Regeling heroïnebehandeling

Geraadpleegd op 20-04-2024.
Geldend van 01-01-2012 t/m 31-12-2012

Regeling van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 22 november 2006, nr. VGP/ADT 2728896, houdende een specifieke uitkering voor heroïnebehandeling (Regeling heroïnebehandeling)

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

Gelet op artikel 3 van de Kaderwet volksgezondheidssubsidies;

Besluit:

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a. Minister: Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport;

  • b. heroïnebehandeling: aan een cliënt op medisch voorschrift verstrekken van heroïne in combinatie met methadon en psycho-sociale begeleiding;

  • c. behandelplaats: capaciteit om gedurende een kalenderjaar één cliënt een heroïnebehandeling te verlenen;

  • d. behandeleenheid: inrichting voor heroïnebehandeling.

Artikel 2

  • 1 De Minister kan ten behoeve van het jaar 2012 aan de volgende gemeenten een specifieke uitkering van ten hoogste het bij de desbetreffende gemeente genoemde bedrag verstrekken voor de werkelijke kosten van het exploiteren van het bij de desbetreffende gemeente genoemde aantal behandeleenheden met in totaal ten hoogste het bij de desbetreffende gemeente genoemde aantal behandelplaatsen:

    • a. de gemeente Amsterdam: € 2.487.592,– twee behandeleenheden, 145 behandelplaatsen;

    • b. de gemeente Den Haag: € 1.493.607,– één behandeleenheid, 75 behandelplaatsen;

    • c. de gemeente Groningen: € 1.107.796,– één behandeleenheid, 50 behandelplaatsen;

    • d. de gemeente Heerlen: € 758.902,– één behandeleenheid, 35 behandelplaatsen;

    • e. de gemeente Rotterdam: € 2.406.680,– twee behandeleenheden, 140 behandelplaatsen;

    • f. de gemeente Utrecht: € 959.181,– één behandeleenheid, 45 behandelplaatsen;

    • g. de gemeente Apeldoorn: € 558.511,– één behandeleenheid, 30 behandelplaatsen;

    • h. de gemeente Arnhem: € 462.949,– één behandeleenheid, 25 behandelplaatsen;

    • i. de gemeente ’s-Hertogenbosch: € 380.199,– één behandeleenheid, 20 behandelplaatsen;

    • j. de gemeente Deventer: € 467.561,– één behandeleenheid, 25 behandelplaatsen;

    • k. de gemeente Enschede: € 558.511,– één behandeleenheid, 30 behandelplaatsen;

    • l. de gemeente Eindhoven: € 471.148,– één behandeleenheid, 25 behandelplaatsen;

    • m. de gemeente Leeuwarden: € 475.247,– één behandeleenheid, 25 behandelplaatsen;

    • n. de gemeente Maastricht: € 462.949,– één behandeleenheid, 25 behandelplaatsen;

    • o. de gemeente Tilburg: € 380.199,– één behandeleenheid, 20 behandelplaatsen;

    • p. de gemeente Nijmegen: € 461.196,– één behandeleenheid, 25 behandelplaatsen.

  • 2 Onder werkelijke kosten worden verstaan de exploitatiekosten, gebaseerd op bedrijfseconomische aanvaardbare principes, van een behandeleenheid met uitzondering van de huisvestingskosten.

Artikel 3

De uitkering wordt slechts verstrekt voor zover:

  • a. de behandelend arts voorafgaand aan de heroïnebehandeling heeft vastgesteld dat voor de cliënten die worden behandeld op een behandelplaats van de behandeleenheid geldt dat de cliënt:

    • 1º. de Nederlandse nationaliteit bezit, op grond van een wettelijke bepaling als Nederlander wordt behandeld of vreemdeling is en rechtmatig verblijf geniet als bedoeld in artikel 8 van de Vreemdelingenwet 2000;

    • 2º. tenminste 3 jaar is ingeschreven in de basisadministratie, bedoeld in artikel 2 van de Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens, van de gemeente of van een gemeente in het maatschappelijk zorggebied als bedoeld in artikel 1, onder e, van de Uitvoeringsregeling brede doeluitkering sociaal, integratie en veiligheid van de gemeente;

