Circulaire onkostenvergoeding, vergoeding en eindejaarsuitkering wethouders, raadsleden en commissieleden en de gevolgen Zorgverzekeringswet

[Regeling vervallen per 01-01-2019.]
[Regeling materieel uitgewerkt per 01-01-2008.]
Geraadpleegd op 29-03-2024.
Geldend van 01-01-2006 t/m 31-12-2018

Circulaire onkostenvergoeding, vergoeding en eindejaarsuitkering wethouders, raadsleden en commissieleden en de gevolgen Zorgverzekeringswet

1. Vergoedingen wethouders

[Regeling vervallen per 01-01-2019]

De vergoeding van wethouders wijzigt overeenkomstig de wijziging van de bezoldiging van het personeel in de sector Rijk.

De laatste algemene salarisverhoging daarvan was in mei 2003. Indien er een volgende wijziging van het salaris wordt vastgesteld, wordt u geïnformeerd over de gevolgen daarvan voor de vergoeding van wethouders.

Het bovenstaande houdt in dat u vooralsnog kunt uitgaan van de vergoeding die is vastgesteld per 1 mei 2003.

2. Onkostenvergoeding wethouders

[Regeling vervallen per 01-01-2019]

In artikel 25, derde lid, van het Rechtspositiebesluit wethouders is bepaald dat de onkostenvergoeding voor wethouders per 1 januari van elk jaar wordt herzien aan de hand van de consumentenprijsindex geldend voor de maand september van het voorafgaande kalenderjaar.

De consumentenprijsindex voor 2005 is bepaald op 114,1. Voor 2004 was dat indexcijfer bepaald op 112,1.

Dit betekent dat de bedragen van onkostenvergoeding per 1 januari 2006 worden verhoogd met 1,8%.

Met ingang van 1 januari 2006 luiden de bedragen genoemd in artikel 25, tweede lid, van het Rechtspositiebesluit wethouders als volgt:

Tabel II

Aantal inwoners gemeente

Max. onkostenverg. per maand

–8.000

€ 249,87

8.001–14.000

€ 410,61

14.001–18.000

€ 531,18

18.001–

€ 579,60

Voor uw informatie meld ik u dat de mogelijkheid van een lagere vaste onkostenvergoeding voor wethouders en de daarmee samenhangende mogelijkheid van aftrek van beroepskosten in de inkomstenbelasting is vervallen. Gevolg daarvan is dat het gestelde in artikel 25, eerste lid, Rechtspositiebesluit wethouders per 1 januari 2006 komt te vervallen.

De reden hiervan is dat wethouders thans ambtenaar zijn in de zin van artikel 1 van de Ambtenarenwet, waardoor de belastinginspecteur wethouders niet meer beschouwt als zelfstandigen maar als werknemers. Om praktische redenen gaat deze wijziging op 1 januari 2006 in.

De Staatssecretaris van Financiën heeft daartoe op 14 oktober 2005, nr. DGB2005/5489M, een besluit genomen. U bent over dit voornemen door mij geïnformeerd bij brief van 1 september 2005, kenmerk 2005-0000158381.

3. Nominale en procentuele eindejaarsuitkering wethouders

[Regeling vervallen per 01-01-2019]

De nominale eindejaarsuitkering bedraagt € 45,88 per maand. U bent daarover geïnformeerd bij circulaire van 4 september 2003, nr. BK03/76643. Voor nadere informatie verwijs ik u naar genoemde circulaire.

Bij circulaire van 9 juni 2005, nr. BK005/57904, bent u geïnformeerd over de procentuele eindejaarsuitkering. Op dit moment is niet bekend of de procentuele eindejaarsuitkering voor 2005 wijziging ondergaat. Als deze eindejaarsuitkering wijziging ondergaat, wordt u daarover door mij geïnformeerd.

De procentuele eindejaarsuitkering is structureel vastgesteld op 0,8%. Dat houdt in dat u voor 2005 vooralsnog een procentuele eindejaarsuitkering voor wethouders kunt hanteren van 0,8%.

