Besluit vaststelling selectielijst neerslag handelingen beleidsterrein Constitutionele [...] 1945 (Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap)

Geraadpleegd op 28-03-2024.
Geldend van 23-06-2007 t/m heden

Besluit vaststelling selectielijst neerslag handelingen beleidsterrein Constitutionele Zaken vanaf 1945 (Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap)

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Gelet op artikel 5, tweede lid, onder b, van de Archiefwet 1995;

De Raad voor Cultuur gehoord (advies van de Raad voor Cultuur van 23 april 2007, arc-2007.03707/4);

Besluit:

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap is belast met de uitvoering van dit besluit dat met de daarbij behorende selectielijst en toelichting in de Staatscourant zal worden geplaatst.

Den Haag, 8 mei 2007

De

Minister

van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
namens deze:
de

algemene rijksarchivaris

,

M.W. van Boven

De

Minister

van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
namens deze:
de

projectdirecteur, Project Wegwerken Archiefachterstanden PWAA

,

A. van der Kooij

Basisselectiedocument

Instrument voor de selectie – ter vernietiging dan wel blijvende bewaring – van de administratieve neerslag van de zorgdragers

Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

Minister van Algemene Zaken

Minister van Buitenlandse Zaken

Minister van Justitie

Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

op het beleidsterrein

CONSTITUTIONELE ZAKEN

1945–

Ontwerp/Versie ter inzage 2007

Lijst van afkortingen

AMvB: algemene maatregel van bestuur (groot KB)

ARA: Algemeen Rijksarchief

AROB: Administratieve Rechtspraak Overheidsbeschikkingen

Art.: artikel

BiZa: Binnenlandse Zaken (ministerie van)

BSD: basisselectiedocument

BW: Burgerlijk Wetboek

BZK: Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties (ministerie van)

b&w: burgemeester en wethouders

CAS: Centrale Archief Selectiedienst

CZW: Stafafdeling Constitutionele Zaken en Wetgeving

CZWI: Stafafdeling Constitutionele Zaken, Wetgeving en Internationale Zaken

DGOB: Directoraat-generaal Openbaar Bestuur

EK: Eerste Kamer (kamerstuk-aanduiding, gevolgd door het vergaderjaar, het kamerstuknummer en het volgnummer binnen het kamerstuk)

EG: Europese Gemeenschap

ESH: Europees Sociaal Handvest

EU: Europese Unie

EVRM: Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden

GBA: Gemeentelijke Basisadministratie

GS: gedeputeerde staten

GW: Grondwet

IVBPR: Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten

IVESCR: Internationaal Verdrag inzake economische, sociale en culturele rechten

iwtr.: inwerkingtreding

KB: koninklijk besluit

MvT: Memorie van Toelichting

NBW: Nieuw Burgerlijk Wetboek

OC&W: Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen (ministerie van)

O&W: Onderwijs en Wetenschappen (ministerie van)

PIVOT: Project Invoering Verkorting Overbrengingstermijn

RAD: Rijksarchiefdienst

RBB: Raad voor het Binnenlands Bestuur

RIO: Rapport Institutioneel Onderzoek

ROB: Raad voor het Openbaar Bestuur

SIBA: Stichting Interkerkelijke Belangenbehartiging Afkoop

Stb.: Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Stcrt.: Nederlandse Staatscourant

SZW: Sociale Zaken en Werkgelegenheid (ministerie van)

TK: Tweede Kamer (kamerstuk-aanduiding, gevolgd door het vergaderjaar, het kamerstuknummer en het volgnummer binnen het kamerstuk)

Trb.: Traktatenblad

VN: Verenigde Naties

VWS: Volksgezondheid, Welzijn en Sport (ministerie van)

Wgr: Wet gemeenschappelijke regeling

WVC: Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur (ministerie van)

1. Verantwoording

1.1 Doel en werking van het Basis Selectiedocument

Een Basis Selectiedocument (BSD) is een bijzondere vorm van een selectielijst. In de regel heeft een BSD niet zozeer betrekking op (alle) archiefbescheiden van één (enkele) organisatie, als wel op het geheel van de bescheiden die de administratieve neerslag vormen van het overheidshandelen op een bepaald beleidsterrein.

Het BSD geldt dus voor de archiefbescheiden van verschillende overheidsorganen (veelal ook diverse zorgdragers), en wel voor zover de desbetreffende actoren op het terrein in kwestie werkzaam zijn (geweest). Dit betekent dat er geen handelingen van particuliere actoren worden opgenomen.

Een BSD wordt normaliter opgesteld op basis van institutioneel onderzoek. In het rapport institutioneel onderzoek (RIO) wordt dan het betreffende beleidsterrein beschreven, evenals de taken en bevoegdheden van de betrokken organen. De handelingen van de overheid op het beleidsterrein staan in het RIO in hun functionele context geplaatst. In het BSD zijn de handelingen overgenomen, alleen nu geordend naar de actor. Bovendien is bij elke handeling aangegeven of de administratieve neerslag hiervan bewaard dan wel vernietigd moet worden.

Door de beleidsterreingerichte benadering komen verschillende aspecten betreffende het beheer van de eigen organisatie van de zorgdrager (personeelsbeleid, financieel beleid, etc.) niet aan bod. Voor het selecteren van de administratieve neerslag die betrekking heeft op de instandhouding en ontwikkeling van de eigen organisaties van overheidsorganen dienen een aantal zogeheten ‘horizontale’ BSD’s. Deze horizontale BSD’s zijn van toepassing op alle organisaties van de rijksoverheid.

Het niveau waarop geselecteerd wordt, is dus niet dat van de stukken zelf, maar dat van de handelingen waarvan die archiefbescheiden de administratieve neerslag vormen. Een BSD is derhalve geen opsomming van (categorieën) stukken, maar een lijst van handelingen van overheidsactoren, waarbij elke handeling is voorzien van een waardering en indien van toepassing een vernietigingstermijn.

1.2 Afbakening van het beleidsterrein

De taken binnen het deelbeleidsterrein van Constitutionele Zaken liggen vooral op de behandeling van constitutionele vraagstukken (zoals staatkundige vernieuwing), het waarborgen van de democratische rechtstaat, de voorbereiding van grondwetsherzieningen en het bewaken van de Grondwet.

Hierbij valt te denken aan het regelen van het kiesrecht, het ontwikkelen van de grondrechten, het regelen van de totstandkoming van wet- en regelgeving, het regelen van de bevoegdheden van de koning, de ministers, de staatsecretarissen, maar ook van de provincies, de gemeenten, de waterschappen en andere openbare lichamen.

De Grondwet speelt hierbij een grote rol, maar ook het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden en de internationale verdragen zoals het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) en het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten (IVBPR) hebben hun invloed op het overheidshandelen van Nederland. Daarnaast zijn er een aantal ongeschreven regels die een rol spelen bij het handhaven van de democratie, zoals de vertrouwensregel, de regel dat het kabinet opstapt als de kamer voor de tweede keer wordt ontbonden en de regel dat de staatssecretaris opstapt als de minister opstapt.

Aangezien de Grondwet en het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden voor een groot deel het raamwerk vormen voor andere wet- en regelgeving zijn veel relaties met andere beleidsterreinen te leggen. Bij het afbakenen van het beleidsterrein bleek dat de scheiding tussen bepaalde beleidsterreinen moeilijk te trekken was. Hierbij valt onder meer te denken aan de beleidsterreinen Wetgeving, Ruimtelijke Ordening, Vreemdelingenbeleid en Sociale verzekeringen.

Het beleidsterrein Constitutionele Zaken heeft raakvlakken met diverse andere beleidsterreinen zoals Vreemdelingenbeleid voor het ministerie van Justitie en Algemeen Wetenschappelijke Beleidsvoorbereiding voor het ministerie van Algemene Zaken.

1.3 Definitie van het beleidsterrein

De Grondwet voor het Koninkrijk der Nederlanden van 1814 is in feite, met talrijke wijzigingen, van kracht gebleven. Belangrijk waren de wijzigingen van 1848, 1917 en 1983.

In 1848 werd de invoering van de ministeriële verantwoordelijkheid en de verruiming van het kiesrecht geregeld, in 1917 werd het algemeen kiesrecht ingevoerd en de financiële gelijkstelling van openbaar en bijzonder onderwijs. De grondwetswijziging van 1983 leidde tot deconstitutionalisering, eigentijds gebruik van de terminologie en systematiek in de terminologie.

