Richtlijnen en aanbevelingen
[Regeling vervallen per 01-01-2007]
Artikel 1. Definities
[Regeling vervallen per 01-01-2007]
Voor de toepassing van deze regeling wordt verstaan onder:
-
a)
kredietinstelling: een onder prudentieel toezicht staande kredietinstelling als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel a, onder 1°, Wtk 1992;
-
b)
Bank: De Nederlandsche Bank NV;
-
c)
elektronisch geld: elektronisch geld als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel p, Wtk 1992;
-
d)
elektronisch-geldinstelling
een kredietinstelling als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel a, onder 2°, Wtk 1992 waaraan een vergunning als bedoeld in artikel 6, eerste lid, dan wel artikel 38, eerste lid, Wtk 1992 is verleend;
-
e)
marktrisico: de bestaande of toekomstige bedreiging van vermogen en resultaat van de elektronisch-geldinstelling
als gevolg van bewegingen in marktprijzen. Het marktrisico omvat aldus het prijsrisico,
het renterisico en het valutarisico;
-
f)
prijsrisico: de bestaande of toekomstige bedreiging van vermogen en resultaat van de elektronisch-geldinstelling
als gevolg van bewegingen in het niveau of de volatiliteit van marktprijzen van effecten
en financiële instrumenten;
-
g)
regeling: deze regeling elektronisch-geldinstellingen;
-
h)
renterisico: de bestaande of toekomstige bedreiging van vermogen en resultaat van de elektronisch-geldinstelling
als gevolg van bewegingen van rentevoeten; deze bewegingen kunnen zich voordoen als
parallelle beweging en/of een verandering van de rentetermijnstructuur en een ongelijke
beweging van actief- en passiefrentes in hetzelfde looptijdsegment van de rentetermijnstructuur;
-
i)
Richtlijn: Richtlijn 2000/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 18 september 2000 betreffende de toegang
tot, de uitoefening van en het bedrijfseconomisch toezicht op de werkzaamheden van
instellingen voor elektronisch geld (PbEG L 275);
-
j)
valutarisico: de bestaande of toekomstige bedreiging van vermogen en resultaat van de elektronisch-geldinstelling
als gevolg van bewegingen van vreemde-valutakoersen.
Artikel 3. Minimum eigen vermogen
[Regeling vervallen per 01-01-2007]
-
2 Wanneer de elektronisch-geldinstelling haar werkzaamheden nog geen zes maanden uitoefent
(met inbegrip van de dag waarop zij haar werkzaamheden heeft aangevangen), is haar
eigen vermogen ten minste gelijk aan 2% van het hoogste van de volgende twee bedragen:
het lopende bedrag of het op zes maanden nagestreefde bedrag van haar totale financiële
verplichtingen die met uitstaand elektronisch geld verband houden.
Artikel 4. Toetsingsvermogen
[Regeling vervallen per 01-01-2007]
-
3 Voor de bepaling van de omvang van de elementen van het toetsingsvermogen wordt uitgegaan
van de geconsolideerde bedrijfseconomische balans, opgesteld conform het jaarrekeningrecht
voor banken als bedoeld in artikel 415 Boek 2 BW, in aanmerking genomen het in artikel 7, tweede lid, van de regeling bepaalde. De aanbevelingen van de Bank betreffende de jaarrekening
van banken als bedoeld in artikel 415 Boek 2 BW (Handboek Wtk 5001) zijn, voor zover in deze regeling niet anders is bepaald, van
overeenkomstige toepassing.
Artikel 5. Tier 1 vermogen
[Regeling vervallen per 01-01-2007]
Het bij de elektronisch-geldinstelling aanwezige tier 1 vermogen wordt verkregen door
optelling van de onder a tot en met f opgenomen posten, onder aftrek van de post onder
g:
-
a) het gestorte aandelenkapitaal, exclusief cumulatief preferente aandelen en preferente
aandelen met een vaste looptijd;
-
b) de in de (gepubliceerde) jaarrekening gepresenteerde agioreserve, wettelijke reserve,
statutaire reserve en overige reserves, met uitzondering van de herwaarderingsreserves;
-
c) het saldo van de winst- en verlies-rekeningen van het lopende jaar;
-
d) het saldo van de winst- en verlies-rekeningen van de voorgaande jaren;
-
e) het saldo van het fonds voor algemene bankrisico's;
-
f) het belang van derden, tenzij:
de Bank bepaalt dat in geval van belangrijke overkapitalisatie dit geheel of ten dele
buiten de berekening van het aanwezige tier 1 vermogen moet worden gelaten;
- de via geconsolideerde groepsmaatschappijen van de elektronisch-geldinstelling aangetrokken
vermogenselementen de kenmerken bezitten van tier 2 of lager gekwalificeerd vermogen
en in de geconsolideerde opstelling neerslaan als belang van derden;
-
g) de immateriële activa.
