Aanwijzing gegevensverstrekking financiële dienstverleners

[Regeling vervallen per 01-03-2011.]
Geraadpleegd op 29-03-2024.
Geldend van 01-06-2004 t/m 28-02-2011

Aanwijzing gegevensverstrekking financiële dienstverleners

Achtergrond

[Regeling vervallen per 01-03-2011]

In het kader van de bestrijding van criminaliteit hebben de opsporings- en vervolgingsinstanties soms behoefte aan voorwerpen of gegevens, die zich bij financiële dienstverleners bevinden. Het Wetboek van Strafvordering en diverse bijzondere wetten geven een aantal mogelijkheden voor het vorderen van de uitlevering van voorwerpen en de inzage in, of de verstrekking van gegevens.

De Wet vorderen gegevens financiële sector (Stb. 2004, 109 ) maakt onderdeel uit van het pakket aan wetgevende maatregelen ter vergroting van de mogelijkheden tot opsporing van terroristische misdrijven. De wet strekt bovendien mede tot uitvoering van het op 16 oktober 2001 tot stand gekomen protocol bij de Overeenkomst betreffende de wederzijdse rechtshulp in strafzaken tussen de Lid-Staten van de Europese Unie, dat tot doel heeft de regels inzake de wederzijdse rechtshulp in strafzaken tussen de lidstaten van de Europese Unie te verbeteren, met het oog op bestrijding van de criminaliteit, in het bijzonder de georganiseerde criminaliteit, het witwassen en de financiële criminaliteit. De artikelen 1, 2 en 3 van het protocol bij het EU-rechtshulpverdrag houden in dat iedere lidstaat moet kunnen voldoen aan het verzoek van een andere lidstaat tot het verkrijgen van bepaalde gegevens over rekeningen, rekeningnummers en financiële transacties van een natuurlijke persoon of rechtspersoon tegen wie een strafrechtelijk onderzoek is ingesteld. Voor de uitvoering van het protocol is het nodig te komen tot bevoegdheden voor de justitiële autoriteiten tot het vorderen van gegevens bij instellingen in de financiële sector, omvattende een plicht van deze instellingen deze gegevens te verstrekken. Het Wetboek van Strafvordering bevatte geen hierop toegesneden bevoegdheden. Ook het op vrijwillige basis verstrekken van gegevens op basis van de Wet bescherming persoonsgegevens (WBP) voorziet niet in een toereikende regeling. Met de inwerkingtreding van de Wet vorderen gegevens financiële sector wordt uitvoering gegeven aan het protocol op een wijze die zo goed mogelijk tegemoet komt aan de nationale opsporingsbelangen en die zo goed mogelijk past binnen de nationale wetgeving.

Samenvatting

[Regeling vervallen per 01-03-2011]

Deze aanwijzing regelt het optreden bij financiële dienstverleners in het kader van justitiële onderzoeken, inhoudende een beschrijving van de procedure voor een snelle en zo min mogelijk belastende afdoening van vorderingen in het kader van een gerechtelijk vooronderzoek (gvo, art. 105 Sv), strafrechtelijk financieel onderzoek (sfo, art. 126a Sv) alsmede art. 96a Sv (bevel uitlevering voorwerpen), 126nc/uc Sv (identificerende gegevens), 126 nd/ud Sv (andere gegevens), 126ne/ue Sv (toekomstige gegevens), 126nf/uf Sv (gevoelige gegevens) en diverse bijzondere wetten(art. 18 WED en 81 AWR). Voorts regelt zij de vergoeding van kosten van uitlevering van voorwerpen en verstrekking van gegevens.

Strafvordering

[Regeling vervallen per 01-03-2011]

Begripsbepaling

[Regeling vervallen per 01-03-2011]

• Gegevens, opgeslagen en vastgelegd

Gegevens zijn iedere weergave van feiten, begrippen of instructies, geschikt voor overdracht, interpretatie of verwerking door personen of systemen. Gegevens moeten zijn weergegeven, opgeslagen of vastgelegd op een permanente of semi-permanente gegevensdrager (bijvoorbeeld op schrift, op microfiche, tape, diskette, cd-rom, werkgeheugen).

