overleg.

Waardering: B 1

(66.)

Handeling: Het adviseren van de Minister van EZ inzake het te voeren beleid ten aanzien van een specifieke regio.

Periode: 1945–

Product: Adviesrapporten

Waardering: B 1

I Selectielijst voor de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit

(62.)

Handeling: Het leveren van bijdragen bij de vaststelling van integrale structuurplannen voor daartoe aangewezen economische achterstandsgebieden

Periode: 1965–

Opmerking: Deze bijdragen, door de Ministeries belast met Verkeer en Waterstaat, Landbouw, Sociale Zaken en Welzijn, gelden in ieder geval: Het Integraal Structuurplan voor het Noorden des Lands;De Perspectievennota Zuid-Limburg.

Waardering: B 5

(71.)

Handeling: Het maken van financieringsafspraken inzake de toekenning van gelden voor projecten van het Integraal Structuurplan voor het Noorden des Lands.

Periode: 1978–1990

Grondslag: ISP-1, ISP-2, ISP-3.

Product: Convenant, budgetafspraak.

Opmerking: Het gaat bijvoorbeeld over instellingen van (Hoger) Beroepsonderwijs, infrastructuur en werkverschaffing.

Waardering: B 5

(121.)

Handeling: Het leveren van bijdragen in het overleg met samenwerkingsorganen van andere overheden (Interprovinciaal Overleg, Vereniging van Nederlandse Gemeenten).

Periode: 1965–

Product: Convenant met het Interprovinciaal Overleg: Ruimte voor Economische Activiteit, 1995;

Convenant met het Interprovinciaal Overleg: Samenwerking in de regio, 1999;

Bestuursovereenkomst met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten, 1990.

Opmerking: De bestuursovereenkomst met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten is voorlopig als onderzoeksconvenant opgevoerd ter wille van een concreet inventarisatieonderzoek.

Waardering: B 1

(122.)

Handeling: Het al dan niet in samenwerking met andere Ministeries leveren van bijdragen aan de totstandkoming van regionale economische samenwerkingsverbanden met betrekking tot economische voorzieningen door het rijk.

Periode: 1979–

Grondslag: Nota Ruimtelijk Economisch Beleid 1999

Product: Regio-convenanten

Opmerking: Voorbeelden van deze resultaten zijn:

Kerngroep Meerjarenperspectief Noord-Nederland;

De Zuidelijke Alliantie;

Samenwerkingsverband Noord-Nederland (SNN).

Waardering: B 1

(171.)

Handeling: Het deelnemen aan bijeenkomsten van landelijke en internationale overlegorganen op Euregio-gebied.

Periode: 1990–

Opmerking: Het betreft tot op heden het zogenaamde Arnhem-overleg en het Arnhem-Dusseldorf-overleg.

Waardering: B 1

  1. SER, Advies inzake een selectieve investeringsregeling […], 1973. ^ [1]
  2. Ministerie van EZ, Regio’s zonder grenzen, 1990–1994(Nota) ^ [2]
  3. De huidige organisatie van het Ministerie van Economische Zaken is , o.a. weergegeven in een organogram, te raadplegen op de website: www.ez.nl. ^ [3]
  4. Ministerie van Economische Zaken, Handboek crisisbeheersing EZ (Den Haag 1999) p. 29. ^ [4]
Naar boven