Artikel 6. Tier 2 vermogen
[Regeling vervallen per 01-01-2007]
Het bij de elektronisch-geldinstelling aanwezige tier 2 vermogen wordt verkregen door
optelling van de onder a tot en met c opgenomen posten:
-
a) de cumulatief preferente aandelen met onbepaalde looptijd voor zover deel uitmakend
van het gestorte kapitaal of het belang van derden;
-
b) de herwaarderingsreserves;
-
c) de daadwerkelijke gestorte bedragen op grond van schuldtitels met onbepaalde looptijd
en andere financieringsinstrumenten die aan de volgende voorwaarden voldoen:
-
- de schuldtitels en financieringsinstrumenten kunnen niet worden terugbetaald op initiatief
van de houder of zonder voorafgaande toestemming van de toezichthoudende autoriteit;
-
- de aan de schuldtitels of financieringsinstrumenten ten grondslag liggende schuldovereenkomst
bepaalt dat de elektronisch-geldinstelling de betaling van rente over de schuld mag
uitstellen;
-
- de vorderingen van de leninggever op de leningnemende elektronisch-geldinstelling
zijn volledig achtergesteld bij die van alle niet-achtergestelde crediteuren;
-
- de documenten inzake de uitgifte van de schuldtitels bepalen, dat schuld en niet-betaalde
rente kunnen worden gebruikt om verliezen op te vangen, terwijl de elektronisch-geldinstelling
haar werkzaamheden kan voortzetten.
Artikel 7. Beleggingsbeperkingen
[Regeling vervallen per 01-01-2007]
-
3 De Bank kan de elektronisch-geldinstelling ontheffing verlenen van het in het eerste
lid bepaalde. Een zodanige ontheffing wordt slechts verleend indien de totale financiële
verplichtingen die met uitstaand elektronisch geld verband houden, niet meer volledig
worden gedekt door de waarde van de in het eerste lid bedoelde activa. De ontheffing
kan bepalen dat, gedurende een beperkte periode, de elektronisch-geldinstelling ook
in andere dan de in het eerste lid bedoelde activa kan beleggen tot maximaal de laagste
van de volgende twee bedragen: 5% van de totale financiële verplichtingen die met
het uitstaand elektronisch geld verband houden of 5% van het totale eigen vermogen
van de elektronisch-geldinstelling.
Artikel 8. Aanvullende beleggingsbeperkingen
[Regeling vervallen per 01-01-2007]
De maximale omvang van de beleggingen als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onder c en d, wordt vastgesteld op twintigmaal het eigen vermogen van de elektronisch-geldinstelling.
Artikel 9. Grote-postenregeling
[Regeling vervallen per 01-01-2007]
Op de beleggingen als bedoeld in artikel 7, eerste lid, is, tenzij anders bepaald in het kader van deze regeling, de grote-postenregeling
voor kredietinstellingen, onderdeel 4081 van het Handboek Wtk, van toepassing, met
de volgende uitzonderingen:
-
- de regeling op basis waarvan een overschrijding van de limiet is toegestaan voor handelsposities
is niet van toepassing;
-
- de elektronisch-geldinstelling mag geen risico's aangaan ten aanzien van ondernemingen,
instellingen of personen die controle uitoefenen op de elektronisch-geldinstelling
zelf.
Artikel 10. Spreidingseisen
[Regeling vervallen per 01-01-2007]
-
1 De maximale omvang van de door de elektronisch-geldinstelling bij één kredietinstelling
aan te houden beleggingen als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onder c en d, wordt vastgesteld op 25% van haar totale financiële verplichtingen die met uitstaand
elektronisch geld verband houden.
Artikel 11. Liquiditeit van de beleggingen
[Regeling vervallen per 01-01-2007]
Door de elektronisch-geldinstelling gehouden beleggingen worden uitsluitend als voldoende
liquide aangemerkt voor zover het betreft beleggingen in 'direct in geld opvraagbare
activa' dan wel beleggingen in activa:
-
a) waarvoor door een erkende beurs dan wel door verschillende, niet gelieerde, professionele
marktparticipanten regelmatig en minimaal dagelijks laat- en biedprijzen worden afgegeven;
-
b) die regelmatig worden verhandeld;
-
c) waarvan de verkoop of belening op dagelijkse termijn kan plaatsvinden;
-
d) waarvan de opbrengstwaarde dan wel de beleningswaarde niet materieel wordt beïnvloed
door de omvang of de snelheid van respectievelijk de verkoop of de belening;
-
e) waarvan de liquiditeit ten minste gelijkwaardig is aan uitzettingen bij centrale overheden
van Zone A-landen; en
-
f) waarvan de settlement in de markt waar de desbetreffende activa worden verhandeld,
plaatsvindt volgens een vaste en niet onderhandelbare tijdtabel.
Artikel 12. Beperking marktrisico's
[Regeling vervallen per 01-01-2007]
-
2 Voor het beperken van marktrisico's komen uitsluitend in aanmerking voldoende liquide,
op rente en wisselkoersen betrekking hebbende afgeleide, aan een erkende beurs genoteerde
financiële instrumenten, waarvoor dagelijkse margevereisten gelden, of wisselkoerscontracten
met een oorspronkelijke looptijd van 14 dagen of minder, waarbij de tegenpartij een
in een Zone A-land gevestigde kredietinstelling of erkende effecten-instelling is.