5. Gevolgen Zorgverzekeringswet voor wethouders

[Regeling vervallen per 01-01-2019]

Indien een wethouder deelneemt aan een publiekrechtelijke ziektekostenverzekering zijn op hem van toepassing de gemeentelijke regelingen met betrekking tot ziektekosten die gelden voor gemeentepersoneel. Indien de wethouder niet deelneemt of niet kan deelnemen geniet de hij ten laste van de gemeente een tegemoetkoming in de ziektekostenverzekering op grond van de Besluit tegemoetkoming ziektekosten rijkspersoneel (Btzr). De huidige aanspraken op de gemeentelijke publiekrechtelijke ziektekostenverzekering als de Btzr komen met ingang van 1 januari 2006 van rechtswege te vervallen als gevolg van de invoering van de Zorgverzekeringswet.

Met ingang van 1 januari 2006 worden wethouders aangemerkt als werknemers. Voor werknemers geldt het volgende. De Zorgverzekeringswet kent naast een nominale premie ook een inkomensafhankelijke bijdrage van de verzekeringsplichtige. Met ingang van 1 januari 2006 zal een bijdrage van 6,5% worden ingehouden op het loon. De inkomensafhankelijke bijdrage wordt echter geheven over maximaal € 30.015 van het loon. De inhoudingsplichtige (de gemeente) vergoedt deze bijdrage als werkgever volledig. Deze vergoeding is echter belast.

Bij een wethouder die de betrekking in deeltijd uitoefent en bij nevenfuncties, kan er naast het wethoudersinkomen sprake zijn van andere inkomsten. In dat geval is het bijdrage-inkomen mogelijk samengesteld uit bestanddelen waarover een verschillend bijdragepercentage van de inkomensafhankelijke bijdrage (6,5% of 4,4%) is verschuldigd. De bestanddelen worden dan zodanig toegerekend dat het bijdragepercentage van 6,5% het eerste in aanmerking wordt genomen en vervolgens het bijdragepercentage van 4,4% en ten slotte het nihil bijdrage-percentage tot de maximale bijdrage is bereikt.

Door samenloop van verschillende inkomsten kan het voorkomen dat in totaal over een hoger bijdrage-inkomen inkomensafhankelijke bijdragen zijn ingehouden dan het maximum bijdrage-inkomen. Wat meer is ingehouden wordt na afloop van het jaar door de Belastingdienst in de inhoudingssfeer automatisch teruggegeven via een voor bezwaar vatbare beschikking.

Bij de berekening van de teruggaaf wordt – anders dan bij de heffing – eerst het percentage van 4,4 in aanmerking genomen en daarna het percentage van 6,5.

Teveel ingehouden premie tegen het tarief van 4,4% wordt teruggegeven aan de werknemer, terwijl teveel ingehouden premie van 6,5% aan de werkgever wordt teruggegeven.

Voor het rijkspersoneel worden momenteel arbeidsvoorwaardenonderhandelingen gevoerd die onder andere betrekking hebben op het vervallen van de aanspraken van de huidige ziektekostenregelingen. Aangezien wethouders de loonontwikkeling en in bepaalde gevallen de ziektekostenregeling van het rijkspersoneel volgen, is het op dit moment nog niet duidelijk welke precieze gevolgen een arbeidsvoorwaardenakkoord heeft voor wethouders. Na ommekomst van een sectorakkoord voor het rijkspersoneel zal ik u verder inlichten.

6. Vergoeding raadsleden

[Regeling vervallen per 01-01-2019]

In artikel 2, tweede lid, van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden is bepaald dat de vergoeding voor werkzaamheden voor raadsleden per 1 januari van elk jaar wordt herzien aan de hand van het indexcijfer CAO lonen overheid voor volwassenen inclusief bijzondere beloningen geldend voor de maand september van het voorafgaande kalenderjaar.

Dit indexcijfer is op dit moment nog niet bekend. De reden daarvan is dat de CAO-onderhandelingen voor het personeel in de sector Rijk nog niet zijn afgerond. Zodra het indexcijfer bekend is wordt u geïnformeerd over de gevolgen daarvan voor de vergoeding voor werkzaamheden voor raadsleden.