1.4 Totstandkoming BSD

Voorafgaand aan het Basisselectiedocument (BSD) is er een institutioneel onderzoek verricht naar de taakontwikkeling van het ministerie in de periode van 1945–1997. Dit leidde tot het opstellen van het rapport institutioneel onderzoek (RIO) Constitutionele Zaken. Dit rapport is verschenen in februari 2000 in de PIVOT reeks onder nummer 068. De auteurs van dit rapport zijn drs. M.C. Windhorst en M. Schaap.

Dit BSD Basis SelectiedocumentConstitutionele Zaken behandelt de periode vanaf 1945. In die jaren was de minister van Binnenlandse Zaken de eerste verantwoordelijke minister voor het beleidsterrein en daarom verantwoordelijk voor het laten opstellen en vaststellen van een BSD.

In 2003 is dit BSD vastgesteld voor de volgende zorgdragers:

Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Minister van Defensie, Minister van Financiën, Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.

In vergelijking met het gepubliceerde RIO zijn in dit BSD minder actoren opgenomen. De Raad van State is buiten beschouwing gelaten omdat dit orgaan beschikt over een eigen BSD. Dit betreft BSD 017 Raad van State, vastgesteld Stcrt. 1996/153.

Tevens zijn de actoren Hoge Raad en Rechtbank buiten beschouwing gelaten. Dit orgaan maakt onderdeel uit van de Rechterlijke macht en beschikt over een eigen BSD. Dit betreft het BSD 124 Rechterlijke macht, vastgesteld Stcrt. 2003/11.

De handelingen voor de Eerste Kamer en Tweede Kamer zijn buiten dit BSD gelaten. Dit geldt ook voor de Bijzondere (kamer)commissie vraagpunten over de staatkundige, bestuurlijke en Staatsrechtelijke vernieuwing (Commissie Deetman). Deze commissie ressorteert onder de Tweede Kamer.

Tevens zijn de Provinciale Organen buiten dit BSD gelaten. Dit zijn: Gedeputeerde Staten, Provinciale Staten en de Commissaris van de Koningin, en Centraal stembureau voor de verkiezing van de leden van Provinciale Staten.

De Geschillencommissie van de Stichting Interkerkelijke Belangenbehartiging Afkoop (SIBA) valt niet onder de Archiefwet, evenals de Stichting Interkerkelijke Belangenbehartiging Afkoop (SIBA). Het advies van de Raad van Cultuur van 8 februari 2001 bevestigt dit gegeven. Daarom zijn handelingen 76, 77 en 78 niet opgenomen in dit BSD.

In een aantal specifieke gevallen voorziet het BSD voor de beleidsterreinen Buitenlandse Zaken en Ontwikkelingssamenwerking voor de periode vanaf 1990. De meeste handelingen voor de actor minister van Buitenlandse Zaken lopen dan ook tot 1990.

Een groot aantal handelingen uit het RIO zijn niet opgenomen in dit BSD. In het RIO Constitutionele Zaken zijn alle handelingen opgenomen die direct grondslag vinden in de Grondwet, ongeacht de beleidsmatige context daarvan. Alleen de handelingen uit het RIO Constitutionele Zaken die niet zijn opgenomen in selectielijsten ten aanzien van de desbetreffende beleidsterreinen zijn in dit BSD gehandhaafd. Door deze aanpak worden er bijvoorbeeld geen handelingen opgenomen in dit BSD voor de minister van Economische Zaken, de minister van Verkeer en Waterstaat en de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer.

Een overzicht van de handelingen die bij nader inzien buiten het bereik van dit BSD vallen, is opgenomen in een bijlage die aan dit BSD is toegevoegd. Hiermee wordt de aanpak voortgezet die ook is gehanteerd bij de vaststelling van het BSD 2003 ten aanzien van enkele secundaire zorgdragers zoals bij het ministerie van Defensie.

2. Selectiedoelstelling

In de productbeschrijving BSD van maart 2004 is de selectiedoelstelling van het Nationaal Archief als volgt verwoord. ‘De doelstelling van het Nationaal Archief bij de selectie van overheidsarchieven is dat de belangrijkste bronnen van de Nederlandse samenleving en cultuur veilig worden gesteld voor blijvende bewaring. Met het te bewaren materiaal moet het mogelijk zijn om een reconstructie te maken van de hoofdlijnen van het handelen van de rijksoverheid ten opzichte van haar omgeving, maar ook van de belangrijkste historisch-maatschappelijke gebeurtenissen en ontwikkelingen, voor zover deze zijn te reconstrueren uit overheidsarchieven.’

Selectiecriteria

Uitgaande van de algemene selectiedoelstelling heeft PIVOT in 1998 een (gewijzigde) lijst van algemene selectiecriteria geformuleerd. Met behulp van die algemene criteria wordt in een BSD een waardering toegekend aan de handelingen die door middel van het institutioneel onderzoek in kaart zijn gebracht.

De algemene selectiecriteria van PIVOT zijn positief geformuleerd; het zijn bewaarcriteria. Is een handeling op grond van een criterium gewaardeerd met B (‘blijvend te bewaren’), dan betekent dit dat de administratieve neerslag van die handeling te zijner tijd geheel dient te worden overgebracht naar het NA.

De neerslag van een handeling die niet aan één van de selectiecriteria voldoet, wordt op termijn vernietigd. De waardering van de desbetreffende handeling luidt dan V (vernietigen), onder vermelding van de periode waarna de vernietiging dient plaats te vinden. De neerslag die uit dergelijke handelingen voortvloeit, is dus niet noodzakelijk geacht voor een reconstructie van het overheidshandelen op hoofdlijnen.

Algemene selectiecriteria

Handelingen die worden gewaardeerd met B(ewaren)

Algemene selectiecriteria

1. Handelingen die betrekking hebben op voorbereiding en bepaling van beleid op hoofdlijnen

Toelichting: Hieronder wordt verstaan agendavorming, het analyseren van informatie, het formuleren van adviezen met het oog op toekomstig beleid, het ontwerpen van beleid of het plannen van dat beleid, evenals het nemen van beslissingen over de inhoud van beleid en terugkoppeling van beleid. Dit omvat het kiezen en specificeren van de doeleinden en de instrumenten.

2. Handelingen die betrekking hebben op evaluatie van beleid op hoofdlijnen

Toelichting: Hieronder wordt verstaan het beschrijven en beoordelen van de inhoud, het proces of de effecten van beleid. Hieronder valt ook het toetsen van en het toezien op beleid. Hieruit worden niet per se consequenties getrokken zoals bij terugkoppeling van beleid.

3. Handelingen die betrekking hebben op verantwoording van beleid op hoofdlijnen aan andere actoren

Toelichting: Hieronder valt tevens het uitbrengen van verslag over beleid op hoofdlijnen aan andere actoren of ter publicatie.

4. Handelingen die betrekking hebben op (her)inrichting van organisaties belast met beleid op hoofdlijnen

Toelichting: Hieronder wordt verstaan het instellen, wijzigen of opheffen van organen, organisaties of onderdelen daarvan.

5. Handelingen die bepalend zijn voor de wijze waarop beleidsuitvoering op hoofdlijnen plaatsvindt

Toelichting: Onder beleidsuitvoering wordt verstaan het toepassen van instrumenten om de gekozen doeleinden te bereiken.

6. Handelingen die betrekking hebben op beleidsuitvoering op hoofdlijnen en direct zijn gerelateerd aan of direct voortvloeien uit voor het Koninkrijk der Nederlanden bijzondere tijdsomstandigheden en incidenten

Toelichting: Bijvoorbeeld in het geval de ministeriële verantwoordelijkheid is opgeheven en/of wanneer er sprake is van oorlogstoestand, staat van beleg of toepassing van noodwetgeving.

Overigens kan, ingevolge artikel 5, onder e, van het Archiefbesluit 1995 neerslag van bepaalde, als te vernietigen gewaardeerde handelingen, betreffende personen en/of gebeurtenissen van bijzonder cultureel of maatschappelijk belang, van vernietiging worden uitgezonderd.

Naast de algemene criteria kunnen er in een BSD, eveneens binnen het kader van de selectiedoelstelling, in overleg met het NA, beleidsterreinspecifieke criteria worden geformuleerd. Deze criteria worden doorlopend genummerd, waarbij wordt aangesloten bij de zes algemene criteria (dus vanaf 7). In dit BSD is geen aanvullend selectiecriterium toegekend.

