Het schoolbudget is bedoeld voor personeelsgebonden kosten in de ruimste zin van het
woord en daarmee zijn tevens de mogelijkheden en de grenzen van de besteding bepaald.
Personeelsgebonden kosten zijn alle kosten die voor het personeel worden gemaakt:
opleiding, een goede bureaustoel, extra reiskostenvergoeding enzovoort. De enige voorwaarde
is dat de personeelsgeleding van de medezeggenschapsraad met de uitgaven instemt.
De overheid schrijft dus niet voor hoe en waarvoor het schoolbudget moet worden ingezet.
Die keuze is aan de school of het schoolbestuur. De invoering van het schoolbudget
is daarmee een eerste stap naar de invoering van lumpsumbekostiging (gepland in 2005).
In onderstaande tabel wordt aangegeven welke personeelsgebonden kosten moeten dan
wel kunnen worden betaald uit het formatiebudget of uit overige middelen: het schoolbudget,
de vergoeding voor materiële instandhouding, geld van verzilverde fre’s of eigen middelen.
Als er een kruisje staat in meer dan één kolom, kunnen de kosten uit verschillende
budgetten worden betaald. Bijvoorbeeld: het schoolbudget is onder andere bedoeld om
de extra salariskosten van hoger ingeschaald personeel te kunnen betalen. Als het
schoolbudget niet toereikend is, kan hiervoor het formatiebudget of geld uit bijvoorbeeld
de vergoeding voor de materiële instandhouding worden gebruikt.
Overzicht personeelsgebonden kosten
|
Formatiebudget
|
Schoolbudget, materiële instandhouding, verzilvering van fre’s, eigen middelen
|
Kosten ondersteunende functionarissen
|
X
|
X
|
Kosten voor LIO’s en hun begeleiders
|
X
|
X
|
Extra salariskosten van hoger ingeschaald personeel
|
X
|
X
|
Toelagen, gratificaties en extra periodieke verhogingen
|
|
X
|
Salariskosten in verband met betaald ouderschapsverlof
|
|
X
|
Kosten van nascholing en deskundigheidsbevordering van personeel en management
|
|
X
|
Kosten van arbeidsmarktbeleid
|
|
X
|
Integraal personeelsbeleid
|
|
X
|
Met de invoering van het schoolbudget is een aantal uitkeringen samengevoegd in één
budget. Het gaat om:
-
nascholingsgelden;
-
schoolprofielbudget;
-
schoolbudget voor management, ondersteuning en arbeidsmarktomstandigheden (MOA-budget);
-
nascholing management primair onderwijs voor voorbereiding op integraal personeelsbeleid;
-
vergoeding voor schoolspecifieke knelpunten in de personeelsvoorziening.
Regelingen waarop deze uitkeringen zijn gebaseerd, vervallen met de invoering van
het schoolbudget. Langlopende verplichtingen die op basis van deze regelingen zijn
aangegaan, moeten uiteraard wel worden bekostigd uit het schoolbudget. Als dit niet
toereikend is, kan geld uit de vergoeding voor materiële instandhouding, uit verzilverde
fre’s, of uit eigen middelen worden gebruikt.
Daarnaast is het schoolbudget verhoogd met extra investeringen in het kader van het
’Rapport van Rijn’, bijvoorbeeld voor functiedifferentiatie.
Optimaal profijt van het schoolbudget door meerjarig beleid
Om optimaal te profiteren van de vrijheid en de mogelijkheden die het schoolbudget
biedt, is het noodzakelijk om een meerjarig (personeels)beleid te ontwikkelen. Dit
beleid is afhankelijk van de specifieke situatie van de school. De volgende factoren
kunnen een rol spelen:
-
verplichte uitgaven, bijvoorbeeld volgens de CAO of andere regelgeving;
-
bovenschools in te zetten deel van het schoolbudget;
-
continuering van bestaand beleid, bijvoorbeeld op het gebied van nascholing en (management)ondersteuning;
-
bestaande knelpunten in de personeelsbezetting;
-
reservering voor te verwachten knelpunten in de personeelsvoorziening;
-
nieuw beleid, waarbij gekeken wordt naar een integrale onderwijskundige en personele
ontwikkeling;
-
nieuw beleid op het gebied van personeelsbeleid: inzet personeel, functie- en beloningsdifferentiatie.
Bij het ontwikkelen van beleid speelt altijd de vraag naar de prioriteiten. Voor een
school met onvervulde vacatures liggen die anders dan voor een school zonder dergelijke
personele problemen. In het eerste geval zal de normale voortgang van het onderwijs
een hoge prioriteit hebben en extra uitgaven om de instroom van nieuw personeel te
bevorderen (bijvoorbeeld reiskostenvergoeding of vergoeding voor kinderopvang) zullen
een relatief hoog beslag leggen op het schoolbudget. Een school met ernstige onderwijskundige
knelpunten zal de inzet van personeelallereerst relateren aan het bestrijden van die
knelpunten. Zo kan de noodzaak om goed taalbeleid te implementeren leiden tot relatief
hoge uitgaven voor de deskundigheidsbevordering van de leraren. Kortom, elke school
heeft te maken met omstandigheden die de beleidskeuzes bepalen bij de inzet van het
schoolbudget.
De school of het schoolbestuur is vrij in de wijze waarop diensten worden ingekocht.
Er zijn daarbij talloze mogelijkheden, van een arbeidscontract tot het tegen een vaste
prijs inkopen van diensten. In het laatste geval ontstaan geen andere verplichtingen
dan tussen beide partijen zijn overeengekomen. Er ontstaan geen verplichtingen tot
afdracht van loonbelasting en sociale premies. Wel kan over de geleverde diensten
6 of 19 procent btw verschuldigd zijn. Toch is er enige voorzichtigheid geboden. Niet
alle zelfstandigen worden door de belastingdienst en/of uitkeringsinstanties als zodanig
erkend. In een dergelijk geval kan uw zakelijke overeenkomst later worden aangemerkt
als een loondienstverhouding met alle verplichtingen die daaruit voorvloeien.
Hetzelfde geldt voor freelance werkzaamheden die mensen in loondienst naast hun dienstbetrekking
verrichten. Deze worden beschouwd als nevenwerkzaamheden. In principe hoeven daarover
geen loonbelasting en sociale premies te worden afgedragen. De belastingdienst stelt
wel strikte eisen ten aanzien van de vraag of er sprake is van nevenwerkzaamheden
dan wel van een dienstverband.
De op deze wijze ingekochte diensten moeten altijd worden betaald uit het schoolbudget,
de vergoeding voor materiële instandhouding, verzilverde fre’s en/of eigen middelen.