Dat houdt in dat u vooralsnog kunt uitgaan van de vergoeding die is vastgesteld per 1 januari 2005.

7. Onkostenvergoeding raadsleden

[Regeling vervallen per 01-01-2019]

In artikel 2, vijfde lid, van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden is bepaald dat de onkostenvergoeding voor raadsleden per 1 januari van elk jaar wordt herzien aan de hand van de consumentenprijsindex geldend voor de maand september van het voorafgaande kalenderjaar.

De consumentenprijsindex voor 2005 is bepaald op 114,1. Voor 2004 was dat indexcijfer bepaald op 112,1.

Dit betekent dat de bedragen van onkostenvergoeding per 1 januari 2006 worden verhoogd met 1,8%.

Het maximumbedrag per maand voor de onkostenvergoeding voor raadsleden genoemd in artikel 2, derde lid, van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden bedraagt per 1 januari 2006:

Tabel II

Klasse

Inwonertal

Onkostenvergoeding raadsleden per maand

1

–6.000

€ 37,10

2

6.001–8.000

€ 39,16

3

8.001–10.000

€ 42,77

4

10.001–12.000

€ 46,36

5

12.001–14.000

€ 52,03

6

14.001–18.000

€ 59,25

7

18.001–24.000

€ 69,04

8

24.001–30.000

€ 79,86

9

30.001–40.000

€ 94,80

10

40.001–50.000

€ 115,41

11

50.001–60.000

€ 122,62

12

60.001–80.000

€ 131,90

13

80.001–100.000

€ 139,62

14

100.001–125.000

€ 148,37

15

125.001–150.000

€ 156,11

16

150.001–250.000

€ 163,32

17

250.001–375.000

€ 185,99

18

375.001–

€ 223,08

Het maximumbedrag per maand voor de onkostenvergoeding voor raadsleden (bij fictieve dienstbetrekking) genoemd in artikel 2, vierde lid, van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden bedraagt per 1 januari 2006:

Tabel III

Klasse

Inwonertal

Onkostenvergoeding raadsleden (bij fictieve dienstbetrekking) per maand

1

–6.000

€ 77,28

2

6.001–8.000

€ 81,40

3

8.001–10.000

€ 89,13

4

10.001–12.000

€ 96,86

5

12.001–14.000

€ 108,18

6

14.001–18.000

€ 123,66

7

18.001–24.000

€ 143,22

8

24.001–30.000

€ 166,41

9

30.001–40.000

€ 197,33

10

40.001–50.000

€ 240,10

11

50.001–60.000

€ 255,54

12

60.001–80.000

€ 274,61

13

80.001–100.000

€ 290,58

14

100.001–125.000

€ 309,65

15

125.001–150.000

€ 325,10

16

150.001–250.000

€ 340,55

17

250.001–375.000

€ 386,92

18

375.001–

€ 464,72

7. Gevolgen Zorgverzekeringswet voor raadsleden

[Regeling vervallen per 01-01-2019]

De Zorgverzekeringswet kent naast een nominale premie ook een inkomensafhankelijke bijdrage van de verzekeringsplichtige. De inkomensafhankelijke bijdrage is verschuldigd over het loon. Voor werknemers geldt een inkomensafhankelijke bijdrage van 6,5%. Werkgevers zijn verplicht de inkomensafhankelijke bijdrage van hun werknemers te vergoeden.

Volksvertegenwoordigers zoals raadsleden zijn geen werknemers omdat er geen sprake is van een dienstbetrekking. Voor raadsleden geldt een lagere inkomensafhankelijke bijdrage van 4,4%. De lagere inkomensafhankelijke bijdrage houdt verband met het feit dat er bij inkomen anders dan uit dienstbetrekking, geen aanspraak bestaat op een vergoeding van de inkomensafhankelijke bijdrage. Het bijdrage-inkomen dat ten hoogste in aanmerking wordt genomen voor de heffing van de inkomensafhankelijke bijdrage bedraagt € 30.015.