3. Actorenoverzicht

In deze paragraaf worden de actoren beschreven die in dit BSD zijn opgenomen.

Voor een uitgebreidere beschrijving van de actoren en de besluitvormingsprocessen wordt verwezen naar het rapport institutioneel onderzoek Constitutionele Zaken, verschenen in de PIVOT-reeks onder nummer 068.

A. actoren onder de zorg van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

Commissie wetgeving algemene regels van bestuursrecht (Commissie Scheltema (1983–))

Deze commissie is ingesteld naar KB van 23 augustus 1983, Stb. 1983/417.

De taak van de Commissie wetgeving algemene regels van bestuursrecht is het adviseren van de ministers van Justitie en Binnenlandse Zaken met betrekking tot de wettelijke regeling van bestuursrecht. De voorstellen van de commissie worden zoveel mogelijk gegoten in de vorm van ontwerp-wetsvoorstellen, voorzien van ontwerp-memories van toelichting. (Zie ook bij actoren onder de zorg van de minister van Justitie.)

B. actoren onder de zorg van de minister van Algemene Zaken

Minister van Algemene Zaken

De taak van de minister van Algemene Zaken is het voorbereiden van wet- en regelgeving voortvloeiend uit de Grondwet.

De minister van Algemene Zaken is de eerste ondertekenaar van constitutionele wetgeving ten aanzien van de Koning en het Koninklijk Huis, het reglement van orde voor de ministerraad, de Eerste en Tweede Kamer, de wet openbaarheid van bestuur etc.

C. actoren onder de zorg van de minister van Buitenlandse Zaken

Minister van Buitenlandse Zaken

De taak van de minister van Buitenlandse Zaken is het voorbereiden van wet- en regelgeving voortvloeiend uit de Grondwet; het instellen en organiseren van briefstembureaus bij consulaire vertegenwoordigingen, en het instellen van een commissie voor de mensenrechten.

Voorlopige Adviescommissie Mensenrechten Buitenlands Beleid (1983–1984)

Instelling 27 oktober 1981, Stb. 1981/685, inwerkingtreding 20 april 1983.

De taak van de Voorlopige Adviescommissie Mensenrechten Buitenlands Beleid is het adviseren van de minister van Buitenlandse Zaken of de beide Kamers van de Staten Generaal over Mensenrechten.

Adviescommissie Mensenrechten Buitenlands Beleid (1984–1996)

Instelling: 20 juni 1984, Stb. 1984/311; dit is de opvolger van de Voorlopige Adviescommissie Mensenrechten Buitenlands Beleid.

Opheffing: 20 maart 1996, Stcrt. 1997/3. De commissie werd opgevolgd door de Voorlopige Commissie van advies inzake de rechten van de mens.

De taak van de Adviescommissie Mensenrechten Buitenlands Beleid is het adviseren van de minister van Buitenlandse Zaken of de beide Kamers van de Staten-Generaal over Mensenrechten.

Voorlopige commissie van advies inzake de rechten van de mens (1996–

Instelling: 20 maart 1996, Stcrt. 1997/3; Deze commissie is de opvolger van de Adviescommissie Mensenrechten Buitenlands Beleid.

De taak van de voorlopige commissie van advies inzake de rechten van de mens is het adviseren van de minister van Buitenlandse Zaken of de beide Kamers van de Staten-Generaal over mensenrechten.

D. actoren onder de zorg van de minister van Justitie

Minister van Justitie

De taak van de minister van Justitie is het voorbereiden van wet- en regelgeving voortvloeiend uit de Grondwet (o.a. inzake beperking van grondrechten, toezicht kerkgenootschappen, toelating en uitzending vreemdelingen, rechterlijke organisatie, gratie- en amnestieverlening, burgerlijk recht, strafrecht, Algemene wet bestuursrecht); het doen van mededelingen aan b&w over uitsluiting van het kiesrecht (bij rechterlijk vonnis) t.b.v. de registratie van kiesgerechtigdheid.

Commissie wetgeving algemene regels van bestuursrecht (Commissie Scheltema (1983–))

Deze commissie is ingesteld naar KB van 23 augustus 1983, Stb. 1983/417.

De taak van de Commissie wetgeving algemene regels van bestuursrecht is het adviseren van de ministers van Justitie en Binnenlandse Zaken met betrekking tot de wettelijke regeling van bestuursrecht. De voorstellen van de commissie worden zoveel mogelijk gegoten in de vorm van ontwerp-wetsvoorstellen, voorzien van ontwerp-memories van toelichting.

E. actoren onder zorg van de minister van Onderwijs Cultuur en Wetenschap

Minister van Onderwijs Cultuur en Wetenschap

De taak van de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen is het voorbereiden van wet- en regelgeving, voortvloeiend uit de Grondwet.

4. Vastellingsprocedure

In 2006 is het ontwerp-BSD door de minister van Algemene Zaken, de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, de minister van Buitenlandse Zaken, de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en de minister van Justitie aan de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap aangeboden, waarna deze het ter advisering heeft ingediend bij de Raad voor Cultuur (RvC).

Van het gevoerde driehoeksoverleg over de waarderingen van de handelingen is een verslag gemaakt, dat tegelijk met het BSD naar de RvC is verstuurd.

Vanaf 1 maart 2007 lag de selectielijst gedurende acht weken ter publieke inzage bij de registratiebalie van het Nationaal Archief evenals in de bibliotheken van genoemde ministeries en bij de rijksarchieven in de provincie / regionaal historische centra, hetgeen was aangekondigd in de Staatscourant en in het Archievenblad.

Op 23 april 2007 bracht de RvC advies uit (arc-2007.03707/4), hetwelk geen aanleiding heeft gegeven tot wijzigingen in de ontwerp-selectielijst.

5. Leeswijzer

De selectielijst is primair ingedeeld naar zorgdrager en secundair naar actor. De tertiaire indeling is de volgorde van de handelingen Tussen de handelingen treft u bij de actor Minister van Financiën de titels van de hoofdstukken uit het RIO. Dit is gedaan om het opzoeken van de handelingen van de grootste en eerstverantwoordelijke actor op dit beleidsterrein in de aanvulling op het RIO te vergemakkelijken.

Handelingenblokken

De handelingen zijn verwerkt in uniek genummerde gegevensblokken die als volgt zijn opgebouwd:

Handelingnr.: Dit is het volgnummer van de handeling. Dit nummer is overgenomen uit het RIO.

Handeling: Dit is een complex van activiteiten die een actor verricht ter vervulling van een taak of op grond van een bevoegdheid. In de praktijk komt een handeling meestal overeen met een procedure of een werkproces.

Periode: Hier staat het tijdvak vermeld gedurende welke jaren de handeling is verricht. Wanneer er geen eindjaar staat vermeld wordt de handeling nog steeds uitgevoerd.

Grondslag: Dit is de wettelijke basis op grond waarvan de actor de handeling verricht.

Vermeld worden:

de naam (citeertitel) van de wet, de Algemene Maatregel van Bestuur, het Koninklijk Besluit of de ministeriële regeling;

het betreffende artikel en lid daarvan;

de vindplaats, dwz. de vermelding van Staatsblad of Staatscourant;

wijzigingen in de grondslag en het vervallen hiervan.

Wanneer er geen wettelijke grondslag voor een handeling bestaat, kan de bron worden genoemd waarin de betreffende handeling staat vermeld.

Product: Waar mogelijk wordt hier vermeld welke documenten uit de handeling zijn voortgekomen.

Opmerking: Deze aanvullende informatie wordt slechts vermeld wanneer de strekking van de handeling toelichting behoeft.

Waardering: Waardering van de handeling in B (bewaren) of V (vernietigen).

Indien vernietigen, dan vermelding van de vernietigingstermijn.

Indien bewaren, dan vermelding van het gehanteerde selectiecriterium.

Eventueel een nadere toelichting op de waardering.

De ‘B’ staat voor bewaren, ofwel: het na afloop van de overbrengingstermijn krachtens de Archiefwet 1995 overdragen aan de Rijksarchiefdienst. De ‘V’ staat voor vernietigen na afloop van de aangegeven termijn. Achter de ‘B’ of ‘V’ is aangegeven welk selectiecriterium, zoals geformuleerd in de inleiding, is toegepast.

Selectielijsten

A. Actoren onder de zorg van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

Actor: Commissie wetgeving algemene regels van bestuursrecht (Commissie Scheltema).