• Bewerken van gegevens

De (nieuwe) wettelijke bepalingen geven geen bevoegdheid om te bevelen om gegevens te bewerken. Onder bewerken van gegevens wordt verstaan het analyseren, vergelijken of combineren van gegevens om een nieuw gegeven te verkrijgen. Onder bewerken is niet te verstaan het selecteren van een gegeven uit een verzameling van gegevens of het ontsleutelen van gegevens. Deze activiteiten dient de financiële dienstverlener dus op basis van de vordering te verrichten.

• Identificerende gegevens

Onder identificerende gegevens wordt verstaan:

  • a. naam-, adres-, woonplaats en postadres;

  • b. geboortedatum en geslacht;

  • c. rekeningnummers en andere administratieve kenmerken;

  • d. in geval van een rechtspersoon, in plaats van de gegevens, bedoeld in a en b: rechtsvorm en vestigingsplaats.

• Financiële dienstverleners

Hieronder zijn begrepen de volgende financiële instellingen: kredietinstellingen, effecteninstellingen, beleggingsinstellingen, wisselkantoren, verzekeringsbedrijven (waaronder assurantietussenpersonen) en pensioenbedrijven.

Het betreft de instellingen die vallen onder het toezicht dat geregeld is in de financiële toezichtswetten (Wet toezicht kredietwezen 1992, Wet toezicht beleggingsinstellingen, de Wet toezicht effectenverkeer 1995, Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993, Wet toezicht natura-uitvaartverzekeringsbedrijf). Daarnaast betreft het de instellingen die vallen onder de Wet inzake de geldtransactiekantoren, de Pensioen- en Spaarfondsenwet en de Wet assurantiebemiddelingsbedrijf.

Bevoegdheden

[Regeling vervallen per 01-03-2011]

Met de inwerkingtreding van de Wet vorderen gegevens financiële sector van ........ (Stb. ..........) op ......... zijn de nieuwe artikelen 126nc t/m 126nf en 126uc t/m 126uf in het Wetboek van Strafvordering in werking getreden.

Indien met toepassing van deze bevoegdheden tot het vorderen van gegevens kan worden volstaan, zal geen gebruik meer mogen worden gemaakt van de bevoegdheden tot het bevelen van de uitlevering van voorwerpen.

1. Bevoegdheden van de opsporingsambtenaar1:

Vorderen identificerende gegevens

De artikelen 126nc resp. 126uc Sv bieden een zelfstandige bevoegdheid aan de opsporingsambtenaar om:

  • in geval van verdenking van een misdrijf van een ieder die beroeps- of bedrijfsmatig een financiële dienst verleent te vorderen bepaalde opgeslagen of vastgelegde identificerende gegevens van een persoon te verstrekken; en

  • in geval als bedoeld in artikel 126o Sv (verdenking van misdrijven beraamd of gepleegd in georganiseerd verband) van een ieder die beroeps- of bedrijfsmatig een financiële dienst verleent te vorderen bepaalde opgeslagen of vastgelegde identificerende gegevens van een persoon te verstrekken.

Strafrechtelijk financieel onderzoek

De opsporingsambtenaar kan op grond van art. 126a Sv in het kader van het strafrechtelijk financieel onderzoek (SFO) aan een ieder bevelen hem op de eerste vordering: a) opgave te doen of inzage of afschrift te geven van bescheiden of gegevens; b) op te geven of, en zo ja welke, vermogensbestanddelen hij onder zich heeft of heeft gehad, welke toebehoren of hebben toebehoord aan degene tegen wie het onderzoek is gericht, ten einde inzicht te verkrijgen in de vermogenspositie van degene tegen wie het onderzoek is gericht. Binnen het SFO geldt de regeling van art. 126a Sv als een lex speciales, die vóór de algemene regeling van art. 126nc/126uc Sv gaat.