-
3 Als voldoende liquide instrumenten in de zin van het tweede lid worden uitsluitend
aangemerkt de instrumenten die voldoen aan de in artikel 11 opgenomen vereisten.
Het in artikel 12 van de regeling bepaalde strekt ter implementatie van artikel 5, derde en vierde lid, van de richtlijn. De voorgeschreven zorg voor het beperken van de marktrisicos (en
dus ook voor de rente-, prijs- en valutarisis) geldt voor alle beleggingen van de
elektronisch-geldinstelling en dus niet enkel voor de in artikel 7 bedoelde beleggingen.
Artikel 13. Beperking renterisico's
[Regeling vervallen per 01-01-2007]
Artikel 14. Beperking prijsrisico's
[Regeling vervallen per 01-01-2007]
-
2 De Bank kan, indien de elektronisch-geldinstelling ten genoegen van de Bank aantoont
dat zij beschikt over een surplus aan toetsingsvermogen en een adequaat risicomanagement,
aan de elektronisch-geldinstelling ontheffing verlenen van het in het eerste lid bepaalde.
Artikel 15. Beperking valutarisico's
[Regeling vervallen per 01-01-2007]
-
2 De elektronisch-geldinstelling die ten genoegen van de Bank aantoont dat zij beschikt
over een toetsingsvermogen dat ten minste gelijk is aan 3% van haar totale financiële
verplichtingen die met uitstaand elektronisch geld verband houden, is niet gehouden
eventuele valutarisico's volledig af te dekken, onder de volgende voorwaarden:
-
a) het door de elektronisch-geldinstelling berekende valutarisico is gelijk aan 8% van
de totale netto open positie in valuta's. De totale netto open positie in valuta's
wordt berekend volgens de methode zoals die van toepassing is in het kader van de
solvabiliteitstoetsing van kredietinstellingen, Handboek Wtk, onderdeel 4022; en
-
b) het berekende valutarisico is kleiner of gelijk aan het toetsingsvermogen van de elektronisch-geldinstelling,
voor zover dat de grens van 3% van haar totale financiële verplichtingen die met uitstaand
elektronisch geld verband houden te boven gaat.
Artikel 16. Liquiditeitseisen
[Regeling vervallen per 01-01-2007]
-
2 De elektronisch-geldinstelling houdt ten minste 20% van de in het eerste lid bedoelde
verplichtingen aan in de vorm van direct opvraagbare deposito's dan wel onherroepelijke
stand-by faciliteiten bij kredietinstellingen gevestigd in G10- of EU-landen, of in
de vorm van direct bij de centrale banken beleenbaar papier tegen de beleningswaarde.
Artikel 17. Eisen aan de organisatie en beheersing van bedrijfsprocessen
[Regeling vervallen per 01-01-2007]
Voor zover in deze regeling niet anders is bepaald, zijn de richtlijnen en aanbevelingen
van de Bank met betrekking tot de administratieve organisatie, met inbegrip van de
financiële administratie en interne controle, van kredietinstellingen van overeenkomstige
toepassing op de administratieve organisatie van de elektronisch-geldinstelling.
Artikel 18. Informatie-inwinning door de Bank
[Regeling vervallen per 01-01-2007]
Voor zover in deze regeling niet anders is bepaald, zijn de richtlijnen en aanbevelingen
van de Bank met betrekking tot de informatie-inwinning bij kredietinstellingen van
overeenkomstige toepassing op de informatie-inwinning bij de elektronisch-geldinstelling.
Artikel 19. Evaluatiebepaling
[Regeling vervallen per 01-01-2007]
De Bank stelt uiterlijk op 31 december 2003 een verslag op van de toepassing van deze
regeling. Het verslag wordt ter kennis gesteld aan de representatieve organisatie
voor elektronisch-geldinstellingen en gepubliceerd op de website van de Bank.
Artikel 20. Inwerkingtreding
[Regeling vervallen per 01-01-2007]
De regeling treedt in werking met ingang van de dag waarop het bij Koninklijke boodschap
van 18 januari 2002 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Wet toezicht
kredietwezen 1992 in verband met de invoering van het bedrijfseconomisch toezicht
op instellingen voor elektronisch geld (Kamerstukken II, 2001/2002 nr. 28 189, nr
1), nadat het tot wet is verheven, in werking treedt. De in de bijlage bij de regeling opgenomen samenhangende wijzigingen in andere regelgeving van de
Bank treden gelijktijdig in werking. Indien de Staatscourant waarin de regeling wordt
geplaatst, wordt uitgegeven na het moment waarop het voornoemde, bij Koninklijke boodschap
van 18 januari 2002 ingediende voorstel van wet in werking treedt, treden de regeling
en de in de bijlage opgenomen wijzigingen in werking met ingang van de tweede dag na dagtekening van
de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt zij terug tot het moment van
inwerkingtreding van de hiervoor bedoelde wet.