206.

handeling: het mede voorbereiden van een wet over algemene regels van bestuursrecht

periode: 1983–

bron: L. van der Poelgeest

product: Algemene wet bestuursrecht, Stb. 1994/1

opmerkingen: Zie ook het RIO ‘So many laws argue so many sins’ (PIVOT rapport nr. 12).

waardering: B (1)

B. Actoren onder de zorg van de Minister van Algemene Zaken

Actor: de Minister-president/Algemene Zaken

De Koning

107.

handeling: het voordragen van een wet waarin aan de Koning of zijn mogelijke erfopvolgers toestemming voor diens huwelijk wordt verleend

periode: 1945–

grondslag: Grondwet 1938/1946/1948/1953/1956/1963/1972, art. 17;

Grondwet 1983/1987/1995, art. 28.1

opmerkingen: De Staten-Generaal beraadslagen in verenigde vergadering over een dergelijke wet.

Zie ook handeling 108 van de minister van Binnenlandse Zaken.

waardering: B (1)

109.

handeling: het voordragen van een wet over de uitsluiting van één of meer personen van de erfopvolging van de Kroon

periode: 1983–

grondslag: Grondwet 1983/1987/1995, art. 29.1

opmerkingen: Voorwaarde voor de indiening van een dergelijk wetsontwerp zal zijn, dat er uitzonderlijke omstandigheden aanwezig zijn, die tot een onmiddellijke voorziening nopen.

Een wetsvoorstel van deze strekking wordt door de Staten-Generaal in verenigde vergadering besproken en moet met minstens tweederde van de uitgebrachte stemmen worden aangenomen.

waardering: B (1)

111.

handeling: het voordragen van een wet over de benoeming van een opvolger voor de Koning

periode: 1945–

grondslag: Grondwet 1938/1946/1948/1953/1956/1963/1972, art. 18;

Grondwet 1983/1987/1995, art. 30.1

opmerkingen: Na de indiening van het voorstel worden de Kamers ontbonden. De nieuwe Kamers beraadslagen en besluiten in verenigde vergadering. Aannemen van het voorstel kan slechts met minstens tweederde van het aantal uitgebrachte stemmen.

Wanneer bij overlijden of troonsafstand van de Koning geen erfopvolger beschikbaar is en ook nog geen andere opvolger is voorgedragen en aangewezen, worden de Kamers ontbonden. De nieuwe Kamers komen binnen 4 maanden na het vacant komen van het Koningschap in verenigde vergadering bijeen om over de benoeming van een Koning te besluiten. Ook hiervoor is een tweederde meerderheid vereist. De Grondwet schrijft niet dwingend voor dát er een opvolger benoemd móet worden.

waardering: B (1)

114.

handeling: het voordragen van een wet over de voogdij over de minderjarige Koning

periode: 1945–

grondslag: Grondwet 1938/1946/1948/1953/1956/1963/1972, art. 32–34;

Grondwet 1983/1987/1995, art. 34

product: Wet houdende benoeming van een voogd en regeling van de voogdij over de minderjarige Koning, Stb. 1981/381

opmerkingen: Het product van deze handeling wordt verder uitgewerkt in RIO Driemaal ’s Raads Recht (PIVOT-rapport nr. 17).

waardering: B (1)

117.

handeling: het voordragen en/of vaststellen van regelgeving over het toezicht over de persoon van de Koning indien hij buiten staat is verklaard het koninklijk gezag uit te oefenen

periode: 1945–

grondslag: Grondwet 1938/1946/1948/1953/1956/1963/1972, art. 35;

Grondwet 1983/1987/1995, art. 35.4

opmerkingen: Handelingen van de Raad van State zijn ook opgenomen in RIO Driemaal’s Raads Recht (PIVOT-rapport nr. 17), pag. 75.

waardering: B (1)

119.

handeling: het voordragen van een wet of KB waarbij wordt verklaard dat de Koning weer in staat is het koninklijk gezag uit te oefenen

periode: 1983–

grondslag: Grondwet 1983/1987/1995, art. 35.3

opmerkingen: Handelingen van de Raad van State zijn ook opgenomen in RIO Driemaal ’s Raads Recht (PIVOT-rapport nr. 17), pag. 75.

Vóór 1983 kon de Koning in zijn gezag worden hersteld door een verklaring van de verenigde vergadering van de Staten-Generaal, op de manier zoals Grondwet 1938/1946/1948/1953/1956/1963/1972, art. 48–50 voorschrijft.

Vanaf 1983 wordt dit in een wet geregeld. Ook dan beraadslagen en besluiten de Staten-Generaal ter zake in verenigde vergadering.

waardering: B (1)

121.

handeling: het voordragen van een wet of KB over het tijdelijk neerleggen en hervatten door de Koning van de uitoefening van het koninklijk gezag

periode: 1945–

grondslag: Grondwet 1938/1946/1948/1953/1956/1963/1972, art. 43;

Grondwet 1983/1987/1995, art. 36

opmerkingen: Zolang niet in de uitoefening van het Koninklijk gezag is voorzien, wordt dit uitgeoefend door de Raad van State. Zie ook het RIO Driemaal ’s Raads Recht (PIVOT-rapport nr.17) pag. 76.

De Staten-Generaal beraadslagen en besluiten ter zake in verenigde vergadering.

Het recht van initiatief tot het doen van een dergelijk voorstel door de Staten-Generaal is uitgesloten.

waardering: B (1)

123.

handeling: het voordragen van een wet over het regentschap

periode: 1945–

grondslag: Grondwet 1938/1946/1948/1953/1956/1963/1972/1983/1987/1995, art. 37

product: Rijkswet houdende benoeming van een Regent voor het geval van erfopvolging door de troonopvolger die niet de leeftijd heeft bereikt waarop hij ingevolge de Grondwet kan aanvangen het Koninklijk gezag uit te oefenen, Stb. 1981/382

opmerkingen: Zie ook het RIO Driemaal ’s Raads Recht (PIVOT-rapport nr.17) pag. 76. De Staten-Generaal beraadslagen en besluiten ter zake in verenigde vergadering.

waardering: B (1)

125.

handeling: het voordragen van een wet over het lidmaatschap van het Koninklijk Huis

periode: 1972–

grondslag: Grondwet 1972, art. 21 a;

Grondwet 1983/1987/1995, art. 39

product: Wet lidmaatschap Koninklijk Huis, Stb. 1985/578

opmerkingen: Het recht van initiatief tot het doen van een dergelijk voorstel door de Staten-Generaal is uitgesloten.

waardering: B (1)

127.

handeling: het voordragen van een wet over uitkeringen ten laste van het Rijk aan de Koning en andere leden van het Koninklijk Huis

periode: 1945–

grondslag: Grondwet 1938/1946/1948/1953/1956/1963, art. 30;

Grondwet 1972, art 22, add. art. VIII;

Grondwet 1983/1987/1995, art. 40.1

product: Wet houdende regeling van het financieel statuut van het Koninklijk Huis, Stb. 1985/701

opmerkingen: Het recht van initiatief tot het doen van een dergelijk voorstel door de Staten-Generaal is uitgesloten.

Vóór 1972 regelde de tweede afdeling van de Grondwet de uitkeringen aan het Koninklijk Huis en ook de hoogte van die uitkeringen. De in de Grondwet genoemde bedragen konden echter wel bij wet worden gewijzigd. De Staten-Generaal moesten daarover met tenminste tweederde meerderheid beslissen.