    • 3º. de leeftijd van 35 jaar heeft bereikt tenzij de cliënt voor 2006 is gestart met de heroïnebehandeling;

    • 4º. vrijwel dagelijks heroïne gebruikt;

    • 5º. reeds vijf jaar of langer verslaafd is aan heroïne en ondanks therapietrouw methadonbehandeling geen uitzicht op abstinentie van opiaten heeft;

    • 6º. ten gevolge van de heroïneverslaving chronisch ernstige problemen heeft met de lichamelijke of geestelijke gezondheid of met het sociaal of maatschappelijk functioneren;

    • 7º. in staat is de behandeleenheid ten minste drie dagen per week te bezoeken en zich te houden aan het behandelplan;

    • 8º. uiterlijk vijf jaar voor de aanvang van de heroïnebehandeling gedurende ten minste een maand dagelijks meer dan 50 mg methadon is toegediend indien het een patiënt betreft die de heroïne inhaleert of meer dan 60 mg methadon is toegediend indien het een patiënt betreft die de heroïne injecteert;

  • b. de heroïnebehandeling plaats vindt conform de richtlijnen en protocollen zoals opgenomen in het handboek behandeling met heroïne op medisch voorschrift, versie 1.0 van 1 januari 2011.

  • c. de kwaliteit van de heroïnebehandeling systematisch wordt bewaakt, beheerst en verbeterd;

  • d maatregelen zijn getroffen om te waarborgen dat er uitsluitend heroïne wordt aangewend voor heroïnebehandeling.

Artikel 4

  • 1 De Minister geeft uiterlijk vóór de aanvang van het desbetreffende kalenderjaar een beschikking tot verlening van de uitkering.

  • 2 In de beschikking tot verlening van de uitkering wordt het bedrag van de uitkering vermeld dan wel de wijze waarop dit wordt bepaald en welk bedrag ten hoogste zal worden verleend.

  • 3 De Minister kan bij de beschikking tot verlening van de uitkering verplichtingen opleggen die strekken tot verwezenlijking van het doel van de uitkering.

Artikel 6

  • 1 De Minister kan het bedrag van de uitkering bijstellen, rekening houdend met de ontwikkeling van het prijspeil of de ontwikkeling van de arbeidsvoorwaarden.

  • 2 Indien de uitkering met toepassing van het eerste lid wordt bijgesteld, wordt 20% van het bedrag van de uitkering in aanmerking genomen voor een bijstelling in verband met de ontwikkeling van het prijspeil en wordt 80% van het bedrag van de uitkering in aanmerking genomen voor een bijstelling in verband met de ontwikkeling van de arbeidsvoorwaarden.

  • 3 Indien de uitkering met toepassing van het eerste lid wordt bijgesteld, kan de bevoorschotting overeenkomstig worden gewijzigd.

Artikel 7

Het college van burgemeester en wethouders doet zo spoedig mogelijk schriftelijk mededeling aan de Minister van omstandigheden die van belang kunnen zijn voor een beslissing tot wijziging, intrekking of vaststelling van de uitkering. Daarbij worden de relevante stukken overgelegd.

Artikel 8

Het college van burgemeester en wethouders werkt mee aan door of namens de Minister ingestelde onderzoekingen die erop zijn gericht de Minister inlichtingen te verschaffen ten behoeve van de ontwikkeling van het beleid.

Artikel 10

Het college van burgemeester en wethouders neemt de volgende verantwoordingsinformatie op in de bijlage van de jaarrekening over het jaar waarvoor de uitkering wordt verstrekt:

  • a. de werkelijke kosten van het exploiteren van de behandeleenheid;

  • b. het aantal gerealiseerde behandelplaatsen in de behandeleenheid.

Artikel 11

De Minister geeft binnen zes maanden na ontvangst van de verantwoordingsinformatie, bedoeld in artikel 10, een beschikking tot vaststelling van de uitkering. De artikelen 4:46, 4:49, 4:52, 4:56 en 4:57 van de Algemene wet bestuursrecht zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 12

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 2006.

Deze regeling zal met de toelichting in Staatscourant worden geplaatst.

De

Minister

van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

J.F. Hoogervorst

Naar boven