Bijzondere wetten

Op grond van bijzondere wetten kunnen opsporingsambtenaren uitlevering van voorwerpen en inzage in gegevens vorderen. Te denken valt hierbij aan de artikel 81 AWR en art. 18 WED.

Bevel uitlevering van voorwerpen

Op grond van art. 96a Sv kan de opsporingsambtenaar in geval van verdenking van een misdrijf als omschreven in art. 67, eerste lid Sv, een persoon die redelijkerwijs moet worden vermoed houder te zijn van een voor inbeslagneming vatbaar voorwerp bevelen dit ter inbeslagneming uit te leveren.

2. Bevoegdheden van de oficier van justitie en/of de rechter-commissaris:

Andere dan identificerende gegevens

Op grond van artikel 126nd en 126ud Sv kan in geval van verdenking van een misdrijf als omschreven in artikel 67, eerste lid Sv of in een geval als bedoeld in artikel 126o, eerste lid Sv (georganiseerd verband) de officier van justitie vorderen in het belang van het onderzoek andere dan identificerende gegevens te verstrekken. In geval van een ander strafbaar feit dan omschreven in art. 67, eerste lid Sv kan de officier van justitie in het belang van het onderzoek deze vordering slechts doen met voorafgaande schriftelijke machtiging van de rechter-commissaris.

Toekomstige gegevens

De artikelen 126ne en 126ue Sv geven de officier van justitie de bevoegdheid om te bepalen dat de vordering om gegevens te verstrekken betrekking kan hebben op gegevens die eerst na het tijdstip van de vordering worden verwerkt. De periode waarover deze vordering zich uitstrekt is maximaal vier weken. In de vordering kan de officier van justitie bepalen dat indien het onderzoek dit dringend vordert, de gegevens binnen een bepaalde termijn na verwerking, dan wel direct na verwerking moeten worden verstrekt. De officier van justitie behoeft hiervoor een voorafgaande schriftelijke machtiging van de rechter-commissaris.

Gevoelige gegevens

In geval van een verdenking van een misdrijf als omschreven in artikel 67, eerste lid Sv, dat gezien zijn aard of de samenhang met andere door de verdachte begane misdrijven een ernstige inbreuk op de rechtsorde oplevert of in een geval als bedoeld in artikel 126o, eerste lid Sv (georganiseerd verband), kan de officier van justitie, indien het belang van het onderzoek dit dringend vordert, gevoelige gegevens vorderen. Dit kan slechts met voorafgaande machtiging van de rechter-commissaris (art. 126nf/uf Sv).

Bevel tot uitlevering van voorwerpen

Op grond van art. 105 Sv kan de rechter-commissaris ambtshalve, of op vordering van de officier van justitie, bevelen dat hij die redelijkerwijs moet worden vermoed houder te zijn van een voor inbeslagneming vatbaar voorwerp, dit ter inbeslagneming aan hem zal uitleveren.

Procedure

[Regeling vervallen per 01-03-2011]

1. Algemene bepalingen

  • a) De (buitengewone) opsporingsambtenaren en de officier van justitie dienen te handelen conform de procedure in deze Aanwijzing.

  • b) Indien de wet bepaalt dat de officier van justitie voor bepaalde handelingen over een machtiging van de rechter-commissaris dient te beschikken, zal de officier van justitie in de vordering verklaren dat deze machtiging is verkregen. De financiële dienstverlener toetst niet of deze machtiging daadwerkelijk aanwezig is.

  • c) Bij het aanwenden van de bevoegdheden zullen steeds de algemene beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit in acht moeten worden genomen. Mede gezien het feit dat het optreden van justitie, politie en bijzondere opsporingsdiensten, gelet op de aard van de bedrijfsvoering, nadelige gevolgen kan hebben voor de bevraagde financiële dienstverlener, dient men rekening te houden met de bedrijfsvoering en de mogelijke gevolgen voor die financiële dienstverlener.