Vanaf 1972 beraadslagen en besluiten de Staten-Generaal ter zake in verenigde vergadering.

waardering: B (1)

130.

handeling: het voordragen van een wet over belastingvrijdom voor de Koning en andere leden van het Koninklijk Huis

periode: 1972–

grondslag: Grondwet 1972, art. 22;

Grondwet 1983/1987/1995, art. 40.2

opmerkingen: De Staten-Generaal beraadslagen en besluiten ter zake in verenigde vergadering.

waardering: B (1)

133.

handeling: het, samen met de minister van Binnenlandse Zaken, adviseren van de Kroon over de (rechtspositionele aspecten van de) hofhouding

periode: 1945–

bron: L. van Poelgeest

opmerkingen: Het gaat hier om de interpretatie van art. 41 van de Grondwet.

waardering: B (1)

135.

handeling: het, samen met de ministers van Binnenlandse Zaken en Justitie, voordragen voor verlening bij KB van namen en titels aan leden van het koninklijk huis

periode: 1945–

bron: L. van Poelgeest

waardering: B (5)

Ministers

138.

handeling: het voordragen bij KB voor benoeming en ontslag bij KB van een minister-president, een minister of een staatssecretaris

periode: 1945–

grondslag: Grondwet 1938/1946/1948, art. 79;

Grondwet 1953/1956/1963/1972, art. 86.2;

Grondwet 1983/1987/1995, art. 43, 44.2 en 46

waardering: B (5)

139.

handeling: het voordragen bij KB van de instelling of taakwijziging van een ministerie

periode: 1945–

grondslag: Grondwet 1938/1946/1948, art. 79;

Grondwet 1953/1956/1963/1972, art. 86.1;

Grondwet 1983/1987/1995, art. 44.1

product: onder andere:

KB, houdende herindeling van een aantal departementale taken, Stb. 1982/613

waardering: B (5)

140.

handeling: het, samen met de minister van Binnenlandse Zaken, voorbereiden van en adviseren over het beleid ten aanzien van de aanstelling van minister zonder portefeuille en staatssecretaris

periode: 1945–

bron: Grondwet 1938/1946/1948, art. 79;

Grondwet 1953/1956/1963/1972, art. 86.2;

Grondwet 1983/1987/1995, art. 44.2, 46.1

product: Wet houdende nadere voorzieningen in verband met de invoering van de ambten van minister zonder portefeuille en van staatssecretaris, Stb. 1951/24, gewijzigd bij wetten van 14 januari 1954, Stb. 1954/4 en van 1 augustus 1956, Stb. 1956/455

waardering: B (1)

Staten-Generaal

146.

handeling: het, samen met de minister van Binnenlandse Zaken, voordragen van een KB over ontbinding van de Eerste Kamer (tot 1996) en de Tweede Kamer

periode: 1983–

grondslag: Grondwet 1983/1987/1995, art. 64

waardering: B (1)

148.

handeling: het, samen met de minister van Binnenlandse Zaken, adviseren over het Reglement van Orde van de Eerste en Tweede Kamer

periode: 1945–

bron: L. van Poelgeest

waardering: B (5)

Constitutionele wetgeving met betrekking tot verdediging, oorlogswetgeving en noodwetgeving

Defensie

170.

handeling: het voordragen van een KB tot een oorlogsverklaring alsmede het beëindigen van een oorlog van het Koninkrijk

periode: 1945–

grondslag: Grondwet 1938/1946/1948, art. 59;

Grondwet 1953/1956/1963/1972, art. 59;

Grondwet 1983/1987/1995, art 96.1

opmerkingen: Het vragen van toestemming van de Staten-Generaal ter zake wordt beschouwd als activiteit onder deze handeling.

waardering: B (6)

171.

handeling: het aan ingezetenen die geen Nederlander zijn opleggen van de plicht de onafhankelijkheid en het grondgebied van het Koninkrijk te verdedigen

periode: 1945–

grondslag: Grondwet 1938/1946/1948, art. 187;

Grondwet 1953/1956/1963/1972, art. 194;

Grondwet 1983/1987/1995, art. 97.2

waardering: B (6)

Noodwetgeving

188.

handeling: het voordragen van een wet over de gevallen waarin een uitzonderingstoestand kan worden afgekondigd en het regelen van de daaruit ontstane gevolgen

grondslag: Grondwet 1948, art. 196;

Grondwet 1953/1956/1963/1972, art. 203;

Grondwet 1983/1987/1995, art. 103.1

product: Oorlogswet voor Nederland, Stb. 1964/337

Oorlogswet voor Nederland, Stb. 1996/368

Wet buitengewone bevoegdheden burgerlijk gezag, Stb. 1952/361

Wet buitengewone bevoegdheden burgerlijk gezag, Stb. 1996/367

Coördinatiewet uitzonderingstoestanden, Stb. 1996/365

periode: 1948–

waardering: B (6)

189.

handeling: het voordragen van een wet tot het afkondigen of opheffen van een uitzonderingstoestand

periode: 1948–

grondslag: Grondwet 1938/1946/1948, art. 195;

Grondwet 1953/1956/1963/1972, art. 202;

Grondwet 1983/1987/1995, art. 103.1;

waardering: B (6)

190.

handeling: het voordragen van een KB tot afkondiging of opheffing van een beperkte of algemene noodtoestand

periode: 1996–

grondslag: Coördinatiewet uitzonderingstoestanden, Stb. 1996/365

waardering: B (6)

191.

handeling: het voordragen van een KB tot toepassing van noodbevoegdheden gedurende de algemene of beperkte noodtoestand

periode: 1996–

grondslag: Coördinatiewet uitzonderingstoestanden, Stb.1996/365

waardering: B (6)

Heerlijke rechten

216.

handeling: het voordragen van een wet over de opheffing van heerlijke rechten en de schadeloosstelling daarvoor t.b.v. de rechthebbenden

periode: 1945–1983

grondslag: Grondwet 1938/1946/1948/1953/1956/1963/1972, add. art. I

opmerkingen: Bij de grondwetswijziging van 1983 is additioneel artikel I vervallen. De reden hiervoor was dat diverse heerlijke rechten waar dit artikel naar verwees al eerder waren afgeschaft en derhalve geen specifieke vermelding noodzakelijk was. Het recht waar deze handeling naar verwijst kan ook worden opgeheven zonder dat een specifieke bepaling in de Grondwet staat.

waardering: B (1)

Hoge colleges van staat

226.

handeling: het voordragen van een wet over de berechting door de Hoge Raad voor het plegen van een ambtsmisdrijf door ambtenaren en leden van Hoge Colleges van Staat

periode: 1945–1983

grondslag: Grondwet 1938/1946/1948, art. 171;

Grondwet 1953/1956/1963/1972, art. 178

opmerkingen: Er is nog nooit een ambtenaar of lid van een van de Hoge Colleges van Staat vervolgd wegens een ambtsmisdrijf.

waardering: B (1)

C. Actoren onder de zorg van de Minister van Buitenlandse Zaken

Actor: minister van Buitenlandse Zaken

28.

handeling: het instellen van een commissie op het terrein van de mensenrechten

periode: 1945–1990

product: Instellingsregeling (Voorlopige) Adviescommissie Mensenrechten Buitenlands Beleid, 27 oktober 1981, Stb. 1981/685 inwerkingtreding 20 april 1983 (voorlopige commissie), 20 juni 1984, Stb. 1984/311 (definitieve adviescommissie)

Instellingsregeling van de Voorlopige commissie van advies inzake de rechten van de mens, Stcrt. 1997/3

opmerking: Vanaf 1990 is het nog te verschijnen BSD met betrekking tot de beleidsterreinen Buitenlandse Zaken en Ontwikkelingssamenwerking van toepassing.

waardering: B (4)

41.

handeling: het voordragen van een wet over het benoemen van vreemdelingen in openbare dienst

periode: 1945–1990

grondslag: Grondwet 1938/1946/1948/1953/1956/1963/1972, art. 5

product: Wet van 14 juli 1858, regelende de benoembaarheid van vreemdelingen in landsbedieningen, Stb. 1858/46

opmerking: Artikel 3 van de Grondwet 1983/1987 schrijft geen regeling bij wet meer voor t.a.v. de benoembaarheid van vreemdelingen. Het positief geformuleerde deel van dit grondrecht (benoembaarheid op gelijke voet voor Nederlanders) kent geen product en bevat daarom ook geen handeling.

Vanaf 1990 is het nog te verschijnen BSD met betrekking tot de beleidsterreinen Buitenlandse Zaken en Ontwikkelingssamenwerking van toepassing.

waardering: B (1)

87.

handeling: het, samen met de minister van Binnenlandse Zaken, bekendmaken welke gebouwen van welke volkenrechtelijke organisaties onder bescherming van de Staat der Nederlanden vallen

periode: 1988–

grondslag: Wet openbare manifestaties, 20 april 1988, Stb. 1988/157, art. 9

opmerkingen: Op basis van de Wet openbare manifestaties kunnen dergelijke gebouwen tijdens openbare manifestaties door ingrijpen van de burgemeester beschermd worden tegen gedragingen die het functioneren van de instelling kunnen aantasten.

waardering: B (5)

Hoofdlijnen totstandkomen van wet- en regelgeving

163.

handeling: het, samen met de minister van Binnenlandse Zaken, voordragen van een wet over (de wijze van) verlening van goedkeuring door de Staten-Generaal voor het sluiten of ontbinden van verdragen

periode: 1983–1990

grondslag: Grondwet 1983/1987, art. 91.1, 91.2;

Grondwet 1972, art. 61, 62 en 64;

Grondwet 1983/1987/1995, art. 91

product: Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen, Stb. 1994/542

opmerking: De Grondwet 1972, werkte zelf al in de artikelen 60 tot en met 64 uit in welke gevallen uitdrukkelijke goedkeuring van de Staten-Generaal al dan niet vereist was. Add. art. XXI van de Grondwet 1987 bepaalde althans dat de artikelen 61, 62 en 64 van de Grondwet 1972 van kracht waren en bleven totdat de in art. 91 bedoelde voorziening werd getroffen. In 1994 is hiervoor de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen gekomen.

