Aanpassing legalisatie en verificatie buitenlandse bewijsstukken betreffende de staat van personen

Geraadpleegd op 05-05-2024.
Geldend van 01-04-2001 t/m heden

Aanpassing legalisatie en verificatie buitenlandse bewijsstukken betreffende de staat van personen

Aan: de ambtenaren van de burgerlijke stand en de ambtenaren van de gemeentelijke basisadministratie

Hierbij deel ik u, mede namens de Ministers van Buitenlandse Zaken en voor Grote Steden- en Integratiebeleid mee, dat in verband met de inwerkingtreding van de Vreemdelingenwet 2000 op 1 april 2001, onderdeel 2.4, onder a tot en met d (blz. 3 en 4) van de genoemde circulaire met ingang van 1 april 2001 vervangen wordt door de hierna volgende tekst:

Voorts is er aanleiding om een vreemdeling behorende tot een van de hierna onder a, b, c of d genoemde categorieën vrij te stellen van het legalisatievereiste, indien betrokkene bezwaar maakt tegen legalisatie.

De reden hiervoor is dat het in deze gevallen onverantwoord is de betrokkene te verplichten contact op te nemen met de autoriteiten van het land van herkomst. Indien er twijfel bestaat omtrent de vraag of de betrokkene behoort tot een van de hierna genoemde categorieën, dient er contact opgenomen te worden met de desbetreffende vreemdelingendienst.

a. Verblijfsvergunning asiel voor onbepaalde tijd

De betrokkene is in het bezit van een verblijfsvergunning asiel voor onbepaalde tijd op grond van artikel 33 van de Vreemdelingenwet 2000, hetgeen blijkt uit zijn verblijfsdocument (verblijfsdocument IV). Hierbij zij aangetekend dat in het geval van naturalisatie van de betrokkene tot Nederlander er niet van uitgegaan mag worden dat de betrokkene door het enkele feit van de naturalisatie nadien niets meer te vrezen heeft van de autoriteiten van het land waar hij oorspronkelijk vandaan komt.

Per geval zal moeten worden bezien of er nog gronden voor bezwaar tegen legalisatie van stukken aanwezig zijn.

b. Verblijfvergunning asiel voor bepaalde tijd

De betrokkene is in het bezit van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd op grond van artikel 28 van de Vreemdelingenwet 2000, hetgeen blijkt uit zijn verblijfsdocument (verblijfsdocument III). De betrokkene is vrijgesteld van het paspoortvereiste.

c. Verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd

De betrokkene is in het bezit van een geldige verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd (verblijfsdocument I) op grond van artikel 14 van de Vreemdelingenwet 2000, hetgeen blijkt uit zijn verblijfsdocument (verblijfsdocument I) en op grond van artikel 3.72 jo. 3.83 van het Vreemdelingenbesluit 2000 vrijgesteld van het paspoortvereiste.

Een en ander blijkt niet uit het verblijfsdocument, maar staat aangetekend in de begeleidende brief bij de beschikking op grond waarvan de betrokkene verblijf is verleend. Indien de betrokkene stelt van het paspoortvereiste te zijn vrijgesteld, kan hem verzocht worden de begeleidende brief over te leggen, dan wel kan de vrijstelling van het paspoortvereiste worden geverifieerd bij de vreemdelingendienst.

d. In procedure

De betrokkene heeft een verzoek ingediend tot verlening van een verblijfsvergunning om redenen van asiel, hetgeen blijkt uit het identiteitsbewijs asielzoeker (document W) en op dit verzoek is nog niet tot in de hoogste instantie beslist, terwijl vaststaat dat de betrokkene de beslissing inzake zijn verzoek in Nederland mag afwachten. Of er nog een vreemdelingenrechtelijke procedure loopt, blijkt uit het Vreemdelingen Administratie Systeem (VAS), dan wel uit de gba.

Voor het overige blijft de circulaire onverkort van kracht.

De

Staatssecretaris

van Justitie,

N.A. Kalsbeek

Naar boven