  • d) Degene tot wie de hier bedoelde vordering of het hier bedoelde bevel is gericht neemt in het belang van het onderzoek geheimhouding in acht omtrent al hetgeen hem terzake van de vordering bekend is (art. 126bb lid 5 Sv).

2. Uitlevering voorwerpen, vordering verstrekken identificerende, andere of gevoelige gegevens

  • a) Voordat de vordering wordt gedaan vindt overleg plaats tussen de opsporingsambtenaar en de voor de betrokken financiële dienstverlener opgegeven contactpersoon2 over de wijze waarop aan de vordering zal worden voldaan en de plaats waar gegevens dan wel voorwerpen verstrekt zullen worden. Indien de vordering zich uitstrekt tot de originele documenten zal de financiële dienstverlener in de gelegenheid worden gesteld om vooraf van deze documenten kopieën te vervaardigen. De OvJ kan bepalen dat, indien het belang van het opsporingsonderzoek zich daartegen verzet, zulks pas zal kunnen geschieden op een zodanig moment dat dit het opsporingsonderzoek niet belemmert.

  • b) In geval van een vordering verstrekking identificerende gegevens zoals neergelegd in art. 126nc/uc Sv, en in geval van de vorderingen op grond van de bijzondere wetten, toetst de hulpofficier van justitie de voorgenomen vordering op proportionaliteit en subsidiariteit . Hierna wordt de vordering schriftelijk gedaan door de hulpofficier van justitie via de infodesk3. Vervolgens maakt de opsporingsambtenaar proces-verbaal op van de gedane vordering. In het terzake opgemaakte proces-verbaal vermeldt hij wat het belang voor het opsporingsonderzoek is om gegevens te vorderen van deze financiële dienstverlener4.

    Bij de overige categorieën gegevens als bedoeld in de Wet vorderen gegevens financiële sector en in de gevallen als bedoeld in art. 96a Sv en art. 126a Sv wordt de vordering schriftelijk door de officier van justitie gedaan.

  • c) De vordering dient zoveel mogelijk geconcretiseerd te zijn ten aanzien van de persoon met betrekking tot wie gegevens resp. voorwerpen worden opgevraagd, alsook ten aanzien van die voorwerpen en gegevens.

  • d) De betrokken financiële dienstverlener wordt na overleg met de contactpersoon een redelijke termijn gegeven, tenzij het belang van het strafrechtelijk onderzoek eist dat de financiële dienstverlener onverwijlde inzage c.q. afgifte (in kopie) van de voorwerpen of gegevens verleent.

  • e) Bij dringende noodzaak kan de vordering mondeling door de officier van justitie resp. de hulpofficier van justitie worden gedaan. Deze vordering wordt door degene die de mondelinge vordering heeft gedaan achteraf op schrift gesteld en binnen drie dagen nadat de mondelinge vordering is gedaan aan de contactpersoon van de financiële dienstverlener verstrekt.

3. Vordering verstrekken toekomstige gegevens

Op grond van de artikelen 126ne en 126ue Sv kan de officier van justitie bepalen dat de vordering om gegevens te verstrekken betrekking kan hebben op gegevens die eerst na het tijdstip van de vordering worden verwerkt. In de vordering kan de officier van justitie bepalen dat, indien het onderzoek dit dringend vordert, de gegevens binnen een bepaalde termijn na verwerking, dan wel direct na verwerking moeten worden verstrekt. De officier van justitie behoeft hiertoe de voorafgaande machtiging van de rechter-commissaris.

Indien binnen een bepaalde termijn gegevens verstrekt dienen te worden, dient bij voorkeur deze termijn niet korter te worden gesteld dan drie werkdagen na de verwerkingsdatum. Dit in verband met beperking van de kosten.