Vanaf 1990 is het nog te verschijnen BSD met betrekking tot de beleidsterreinen Buitenlandse Zaken en Ontwikkelingssamenwerking van toepassing.

waardering: B (1)

165.

handeling: het voordragen van een wet waardoor de Staten-Generaal uitdrukkelijk goedkeuring verlenen aan het sluiten of ontbinden van een verdrag

periode: 1956–1990

grondslag: Grondwet 1938/1948, art. 60;

Grondwet 1956/1963/1972, art. 61;

Grondwet 1983/1987/1995, art. 91

product: onder andere:

Goedkeuringswet van het Verdrag tot oprichting van de Europese Defensie Gemeenschap, Stb. 1954/25

Rijkswet tot goedkeuring van het op 15 augustus te New York gesloten verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Indonesië inzake Westelijk Nieuw Guinea, Stb. 1962/363

opmerking: Vanaf 1990 is het nog te verschijnen BSD met betrekking tot de beleidsterreinen Buitenlandse Zaken en Ontwikkelingssamenwerking van toepassing.

waardering: B (1)

166.

handeling: het, samen met de minister van Binnenlandse Zaken, voordragen van een wet over de bekendmaking van verdragen en besluiten van volkenrechtelijke organisaties

periode: 1953–1990

grondslag: Grondwet 1953, art. 66;

Grondwet 1956/1963/1972, art. 65;

Grondwet 1983/1987/1995, art. 95

product: Rijkswet houdende regeling inzake de bekendmaking van internationale overeenkomsten en besluiten van volkenrechtelijke organisaties, Stb. 1961/207, (inwerkingtreding KB 29 mei 1968, Stb. 1968/253, per 1 juli 1969)

Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen, Stb. 1994/542

opmerking: Vanaf 1990 is het nog te verschijnen BSD met betrekking tot de beleidsterreinen Buitenlandse Zaken en Ontwikkelingssamenwerking van toepassing.

waardering: B (1)

341.

handeling: het doorzenden aan een Europese lidstaat van een verklaring van een college van b&w ten aanzien van de registratie van de kiesgerechtigdheid voor de Europese verkiezingen in Nederland van een in een andere Europese lidstaat woonachtige Nederlander, die daarmee afziet aan deelname aan de Europese verkiezingen in het land waar hij woont

periode: 1989–1994

grondslag: Wet Europese Verkiezingen, 25 oktober 1989, Stb. 1989/480, art. 6.3;

Kieswet, 28 september 1989, Stb. 1989/423, zoals gewijzigd bij wet van 28 januari 1993, Stb. 1993/75, art. Y 6.3

opmerkingen: De wet van 25 september 1985, Stb. 1985/527 bepaalt expliciet dat niet in twee verschillende lidstaten aan de verkiezingen voor het Europese Parlement kan worden deelgenomen, maar niet hoe dat gewaarborgd kan worden. In het KB van 30 september 1985, Stb.1985/529, waarbij het Besluit EV wordt gewijzigd, wordt wel geregeld dat op het bestaande modelformulier D 2-1 een verklaring wordt opgenomen dat de betreffende kiezer niet tevens in de lidstaat waar hij of zij ingezetene is, aan de EP-verkiezingen zal deelnemen.

Met ingang van 1994 kan elke EU-onderdaan die in een andere lidstaat verblijft dan waarvan hij onderdaan is kiezen of hij in zijn eigen lidstaat dan wel in de lidstaat van verblijf aan de verkiezingen deelneemt.

waardering: V 5 jaar

Actor: Voorlopige Adviescommissie Mensenrechten Buitenlands Beleid (1983–1984)

29.

handeling: het adviseren van de minister van Buitenlandse Zaken of de beide Kamers van de Staten-Generaal inzake mensenrechten

periode: 1983–1984

grondslag: Instellingsbesluit Voorlopige Adviescommissie Mensenrechten Buitenlands Beleid, 27 oktober 1981, Stb. 1981/685, inwerkingtreding 20 april 1983

waardering: B (1)

Actor: Adviescommissie Mensenrechten Buitenlands Beleid (1984–1996)

30.

handeling: het adviseren van de minister van Buitenlandse Zaken of de beide Kamers van de Staten-Generaal inzake mensenrechten

periode: 1984–1996

grondslag: Wet adviescommissie mensenrechten buitenlands beleid, Stb. 1984/311

waardering: B (1)

Actor: Voorlopige commissie van advies inzake de rechten van de mens

31.

handeling: het adviseren van de minister van Buitenlandse Zaken of de beide Kamers van de Staten-Generaal inzake mensenrechten

periode: 1997–

grondslag: Instellingsregeling van de Voorlopige commissie van advies inzake de rechten van de mens, 20 december 1996, Stcrt. 1997/3

waardering: B (1)

D. Actoren onder de zorg van de minister van Justitie

Actor: de minister van Justitie

Gelijke behandeling

33.

handeling: het mede voordragen van een wet over non-discriminatie naar ras en geslacht

periode: 1945–

grondslag: Grondwet 1938/1946/1948/1953/1956/1963/1972, art. 4;

Grondwet 1983/1987/1995, art. 1

product: Wet gelijke behandeling van mannen en vrouwen, Stb. 1980/86

Algemene wet gelijke behandeling, Stb. 1994/230

waardering: B (1)

Nederlanderschap en vreemdelingschap

37.

handeling: het voordragen van een wet of een AMvB over Nederlanderschap

periode: 1945–

grondslag: Grondwet 1938/1946/1948/1953/1956/1963/1972, art. 6;

Grondwet 1983/1987/1995, art. 2.1

product: onder andere:

Wet op het Nederlanderschap en het ingezetenenschap, Stb. 1892/268

Wet op het Nederlands onderdaanschap van niet-Nederlanders, Stb. 1910/55

Wet houdende voorziening ter wegneming van staatloosheid, Stb. 1953/363

Rijkswet op het Nederlanderschap, Stb. 1984/628

opmerkingen: De producten van deze handeling zijn uitgewerkt in het RIO nr. 11 Nationaliteiten. Een onderzoek naar actoren en handelingen op het terrein van de nationaliteitsaangelegenheden (Den Haag 1994).

waardering: B (1)

38.

handeling: het voordragen van een wet of een AMvB over toelating en uitzetting van vreemdelingen

periode: 1945–

grondslag: Grondwet 1938/1946/1948/1953/1956/1963/1972, art. 4.2;

Grondwet 1983/1987/1995, art. 2.2

product: Vreemdelingenwet, Stb. 1849/38

Vreemdelingenwet, Stb. 1965/40

Besluit tot uitvoering van de Vreemdelingenwet, Stb. 1966/387

opmerkingen: Zie ook het RIO De toelating van vreemdelingen (PIVOT-rapport nr. 23).

waardering: B (1)

39.

handeling: het voordragen van een wet over uitlevering

periode: 1945–

grondslag: Grondwet 1938/1948/1953/1956/1963/1972, art. 4.2;

Grondwet 1983/1987/1995, art. 2.3

product: onder andere:

Wet tot regeling der algemene voorwaarden op welke, ten aanzien van de uitlevering van vreemdelingen, verdragen met vreemde mogendheden kunnen worden gesloten, Stb. 1875/66

Wet tot overlevering inzake oorlogsmisdrijven, Stb. 1954/215

Uitleveringswet, Stb. 1967/139

Goedkeuringswet Europees Verdrag betreffende uitlevering, Stb. 1967/141

Goedkeuringswet Verdrag tussen Koninkrijk der Nederlanden en Australië inzake

uitlevering, Stb. 1987/357

Goedkeuringswet Verdrag tussen Koninkrijk der Nederlanden en Canada inzake uitlevering, Stb. 1991/298

waardering: B (1)

Vrijheid van godsdienst en levensovertuiging

44.