Een raadslid van wie de arbeidsverhouding ingevolge artikel 4, aanhef en onderdeel f van de Wet op de loonbelasting als dienstbetrekking wordt aangemerkt (fictief werknemerschap) heeft op grond van artikel 5.4 van de Regeling zorgverzekeringswet geen recht op vergoeding van de inkomensafhankelijke bijdrage. Als er geen recht bestaat op vergoeding geldt eveneens de inkomensafhankelijke bijdrage van 4,4%. Bij de loonheffing als fictief werknemer wordt de inkomensafhankelijke bijdrage van 4,4% ingehouden op de raadsvergoeding.

Als de arbeidsverhouding niet wordt aangemerkt als dienstbetrekking, wordt de inkomensafhankelijke bijdrage – voor zover deze niet reeds op andere wijze over het maximum-bijdrage inkomen is voldaan – door de Belastingdienst op aanslag geheven.

Aangezien het raadslidmaatschap wordt gezien als een nevenfunctie, is er in veel gevallen sprake van nog andere inkomsten. In het geval het bijdrage-inkomen meer bedraagt dan het maximumbedrag (€ 30.015) en is samengesteld uit bestanddelen waarover mogelijk een verschillend bijdragepercentage van de inkomensafhankelijke bijdrage (6,5% of 4,4%) is verschuldigd, worden de bestanddelen zodanig toegerekend dat het bijdragepercentage van 6,5% het eerste in aanmerking wordt genomen, vervolgens het bijdragepercentage van 4,4 en ten slotte het nihil-bijdragepercentage tot de maximale bijdrage is bereikt.

Door samenloop van verschillende inkomsten kan het voorkomen dat in totaal over een hoger bijdrage-inkomen inkomensafhankelijke bijdragen zijn ingehouden dan het maximum bijdrage-inkomen. Wat meer is ingehouden wordt na afloop van het jaar door de Belastingdienst in de inhoudingssfeer automatisch teruggegeven via een voor bezwaar vatbare beschikking.

Bij de berekening van de teruggaaf wordt – anders dan bij de heffing – eerst het percentage van 4,4 in aanmerking genomen en daarna het percentage van 6,5.

Teveel ingehouden premie tegen het tarief van 4,4% wordt teruggegeven aan de werknemer, terwijl teveel ingehouden premie van 6,5% aan de werkgever wordt teruggegeven.

8. Vergoeding voor het bijwonen van vergaderingen voor commissieleden

[Regeling vervallen per 01-01-2019]

In artikel 14, eerste lid, juncto artikel 2, tweede lid, van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden is bepaald dat de vergoeding voor het bijwonen van vergaderingen voor commissieleden per 1 januari van elk jaar wordt herzien aan de hand van het indexcijfer CAO lonen overheid voor volwassenen inclusief bijzondere beloningen geldend voor de maand september van het voorafgaande kalenderjaar.

Dit indexcijfer is op dit moment nog niet bekend. De reden daarvan is dat de CAO-onderhandelingen voor het personeel in de sector Rijk nog niet zijn afgerond. Zodra het indexcijfer bekend is wordt u geïnformeerd over de gevolgen daarvan voor de vergoeding voor werkzaamheden voor raadsleden en de vergoeding voor het bijwonen van vergaderingen voor commissieleden.

Dat houdt in dat u vooralsnog kunt uitgaan van de vergoeding die is vastgesteld per 1 januari 2005.

9. Gevolgen Zorgverzekeringswet voor commissieleden

[Regeling vervallen per 01-01-2019]

Voor commissieleden geldt hetzelfde als voor raadsleden. Dat betekent over de vergoeding voor het bijwonen van vergaderingen een inkomensafhankelijke bijdrage van 4.4% verschuldigd is.

10. Informatie op internet

[Regeling vervallen per 01-01-2019]

Informatie die betrekking heeft op politieke ambtsdragers, kunt u vinden op de internetsite van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties: ww.minbzk.nl, openbaar bestuur, politieke ambtsdragers. Informatie over de Zorgverzekeringswet is te vinden op www.denieuwezorgverzekering.nl.

Hoogachtend,
De

Minister

van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
voor deze:

de directeur-generaal Koninkrijksrelaties en Bestuur

,

L.A.M. van Halder

Naar boven