Overige

[Regeling vervallen per 01-03-2011]

Kosten van uitlevering

Artikel 592 Sv bepaalt dat de kosten van een uitlevering van voorwerpen of verstrekking van gegevens ingevolge een bevel van de rechter-commissaris, of vordering van de officier van justitie of de opsporingsambtenaar aan de betrokken persoon ten laste van de begroting van de rechter-commissaris of de officier van justitie uit ’s Rijks kas kunnen worden vergoed. De opsporingsambtenaren die de het Wetboek van Strafvordering en bijzondere wetten vastgelegde bevoegdheden uitoefenen, doen dat onder de algemene verantwoordelijkheid van de officier van justitie.

In dit kader is de volgende vergoeding afgesproken:

  • a. een vaste vergoeding per identificerend gegeven van € 10,–, met dien verstande, dat indien meer identificerende gegevens tegelijk gevorderd worden een vergoeding van € 70,– per uur wordt berekend, indien dit leidt tot minder kosten dan de vaste vergoeding per gegeven, en

  • b. in de overige gevallen een vaste vergoeding van € 70,– per uur voor de tijd, die gemoeid is met het voldoen aan de vordering tot uitlevering van bescheiden en verstrekking van gegevens.

Genoemde bedragen zijn exclusief BTW.

Uitbetaling van de vergoeding dient te geschieden via het parket van de officier van justitie waar de zaak wordt of is vervolgd (dan wel zou worden vervolgd, indien het niet tot een strafvervolging komt).

Burger pseudodienstverlening

Deze aanwijzing vervangt tevens de ‘Aanwijzing vrijwillige medewerking banken bij onderzoeken’. Deze aanwijzing was gebaseerd op afspraken die tussen de banken en het OM waren gemaakt rond het verstrekken van gegevens, indien een specifieke wettelijke titel ontbrak, en het laten doorgaan van transacties onder vrijwaring in gevallen waarin banken en justitie wilden samenwerken bij de opsporing van ernstige delicten. Door bovengenoemde regeling zal er in vrijwel alle gevallen een wettelijke titel zijn voor verstrekking van gegevens. Wat dat onderdeel betreft is de noodzaak voor een aanwijzing komen te vervallen.

De (burger) pseudodienstverlening is thans geregeld in artikel 126ij Sv. Op grond van dit artikel dient een overeenkomst met de financiële dienstverlener te worden opgesteld, indien de financiële dienstverlener bijstand verleent aan de opsporing door diensten te verlenen aan de verdachte. De standaardovereenkomst die daarvoor dient te worden gebruikt, is als model in bijlage 4 bij deze aanwijzing opgenomen.

Evaluatie

[Regeling vervallen per 01-03-2011]

De in deze aanwijzing vastgestelde procedure zal twee jaar na inwerkingtreding door het OM en de financiële dienstverleners worden geëvalueerd.

  1. Naast de opsporingsambtenaar beschikt uiteraard ook de officier van justitie over dezelfde bevoegdheden. ^ [1]
  2. De naam van de contactpersoon wordt vermeld op een lijst die door BOOM wordt bijgehouden en verspreid. Deze lijst is aldaar opvraagbaar. ^ [2]
  3. Indien geen infodesk of vergelijkbare informatieafdeling aanwezig is, wordt de door de hulpofficier van justitie opgemaakte vordering rechtstreeks door de opsporingsambtenaar gedaan aan de financiële dienstverlener. In een aantal gevallen zal het hoofd infodesk tevens hulpofficier van justitie zijn. ^ [3]
  4. De bijzondere opsporingsdiensten maken voorafgaand aan het onderzoek een plan van resultaat dat besproken wordt met de officier van justitie. Indien er geen plan van resultaat is, dient de hulpofficier van justitie alsnog overleg te voeren met de officier van justitie over de te vorderen gegevens/bescheiden. ^ [4]
Naar boven