handeling: het voorbereiden van een KB ter goedkeuring van een reglement van een kerkgenootschap met betrekking tot organisatie en bestuur

periode: 1945–1988

grondslag: Wet tot regeling van het toezicht op de onderscheidene kerkgenootschappen, Stb. 1853/102, art. 1, ingetrokken 1988

waardering: B (5)

45.

handeling: het voorbereiden van een KB ter goedkeuring van het aanstellen van een niet-Nederlander tot de kerkelijke bediening

periode: 1945–1971

grondslag: Wet tot regeling van het toezicht op de onderscheidene kerkgenootschappen, Stb. 1853/102, art. 2, zoals gewijzigd bij wet van 8 april 1971, Stb. 1971/213

waardering: V 10 jaar

46.

handeling: het voorbereiden van een KB ter goedkeuring van de vestigingsplaats van een synodale vergadering of een ander kerkelijk bestuursorgaan

periode: 1945–1988

grondslag: Wet tot regeling van het toezicht op de onderscheidene kerkgenootschappen, Stb. 1853/102, art. 5, ingetrokken 1988

waardering: V 10 jaar

Recht tot vereniging

82.

handeling: het voordragen van een wet over beperking van het recht tot vereniging

periode: 1945–

grondslag: Grondwet 1938/1946/1948/1953/1956/1963/1972, art. 9;

Grondwet 1983/1987/1995, art. 8

product: Wet tot regeling en beperking der uitoefening van het regt van vereeniging en vergadering, Stb. 1855/32

opmerkingen: Bepalingen van deze strekking zijn deels ook te vinden in het wetboek van Strafrecht en in het Burgerlijk Wetboek (Boek 2).

Zie ook het nog te verschijnen RIO op het beleidsterrein privaatrecht.

waardering: B (1)

Recht tot betoging en vergadering

83.

handeling: het voordragen en/of vaststellen van regelgeving over regulering van het recht tot vergadering en betoging

periode: 1945–

grondslag: Grondwet 1938/1946/1948/1953/1956/1963/1972/1983/1987/1995, art. 9

product: Wet tot regeling en beperking der uitoefening van het regt van vereeniging en vergadering, Stb. 1855/32

opmerkingen: Zie ook het nog te verschijnen RIO op het beleidsterrein privaatrecht.

waardering: B (1)

Huisrecht

91.

handeling: het voordragen van een wet of een AMvB over het binnentreden van een woning tegen de wil van de bewoner

periode: 1945–

grondslag: Grondwet 1938/1946/1948, art. 165;

Grondwet 1953/1956/1963/1972, art. 172;

Grondwet 1983/1987/1995, art. 12

product: Algemene wet op het binnentreden, Stb. 1994/572

opmerkingen: Internationale verdragen en EG-richtlijnen vormen feitelijk weer de grondslag en van dit grondrecht: art. 8 EVRM en art. 17 IVBPR.

waardering: B (1)

De Koning

116.

handeling: het mede-voorbereiden van een wet over de voogdij over de minderjarige Koning periode 1945–

grondslag: Grondwet 1938/1946/1948/1953/1956/1963/1972, art. 32–34;

Grondwet 1983/1987/1995, art. 34

product: Wet houdende benoeming van een voogd en regeling van de voogdij over de minderjarige Koning, Stb. 1981/381

opmerkingen: Het product van deze handeling wordt verder uitgewerkt in RIO Driemaal ’s Raads Recht (PIVOT-rapport nr. 17).

waardering: B (1)

137.

handeling: het, samen met de ministers van Algemene Zaken en Binnenlandse Zaken, voordragen voor verlening bij KB van namen en titels aan leden van het koninklijk huis

periode: 1945–

bron: L. van Poelgeest

waardering: B (5)

Rechtsbescherming

198.

handeling: het voordragen van een wetboek over het burgerlijk recht

periode: 1945–

grondslag: Grondwet 1938/1946/1948, art. 157;

Grondwet 1953/1956/1963/1972, art. 164;

Grondwet 1983/1987/1995, art. 107.1

product: Burgerlijk Wetboek, Stb. 1838/12, laatstelijk gewijzigd 19 februari 1998, Stb. 1998/107

waardering: B (1)

199.

handeling: het, samen met de minister van Binnenlandse Zaken, voordragen van een wetboek over het strafrecht

periode: 1945–

grondslag: Grondwet 1938/1946/1948, art. 157;

Grondwet 1953/1956/1963/1972, art. 164;

Grondwet 1983/1987/1995, art. 107.1

product: Wetboek van Strafrecht, Stb. 1881/35, Iwtr. 15 april 1886, Stb. 1886/64

opmerkingen: Met het strafrecht, bedoeld in het codificatieartikel, wordt bedoeld het strafrecht zoals dat bij nationale wet is vastgesteld en overal in het land gelijkelijk verbindende kracht bezit. Daarnaast bestaan er echter talloze gemeentelijke en provinciale strafbepalingen. De bevoegdheid van provincies en gemeenten in deze, begrensd door artikel 87 van de Provinciewet en artikel 195 van de Gemeentewet, vloeit voort uit het principe dat in een gedecentraliseerde eenheidsstaat als Nederland de lagere overheden verordenende bevoegdheid bezitten.

waardering: B (1)

201.

handeling: het voordragen van een wetboek over het burgerlijk procesrecht

periode: 1945–

grondslag: Grondwet 1938/1946/1948, art. 157;

Grondwet 1953/1956/1963/1972, art. 164;

Grondwet 1983/1987/1995, art. 107.1

product: Wetboek van burgerlijke rechtsvordering, Stb. 1838/12

waardering: B (1)

202.

handeling: het, samen met de minister van Binnenlandse Zaken, voordragen van een wetboek over het strafprocesrecht

periode: 1945–

grondslag: Grondwet 1938/1946/1948, art. 157;

Grondwet 1953/1956/1963/1972, art. 164;

Grondwet 1983/1987/1995, art. 107.1

product: Wetboek van strafvordering, Stb. 1921/14

waardering: B (1)

207.

handeling: het, samen met de minister van Binnenlandse Zaken, voordragen van een wet of AMvB over de manier waarop geschillen ten aanzien van competentie worden beslist tussen administratief en rechterlijk apparaat

periode: 1945–1983

grondslag: Grondwet 1938/1946/1948, art. 163;

Grondwet 1953/1956/1963/1972, art. 170.2

product: Wet Administratieve rechtspraak overheidsbeschikkingen, Stb. 1975/284

Tijdelijke Wet Kroongeschillen, Stb. 1987/317

waardering: B (1)

219.

handeling: het voordragen van een wet over de berechting van geschillen ten aanzien van niet-burgerlijke rechtsbetrekkingen door niet tot de rechterlijke macht behorende gerechten

periode: 1945–

grondslag: Grondwet 1938/1946/1948, art. 161;

Grondwet 1953/1956/1963/1972, art. 168

Grondwet 1983/1987/1995, art. 112.2

opmerkingen: Tot de inwerkingtreding van de Grondwet 1983 werden de administratieve rechters gezien als niet behorend tot de rechterlijke macht. Regelgeving over de competentie en werkwijze van administratieve rechters valt dus tot 1983 onder deze handeling. Na 1983 beperkt zich deze handeling tot bestuursrechtelijke colleges zoals de Centrale Raad van Beroep, het College van Beroep voor het Bedrijfsleven en de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State. De handelingen van bestuursrechters (voorheen meestal administratieve rechters genoemd) die wel onder de rechterlijke macht behoren vallen onder handeling 220.

waardering: B (1)

220.

handeling: het voordragen van een wet over de berechting van geschillen ten aanzien van niet-burgerlijke rechtsbetrekkingen door tot de rechterlijke macht behorende gerechten periode 1945–

grondslag: Grondwet 1938/1946/1948, art. 161;

Grondwet 1953/1956/1963/1972, art. 168;

Grondwet 1983/1987/1995, art. 112.2

opmerkingen: Zie handeling 219.

waardering: B (1)

222.

handeling: het voordragen van een wet over afwijkende regels voor berechting buiten Nederland en voor het oorlogsstrafrecht

periode: 1983–

grondslag: Grondwet 1983/1987/1995, art. 113.4

product: Wet Oorlogsstrafrecht, Stb. 1964/375, art. 12

waardering: B (1)

223.

handeling: het voordragen van een wet of een AMvB over de inrichting, samenstelling en bevoegdheid van en toezicht op de rechterlijke macht

periode: 1945–

grondslag: Grondwet 1938/1946/1948, art. 162;

Grondwet 1953/1956/1963/1972, art. 169;

Grondwet 1983/1987/1995, art. 116, 117.2, 117.3, 118.2, 118.3

product: onder andere:

Wet op de rechterlijke organisatie en het beleid der justitie, Stb. 1827/20, na 1972 Wet op de rechterlijke organisatie, Stb. 1972/ 463

Wet houdende een nieuwe regeling van de samenstelling der burgerlijke gerechten en van de bezoldiging van de rechterlijke ambtenaren, Stb. 1957/534

Noodwet rechtspleging, Stb. 1964/375

opmerkingen: De producten van deze handeling zijn uitgewerkt in het RIO Rechtspleging en rechtshulp (PIVOT-rapport nr. 10).

waardering: B (1)

224.

handeling het voordragen van een wet of een AMvB over de rechtspositie van de leden van de rechterlijke macht en de procureur-generaal van de Hoge Raad

periode: 1945–

grondslag: Grondwet 1938/1946/1948, art. 65;

Grondwet 1953/1956/1963/1972, art. 72;

Grondwet 1983/1987/1995, art. 117.4

product: Wet houdende een nieuwe regeling van de samenstelling der burgerlijke gerechten en van de bezoldiging van de rechterlijke ambtenaren, Stb. 1957/534

Rijkswet houdende regels betreffende de rechtspositie van enige militair-rechterlijke ambtenaren, Stb. 1992/51

Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren, voorheen wet op de bezoldiging van de rechterlijke ambtenaren, Stb. 1957/534

Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren, Stb. 1996/590

opmerkingen: De producten van deze handelingen zijn uitgewerkt in het RIO Rechtspleging en rechtshulp (PIVOT-rapport nr. 10).

waardering: B (1)

225.

handeling: het benoemen bij KB van de leden van de rechterlijke macht met rechtspraak belast en de procureur-generaal bij de Hoge Raad

periode: 1945–

grondslag: Grondwet 1938/1946/1948, art. 65;

Grondwet 1953/1956/1963/1972, art. 72;

Grondwet 1983/1987/1995, art. 117.1

waardering: V 7 jaar na einde benoeming

227.

handeling: het voordragen van een wet over uitzonderingen op de regel dat terechtzittingen openbaar zijn en de vonnissen het gegeven oordeel onderbouwen

periode: 1945–

grondslag: Grondwet 1938/1946/1948, art. 168;

Grondwet 1953/1956/1963/1972, art. 175;

Grondwet 1983/1987/1995, art. 121

product: onder andere:

Wet op de rechterlijke organisatie, wijziging m.b.t. artikel 101a, Stb. 1988/186

Algemene wet bestuursrecht, Stb. 1992/315

opmerkingen: Zie RIO Rechtspleging en rechtshulp (PIVOT rapport. nr. 10).

waardering: B (1)

Het registreren van de kiesgerechtigdheid

277.

handeling: het intrekken van uitsluiting uit het kiesrecht van een in het Nederlanderschap herstelde staatloze

periode: 1945–

grondslag: Regeling ontzetting rechten, 23 augustus 1946, Stb. 1946/G 218, art.3

Tribunaalbesluit, 17 september 1944, Stb. 1944/E 101, art. 5.2;

Wet houdende aanvulling en wijziging van de Kieswet, alsmede bijzondere voorzieningen met het oog op de mogelijkheid, dat in 1948 een verkiezing voor de Tweede Kamer der Staten-Generaal plaatsvindt, 18 maart 1948, Stb. 1948/I 110;

Kieswet, 13 juli 1951, Stb. 1951/290, zoals gewijzigd bij wet van 30 juli 1953, Stb. 1953/363, art. IV

opmerkingen: Uitsluiting van kiesrecht gebeurt bij rechterlijke uitspraak behalve als er sprake was van een Tribunaalbesluit.

waardering: V 5 jaar

278.

handeling: het verstrekken van mededelingen over uitsluiting of intrekking van uitsluiting van het kiesrecht aan de burgemeester van de gemeente waarin de betrokkene in het persoonsregister is opgenomen, danwel aan het hoofd van de Rijksinspectie van de Bevolkingsregisters

periode: 1951–

grondslag: Kieswet, 13 juli 1951, Stb. 1951/290, art. B 3.3;

Kieswet, 28 september 1989, Stb. 1989/423, art. B 5.2

opmerkingen: Tot 1 oktober 1994 werden deze mededelingen en/of intrekkingen aan het hoofd van de Rijksinspectie verstrekt voor zover het personen betreft die zijn opgenomen in het centrale persoonsregister.

waardering: V 10 jaar

336.

handeling: het op verzoek van een Nederlander die zijn werkelijke woonplaats heeft in een andere lidstaat, verstrekken van een verklaring dat die Nederlander niet is uitgesloten van het recht om gekozen te worden

periode: 1994–

grondslag: Kieswet, 28 september 1989, Stb. 1989/423, zoals gewijzigd bij wet van 26 januari 1994, Stb. 1994/58, art. Y 38

waardering: V 10 jaar

Actor: Commissie wetgeving algemene regels van bestuursrecht (Commissie Scheltema).

206.

handeling: het mede voorbereiden van een wet over algemene regels van bestuursrecht

periode: 1983–

bron: L. van der Poelgeest

product: Algemene wet bestuursrecht, Stb. 1994/1

opmerkingen: Zie ook het RIO ‘So many laws argue so many sins’ (PIVOT rapport nr. 12).

Waardering B (1)

E. Actoren onder de zorg van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

Actor: de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

Gelijke behandeling

36.

handeling: het mede voordragen van een wet over non-discriminatie naar ras en geslacht

periode: 1945–

grondslag: Grondwet 1938/1946/1948/1953/1956/1963/1972, art. 4;

Grondwet 1983/1987/1995, art. 1

product: onder andere:

Algemene wet gelijke behandeling, Stb. 1994/230

waardering: B (1)

Bijlage

Hieronder wordt per zorgdrager aangegeven welke handelingen uit het RIO niet in dit BSD worden opgenomen en wat de reden daarvoor is.

Minister van Algemene Zaken

Handeling 212 Zie hiervoor handelingen 68 en 70 in het BSD Voorlichting

Minister van Buitenlandse Zaken

Handeling 218 Overbodig

Handeling 288 Overbodig

Handeling 290 Overbodig

Handeling 292 Overbodig

Handeling 323 Overbodig

Handeling 335 Overbodig

Handeling 338 Overbodig

Minister van Economische Zaken

Handeling 95 Overbodig

Minister van Justitie

Handeling 89 Zie hiervoor het BSD Persoonsgegevens

Handeling 94 Zie hiervoor handeling 4 in het BSD Politie 1945–1993

Handeling 98 Zie hiervoor het BSD Rechtspleging en rechtshulp

Handeling 161 Zie hiervoor handeling 22 in het BSD Kwaliteit wetgeving

Handeling 204 Zie hiervoor handeling 30 in het BSD Kwaliteit wetgeving

Handeling 228 Zie hiervoor handeling 1 in BSD Gratieverlening

Handeling 229 Zie hiervoor handeling 1 in BSD Gratieverlening

Handeling 276 Zie hiervoor het BSD Rechterlijke macht

Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

Handeling 79 Zie hiervoor handeling 1 in het BSD Media, Letteren en Bibliotheek

Handeling 81 Zie hiervoor handeling 260 in het BSD Kunsten

Handeling 104 Overbodig

Handeling 105 Overbodig

Handeling 106 Overbodig

Minister van Verkeer en Waterstaat

Handeling 92 Zie hiervoor handeling 301 in het BSD Telecommunicatie en Post

Handeling 93 Zie hiervoor handeling 301 in het BSD Telecommunicatie en Post

Handeling 255 Zie hiervoor handeling 917 in het BSD Waterstaat

Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu

Handeling 96 Zie hiervoor handeling 4 in het BSD Ruimtelijke Ordening

Vakminister

Handeling 88 Zie hiervoor handeling 2 in het BSD Persoonsgegevens

Handeling 90 Te algemeen en daardoor niet bruikbaar

Handeling 97 Overbodig

Handeling 162 Overbodig

Handeling 186 Zie hiervoor handeling 61 in het BSD Militaire operatiën

Handeling 192 Overbodig

Handeling 193 Overbodig

Handeling 221 Overbodig

Handeling 258 Overbodig

Handeling 259 Overbodig.

Naar boven